Home

Voortgangsverslag 2007 Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het voortgangsverslag 2007 betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2007/2268(INI))

Voortgangsverslag 2007 Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het voortgangsverslag 2007 betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2007/2268(INI))

29.10.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 259/35


Voortgangsverslag 2007 Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

P6_TA(2008)0172

Resolutie van het Europees Parlement van 23 april 2008 over het voortgangsverslag 2007 betreffende de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (2007/2268(INI))

(2009/C 259 E/07)

Het Europees Parlement,

gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003, waarin alle westelijke Balkanlanden is toegezegd dat zij tot de Europese Unie kunnen toetreden,

gezien de resoluties 817(1993) van 7 april 1993 en 845(1993) van 18 juni 1993 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN),

gezien het besluit van de Europese Raad van 16 december 2005 om de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië de status van kandidaat-lidstaat van de EU toe te kennen, en de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 en 14 en 15 december 2006,

rekening houdend met de interim-overeenkomst van 1995 tussen de Republiek Griekenland en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië,

gezien de conclusies van de vierde bijeenkomst van de Stabilisatie- en associatieraad EU-Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van 24 juli 2007,

gezien de op 11 maart 2006 in Salzburg goedgekeurde verklaring van de EU en de westelijke Balkanlanden,

gezien de mededeling van de Commissie van 5 maart 2008 aan het Europees Parlement en de Raad „Westelijke Balkan: versterking van het Europees perspectief” (COM(2008)0127),

gezien Besluit 2008/212/EG van de Raad van 18 februari 2008 inzake de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië(1),

gezien het voortgangsverslag 2007 van de Commissie over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van 6 november 2007 (SEC(2007)1432),

onder verwijzing naar de resolutie van het Parlement van 13 december 2006 over de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de belangrijkste uitdagingen voor 2006-2007(2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over het voortgangsverslag 2006 over de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië(3),

gezien de aanbevelingen van de Gemengde Parlementaire Commissie EU-Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van 29-30 januari 2007 en 26-27 november 2007,

onder verwijzing naar zijn standpunt van 24 oktober 2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië inzake de versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf(4),

onder verwijzing naar zijn standpunt van 24 oktober 2007 over het voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de overnameovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië(5),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0059/2008),

A.

overwegende dat de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië weliswaar al in 2005 het statuut van kandidaat-lidstaat van de EU heeft gekregen, maar er tot op heden geen startdatum is vastgelegd voor de toetredingsonderhandelingen; overwegende dat deze aanhoudende situatie nog meer aanleiding geeft tot frustratie en onzekerheid gezien het constante tempo van hervormingen dat de overheid van Skopje de laatste tijd aanhoudt,

B.

erop wijzend dat de Verklaring van de EU en de westelijke Balkanlanden die op 11 maart 2006 te Salzburg unaniem is goedgekeurd door alle ministers van Buitenlandse zaken van de lidstaten van de Europese Unie en door de ministers van Buitenlandse zaken van de westelijke Balkanlanden, het belang benadrukt van goede burenrelaties en de behoefte om wederzijds aanvaardbare oplossingen te vinden voor actuele kwesties met buurlanden,

C.

overwegende dat een lidstaat, Griekenland, en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië midden in een onderhandelingsproces zitten, onder auspiciën van de VN, om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te komen voor de naam van de kandidaat-lidstaat,

1. is verheugd over de hernieuwde politieke consensus over de toetreding van het land tot de Europese Unie, en de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt sinds het bovengenoemde laatste voortgangsverslag van de Commissie dat in november 2007 is gepubliceerd;

2. is ingenomen met de goedkeuring van de wet inzake de openbare aanklagers en de wet inzake de raad van aanklagers, alsook de wet inzake het Comité voor interetnische betrekkingen, die een lijst bevat van wetten die aangenomen moeten worden volgens het beginsel van de dubbele meerderheid (toepassing van het Badinter-beginsel), en met het besluit over de benoeming van het laatste lid van de Raad voor de rechterlijke macht;

