Home

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (herschikking)

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen (herschikking)

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 13.6.2008

COM(2008) 357 definitief

2008/0123 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen

( herschikking)

TOELICHTING

1. Bij haar besluit van 1 april 1987[1] heeft de Commissie haar diensten opgedragen alle wetgevingbesluiten na maximaal tien wijzigingen te codificeren , waarbij zij erop wijst dat dit een minimumregel is en dat haar diensten ter wille van de duidelijkheid en het juiste begrip van de communautaire wetgeving ernaar zouden moeten streven de teksten waarvoor zij verantwoordelijkheid dragen, met nog kortere tussenpozen te codificeren.

2. De Commissie heeft een aanvang gemaakt met de codificatie van Richtlijn 71/316/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen[2]. De nieuwe richtlijn moest de verschillende besluiten die erin zijn verwerkt vervangen[3].

3. Inmiddels is Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[4] gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, dat de regelgevingsprocedure met toetsing heeft ingevoerd voor maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluit, ook wanneer de wijziging behelst dat sommige van die niet-essentiële onderdelen worden geschrapt of dat het besluit wordt aangevuld met nieuwe niet-essentiële onderdelen.

4. Overeenkomstig de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie[5] betreffende Besluit 2006/512/EG, vergt de toepassing van deze nieuwe procedure op reeds geldende, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen besluiten, dat deze besluiten volgens de geldende procedures worden aangepast.

5. De codificatie van Richtlijn 71/316/EEG moet daarom worden omgezet in een herschikking, teneinde de voor de aanpassing aan de regelgevingsprocedure met toetsing noodzakelijke wijzigingen te kunnen opnemen.

ê 71/316/EEG (aangepast)

2008/0123 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel Ö 95 Õ,

Gezien het voorstel van de Commissie[6],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[7],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[8],

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

1. Richtlijn 71/316/EEG van de Raad van 26 juli 1971 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende voor meetmiddelen en metrologische controlemethoden geldende algemene bepalingen[9] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[10]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 71/316/EEG overweging 1

2. In elke lidstaat zijn de technische kenmerken van meetmiddelen en de metrologische controlemethoden vastgelegd in bepalingen van dwingend recht. Deze voorschriften verschillen van lidstaat tot lidstaat. De ongelijkheid daarvan belemmert het handelsverkeer en kan ongelijke concurrentievoorwaarden binnen de Gemeenschap scheppen.

ê 71/316/EEG overweging 2

3. De in elke lidstaat bestaande controles hebben onder meer ten doel de kopers te waarborgen dat de geleverde hoeveelheden overeenkomen met de betaalde prijs. Deze richtlijn is er derhalve niet op gericht deze controles af te schaffen, maar de verschillen tussen de regelingen weg te nemen voor zover deze een belemmering voor het handelsverkeer vormen.

ê 71/316/EEG overweging 3 (aangepast)

4. Deze belemmeringen van de werking van de Ö interne Õ markt kunnen worden verminderd en opgeheven indien in de lidstaten dezelfde voorschriften van toepassing zijn, aanvankelijk als aanvulling van de bestaande nationale bepalingen en vervolgens, wanneer aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan, in plaats daarvan.

ê 71/316/EEG overweging 4 (aangepast)

5. Ook gedurende de periode waarin Ö zij Õ naast de nationale bepalingen bestaan, bieden de communautaire voorschriften de ondernemingen de mogelijkheid hun producten met uniforme technische kenmerken te vervaardigen, die dus na het ondergaan van de EG-keuringen binnen de gehele Gemeenschap in de handel gebracht en gebruikt kunnen worden.

ê 71/316/EEG overweging 5

6. Communautaire voorschriften voor de technische uitvoering en de werking dienen te waarborgen dat de meetmiddelen meetresultaten opleveren die, al naar gelang het gebruik waarvoor zij zijn bestemd, voldoende nauwkeurig zijn.

