Voorstel voor een verordeng van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika
Voorstel voor een verordeng van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 13.2.2008
COM(2008) 75 definitief
Voorstel voor een
VERORDENG VAN DE RAAD
tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Achtergrond van het voorstel |
Motivering en doel van het voorstel Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005 ("de basisverordening"), in het kader van de procedure betreffende de invoer van bepaalde soorten mangaandioxide (EMD) van oorsprong uit Zuid-Afrika. |
Algemene context Dit voorstel past in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en procedurele eisen van de basisverordening. |
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EG) nr. 1066/2007 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika. |
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU Niet van toepassing. |
Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling |
Raadpleging van belanghebbende partijen |
Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de basisverordening al in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen. |
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |
Effectbeoordeling Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening. De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld. |
Juridische elementen van het voorstel |
Samenvatting van de voorgestelde maatregel Op 21 december 2006 heeft de Commissie een antidumpingonderzoek geopend naar de invoer van bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika in de Gemeenschap. De Commissie stelde bij Verordening (EG) nr. 1066/2007 van 17 september 2007 op die invoer een voorlopig antidumpingrecht in. Bijgaand voorstel voor een verordening van de Raad is gebaseerd op de definitieve bevindingen inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap, die, afgezien van enkele wijzigingen ten aanzien van de berekening van de dumpingmarge en bijgevolg het recht, de voorlopige bevindingen hebben bevestigd. De Raad wordt derhalve voorgesteld zijn goedkeuring te hechten aan bijgaand voorstel voor een verordening, die uiterlijk op 14 maart 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt. |
Rechtsgrondslag Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 van de Raad van 21 december 2005. |
Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |
Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |
de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming. |
Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Gemeenschap, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, bedrijven en burgers zoveel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing. |
Keuze van instrumenten |
Voorgesteld instrument: verordening. |
Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: de basisverordening voorziet niet in andere mogelijkheden. |
Gevolgen voor de begroting |
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |
Voorstel voor een
VERORDENG VAN DE RAAD
tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op bepaalde soorten mangaandioxide van oorsprong uit Zuid-Afrika
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap[1] ("de basisverordening"), en met name op artikel 9,
Gezien het voorstel van de Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. VOORLOPIGE MAATREGELEN
(1) De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 1066/2007[2] (de "voorlopige verordening") een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op elektrolytisch mangaandioxide ("EMD") (d.w.z. door middel van elektrolyse vervaardigd mangaandioxide) van oorsprong uit Zuid-Afrika, dat na de elektrolyse geen warmtebehandeling heeft ondergaan en valt onder GN-code ex 2820 10 00 (TARIC-code 2820 10 00 10).
(2) Zoals in overweging 8 van de voorlopige verordening is vermeld, had het onderzoek naar de dumping en de schade betrekking op de periode van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2006 ("het onderzoektijdvak"). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2002 tot het eind van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").
B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE
(3) Na de instelling van het voorlopige antidumpingrecht op EMD van oorsprong uit de Zuid-Afrika werd alle betrokkenen meegedeeld op welke feiten en overwegingen de voorlopige maatregelen waren gebaseerd. Zij kregen ook de gelegenheid te worden gehoord. Sommige belanghebbenden hebben schriftelijke opmerkingen gemaakt, terwijl één partij, die erom verzocht, werd gehoord.
(4) De Commissie heeft alle nadere informatie verzameld en gecontroleerd die zij voor haar definitieve bevindingen noodzakelijk achtte. Na de instelling van de voorlopige maatregelen werd bij Delta EMD Australia Pty Ltd. een controle ter plaatse uitgevoerd om hun winst op de binnenlandse markt te controleren.
(5) De mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de partijen werden onderzocht en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.
C. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
1. Betrokken product
(6) Eén gebruiker voerde aan dat omdat EMD voor koolstof-zinkbatterijen niet in alkalinebatterijen kan worden gebruikt, EMD voor alkalinebatterijen en EMD voor koolstof-zinkbatterijen niet verwisselbaar zijn en dus ook niet een enkel product zijn. Anders dan natuurlijk en chemisch mangaandioxide of elektrolytisch mangaandioxide dat een warmtebehandeling heeft ondergaan, hebben EMD voor koolstof-zinkbatterijen en EMD voor alkalinebatterijen echter dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen. Hoewel zij voor de productie van alkalinebatterijen niet verwisselbaar zijn, worden beide in wezen voor dezelfde doeleinden gebruikt, namelijk de vervaardiging van drogecelbatterijen. Het argument moest daarom worden afgewezen.