3. is ingenomen met de oprichting van de Nationale Raad voor Europese integratie, die onder leiding van de oppositieleider ernaar streeft partijoverschrijdende steun voor EU-gerelateerde hervormingen te verkrijgen, als belangrijke drijvende kracht achter het proces van toetreding tot de EU; constateert dat de Nationale Raad de institutionele prioriteiten van het land stelt in de voorbereidingsfase van het onderhandelingsproces, door nauwkeurige toekenning van de benodigde institutionele structuren en personele en budgettaire middelen; moedigt de regering en het parlement aan dit orgaan het momentum van de hervorming te behouden en door te gaan met een niet-aflatende, regelmatige en constructieve dialoog tussen alle betrokken partijen, in een geest van samenwerking en consensus over de belangrijkste kwesties van de Europese agenda van het land;

4. is ingenomen met de standvastige inspanningen en bereikte resultaten van de regering en het parlement met betrekking tot de uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid en de toegenomen erkenning van het multi-etnische karakter van de staat; is ingenomen met de inzet van de regering en het parlement om de interetnische relaties verder te bevorderen, hetgeen heeft geleid tot de goedkeuring van wetgeving zoals de op 8 februari 2007 aangenomen wijzigingen van de Wet Openbare feestdagen die de verschillende etnische en religieuze feestdagen vastlegt, en de ruimere begrotingsmiddelen ter bevordering van de culturele waarden en tradities van minderheden; wijst op de noodzaak de eerlijke vertegenwoordiging van leden van minderheden te verbeteren, vooral in het openbaar bestuur, de politie en het leger, en is ingenomen met de overeenstemming die is bereikt over de keuze van 45 wetsontwerpen die alleen met de Badinter-meerderheid kunnen worden aangenomen;

5. wijst erop dat het hernieuwde politieke momentum op het gebied van de Europese integratie van de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië voortkomt uit een solide engagement dat is uitgesproken door alle politieke machten; is ingenomen met de regelmatige en intensieve dialoog tussen de leiders van de vier grootste politieke partijen (VMRO-DPMNE, SDSM, DPA en DUI), die heeft geresulteerd in de vaststelling van een aantal wetten, evenals maatregelen die belangrijk zijn voor verdere EU-integratie;

6. is verder ingenomen met het feit dat, in overeenstemming met de kaderovereenkomst van Ohrid, meer vertegenwoordigers van etnische minderheden in overheidsdienst worden aangenomen, en hoopt dat de uitvoering van deze kaderovereenkomst consistent wordt voortgezet;

7. prijst de inzet van de leiders van de grootste politieke partijen die zijn vertegenwoordigd in het parlement om te blijven werken aan de oplossing van de resterende kwesties waarover geschillen bestaan, zoals het gebruik van talen en het sociale pakket voor de slachtoffers van het conflict in 2001;

8. is ingenomen met het feit dat duidelijk vooruitgang is geboekt in de bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie in 2007, en aanzienlijke vooruitgang is geboekt in de bestrijding van mensen- en drugshandel; roept de regering op door te gaan met de uitvoering van anti-corruptiewetgeving en de hervorming van de rechterlijke macht, die moet leiden tot versterking van de onafhankelijkheid en de algehele capaciteit van het gerechtelijk apparaat;

9. prijst de regering om de vooruitgang die zij heeft geboekt op economisch gebied, waarbij de macro-economische stabiliteit in stand is gehouden; is ingenomen met het fiscaal beleid en de grotere fiscale discipline, die hebben geleid tot hogere ontvangsten op de staatsbegroting; verheugt zich over het verbeterde bedrijfsklimaat en de maatregelen om de wettelijke en administratieve barrières voor het starten van een bedrijf te verminderen;

10. ziet uit naar de goedkeuring van de nieuwe Bankwet in overeenstemming met het communautaire acquis; wijst op het belang van de goedkeuring in 2008 van een nieuwe wet inzake de nationale bank, waarmee zowel de onafhankelijkheid van de bank als de administratieve controlemogelijkheden worden versterkt;

11. is bezorgd over de aanhoudende hoge werkeloosheidsniveau en dringt er bij de regering op aan dit probleem aan te pakken; wijst in het bijzonder op de situatie in de dorpen in het grensgebied van Kosovo, waar de aanpak van de werkeloosheid van fundamenteel belang is om de bevolking kansen te geven een legaal inkomen te verdienen;

