Home

Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (2007/2212(INI))

Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (2007/2212(INI))

29.10.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 259/22


Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie

P6_TA(2008)0169

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (2007/2212(INI))

(2009/C 259 E/05)

Het Europees Parlement,

gezien zijn aanbeveling van 15 december 2004 aan de Raad en de Europese Raad betreffende de Europese strategie inzake drugsbestrijding (2005-2012)(1),

gezien het Groenboek van de Commissie van 26 juni 2006 over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de Europese Unie (COM(2006)0316),

gezien het op 18 april 2007 gepubliceerde verslag over het resultaat van de openbare raadpleging die in het kader van bovengenoemd groenboek is gehouden(2),

gelet op Titel VI van het EU-Verdrag, en met name artikel 29 en artikel 31, lid 1, onder e) daarvan,

gezien de internationale, Europese en nationale instrumenten ter bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, en met name de bescherming van het recht op leven en gezondheid,

gelet op het Enkelvoudig Verdrag van de VN inzake verdovende middelen van 30 maart 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van Genève van 25 maart 1972, en de VN-Verdragen inzake psychotrope stoffen van 21 februari 1971, en inzake de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 19 december 1988,

gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 over het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving(3) — die een herschikking van de eerdere wetgeving is,

gezien het jaarverslag 2007 van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving(4),

gelet op Besluit nr. 1150/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 september 2007 tot vaststelling van het specifieke programma „Drugspreventie en -voorlichting” voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemene programma „Grondrechten en justitie”(5) en met name de artikelen 2 tot en met 7 daarvan,

gezien het werkdocument van de Commissie Voortgangsverslag 2006 over de tenuitvoerlegging van het EU-drugsactieplan (2005-2008) van 21 december 2006 (SEC(2006)1803),

gezien de mededeling van de Commissie van 10 december 2007 over het voortgangsverslag 2007 over de tenuitvoerlegging van het EU-drugsactieplan (2005-2008) (COM(2007)0781),

gezien het EU-drugsactieplan (2005-2008) dat de Raad in juni 2005 heeft aangenomen(6),

gelet op Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen(7),

gezien de EU-drugsstrategie (2005-2012) die door de Europese Raad van 16-17 december 2004 werd onderschreven(8),

gezien Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren(9),

gezien de beleidsverklaring over drugs en de resoluties die zijn aangenomen tijdens de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de VN (SAVVN) van 8 en 10 juni 1998,

gezien de activiteiten van de VN, en met name de 51ste zitting van de Commissie verdovende middelen, die van 10 tot en met 14 maart 2008 in Wenen plaatsvond(10),

gezien het Witboek over Europese governance (COM(2001)0428) en de mededelingen van de Commissie „Naar een krachtige cultuur van raadpleging en dialoog — Voorstel inzake algemene beginselen en minimumnormen voor raadpleging van de betrokken partijen door de Commissie” (COM(2002)0704) en „Strategische doelstellingen 2005 — 2009, Europa 2010: een partnerschap voor Europese vernieuwing, welvaart, solidariteit en veiligheid” (COM(2005)0012),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0073/2008),

A.

overwegende dat het zaak is een diepgaandere dialoog te stimuleren tussen de verschillende organisaties van het maatschappelijk middenveld (op transnationaal, nationaal, regionaal en plaatselijk niveau) op Europees niveau, ter verbetering van het formuleren, uitvoeren en evalueren van de besluiten op het gebied van het drugsbeleid, zowel op het niveau van de lidstaten als op EU-niveau,

B.

overwegende dat de organisatie op Europees niveau van actoren uit het maatschappelijk middenveld een duidelijke toegevoegde waarde heeft ten opzichte van nationale, regionale en lokale organisaties van het maatschappelijk middenveld,

C.

overwegende met name dat de ervaring van het maatschappelijk middenveld een belangrijke bijdrage kan leveren aan specifieke aspecten van het drugsbeleid zoals preventie, voorlichting, hulp voor degenen die hun verslaving te boven proberen te komen en sociale integratie,

D.

overwegende dat de strategie van de Europese Unie op drugsgebied (2005-2012) als prioritaire doelstelling een correcte voorlichting en de versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld met betrekking tot drugs heeft,

E.