ê 71/316/EEG overweging 6

7. Controle op het nakomen van de technische voorschriften wordt in de regel door de lidstaten verricht voor het in de handel brengen of het eerste gebruik, en eventueel gedurende het gebruik van de meetmiddelen, met name door middel van de procedures van modelgoedkeuring en ijk. Met het oog op de verwezenlijking van het vrije handelsverkeer van deze meetmiddelen binnen de Gemeenschap moet tevens de erkenning van de keuringsbewerkingen tussen de lidstaten onderling worden vastgelegd en te dien einde moeten passende procedures worden ingesteld voor de EG-modelgoedkeuring en de eerste EG-ijk alsmede voor communautaire metrologische keuringsmethoden, in overeenstemming met deze richtlijn en de bijzondere richtlijnen.

ê 71/316/EEG overweging 7

8. De aanwezigheid op een meetmiddel of een product van tekens of merken, overeenkomend met de daarop van toepassing zijnde keuringen, wettigt de veronderstelling, dat dit meetmiddel of product voldoet aan de desbetreffende communautaire technische voorschriften, zodat een herhaling van reeds verrichte keuringen bij invoer en ingebruikneming daarvan overbodig wordt.

ê 71/316/EEG overweging 8 (aangepast)

9. De nationale metrologische regelingen betreffen een groot aantal categorieën meetmiddelen en producten. Het is nuttig in de onderhavige richtlijn de algemene bepalingen vast te stellen die met name betrekking hebben op de procedures van de EG-modelgoedkeuring en de eerste EG-ijk alsmede van de communautaire metrologische controle. In bijzondere uitvoeringsrichtlijnen zullen voor elke categorie meetmiddelen en producten de voorschriften worden vastgelegd inzake de technische uitvoering, de werking en de nauwkeurigheid Ö en Õ de keuringsmodaliteiten .

ò nieuw

10. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[11].

11. De Commissie moet in het bijzonder de bevoegdheid worden verleend de bijlagen I en II bij deze richtlijn en de bijlagen bij de bijzondere richtlijnen te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vervatte regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

12. Daar de in deze richtlijn opgenomen nieuwe onderdelen alleen de comitéprocedure betreffen, is omzetting ervan door de lidstaten niet nodig.

13. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 71/316/EEG

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Grondbeginselen

ê 83/575/EEG art. 1, punt 1 (aangepast)

Artikel 1

1. Deze richtlijn Ö is van toepassing op: Õ

Ö a) meetmiddelen als omschreven in lid 2 Õ;

b) meeteenheden, de harmonisatie van meetmethoden en metrologische controlemethoden en eventueel van de voor de toepassing daarvan vereiste middelen;

c) het vaststellen, de meetmethode, de metrologische controle en het merken van hoeveelheden voorverpakte producten.

Ö 2. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder «meetmiddelen» zowel de meetmiddelen zelf alsook delen van meetmiddelen, aanvullende apparatuur en samenstellen van meetmiddelen. Õ

3. De lidstaten mogen om redenen uit hoofde van deze richtlijn of de desbetreffende bijzondere richtlijnen het in de handel brengen en/of het in gebruik nemen van een meetmiddel dat op de in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen beschreven wijze is voorzien van EG-merken en/of -tekens, niet weigeren, verbieden of beperken.

4. De lidstaten verlenen aan de EG-modelgoedkeuring en aan de eerste EG-ijk dezelfde waarde als aan de overeenkomstige nationale handelingen.

5. In de bijzondere richtlijnen met betrekking tot de in lid 1 bedoelde materies worden met name de procedures en de metrologische eigenschappen en de technische voorschriften inzake uitvoering en werking Ö bepaald Õ.

6. De datum waarop de communautaire bepalingen in de plaats treden van de bestaande nationale bepalingen, kan Ö in de bijzondere richtlijnen Õ worden vastgesteld.

ê 71/316/EEG

HOOFDSTUK II

EG-modelgoedkeuring

ê 83/575/EEG art. 1, punt 2

Artikel 2

1. De lidstaten verlenen de EG-modelgoedkeuring overeenkomstig hetgeen in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen is bepaald.