12. wijst op de noodzaak van de voortgezette uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid als instrument ter bevordering van het transnationaal opbouwen van vertrouwen, wat essentieel is voor de stabiliteit in de regio;

13. herinnert eraan dat de wet inzake het gebruik van gemeenschapsvlaggen van 2005 minderheden die een meerderheid vormen in de gemeente toestaat hun vlaggen te gebruiken; merkt met zorgvuldigheid op dat de uitspraak van het Constitutioneel Hof van 24 oktober 2007 het recht van een gemeenschap om haar vlag te voeren naast de staatsvlag heeft bevestigd en tevens het recht om een etnische vlag te voeren heeft uitgebreid tot alle etnische gemeenschappen in een gemeente, en het recht van etnische Albanezen om de Albanese staatsvlag te gebruiken als hun etnische symbool heeft bevestigd; benadrukt dat het Hof tevens heeft getracht de grenzen van dit recht te verduidelijken, omdat het van mening was dat de staatsvlag en gemeenschapsvlaggen een verschillende betekenis hebben, en heeft geconcludeerd dat gemeenschapsvlaggen niet permanent gevoerd mogen worden, bijvoorbeeld tijdens officiële staatsbezoeken of op staatsgebouwen; roept alle partijen op deze kwestie te bespreken in de geest van de kaderovereenkomst van Ohrid en de internationale normen;

14. is ingenomen met de maatregelen van de regering om snel te reageren op de aanbevelingen van het voortgangsverslag 2007 van de Europese Commissie en het herziene Nationale plan voor de overname van het acquis goed te keuren, in overeenstemming met de prioriteiten van het voorgestelde toetredingspartnerschap van 2008;

15. prijst het werk dat wordt uitgevoerd in de overheidsinstanties ter voorbereiding van de tonderhandelingen voor toetreding tot de EU; roept de autoriteiten op de hervorming van het openbaar bestuur voort te zetten teneinde de depolitisering, professionaliteit, deskundigheid en efficiëntie ervan te garanderen en af te zien van alle acties die schadelijk kunnen zijn voor de reeds opgebouwde bestuurlijke capaciteit;

16. beschouwt het als een gezamenlijke uitdaging voor alle politieke krachten en etnische gemeenschappen in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om te laten zien dat het land voortaan vrij is van in binnenland en buitenland als negatief beoordeelde conflicten die verder gaan dan de normale politieke meningsverschillen, waaronder het boycotten van democratische overheidsinstellingen, en daarmee aan te tonen dat het land rijp is voor integratie in de Europese Unie;

17. steunt het initiatief van het in Thessaloniki gevestigde Centrum voor democratie en verzoening in Zuidoost-Europa en de Soros-stichting om leerboeken te publiceren over de geschiedenis van de Balkan, in zowel de Albanese als de Macedonische taal, die bedoeld zijn voor geschiedenisleraren en leerlingen van de middelbare school, en die gericht zijn op het samenbrengen van verschillende zienswijzen met betrekking tot het gemeenschappelijke verleden, waardoor een evenwichtig perspectief wordt geboden en verzoening wordt bevorderd;

18. constateert dat het wetsontwerp inzake herziening van de kieswet, dat voorziet in een uitbreiding van het parlement met 13 zetels ten gunste van de vertegenwoordiging van zowel de kleine etnische minderheden als van staatsburgers die in het buitenland wonen, op 27 september 2007 is behandeld: uit zijn bezorgdheid over het feit dat het wetsontwerp het effect heeft dat de toepassing van de Badinterregel inzake de meerderheid, als beoogd in kaderovereenkomst van Ohrid wordt omzeild; benadrukt dat eerbiediging van het beginsel „pacta sunt servanda” van cruciaal belang is voor de versterking van het wederzijdse vertrouwen; acht het daarom wenselijk dat een brede consensus, met deelneming van de Albanese vertegenwoordigers, bereikt wordt over iedere herziening van de kieswet, en vertrouwt erop dat er verder overleg zal plaatsvinden om dit te bereiken;

19. hoopt dat alle bepalingen van de kieswet, ook artikel 27 over de benoeming van de voorzitter van de kiescommissie, volledig worden nageleefd; hoopt dat de regerende coalitie garant staat voor eerlijke en democratische vervroegde verkiezingen, overeenkomstig de grondwet en de kieswet;