(7) Aangezien er geen andere opmerkingen en bewijzen ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 9 tot en met 13 van de voorlopige verordening bevestigd.
2. Soortgelijk product
(8) Aangezien er geen opmerkingen over het soortgelijke product werden ontvangen, worden de overweging 14 en 15 van de voorlopige verordening bevestigd.
D. DUMPING
1. Normale waarde
(9) Aangezien er geen opmerkingen over de methode voor de vaststelling van de normale waarde werden ontvangen, worden de overwegingen 16 tot en met 26 van de voorlopige verordening bevestigd.
(10) Naar aanleiding van opmerkingen met betrekking tot de vaststelling van de winst, zoals beschreven in de overwegingen 27 en 28 van de voorlopige verordening, en de controle ter plaatse is de methode gewijzigd. Met name werd vastgesteld dat de door de verbonden onderneming Delta EMD Australia Pty Ltd. behaalde winst niet kon worden gebruikt omdat deze geen betrekking had op het betrokken product. Wat de VS betreft, werd overwogen dat de winstmarge door andere factoren kon zijn beïnvloed. Onder deze omstandigheden werd het beter geacht de winstmarge te baseren op gegevens over het land waarop het onderzoek betrekking heeft, en met name op de rente van 10,75% die in het onderzoektijdvak in Zuid-Afrika moest worden betaald voor langlopende commerciële leningen. Omdat er verder geen betrouwbare gegevens over de winstmarge voor het betrokken product beschikbaar waren, werd deze methode conservatief, redelijk en het meest geschikt geacht in de zin van artikel 2, lid 6, onder c), van de basisverordening. Verder ligt de winst zo in dezelfde orde van grootte als de winst die in India voor het soortgelijke product werd vastgesteld.
(11) Na de mededeling van de voorlopige bevindingen vroeg de producent/exporteur om een aantal correcties in verband met de in de normale waarde begrepen kosten, met name voor de afvalverwerking, de aankoopprijs van de grondstoffen en de toerekening van een deel van de voor het concern gemelde VAA-kosten. Geen van deze aanspraken werd gerechtvaardigd geacht, aangezien ze niet konden worden gecontroleerd of in strijd waren met de boekhouding.
(12) De onderneming vroeg ook om een vermindering van de voor de berekening van de normale waarde gebruikte VAA-kosten om rekening te houden met een voorziening voor een eis om schadevergoeding in verband met een verkoop vóór het onderzoektijdvak. Dit verzoek werd aan de hand van het verstrekte bewijsmateriaal gecontroleerd, waarna de VAA-kosten zoals verlangd werden gecorrigeerd.
2. Uitvoerprijzen
(13) Aangezien er geen opmerkingen over de uitvoerprijzen werden ontvangen, worden de in de overwegingen 29 en 30 van de voorlopige verordening vastgestelde uitvoerprijzen bevestigd.
3. Vergelijking
(14) Aangezien er geen opmerkingen over de vergelijking werden ontvangen, wordt de in overwegingen 31 van de voorlopige verordening gemaakte vergelijking bevestigd.
4. Dumpingmarge
(15) Gezien het voorgaande wordt de definitieve gewogen gemiddelde dumpingmarge, in procenten van de cif-prijs grens Gemeenschap, vóór inklaring, vastgesteld als volgt:
Onderneming | Dumpingmarge |
Delta E.M.D. (Pty) Ltd. | 17,1% |
(16) Aangezien er geen opmerkingen over de voor het gehele land geldende dumpingmarge voor alle andere Zuid-Afrikaanse exporteurs werden ontvangen, wordt de methode voor de in overweging 34 van de voorlopige verordening beschreven vaststelling van de voor het gehele land geldende dumpingmarge bevestigd.
E. SCHADE
1. Communautaire productie en bedrijfstak van de Gemeenschap
(17) Aangezien er geen opmerkingen over de communautaire productie en de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 35 tot en met 38 van de voorlopige verordening bevestigd.