overwegende dat het Groenboek over de rol van het maatschappelijk middenveld in het drugsbeleid van de EU en het opzetten van het drugsforum van het maatschappelijk middenveld een eerste concrete stap vormen op weg naar de verwezenlijking van deze doelstelling,

F.

overwegende dat het idee van thematische koppeling van bestaande netwerken door de meeste organisaties die op de raadpleging door de Commissie hebben gereageerd, zeer positief is ontvangen,

G.

overwegende dat een betere synergie tussen het maatschappelijk middenveld en de instellingen en organen van de EU van belang is om een relatie van permanente raadpleging tot stand te brengen en de uitwisseling van informatie en beste praktijken te stimuleren, met speciale aandacht voor wetenschappelijke bijdragen,

H.

overwegende dat de actie en het opwaarderen van de rol van de maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met de samenwerking met derde landen en de bevordering van alternatieve en duurzame strategieën voor het drugsvraagstuk, van fundamenteel belang zijn,

I.

overwegende dat een open medium als het Internet zou moeten worden betrokken bij elke voorgestelde structuur voor een dialoog of raadplegingen over specifieke onderwerpen via geselecteerde netwerken, ondersteund door een openbare raadpleging van alle geïnteresseerde belanghebbenden,

J.

overwegende dat de belangrijke rol die het maatschappelijk middenveld hierbij kan spelen aanvullend en versterkend van aard moet zijn ten opzichte van de aanzienlijke verantwoordelijkheid van de lidstaten en internationale organisaties om samen te werken in de strijd tegen de productie van en handel in drugs, zoals ook het geval is bij de bestrijding van terrorisme,

K.

overwegende dat een sterkere betrokkenheid van de EU-instellingen bij het maatschappelijk middenveld op het gebied van het drugsbeleid hen zou helpen bij een juiste beoordeling van de huidige strategieën,

L.

overwegende dat de term „drugs” bedoeld is om verdovende middelen en psychotrope stoffen aan te duiden, zoals bedoeld in bovengenoemde VN-verdragen,

M.

overwegende dat het gebruik van drugs specifieke gezondheidsrisico's kan opleveren voor jonge meisjes en vrouwen, met name bij de zwangerschap of de overdracht van HIV/AIDS,

N.

overwegende dat er meestal meer mannen dan vrouwen aan behandelingsprogramma's deelnemen en dat vrouwen ongeveer 20 % uitmaken van degenen die op dit moment in de EU met drugsbehandelingsprogramma's beginnen,

O.

overwegende dat er grote verschillen in niveaus en patronen van het drugsgebruik tussen mannen en vrouwen zijn geconstateerd; overwegende dat onderzoek belangrijke genderverschillen aantoont bij een reeks fysiologische en psychosociale factoren die in verband worden gebracht met de ontwikkeling van de verslaving, het nemen van risico's en het zoeken naar hulp,

1. erkent de fundamentele rol van maatschappelijke organisaties bij de ondersteuning van de ontwikkeling, vastlegging, uitvoering, evaluatie en controle van het drugsbeleid; onderstreept vooral de meerwaarde in de vorm van hun ervaring in het veld, hun innovatief vermogen en hun potentieel op het gebied van uitwisseling van informatie en beste praktijken, die wetenschappelijk getest zijn en door de concrete toepassing van het drugsbeleid gestaafd zijn;

2. dringt er bij de regeringen van alle lidstaten, niet-gouvernementele organisaties, het maatschappelijk middenveld, ouderverenigingen en vakverenigingen op aan intensieve voorlichtingscampagnes te voeren over onderwerpen als:

de risico's en schade aan de fysieke en geestelijke gezondheid die door drugs worden aangericht, vooral bij jonge vrouwen, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en kinderen;

de gezondheid van de moeder en de gevolgen van het gebruik van drugs door de moeder voor het ongeboren kind;

de behandeling van verslaafde minderjarigen en delinquenten;

de steun aan ouders met kinderen die drugs gebruiken;

3. erkent dat kerken en religieuze gemeenschappen in de strijd tegen drugs zeer actief zijn geweest en bij het formuleren, uitvoeren en evalueren van drugsbeleid zou dus met hun ervaringen rekening moeten worden gehouden;

4. dringt aan op de versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van een drugsbeleid met een Europese aanpak, wat toch het voornaamste doel van de drugsstrategie van de Europese Unie voor de periode 2005-2012 is,

