REACH — Ontwerpverordening tot vaststelling van testmethoden Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over de ontwerpverordening van de Commissie tot vaststelling van testmethoden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
REACH — Ontwerpverordening tot vaststelling van testmethoden Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over de ontwerpverordening van de Commissie tot vaststelling van testmethoden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
19.11.2009 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 279/85 |
REACH — Ontwerpverordening tot vaststelling van testmethoden
P6_TA(2008)0234
Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2008 over de ontwerpverordening van de Commissie tot vaststelling van testmethoden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)
(2009/C 279 E/19)
Het Europees Parlement,
— | gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen(1), inzonderheid op artikel 13 daarvan, |
— | gezien de ontwerpverordening van de Commissie tot vaststelling van testmethoden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (CMT(2007)1792/7) (hierna „de ontwerpverordening van de Commissie” genoemd), |
— | gezien het advies van de commissie bedoeld in artikel 133 van de REACH-verordening, |
— | gelet op artikel 5 bis, lid 3, onder b), van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2), |
— | gezien mondelinge vraag B6-0158/2008 van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, |
— | gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement, |
A. | overwegende dat de ontwerpverordening van de Commissie gericht is op:
|
B. | overwegende dat de ontwerpverordening van de Commissie ook van groot belang is voor wetgeving inzake andere sectoren, zoals cosmetica(4) en pesticiden(5), omdat de wetgeving die daarmee verband houdt, betrekking heeft op testmethoden die zijn opgenomen in de wetgeving voor chemische stoffen, |
C. | overwegende dat het totaal aantal dieren dat in 2005 in de lidstaten voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden is gebruikt ongeveer 12 miljoen bedroeg(6) en dat een aanzienlijk percentage van die dieren werd gebruikt voor op regelgeving gebaseerde proeven, |
D. | overwegende dat in het als bijlage bij het Verdrag van Amsterdam gevoegde protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren is bepaald dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het beleid van de Gemeenschap op het gebied van landbouw, vervoer, interne markt en onderzoek ten volle rekening houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en gebruiken van de lidstaten met betrekking tot met name godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed, |
E. | overwegende dat in de REACH-verordening is bepaald dat om dierproeven te voorkomen voor de toepassing van deze verordening slechts in laatste instantie proeven op gewervelde dieren worden uitgevoerd en dat in het bijzonder voor humane toxiciteit, indien mogelijk, informatie zal worden verzameld op andere wijzen dan via proeven met gewervelde dieren, maar via het gebruik van alternatieve methoden, zoals in-vitromethoden of kwalitatieve of kwantitatieve structuuractiviteitsrelaties of op grond van informatie over qua structuur verwante stoffen (groeperen of read across), |
F. | overwegende dat in Richtlijn 86/609/EEG van de Raad van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt(7) is bepaald dat er geen dierproef mag worden verricht indien er een redelijke, praktische mogelijkheid bestaat het gewenste resultaat te verkrijgen met behulp van een andere wetenschappelijk verantwoorde methode waarbij geen proefdier wordt gebruikt, en dat in geval van verschillende mogelijkheden de keuze moet vallen op die proeven waarbij gebruik wordt gemaakt van een zo gering mogelijk aantal dieren, waarbij dieren betrokken zijn met de laagste graad van neurofysiologische gevoeligheid, en zo min mogelijk pijn, lijden, ongemak of blijvend letsel wordt berokkend, en die de grootste kans bieden op bevredigende resultaten, |
G. | overwegende dat het Europees Centrum voor de Validatie van Alternatieve Methoden (ECVAM) in 2006/2007 een aantal alternatieve methoden heeft gevalideerd(8) die echter niet zijn opgenomen in de ontwerpverordening van de Commissie, |
H. | overwegende dat in de ontwerpverordening van de Commissie voorts één dierproefmethode is opgenomen die verouderd is, omdat in dezelfde ontwerpverordening ook een alternatieve methode voor hetzelfde einddoel is opgenomen, |
I. | overwegende dat de Commissie de niet-opneming van de gevalideerde alternatieve proeven rechtvaardigt met de verklaring dat zij nog niet voor regelgevingsdoeleinden zijn goedgekeurd, |