2. Verbruik in de Gemeenschap
(18) Aangezien er geen opmerkingen over het verbruik in de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overweging 39 en 40 van de voorlopige verordening bevestigd.
3. Invoer in de Gemeenschap uit het betrokken land
(19) Aangezien er geen opmerkingen over de invoer in de Gemeenschap uit het betrokken land werden ontvangen, worden de overwegingen 41 tot en met 46 van de voorlopige verordening bevestigd.
4. Situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(20) Aangezien er geen opmerkingen over de situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap werden ontvangen, worden de overwegingen 47 tot en met 65 van de voorlopige verordening bevestigd.
5. Conclusie inzake de schade
(21) Aangezien er geen andere opmerkingen over dit aspect werden ontvangen, worden de overwegingen 66 tot en met 72 van de voorlopige verordening bevestigd.
F. OORZAKELIJK VERBAND
1. Gevolgen van de invoer uit Zuid-Afrika
(22) Aangezien er geen nieuwe gegevens of argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 73 tot en met 78 van de voorlopige verordening bevestigd.
2. Gevolgen van andere factoren
Invoer uit andere derde landen
(23) Diverse partijen voerden aan dat de omvang van de invoer van EMD uit de Volksrepubliek China (VRC) gedurende het onderzoektijdvak weliswaar verwaarloosbaar was, maar dat de aanwezigheid ervan als bron voor goedkoop EMD en het wereldwijde overaanbod van EMD de prijzen in de Gemeenschap en wereldwijd onder druk hebben gezet.
(24) Uit het onderzoek bleek evenwel ook, en dit werd door enkele andere partijen schriftelijk bevestigd, dat uit de VRC ingevoerd EMD thans geen alternatief voor de gebruikers is, vooral niet wat de sector kleine celbatterijen betreft. Overschakeling van een EMD-bron naar een andere (kwalificatie genoemd) kost namelijk tijd en geld. Daardoor zijn gebruikers niet flexibel in hun keus voor een bepaalde EMD-bron.
(25) Deze conclusie wordt bevestigd door de geringe invoer van EMD uit de VRC, waaruit blijkt dat deze bron ondanks prijzen die ruimschoots onder de gemiddelde invoerprijs liggen, tijdens het onderzoektijdvak door de gebruikers niet als alternatief werd beschouwd en niet kan hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade. Het argument wordt daarom van de hand gewezen en de bevindingen in de overwegingen 79 tot en met 81 worden bevestigd.
Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(26) Enkele partijen voerden aan dat de daling van de binnenlandse verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak te wijten was aan het feit dat de aandacht van de bedrijfstak op de uitvoermarkt was gericht. Dit argument moest van de hand worden gewezen omdat werd vastgesteld dat het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap over de gehele beoordelingsperiode (2002 tot het eind van het onderzoektijdvak) gerekend weliswaar met 9% was toegenomen, maar dat deze uitvoerprestatie geenszins kon hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, zoals hieronder wordt uiteengezet.
(27) Zoals voorlopig al was vastgesteld, was de uitvoer van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de beoordelingsperiode winstgevend. Verder nam het uitvoervolume gedurende het onderzoektijdvak met 18% af (ten opzichte van 2005), terwijl het aandeel van de uitvoer in de omvang van de productie van de bedrijfstak van de Gemeenschap gedurende de gehele beoordelingsperiode constant bleef.
(28) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 82 en 83 van de voorlopige verordening bevestigd.
Andere communautaire producenten
(29) Na de mededeling van de voorlopige bevindingen voerde Delta aan dat het feit dat de andere communautaire producent CEGASA geen medewerking verleende, een aanwijzing vormde dat deze geen schade leed. Dit argument werd van de hand gewezen omdat er geen enkel bewijs wordt aangevoerd. Om te beginnen gebruikt genoemde communautaire producent EMD vooral binnen de onderneming voor haar eigen batterijproductie, zodat de verkoop van EMD niet haar hoofdactiviteit is. Ten tweede kunnen, omdat deze producent geen medewerking verleende, geen conclusies over de schadefactoren worden getrokken, terwijl over de motieven om geen medewerking te verlenen alleen kan worden gespeculeerd. Bovendien kon in de voorlopige fase uit de antwoorden op de vragenlijst voor de gebruikers worden opgemaakt dat de verkoop van de andere communautaire producenten in dezelfde mate afnam als de omvang van de invoer met dumping uit Zuid-Afrika toenam.