2. De EG-modelgoedkeuring van meetmiddelen vormt de toelating ervan tot de eerste EG-ijk en geldt, voor zover een eerste ijk niet vereist is, als vergunning om meetmiddelen in de handel te brengen en/of in gebruik te nemen. Indien de desbetreffende bijzondere richtlijn(en) een categorie meetmiddelen vrijstelt (vrijstellen) van de EG-modelgoedkeuring, zijn de meetmiddelen van deze categorie rechtstreeks tot de eerste EG-ijk toegelaten.

3. De lidstaten verlenen, indien hun controle-uitrusting dit mogelijk maakt, de EG-modelgoedkeuring voor alle typen meetmiddelen die voldoen aan de in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen vermelde eisen.

4. Een aanvraag voor een EG-modelgoedkeuring mag slechts door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde worden ingediend. Voor een zelfde meetmiddel mag de aanvraag slechts in één lidstaat worden ingediend.

5. De lidstaat die een EG-modelgoedkeuring verleend heeft, neemt de maatregelen nodig om op de hoogte te blijven van iedere wijziging van of toevoeging aan een goedgekeurd model. Hij stelt de andere lidstaten hiervan op de hoogte.

Voor zover door wijzigingen van of toevoegingen aan een goedgekeurd model de meetresultaten of de gestelde gebruiksvoorschriften van het meetmiddel worden of kunnen worden beïnvloed, dienen deze te worden opgenomen in een aanvullende EG-modelgoedkeuring, afkomstig van de lidstaat die de EG-modelgoedkeuring heeft verleend.

Voor het gewijzigde model wordt echter een nieuwe EG-modelgoedkeuring in plaats van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EG-modelgoedkeuring verleend indien het model wordt gewijzigd nadat de voorschriften van deze richtlijn of van de desbetreffende bijzondere richtlijn zodanig zijn gewijzigd of aangepast dat het gewijzigde model slechts met toepassing van de nieuwe voorschriften kan worden goedgekeurd.

ê 71/316/EEG

Artikel 3

Wanneer een EG-modelgoedkeuring wordt verleend voor hulpinrichtingen, worden in de goedkeuring aangegeven:

a) de modellen van meetmiddelen waarop deze hulpinrichtigen kunnen worden aangesloten of waarin zij kunnen worden ingebouwd;

b) de algemene voorschriften voor de werking van het samenstel der meetmiddelen, waarvoor deze hulpinrichtingen zijn toegelaten.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 3 (aangepast)

Artikel 4

Indien een meetmiddel met bevredigend resultaat het EG- modelgoedkeuringsonderzoek dat bij deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen wordt ingesteld heeft ondergaan, stelt de lidstaat die dit onderzoek heeft verricht een certificaat van EG-modelgoedkeuring op.

Ö Dat certificaat wordt Õ aan de aanvrager verstrekt.

Deze is in de gevallen bedoeld in artikel 11 of in een bijzondere richtlijn verplicht en in de overige gevallen gerechtigd, op alle meetmiddelen die overeenstemmen met het goedgekeurde model het in dit certificaat aangegeven EG-modelgoedkeuringsteken aan te brengen of te laten aanbrengen.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 4 (aangepast)

Artikel 5

1. De geldigheidsduur van de EG-modelgoedkeuring bedraagt 10 jaar. Deze kan daarna telkens met 10 jaar worden verlengd; het aantal meetmiddelen dat overeenkomstig het goedgekeurde model mag worden vervaardigd is onbeperkt.

De geldigheidsduur van op grond van de voorschriften van deze richtlijn en een bijzondere richtlijn afgegeven EG-modelgoedkeuringen kan niet worden verlengd na de inwerkingtreding van een wijziging of een aanpassing van deze communautaire voorschriften, in de gevallen waarin op grond van deze nieuwe voorschriften geen EG-modelgoedkeuring had kunnen worden afgegeven.