5. benadrukt de belangrijke rol die het Internet speelt bij het verzekeren van een transparante en coherente wijze van uitwisseling van informatie over de uitvoering en ontwikkeling van de drugsstrategie van de EU voor 2005-2012, waardoor de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld (met inbegrip van gebruikers en gemeenschapsgroepen) bij de uitvoering van het bovenvermelde actieplan wordt bevorderd en gegarandeerd — op alle niveaus en in het drugsforum van het maatschappelijk middenveld — waardoor de toegang tot en effectiviteit van preventieprogramma's wordt verbeterd en er meer bewustwording wordt gecreëerd;

6. onderstreept het fundamentele partnerschap met de media, met inbegrip van de elektronische media, bij de verspreiding van wetenschappelijke informatie over de risico's van drugsgebruik voor de fysieke en geestelijke gezondheid, met name bij jonge en zwangere vrouwen; moedigt de media aan belangrijke partners te worden in de strijd tegen drugs op grond van hun invloed op jongere generaties;

7. is verheugd over de tenuitvoerlegging van het specifieke programma „Drugspreventie en -voorlichting” voor de periode 2007-2013 en wijst erop dat de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering en ontwikkeling van de drugsstrategie van de Europese Unie voor de periode 2005-2012 een specifieke doelstelling van dit programma is,

8. betreurt de achterstand die is ontstaan bij de uitbetaling van de in het kader van het programma ter beschikking gestelde financiële middelen,

9. verzoekt de Commissie zich ervan te vergewissen dat in de nieuwe gezondheidsstrategie voor 2008-2013 rekening wordt gehouden met de uiteenlopende gevolgen van drugs voor vrouwen, met name bij de financiering van voorlichtingsprogramma's tegen drugs gevoerd door maatschappelijke organisaties;

FORUM — structurele dimensie

10. onderstreept het belang van het instellen van het drugsforum van het maatschappelijk middenveld als eerste stap op weg naar een concretere en constructievere betrokkenheid van de Europese maatschappelijke organisaties bij de dynamiek van de EU inzake het beleid ter voorkoming en bestrijding van drugsgebruik;

11. betreurt het feit dat het proces voor de selectie van deelnemers aan het drugsforum van het maatschappelijk middenveld door een aantal organisaties wordt bekritiseerd vanwege zijn gebrek aan transparantie en doet een beroep op de Commissie om oplossingen voor dit probleem in overweging te nemen, en hoopt dat uitbreiding van het forum in de toekomst op een transparantere wijze tot stand komt;

12. is van mening dat het drugsforum van het maatschappelijk middenveld niet selectief moet zijn, maar eerder voor velen zou moeten openstaan en dat het op evenwichtige wijze een breed spectrum aan meningen zou moeten vertegenwoordigen;

13. herinnert aan het feit dat het drugsforum van het maatschappelijk middenveld niet tot doel heeft een assemblee in het leven te roepen als platform voor verscheidene ideologieën, maar om een dialoog en directe contacten te onderhouden met organisaties die in de frontlinie staan in de strijd tegen drugs, zowel op het gebied van preventie als van rehabilitatie, en om over een praktisch instrument te beschikken ter ondersteuning van het uitwerken en toepassen van beleid ter voorkoming en bestrijding van drugsgebruik op basis van succesvolle ervaringen en een analyse van de grensoverschrijdende problemen binnen de EU ten gevolge van verschillen in nationale wetgeving, met name in grensregio's;

14. verzoekt de lidstaten beste praktijken in de strijd tegen drugs en bij de preventie en voorlichting van kinderen en jongeren uit te wisselen en om in samenwerking met vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld de ontwikkeling ervan te stimuleren;

15. betreurt de geringe deelneming van representatieve organisaties uit de nieuwe lidstaten aan dit forum; onderstreept de noodzaak van een bewustmaking en een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld uit de nieuwe lidstaten in het licht van het belang van deze landen in een grotere EU;

16. betreurt het dat aan het eerste, in december 2007 georganiseerde drugsforum voor het maatschappelijk middenveld niet werd deelgenomen door niet-gouvernementele nationale en transnationale netwerken die vooral organisaties van vrouwen, moeders en jonge meisjes vertegenwoordigen, alsmede organisaties op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten; doet een beroep op de Commissie de deelneming van dergelijke organisaties actief aan te moedigen, alsmede van andere organisaties die over een waardevolle ervaring met drugs en drugsmisbruik beschikken ten einde op grote schaal toegankelijke en gespecialiseerde diensten aan te bieden;