(30) Aangezien er geen nieuwe gegevens ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 84 tot en met 86 van de voorlopige verordening bevestigd.
Inkrimping van de vraag
(31) Sommige partijen voerden aan dat de daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Gemeenschap te wijten was aan het feit dat een van de gebruikers die bij de bedrijfstak van de Gemeenschap inkocht, een deel van zijn productie naar een land buiten de Gemeenschap had overgebracht. De inkrimping van de vraag zou derhalve de geringere verkoop hebben veroorzaakt.
(32) Hoewel een van de belangrijkste gebruikers inderdaad in 2005 en 2006 een deel van zijn productie naar de VRC heeft verplaatst en parallel hieraan het volume van de verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap aan deze gebruiker tijdens het onderzoektijdvak verminderde, maakte dit verlies slechts een klein deel van de totale volumedaling tijdens het onderzoektijdvak uit. Bovendien bleef het door de bedrijfstak van de Gemeenschap aan deze gebruiker verkochte volume gedurende het onderzoektijdvak op hetzelfde niveau als twee jaar ervoor (in 2004), terwijl het verkoopvolume in 2005, toen een begin met de verplaatsing naar het buitenland begon, toenam, terwijl de totale verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de EG tussen 2004 en het eind van het onderzoektijdvak in een duikvlucht terechtkwam (-61 procentpunten, waarvan -39 in 2005 en -22 in 2006). Het argument werd derhalve van de hand gewezen.
(33) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, wordt overweging 87 van de voorlopige verordening bevestigd.
Stijging van de grondstofprijzen
(34) De producent/exporteur voerde aan dat het voor hem dankzij zijn concurrentievoordelen, vestiging dichtbij de mangaanmijnen en een gunstig contract met de leverancier, een verbonden onderneming, niet moeilijk is de prijsstijging voor grondstoffen te verwerken.
(35) Dit argument werd als niet relevant voor het onderzoek van het causaal verband van de hand gewezen omdat was vastgesteld dat de producent/exporteur ondanks zijn concurrentievoordelen aan dumping deed.
(36) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 88 tot en met 90 van de voorlopige verordening bevestigd.
Internationaal overaanbod van EMD
(37) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden, rekening houdend met de bevindingen onder de overwegingen 23 tot en met 25 hierboven, de overwegingen 91 en 92 van de voorlopige verordening bevestigd.
Groeiende concurrentie tussen batterijproducenten
(38) Na de mededeling van de voorlopige bevindingen vocht Delta de bevinding aan dat de EMD-producenten vanuit een zeer gunstige positie met de batterijproducenten over de prijzen konden onderhandelen; EMD heeft immers slechts weinig gebruiksmogelijkheden, namelijk alleen voor de productie van batterijen. De batterijproducenten zouden door de concurrentiedruk als gevolg van hun goede onderhandelingspositie de EMD-producenten lage prijzen afdwingen.
(39) Hoewel niet kan worden ontkend dat de producenten als gevolg van het feit dat er maar weinig gebruiksmogelijkheden voor EMD zijn, niet veel ruimte hebben bij hun prijsstelling, doet dit geenszins af aan het feit dat zij in staat zijn de prijs te bepalen omdat de gebruikers nauwelijks naar een andere leverancier kunnen overschakelen en de beschikbaarheid van zeer zuiver EMD beperkt is (zie hierboven, overwegingen 23 tot en met 25). De enige werkelijke macht die de batterijproducenten in de onderhandelingen hebben, vloeit voort uit de vrij grote transparantie van de EMD-markt aangezien zij ieder jaar met diverse EMD-producenten tegelijk onderhandelen over de levering. De voordelen van de transparantie worden evenwel weer tenietgedaan door de beperkte keuze aan EMD-producenten van wie het product al door de batterijproducenten is gekwalificeerd: Delta en Tosoh. Het argument werd derhalve van de hand gewezen.