20. vestigt de aandacht op de voortdurende discriminatie van de Roma-gemeenschap, vooral op het gebied van onderwijs, sociale bescherming, gezondheidszorg, huisvesting en werkgelegenheid; hoopt dat de nationale strategie voor Roma in de nabije toekomstingevoerd wordt in overeenstemming met de vastgestelde doelen;

21. is ingenomen met de inwerkingtreding van de overeenkomst en over visumversoepeling en overname met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië; merkt echter op dat de toegang tot EU-landen voor burgers van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en in het algemeen voor burgers uit de landen van de westelijke Balkan nog steeds een groot probleem is; onderstreept dat de toegangsregels voor dit land gelijkwaardig moeten zijn aan die welke voor Kroatië worden toegepast; steunt derhalve de dialoog die de Europese Commissie op 20 februari 2008 heeft gelanceerd over visumliberalisering met als doel tot een routekaart te komen die uiteindelijk moet leiden tot een visumvrije regeling, en verzoekt de Commissie en de regeringen van de lidstaten alles in het werk te stellen om het stappenplan voor volledige liberalisering van het visumbeleid onverwijld af te ronden en ten uitvoer te leggen;

22. wijst in dit verband op de invoering door de regering van paspoorten met biometrische beveiligingen, de invoering van het nationaal visuminformatiesysteem en het visumcentrum, en de tenuitvoerlegging van het geïntegreerd grensbeheersysteem;

23. is verheugd over de goedkeuring van de nieuwe wet inzake de wettelijke status van kerken, religieuze gemeenschappen en religieuze groeperingen, die vanaf mei 2008 zal worden toegepast en die de mogelijkheid schept om definitief een eind te maken aan klachten van kleine geloofsgemeenschappen, in het bijzonder gemeenschappen die in de afgelopen decennia zijn ontstaan of zich hebben ontwikkeld als resultaat van buitenlandse zending of door afsplitsing van bestaande kerken, over het verbod om gebouwen die dienen als gebedsruimten te bouwen, bezitten of te gebruiken;

24. is ingenomen met de succesvolle start van de tweede fase van de fiscale decentralisatie in juli 2007, toen 42 van de 84 gemeenten aan het proces zijn gaan deelnemen en nog eens negen gemeenten zich hebben aansloten;

25. wijst erop dat extra maatregelen zijn genomen ter bevordering van de vrouwenrechten, en in het bijzonder van gelijke kansen; dringt er echter op aan dat de bescherming van vrouwen tegen alle vormen van geweld moet worden uitgebreid;

26. herinnert aan de wenselijkheid om in overeenstemming met de in november 2005 aangenomen wet inzake omroepactiviteiten, de onafhankelijkheid van de publieke omroep ten opzichte van staatsorganen te handhaven en vrije baan te geven aan de bestaande verscheidenheid van opinies en daarbij te voorkomen dat andere media worden gehinderd door overheidsbemoeienis; dringt er bij de autoriteiten op aan te zorgen voor publieke naleving van de normen van de EU en de Raad van Europa inzake het tegengaan van de heropleving van haatdragende uitlatingen, vooral in de media, tegen aangrenzende staten;

27. constateert dat de eenzijdige steun aan bepaalde mediaproducten, bijvoorbeeld in de vorm van overheidscampagnes en reclame door door de overheid gefinancierde bedrijven, leidt tot concurrentieverstoring in de mediasector en dus schadelijk is voor andere media, met inbegrip van de media die kritisch staan tegenover de regering;

28. is ingenomen met de start van de voorbereidingen voor de uitvoering van de Politiewet, waarvan de volledige en effectieve toepassing een cruciale uitdaging is en een van de belangrijkste prioriteiten vormt voor de toetreding tot de EU;

29. constateert dat de inspanningen ten aanzien van de bescherming van de waterkwaliteit moeten worden versterkt op basis van de nieuwe waterwet; wijst in het bijzonder op de grote noodzaak van bescherming van de waterkwaliteit en controle op de vervuiling van de rivier Vardar, waarop het grootste deel van het land afwatert en die zich voortzet als de Axíos, waardoor gevaarlijk afval op Grieks grondgebied wordt gevoerd, alsook van de grensmeren Ohridsko, Prespansko en Dojransko, en benadrukt dat er met de buurlanden Albanië en Griekenland relevante bilaterale akkoorden gesloten moeten worden, die vervolgens effectief moeten worden uitgevoerd;