17. steunt de Commissie in haar inspanningen om een rol te vinden voor het drugsforum van het maatschappelijk middenveld in de Europese aanpak van drugs ten einde de uiteindelijke doelstellingen van de raadpleging ervan vast te leggen;

18. is van mening dat het drugsforum van het maatschappelijk middenveld moet beschikken over een duidelijk mandaat, duidelijk vastgestelde agenda's, transparante procedures en uitvoerbare werkplannen, en dat het daadwerkelijk een inbreng in het beleidsvormingsproces moet hebben;

19. hoopt dat de dialoog met het maatschappelijk middenveld een tastbare invloed op de Europese besluitvorming zal hebben; is derhalve van oordeel dat het maatschappelijk middenveld een officiële status moet krijgen in verband met de doelstellingen die in de EU-drugsstrategie voor de periode 2005-2012 zijn vastgelegd en met toekomstige initiatieven, onder andere middels:

participatie van het forum, samen met andere onafhankelijke organen, in de evaluatie van het actieplan voor de periode 2005-2012, die de Commissie in 2008 zal laten plaatsvinden;

diepgaandere en transparantere betrekkingen met de lidstaten met het oog op een daadwerkelijke samenwerking tussen het forum en de lidstaten;

permanente aanwezigheid van het forum tijdens vergaderingen van het voorzitterschap van de EU met de nationale coördinatoren op het gebied van drugsproblematiek;

permanente contacten met het Parlement, en een door het Parlement georganiseerde jaarlijkse conferentie met het forum, andere betrokken groeperingen en de EU-instellingen die actief zijn op het gebied van drugs, alsmede een evaluatie van de bereikte resultaten;

een sterke synergie tussen de activiteiten van het forum en die van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD), dat een deel van zijn jaarverslag aan de activiteiten van het maatschappelijk middenveld van de EU zou kunnen wijden;

20. verzoekt het Europees Drugswaarnemingscentrum statistische gegevens te verzamelen over het drugsgebruik door vrouwen in de Europese Unie, de ontwikkeling van dit gebruik te analyseren en rekening te houden met de uiteenlopende gevolgen voor mannen en vrouwen in het kader van zijn jaarverslag teneinde een betere informatievoorziening en een betere bewustwording van het maatschappelijk middenveld in Europa te waarborgen;

21. moedigt thematische koppeling van bestaande netwerken aan, hetzij in de marge van het drugsforum van het maatschappelijk middenveld, hetzij in de vorm van werkgroepen of subgroepen die in het kader hiervan opereren;

22. dringt erop dat de EU middelen uittrekt, die zijn onderworpen aan begrotingscontrole, ter ondersteuning van de activiteiten van het maatschappelijke middenveld van de EU in verband met de lopende projecten en de toekomstige initiatieven op dit gebied;

23. moedigt de lidstaten aan, waar mogelijk, voorzieningen voor overheidsfinanciering ook beschikbaar te stellen voor diensten van professionele maatschappelijke organisaties, met inachtneming van passende kwaliteitsnormen, niet alleen voor sociale of gezondheidsdiensten, maar ook voor hulp ter beperking van nadelige gevolgen en laagdrempelige hulpverlening; meent dat deze diensten aldus volgens planning en duurzaam zullen kunnen werken en dat ze aan kwaliteitsnormen kunnen voldoen;

24. onderstreept hoe belangrijk het is dat de samenleving economische middelen reserveert voor steun aan vrijwilligersorganisaties en ouderverenigingen die zich inzetten in de strijd tegen drugsmisbruik, vooral onder jongeren;

Maatschappelijk middenveld — de interne dimensie

25. onderstreept het belang van de actie van het maatschappelijk middenveld bij de verwezenlijking van de doelstellingen die in de drugsstrategie van de Europese Unie voor de periode 2005-2012 zijn afgebakend op het stuk van maatregelen voor de preventie, de voorlichting, het beheer van de met de verslaving verband houdende problemen en het toezicht op de correcte uitvoering van deze maatregelen;