J. | overwegende dat de Commissie de procedure voor de wettelijke aanvaarding voor drie van de vijf proeven aan de OESO delegeert, |
K. | overwegende dat de ontwikkeling en de publicatie van een OESO-richtsnoer voor proeven (Test Guideline (TG)) over het algemeen minimaal drie jaar in beslag neemt, omdat de desbetreffende institutionele organen slechts eenmaal per jaar bijeenkomen, en OESO-richtsnoeren voor proeven niet altijd op dezelfde manier door alle lidstaten van de OESO ten uitvoer worden gelegd, |
L. | overwegende dat de Commissie heeft verduidelijkt dat zij altijd probeert eerst binnen het OESO-kader te handelen; overwegende dat dit in strijd is met de EU-wetgeving en de geest van de cosmeticarichtlijn 76/768/EEG, waarin prioriteit wordt toegekend aan de EU-procedure, |
M. | overwegende dat de vooropgestelde prioriteit ten gunste van de OESO-procedure voor wettelijke aanvaarding in het gunstigste geval leidt tot grote vertragingen, en er zelfs toe kan leiden dat een alternatieve methode niet in praktijk wordt gebracht, |
N. | overwegende dat er niet voldoende regels lijken te zijn voor een doeltreffende preliminaire analyse van de regelgevingsrelevantie alvorens het ECVAM een alternatieve proef wetenschappelijk valideert, |
O. | overwegende dat de basisconcepten van validatie en wettelijke aanvaarding op nationaal, communautair en internationaal niveau niet op uniforme wijze worden toegepast en dat in de EU-wetgeving geen definitie is opgenomen van „validatie” (of criteria voor personen die valideren) noch van „regelgevende (of wettelijke) aanvaarding”(9); |
P. | overwegende dat het ECVAM op grond van de mededeling van de Commissie SEC(1991)1794 slechts een relatief weinig verstrekkend mandaat heeft voor de validatie van alternatieve methoden, ofschoon het ECVAM de afgelopen jaren een hooggewaardeerde en waardevolle inbreng heeft gehad, |
Q. | overwegende dat validatie ook wordt uitgevoerd door andere nationale en internationale organen en dat daarom moet worden beoordeeld en verduidelijkt in hoeverre behoefte bestaat aan officiële validatie en soorten validatie of beoordeling die zijn toegespitst op een bepaalde sector of een bepaald doeleinde(10), |
R. | overwegende dat de interne procedure voor wettelijke aanvaarding bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen na validatie door het ECVAM en voor het starten van de procedure voor eventuele opneming van een testmethode in wetgeving, niet adequaat lijkt te zijn, |
S. | overwegende dat over de voorwaarden waaronder mogelijk verstrekkende besluiten overeenkomstig deze procedure worden genomen, zoals het aanvechten van wetenschappelijke validatie door het ECVAM of verplaatsing van validatie en wettelijke aanvaarding naar het OESO-niveau, van geval tot geval op een transparante en controleerbare manier op politiek niveau zouden moeten worden beslist, |
T. | overwegende dat het niet aanvaardbaar is dat een tijdige opneming van nieuwe alternatieve door het ECVAM gevalideerde methoden in de ontwerpverordening van de Commissie nog niet mogelijk is als gevolg van vertragingen die worden veroorzaakt door de weinig transparante, trage, omslachtige en deels inadequate procedures betreffende de wettelijke aanvaarding van gevalideerde alternatieve methoden voor dierproeven, |
U. | overwegende dat de problemen die op het gebied van wetgeving voor chemische stoffen zijn gesignaleerd betreffende validatie en wettelijke aanvaarding van alternatieve testmethoden wellicht nog een grotere dimensie hebben, wanneer ook met andere industriële sectoren rekening wordt gehouden, |
1. | ziet af van het bezwaar tegen de aanneming van de ontwerpverordening van de Commissie in het licht van de officiële toezegging die de Commissie heeft gedaan in haar brief van 5 mei 2008 om de volgende regelingen te treffen teneinde de interne procedures van de Commissie voor de validatie en wettelijke aanvaarding van nieuwe alternatieve methoden voor dierproeven te stroomlijnen en te bespoedigen:
|
2. | gaat ervan uit dat het stroomlijnen en bespoedigen van de interne procedures van toepassing is op het gehele proces van validatie tot wettelijke aanvaarding, zonder lacunes. |
3. | vraagt de Commissie ervoor te zorgen dat de belanghebbenden ten volle deelnemen aan het gehele proces van validatie tot wettelijke aanvaarding; |
4. | dringt er bij de Commissie op aan dat zij tegen eind 2008 een voorstel indient voor de eerste aanpassing van de verordening aan de technische vooruitgang als lakmoesproef voor de uitvoering van de in paragraaf 1 genoemde toezeggingen; |
5. | verzoekt de Commissie tegen eind 2008 aan het Parlement verslag uit te brengen over de uitvoering van deze toezeggingen |
6. | verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten. |