(40) Diverse gebruikers hebben aangevoerd dat de prijzen die Delta hun in rekening bracht geen dumpingprijzen waren en geen druk op de bedrijfstak van de Gemeenschap uitoefenden. In dit verband zij opgemerkt dat de schade wordt geëvalueerd voor de bedrijfstak van de Gemeenschap in zijn geheel; er kan geen sprake zijn van een afzonderlijke behandeling van bepaalde ondernemingen aangezien de situatie van de andere ondernemingen zwaarder weegt.
(41) Aangezien er geen andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 93 en 94 van de voorlopige verordening bevestigd.
Aan zichzelf te wijten schade
(42) Delta heeft aangevoerd dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de schade aan zichzelf te wijten heeft, daar Tosohs herstructureringsbesluiten en investeringen ertoe hebben geleid dat het aantal werknemers terugliep en de winst verminderde.
(43) In de voorlopige verordening werd vastgesteld dat het aantal werknemers bij Tosoh vooral als gevolg van de herstructurering is gedaald. De bewering dat de winstgevendheid door de investeringen afnam, moet evenwel van de hand worden gewezen. Ten eerste vonden de herstructurering en de investeringen bij Tosoh merendeels plaats in 2004, en in dat jaar waren de winstgevendheid en het rendement van de investeringen nog goed. Dankzij de investeringen kon Tosoh de productiekosten per eenheid aanzienlijk verminderen. Ondanks deze inspanningen had Tosoh echter in de jaren daarna geen profijt van zijn investeringen. Door de toename van de invoer met dumping uit Zuid-Afrika tegen prijzen die onder de productiekosten lagen, liepen de winstgevendheid, het rendement van de investeringen en de kasstroom van Tosoh terug tot een zeer negatieve waarde, zoals in de voorlopige verordening werd vastgesteld.
(44) Verder voerde Delta aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de lagere winst aan zichzelf te wijten had wegens beheersbeslissingen zoals "ongebruikelijk lange betalingstermijnen voor de klanten" en "buitensporig hoge commissies voor zijn agent". Deze argumenten werden verworpen op de volgende gronden.
(45) Er werd niet vastgesteld dat de lange betalingstermijnen grote gevolgen hadden voor de liquiditeit of de kasstroom van de bedrijfstak van de Gemeenschap. Bovendien werden de langere betalingstermijnen toegestaan in een poging iets hogere prijzen te krijgen om aldus het effect van de invoer met dumping op de prijzen te verzachten. Daarom mag men er niet van uitgaan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap de schade door de langere betalingstermijnen aan zichzelf te wijten heeft.
(46) Verder is, nog afgezien van het feit dat werd vastgesteld dat de aan de agent betaalde commissie voor de sector niet ongebruikelijk is, dit argument niet relevant omdat de productiekosten en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Gemeenschap berekend zijn op basis van de kosten van zowel Tosoh als de ermee verbonden ondernemingen die een commissie ontvingen. De commissie zelf is een betaling binnen de onderneming, zodat de hoogte ervan niet van invloed is op de geconsolideerde winst, die voor de berekening van de schade was gebruikt.
3. Conclusie betreffende het oorzakelijk verband
(47) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 95 tot en met 97 van de voorlopige verordening bevestigd.
G. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP
1. Belang van de bedrijfstak van de Gemeenschap
(48) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 100 tot en met 104 van de voorlopige verordening bevestigd.
2. Belang van de gebruikers
(49) Sommige partijen voerden aan dat het verdwijnen van Tosoh de batterijindustrie niet zal schaden omdat Delta als alternatief beschikbaar is, zodat het in stand houden van een communautaire producent het belang van de Gemeenschap niet dient. Dit argument werd verworpen op de volgende gronden.
(50) Ten eerste kunnen de lage prijzen van Delta niet als duurzaam worden aangemerkt aangezien ze onder de productiekosten liggen. Ten tweede hebben de gebruikers in verband met hun beperkte flexibiliteit om naar een andere EMD-leverancier over te schakelen, daar zij de geschiktheid van het "nieuwe" EMD moeten testen (kwalificeren) voor ze het voor hun batterijproductie kunnen gebruiken, slechts een geringe onderhandelingsmacht tegenover de EMD-producenten en zal hun positie na het verdwijnen van Tosoh nog zwakker worden.