Indien de geldigheidsduur van de EG-modelgoedkeuring niet wordt verlengd, blijft deze goedkeuring niettemin geldig voor de in gebruik zijnde meetmiddelen.

2. Wanneer gebruik wordt gemaakt van nieuwe technieken waarin niet is voorzien in een bijzondere richtlijn, kan na voorafgaande raadpleging van de andere lidstaten een EG-modelgoedkeuring van beperkte strekking worden verleend.

Deze goedkeuring kan de volgende beperkingen behelzen:

a) beperking van het aantal meetmiddelen waarop de goedkeuring betrekking heeft;

b) verplichting de bevoegde instanties in kennis te stellen van de plaatsen waar de meetmiddelen zijn geïnstalleerd;

c) beperkingen inzake het gebruik;

d) bijzondere beperkende voorschriften in verband met de aangewende techniek.

Deze goedkeuring mag evenwel alleen worden verleend:

a) indien de bijzondere richtlijn voor deze categorie meetmiddelen in werking is getreden;

b) indien het in de bijzondere richtlijnen vastgestelde maximum van de toelaatbare fouten niet wordt overschreden.

Een dergelijke goedkeuring geldt voor ten hoogste twee jaar. Zij kan met ten hoogste drie jaar worden verlengd.

3. Zodra hij van oordeel is dat de deugdelijkheid proefondervindelijk is bewezen, dient de lidstaat die de EG-modelgoedkeuring van beperkte strekking als bedoeld in lid 2 heeft verleend, een verzoek in om de bijlagen Ö I en II Õ bij deze richtlijn, in voorkomend geval, en de bijzondere richtlijnen overeenkomstig de procedure van artikel 17 lid 2 aan te passen aan de technische vooruitgang.

ê 71/316/EEG

è1 83/575/EEG art. 1, punt 6, onder a)

Artikel 6

Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die voldoen aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn, geen EG-modelgoedkeuring is vereist, kunnen deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid worden voorzien van het in bijlage I, sub 3.3, vastgestelde speciale teken.

Artikel 7

1. De lidstaat die een EG-modelgoedkeuring heeft verleend, kan deze intrekken indien:

a) meetmiddelen, vervaardigd naar het goedgekeurde model, niet overeenstemmen met het goedgekeurde model of met de bepalingen van de desbetreffende bijzondere richtlijn;

b) de in het certificaat van EG-modelgoedkeuring gestelde metrologische voorschriften of de bepalingen van artikel 5, è1 lid 2 ç, niet zijn nagekomen;

ê 83/575/EEG art. 1, punt 6, onder b)

c) indien de lidstaat constateert dat zij ten onrechte is verleend.

ê 71/316/EEG

2. De lidstaat die een EG-modelgoedkeuring heeft verleend moet deze intrekken indien de meetmiddelen, vervaardigd naar het goedgekeurde model, bij het gebruik een gebrek van algemene aard vertonen waardoor zij ongeschikt worden voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.

ê 71/316/EEG (aangepast)

3. Indien de lidstaat Ö die een EG-modelgoedkeuring heeft verleend Õ door een andere lidstaat in kennis wordt gesteld van het bestaan van één van de gevallen, bedoeld in de leden 1 en 2, neemt hij, na overleg met deze lidstaat, de in die leden bedoelde maatregelen eveneens.

ê 71/316/EEG

4. De lidstaat die het bestaan van het in lid 2 bedoelde geval heeft vastgesteld, kan het in de handel brengen en het in gebruik nemen van deze meetmiddelen opschorten.

Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis, waarbij hij zijn besluit motiveert.

Hetzelfde geldt in de gevallen als bedoeld in lid 1, voor meetmiddelen die van de eerste EG-ijk zijn vrijgesteld, indien de fabrikant na ontvangen waarschuwing deze niet in overeenstemming brengt met het goedgekeurde model of met de voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijn.