30. erkent dat de goedkeuring van de wet afvalbeheer heeft geleid tot enige vooruitgang in de behandeling van asbest, afvalinzameling en afval van polychloorbifenyl en ruwe grondstoffen;

31. vestigt de aandacht op het feit dat de houding ten opzichte van het milieu in zijn algemeenheid voor verbetering vatbaar is en dringt er bij de autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op aan zich blijven inzetten om haar milieuwetgeving op een lijn te brengen met de gangbare normen van de EU;

32. constateert dat op 7 november 2007 een grootscheeps politieoperatie in de buurt van Brodec, een dorp ten noorden van Tetovo heeft plaatsgevonden, om een aantal vermeende criminelen te arresteren, waarbij 6 leden van de zogenaamde „bende van Brodec” om het leven kwamen en 13 dorpsbewoners door het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn aangehouden; wijst erop dat er lichte en zware wapens in Brodec zijn gevonden, waaronder zware machinegeweren en anti-vliegtuigraketten; wijst erop dat volgens de Waarnemingsmissie van de Europese Unie en de OVSE dit politieoptreden op een professionele en efficiënte manier is uitgevoerd en dat er geen politie- en burgerslachtoffers zijn gevallen; juicht toe dat de regering publiekelijk heeft gezegd dat zij de moskee en alle andere infrastructurele schade zal herstellen; is bezorgd over een aantal berichten over mishandeling tijdens arrestaties; roept daarom de ombudsman op om de gebeurtenissen grondig te onderzoeken en benadrukt dat alle vraagpunten over het politieoptreden in Brodec op een open, transparante en juridisch consistente manier moeten worden onderzocht;

33. juicht de vooruitgang toe op het gebied van de wetgeving over intellectuele-eigendomsrechten, maar benadrukt dat meer inspanningen moeten worden geleverd om de uitvoering van de aangenomen wetten te waarborgen;

34. is verheugd over de actieve deelname van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië in het Zuidoost-Europees Samenwerkingsproces en zijn bijdrage aan de oprichting van de Regionale Samenwerkingsraad; juicht ook zijn constructieve houding toe ten aanzien van de status van Kosovo; is echter bezorgd over de vertraging van de technische afbakening van de grens met Kosovo en is van mening dat deze kwestie moet worden opgelost volgens het voorstel van de heer Martti Ahtisaari, de voormalige speciaal VN-gezant voor de status van Kosovo; juicht de actieve samenwerking met Kosovo toe op het gebied van handel, douane en politie en het feit dat intussen goede betrekkingen met de buurstaat Servië worden onderhouden; juicht ook de ondertekening toe van de vrijhandelsakkoorden met deze twee buurlanden en beveelt een gelijksoortig beleid aan voor de betrekkingen met Albanië, Bulgarije en Griekenland, vooral op het gebied van vervoer en verkeersverbindingen;

35. juicht de bijdrage van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië toe aan de EU-missie ALTHEA in Bosnië en Herzegovina, erkent de rol van het land met betrekking tot de regionale stabiliteit en betuigt zijn medeleven aan het land en aan de families van de 11 vredesmilitairen die tragisch om het leven zijn gekomen bij de crash op 12 januari 2008 van een militaire helikopter van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië;

36. betreurt de ondertekening en ratificering door de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië van het bilateraal immuniteitsakkoord met de Verenigde Staten, dat de burgers van dat land vrijwaart van de rechtspraak van het Internationaal Strafhof van Den Haag; benadrukt dat deze ondertekening indruist tegen de EU-normen en het EU-beleid dat ze gericht zijn op steun aan het Internationaal Strafhof alsook tegen de EU-richtsnoeren inzake bilaterale immuniteitsakkoorden; dringt er bij de regering en het parlement van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië op aan hun wetgeving op een lijn te brengen met de beginselen en normen van de EU-lidstaten;