(51) In de voorlopige verordening is vastgesteld dat de kosten van EMD 10 tot 15% van de totale kosten van de batterijproductie uitmaken. Twee van de drie medewerkende gebruikers kwamen tegen deze bevinding in het geweer, maar zij voerden hiervoor geen bewijs aan. Omdat de gebruiker die dit percentage niet aanvocht, de enige was van wie de gegevens tijdens de procedure konden worden gecontroleerd, worden de voorlopige bevindingen in overweging 107 van de voorlopige verordening bevestigd.
(52) De gebruikers van EMD hebben herhaaldelijk aangevoerd dat zij niet in staat zullen zijn het antidumpingrecht te verwerken aangezien EMD hierdoor duurder wordt. Zij staan onder druk wegens hogere kosten voor andere grondstoffen en zij beweren dat zij zich nog meer druk als gevolg van duurder EMD niet kunnen veroorloven.
(53) Niettegenstaande de bevindingen in overweging 107 van de voorlopige verordening lijkt het niveau van het antidumpingrecht in geen verhouding te staan tot de kostenstijging die tussen januari 2006 en januari 2007 voor andere voor de batterijproductie gebruikte materialen plaatsvond; zo steeg de koperprijs met 119,73%, de nikkelprijs met 252,89% en de zinkprijs met 181,10%. Daarom kan definitief worden bevestigd dat de maatregelen maar weinig gevolgen voor het concurrentievermogen van deze bedrijfstak zullen hebben.
(54) Ook werd nog aangevoerd dat de financiële situatie van de gebruikers in de Gemeenschap sterk uiteenloopt. Opgemerkt zij evenwel dat er bij de vaststelling van het belang van de Gemeenschap rekening wordt gehouden met de situatie van alle gebruikers als groep.
(55) Diverse gebruikers lieten weten dat de batterijproducenten veel meer mensen in dienst hebben dan de bedrijfstak van de Gemeenschap en dat zij als gevolg van de antidumpingmaatregelen wellicht gedwongen zijn werknemers te ontslaan of zelfs de productiebedrijven te verplaatsen. Ook al staat vast dat de batterijproducenten veel meer mensen in dienst hebben dan de bedrijfstak van de Gemeenschap, er is geen bewijsmateriaal verstrekt waaruit zou blijken dat de instelling van rechten tot een verlies van arbeidsplaatsen zal leiden. Gezien de bevindingen in overweging 52 hierboven en in de voorlopige verordening dat de rechten geen grote invloed op de gebruikers zullen hebben, wordt het argument van de hand gewezen.
(56) Verscheidene partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet aan de communautaire vraag kan voldoen. Dit argument werd verworpen. Gezien de voorgestelde hoogte van het recht zal het mogelijk blijven EMD uit Zuid-Afrika op de communautaire markt te brengen, maar dat gebeurt dan niet tegen dumpingprijzen.
(57) Aangezien er geen andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 105 tot en met 109 van de voorlopige verordening bevestigd.
4. Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaars in de Gemeenschap
(58) De importeur Traxys France (agent van Delta) voerde aan dat zijn leverancier Delta door de maatregelen uit de markt zal worden gedrongen, wat zal resulteren in het verlies van 5 tot 25% van zijn winst en van de werkgelegenheid bij het bedrijf. Dit argument werd van de hand gewezen omdat de maatregelen beperkte gevolgen voor de batterijproducenten hebben en Delta daarom niet uit de markt zullen dringen, maar alleen een tegenwicht tegen oneerlijke mededinging vormen, Tosoh voor de communautaire markt zullen behouden en voor iedereen dezelfde concurrentievoorwaarden zullen creëren, wat alle EMD-leveranciers en de batterijproducenten ten goede zal komen.
(59) Aangezien er geen nieuwe gegevens of bewijsmiddelen ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 110 en 111 van de voorlopige verordening bevestigd.
5. Conclusie over het belang van de Gemeenschap
(60) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 112 tot en met 114 van de voorlopige verordening bevestigd.
H. DEFINITIEVE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
1. Schademarge
(61) Gezien de conclusies inzake dumping, door de dumping veroorzaakte schade, oorzakelijk verband en belang van de Gemeenschap, moeten definitieve maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.