5. Indien de lidstaat die de EG-modelgoedkeuring heeft verleend, het hem ter kennis gebrachte bestaan van het in lid 2 bedoelde geval of de gegrondheid der uit hoofde van lid 4 genomen maatregelen betwist, trachten de betrokken lidstaten het geschil op te lossen.

De Commissie wordt op de hoogte gehouden. Voor zover nodig gaat zij over tot voor het bereiken van een oplossing dienstig overleg.

HOOFDSTUK III

Eerste EG-ijk

Artikel 8

ê 83/575/EEG art. 1, punt 7, onder a) (aangepast)

1. De eerste EG-ijk is de controle en de bevestiging van de overeenstemming van een nieuw of vernieuwd meetmiddel met het goedgekeurde model en/of met het bepaalde in deze richtlijn en de desbetreffende bijzondere richtlijnen; deze ijk komt tot uitdrukking in het merk van eerste EG-ijk.

Ö 2. De Õ eerste EG-ijk van meetmiddelen kan anders dan door een stuksgewijze ijking plaatshebben in de gevallen genoemd in de bijzondere richtlijnen en conform de voorgeschreven wijze.

ê 71/316/EEG

è1 83/575/EEG art. 1, punt 7, onder b)

3. De lidstaten onderzoeken, indien hun uitrusting dit toelaat, de meetmiddelen die tot de eerste EG-ijk worden aangeboden en waarvan wordt gesteld dat zij de in de bijzondere richtlijn voor deze categorie van meetmiddelen vastgestelde metrologische eigenschappen bezitten en aan de daarin vastgestelde technische voorschriften inzake uitvoering en werking beantwoorden.

4. Voor meetmiddelen waarop het merk van eerste EG-ijk is aangebracht, geldt de in è1 artikel 1, lid 3 ç, bedoelde verplichting van de lidstaten tot aan het einde van het jaar volgende op dat waarin het merk van eerste EG-ijk werd aangebracht, tenzij de bijzondere richtlijn langere termijnen voorschrijven.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 8

Artikel 9

1. Wanneer een meetmiddel tot de eerste EG-ijk wordt aangeboden, onderzoekt de lidstaat die deze ijk verricht of:

a) het meetmiddel behoort tot een categorie die vrijgesteld is van de EG-modelgoedkeuring en zo ja, of het beantwoordt aan de op het meetmiddel betrekking hebbende voorschriften inzake technische uitvoering en werking die in de desbetreffende bijzondere richtlijnen zijn vastgesteld;

b) het meetmiddel de EG-modelgoedkeuring heeft ondergaan en, zo ja, of het overeenkomt met het goedgekeurde model en voldoet aan de op het meetmiddel betrekking hebbende voorschriften van de desbetreffende bijzondere richtlijnen die van toepassing zijn op de datum van afgifte van deze EG-modelgoedkeuring.

2. Het onderzoek dat bij de eerste EG-ijk wordt verricht, heeft, overeenkomstig de bijzondere richtlijnen, met name betrekking op:

a) de metrologische eigenschappen;

b) de maximaal toelaatbare fouten;

c) de constructie, met name of deze waarborgt dat de metrologische eigenschappen bij normaal gebruik van het meetmiddel niet in belangrijke mate achteruitgaan;

d) het voorkomen van de voorgeschreven opschriften en van de stempelkommen of van een plaats voor het aanbrengen van het ijkmerk van eerste EG-ijk.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 9 (aangepast)

Artikel 10

Wanneer een meetmiddel de eerste EG-ijk overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn en van de bijzondere richtlijnen met goed gevolg heeft doorstaan, wordt het gedeeltelijke of definitieve EG-ijkmerk als omschreven in bijlage IIÖ , punt 3, Õ daarop onder verantwoordelijkheid van de lidstaat aangebracht op de in Ö dat punt Õ vermelde wijze.

ê 71/316/EEG

Artikel 11

Wanneer voor een categorie van meetmiddelen die aan de voorschriften van een bijzondere richtlijn voldoen, de eerste EG-ijk niet vereist wordt, worden deze meetmiddelen door de fabrikant onder diens verantwoordelijkheid voorzien van het in bijlage 1, sub 3.4, vastgestelde speciale teken.