26. dringt erop aan dat de betrokkenen op het niveau van de EU en op het niveau van de lidstaten, meer aandacht besteden aan de vernieuwende aspecten die de ervaring van het maatschappelijk middenveld kan bieden bij de verwezenlijking van de drugsstrategie van de Europese Unie voor de periode 2005-2012, met name ten aanzien van algemene bewustmakingsinitiatieven, maatregelen tot beperking van de nadelige gevolgen, steun voor mensen die hun verslaving te boven proberen te komen en het beleid inzake sociale integratie;

27. acht het belangrijk de dialoog op EU-niveau met organisaties van drugsgebruikers te versterken als een noodzakelijk aspect om de uitdagingen van de sociale reïntegratie te kunnen aangaan en steun te verlenen aan mensen die hun verslaving te boven proberen te komen;

28. roept de Commissie en de lidstaten op — in samenwerking met het maatschappelijk middenveld — gelijke toegang tot de programma's, het bereiken van verborgen of gemarginaliseerde bevolkingsgroepen en werken aan capaciteitsvorming te bevorderen — teneinde duurzaamheid en effectiviteit in de tenuitvoerlegging van de programma's mogelijk te maken;

29. roept de Commissie en de lidstaten op initiatieven uit het maatschappelijk middenveld te bevorderen, die zijn gericht op:

betere preventie en voorlichting op het gebied van de risico's van het gebruik van drugs en psychotrope stoffen op de werkplek en onder jongeren;

behandeling van drugsverslaafden in de gevangenis;

invoering van gedetailleerde preventieplannen ter bestrijding van het gebruik van drugs en psychotrope stoffen in stedelijke risicowijken, vooral onder jongeren, met hulp van sociale organisaties en vakbonden, op zodanige wijze dat aan de fysieke en psychische behoeften in deze wijken tegemoet wordt gekomen;

organiseren van voorlichting- en preventiecampagnes over drugs en de schadelijke gevolgen daarvan voor de gezondheid en het sociale leven, in samenwerking met organisaties van ouders, studenten en leraren, en met wetenschappers, op scholen opdat verschillende bevolkingsgroepen kunnen worden bereikt;

uitvoering van maatregelen ter beperking van nadelige gevolgen door middel van straatwerk, ook in de achterstandswijken van kleinere en grotere steden;

ontwikkeling en invoering van speciale herintegratieprogjecten voor straatkinderen en sociaal zwakkere gezinnen;

30. wijst erop dat steeds meer de vrees bestaat dat vrouwen wellicht geen toegang tot zorg krijgen wegens een gebrek aan sociale en economische steun en vooral hun verplichtingen op het vlak van de kinderverzorging, factoren waarvan gebleken is dat ze vrouwen ervan kunnen afhouden van de diensten voor anti-drugsbehandeling gebruik te maken; wijst er ook op dat diensten met kinderzorgfaciliteiten in vergelijking met diensten zonder deze voorzieningen vaak een groter aandeel vrouwen onder hun cliënten tellen;

31. verzoekt de Commissie en de lidstaten om bijzondere aandacht te besteden aan grensregio's, die veelal geconfronteerd worden met de effecten van verschillen in nationale wetgeving inzake drugs;

32. steunt de maatschappelijke organisaties in hun zeer bewuste strijd tegen het gebruik van drugs en derivaten door minderjarigen;

33. verzoekt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten om een studie te verrichten naar de gevolgen van het antidrugsbeleid en na te gaan of het effectief was, en of, en in welke mate met dit beleid grenzen zijn overschreden en individuele rechten zijn geschonden;

34. benadrukt dat drugsmaatregelen gebaseerd moeten zijn op betrouwbaar wetenschappelijk bewijs, verkregen in samenwerking met het maatschappelijk middenveld in aan drugs gerelateerd onderzoek, in de wetenschap dat er behoefte is aan ontwikkeling van op onderzoek gebaseerd, door feiten gestaafd beleid en de uitvoering van op bewijs gebaseerde activiteiten, met inbegrip van die welke schade voor de gezondheid voorkomen en beperken;

35. verzoekt de lidstaten gemeenschappelijke activiteiten en gemeenschappelijke uitvoerende diensten tussen rechtshandhavingsinstanties en maatschappelijke organisaties te bevorderen, vooral op het niveau van lokale gemeenschappen;