(62) Aangezien er geen nieuwe gegevens of andere argumenten ter zake werden ontvangen, worden de overwegingen 115 tot en met 117 van de voorlopige verordening bevestigd. De schademarge was aanzienlijk hoger dan de vastgestelde dumpingmarge.
2. Definitieve maatregelen
(63) Gezien het voorgaande wordt geoordeeld dat in overeenstemming met artikel 9 van de basisverordening een definitief antidumpingrecht moet worden ingesteld ter hoogte van de dumpingmarge, daar dit lager is dan de hierboven berekende schademarge.
(64) Gezien de hoogte van de dumpingmarge en gelet op de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden, wordt het nodig geacht de bedragen die uit hoofde van het bij de voorlopige verordening ingestelde voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld, definitief te innen.
(65) Op basis van het bovenstaande worden de volgende antidumpingrechten voorgesteld:
Delta E.M.D (Pty) Ltd. | 17,1% |
Alle andere ondernemingen | 17,1% |
3. Verbintenis
(66) Na de bekendmaking van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan werd overwogen de instelling van definitieve antidumpingrechten aan te bevelen, heeft de producent/exporteur uit Zuid-Afrika overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisverordening een prijsverbintenis aangeboden. De bedrijfstak van de Gemeenschap werd van dit aanbod in kennis gesteld, waarna deze opmerkingen heeft gemaakt.
(67) Het aanbod werd onderzocht, maar werd om de volgende redenen van de hand gewezen.
(68) De communautaire EMD-markt telt slechts een beperkt aantal leveranciers, waarbij de Zuid-Afrikaanse exporteur een groot aandeel heeft (60 tot 70%) Het marktaandeel steeg tijdens de beoordelingsperiode voor de schade met 81%; dit werd bereikt door een agressieve prijsstelling voor de uitvoer op een niveau dat gedurende het onderzoektijdvak onder de productiekosten voor de exporteur lag.
(69) Bovendien waren de prijzen van het betrokken product en het soortgelijke product ondanks de volatiliteit van de belangrijkste inputs, zoals mangaanerts en energie, vrij stabiel. Er wordt van uitgegaan dat als gevolg van de dumpingpraktijken de volatiliteit van de productiekosten niet tot uiting kwamen in de prijzen van het betrokken product.
(70) Daarom zijn maatregelen op basis van een vaste minimumprijs wellicht niet doeltreffend bij prijswijzigingen voor EMD als gevolg van prijswijzigingen voor de belangrijkste grondstoffen, wanneer de druk op de prijzen door de met dumping ingevoerde producten door de maatregel zelf al bij de bron is verholpen. Aangezien er slechts een beperkt aantal kopers van EMD op de communautaire markt is, bestaat bovendien het gevaar dat een op een minimumprijs gebaseerde maatregel op de markt tot referentieprijs wordt en zo de concurrentie vermindert, wat niet in het belang van de Gemeenschap is,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op elektrolytisch mangaandioxide (d.w.z. door middel van elektrolyse vervaardigd mangaandioxide) van oorsprong uit Zuid-Afrika, dat na de elektrolyse geen warmtebehandeling heeft ondergaan en valt onder GN-code ex 2820 10 00 (TARIC-code 2820 10 00 10).
2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, van de producten die door onderstaande bedrijven worden vervaardigd, bedraagt:
Onderneming | Antidumpingrecht | Aanvullende TARIC-code |
Delta E.M.D. (Pty) Ltd. | 17,1% | A828 |
Alle andere ondernemingen | 17,1% | A999 |
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
De bedragen die als zekerheid zijn gesteld voor de voorlopige antidumpingrechten die op grond van Verordening (EG) nr. 1066/2007 van de Commissie zijn ingesteld op elektrolytisch mangaandioxide (d.w.z. door middel van elektrolyse vervaardigd mangaandioxide) van oorsprong uit Zuid-Afrika, dat na de elektrolyse geen warmtebehandeling heeft ondergaan en valt onder GN-code ex 2820 10 00 (TARIC-code 2820 10 00 10), worden definitief geïnd.
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, […]
Voor de Raad
De voorzitter
[…]
[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).
[2] PB L 243 van 18.9.2007, blz. 7.