37. constateert dat verdere investeringen nodig zijn om de infrastructurele verbindingen van het land met zijn buurlanden te ontwikkelen, wat ten goede zou komen aan de economische ontwikkeling en stabiliteit van de hele regio, en roept de regering op om het laatste deel van de spoorlijn tussen Skopje en Sofia snel te voltooien;

38. neemt kennis van de ontbinding van het parlement op 11 april 2008 en het uitschrijven van vervroegde verkiezingen in juni 2008, en spreekt de hoop uit dat de autoriteiten er alles aan zullen doen om mogelijke vertragingen te beperken bij de noodzakelijke voorbereidingen, die ertoe moeten leiden dat voor het eind van 2008 een begin kan worden gemaakt met de toetredingsonderhandelingen;

39. juicht de toenemende bilaterale samenwerking toe, alsook de intermenselijke contacten, tussen de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Griekenland; constateert tevreden dat sinds de goedkeuring van zijn resolutie van 12 juli 2007 de eerste bilaterale gesprekken in de regio hebben plaatsgevonden onder de auspiciën van de Verenigde Naties en met de assistentie van de Speciale gezant Matthew Nimitz, met als doel een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden voor de meningsverschillen over de naam van het land; wijst op de toegenomen dynamiek in de onderhandelingen; roept beide partijen op de gelegenheid te baat te nemen om de onderhandelingen onmiddellijk te hervatten, gezien de belangrijke vooruitgang die onlangs is geboekt, en om een compromisoplossing tot stand te brengen, zodat dit probleem geen obstakel blijft vormen voor het lidmaatschap van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië bij internationale organisaties, zoals is bepaald in het interim-akkoord van 1995, dat nog steeds van kracht is;

40. herinnert aan de Conclusies van de Raad Algemene zaken en Buitenlandse betrekkingen van 10 december 2007 en benadrukt het belang van regionale samenwerking, goede burenrelaties en de noodzaak om wederzijds aanvaardbare oplossingen te vinden voor onopgeloste kwesties in het toenaderingsproces tot de EU;

41. steunt de inspanningen van de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië om gemengde comités inzake onderwijs en geschiedenis op te richten met naburige EU-lidstaten om mogelijke discrepanties en verkeerde interpretaties van de geschiedenis te herzien die aanleiding zouden kunnen geven tot onenigheid, en dringt er bij de autoriteiten op aan te stimuleren dat het gemeenschappelijke culturele en historische erfgoed van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië met de buurlanden, samen wordt gevierd;

42. merkt op dat de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, hoewel het land aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt sedert 2005 toen het de status van kandidaat-lidstaat heeft gekregen, het enige van de drie kandidaat-lidstaten is waarmee nog geen toetredingsonderhandelingen hebben plaatsgevonden; meent dat het wenselijk is dat deze uitzonderingspositie wordt beëindigd; roept de Joegoslavische Republiek Macedonië op te verzekeren dat de nodige hervormingen worden uitgevoerd; verwijst naar de lijst met acht benchmarks die de Commissie heeft opgesteld op basis van de belangrijkste prioriteiten van het nieuwe Toetredingspartnerschap en hoopt dat deze, als ze door het land worden vervuld, zullen leiden tot de opening van de toetredingsonderhandelingen voor het einde van 2008, hetgeen zal leiden tot een grotere stabiliteit en duidelijkere toetredingsvooruitzichten voor de westelijke Balkanlanden; verzoekt de Raad op de volgende top de tot dusver geboekte vooruitgang te evalueren, en zo mogelijk te besluiten op welk tijdstip een begin kan worden gemaakt met de toetredingsonderhandelingen;

43. is verheugd over de voorbereidingen van de regering van de uitvoering van het pretoetredingsinstrument, die het pad hebben geëffend voor de ondertekening van de Financieringsovereenkomst voor het pretoetredingsinstrument voor 2007 en de kaderovereenkomst voor 2007-2013; wijst nogmaals op het belang van dit instrument voor de voorbereiding van het toekomstige EU-lidmaatschap, roept zowel de regering als de Commissie op de voorbereidingen te bespoedigen om de snelle invoering van een gedecentraliseerd systeem voor het beheer van het pretoetredingsinstrument mogelijk te maken, met het oog op een grotere efficiëntie en plaatselijk ownership van het proces;

44. verzoekt zijn voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.