Maatschappelijk middenveld — de externe dimensie

36. erkent het belang van de rol van het maatschappelijk middenveld voor de externe dimensie van het Europese drugsbeleid en waardeert het feit dat de EU wereldwijd een voortrekkersrol in de drugsbestrijding vervult voor wat betreft de financiering van externe programma's en acties;

37. dringt erop aan een externe Europese strategie uit te werken en te steunen die een duurzame, tastbare en praktische uitwerking heeft op de situatie in de regio's waar de grondstoffen voor drugs worden geproduceerd;

38. onderstreept de ervaring van de Europese organisaties die zich bezighouden met de omschakeling van de plaatselijke teelt op therapeutische en medische producten, maar wijst er tegelijkertijd op dat een dergelijke teelt voortdurend aan de striktste controle onderworpen moet zijn;

39. verzoekt de Commissie en de lidstaten onderzoek te doen naar mogelijkheden tot samenwerking met maatschappelijke organisaties van de EU die zich inzetten voor de productie van stoffen uit cocabladeren, uitsluitend voor legaal gebruik, als een manier om doelmatig bij te dragen aan de internationale bestrijding van de drugshandel door de grondstoffen voor drugs aan de handel te onttrekken, waarbij wel het veilig gebruik van dergelijke stoffen moet worden gegarandeerd;

40. verzoekt de Commissie en de lidstaten om zijn aanbeveling aan de Raad van 25 oktober 2007 inzake de productie van opium voor medisch gebruik in Afghanistan(11) op te volgen en de initiatieven van het maatschappelijk middenveld te steunen voor samenwerking met drugsproducerende landen inzake drugsbestrijding en de mogelijke effecten ervan voor het democratiseringsproces in die landen; onderstreept het belang van het bevorderen van bijvoorbeeld proefprojecten zoals „papaver voor medicijnen”, die erop gericht zijn om een gedeelte van de bestaande illegale papaverteelt te laten overschakelen op de industriële productie van legale op opium gebaseerde pijnstillers en na te gaan welke voordelen het toekennen van vergunningen voor de papaverteelt voor medisch gebruik kan opleveren, op welke wijze dit mogelijk is en welke controles onder toezicht van de VN hiervoor nodig zijn;

41. roept de Commissie op samen met het maatschappelijk middenveld de mogelijkheden te onderzoeken voor de strijd tegen illegale papaverplantages in Afghanistan door middel van besproeiing met middelen die niet schadelijk voor mens, dier of milieu zijn;

42. verzoekt de Commissie en de lidstaten gebruik te maken van de samenwerking met wetenschappelijke instituten van de lidstaten, wetenschappelijke organisaties en medische expertise alsmede onderzoekscentra, verenigingen, gespecialiseerde instituten en maatschappelijke organisaties die in de afgelopen jaren een referentiepunt vormden voor beleidsmaatregelen met het oog op de bestrijding van de drugshandel, voor analyses van de geopolitieke situatie en de economische stromen die voortkomen uit de internationale handel in verdovende middelen;

43. acht het belangrijk de samenwerking van de verenigingen van de EU met internationale netwerken van verenigingen die werkzaam zijn op het gebied van drugs te bevorderen ten einde de uitwisseling van ervaring en informatie te stimuleren;

44. wijst op de ervaringen van het Comité van NGO's inzake verdovende middelen in Wenen, een comité van vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld bij het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC), en hoopt dat de toekomstige activiteiten van een dergelijke Comité zullen worden gekenmerkt door een verdere participatie van organisaties en individuen, indachtig voorstellen zoals Beyond 2008, dat vooral tot doel heeft de rol van het maatschappelijk middenveld te bevorderen bij de tienjaarlijkse herziening van de parameters die in 1998 zijn vastgelegd tijdens de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (SAVVN) over verdovende middelen; stelt voor een analoge raadpleging in te stellen tussen de Europese verenigingen met het oog op de herziening van de drugsstrategie van de EU na 2012;

45. meent dat het, tien jaar na de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (SAVVN) over drugs in 1998, waarvan de belangrijkste doelstelling was „een wereld zonder drugs” binnen tien jaar, nodig is te beoordelen wat de werkelijke resultaten van het huidige drugsbeleid zijn om te bepalen welke strategieën succesvol waren, teneinde hieruit lessen te trekken voor de toekomstige strategie;

*

* *

46. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en, ter informatie, aan de Europese Raad, de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad van Europa en de Verenigde Naties en hun gespecialiseerde agentschappen.