HOOFDSTUK IV

Gemeenschappelijke bepalingen voor de EG-modelgoedkeuring en de eerste EG-ijk

Artikel 12

De lidstaten nemen alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat voor meetmiddelen merken of opschriften worden gebruikt, waardoor verwarring zou kunnen ontstaan met EG-tekens of -merken.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 10

Artikel 13

Iedere lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van de diensten, organen en instellingen die gemachtigd zijn tot het verrichten van het onderzoek waarvan sprake is in deze richtlijn en in de bijzondere richtlijnen en tot het afgeven van de certificaten van EG-modelgoedkeuring alsmede tot het aanbrengen van het ijkmerk van eerste EG-ijk.

ê 71/316/EEG

Artikel 14

De lidstaten kunnen eisen dat de voorgeschreven opschriften in hun officiële taal of talen worden gesteld.

HOOFDSTUK V

Controles op in gebruik zijnde meetmiddelen

ê 83/575/EEG art. 1, punt 11

Artikel 15

In bijzondere richtlijnen worden de eisen vastgesteld voor het toezicht op in gebruik zijnde meetmiddelen die voorzien zijn van EG-tekens of -merken en met name de maximaal toelaatbare fouten voor de in gebruik zijnde meetmiddelen. Indien de nationale bepalingen betreffende meetmiddelen die niet voorzien zijn van EG-tekens of -merken lagere eisen stellen, mogen deze als criterium worden gehanteerd voor de controles.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 12 (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK VI

Aanpassing van de richtlijnen aan de vooruitgang van de techniek

Artikel 16

De wijzigingen die nodig zijn om de bijlagen Ö I en II Õ bij deze richtlijn en de bijlagen bij de bijzondere richtlijnen, bedoeld in artikel 1, aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 18 ð door de Commissie. Die maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van die richtlijnen beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. ï

Deze procedure is evenwel niet van toepassing op het hoofdstuk betreffende de meeteenheden van het imperiaal stelsel van de bijlage bij de richtlijn betreffende meeteenheden en de bijlagen betreffende reeksen hoeveelheden voorverpakte producten bij de richtlijnen betreffende voorverpakte producten.

ê 807/2003 art. 3 en bijlage III, punt 5

ð nieuw

Artikel 17

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de in artikel 16 bedoelde richtlijnen.

ð 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. ï

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 13

HOOFDSTUK VII

ê 71/316/EEG

SLOTBEPALINGEN

ê 71/316/EEG (aangepast)

è1 83/575/EEG art. 1, punt 13

è2 83/575/EEG art. 1, punt 14

Artikel è1 18 ç

Ieder besluit houdende weigering van de EG.-modelgoedkeuring, houdende intrekking of weigering tot verlenging van de EG.-modelgoedkeuring, houdende weigering over te gaan tot de eerste EG.-ijk of è2 verbod tot op de markt brengen of van ingebruikneming ç, genomen krachtens de bepalingen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn en de bijzondere richtlijnen, moet nauwkeurig worden gemotiveerd. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de lidstaten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

Artikel è1 19 ç

De lidstaten Ö delen de Commissie Õ de tekst Ö mede Õ van alle belangrijke nationale wettelijke bepalingen die zij aanvaarden op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is.

ê

Artikel 20

Richtlijn 71/316/EEG, zoals gewi jzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 2 1

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

ê 71/316/EEG

è1 83/575/EEG art. 1, punt 13

Artikel è1 22 ç

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [.]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[.] [.]

ê 71/316/EEG

BIJLAGE I

EG-MODELGOEDKEURING

1. Aanvraag om EG-modelgoedkeuring

1.1. De aanvraag en de correspondentie die er betrekking op heeft, moeten zijn gesteld in een officiële taal van de lidstaat waar de aanvraag wordt ingediend. Deze lidstaat kan eisen dat ook de bijgevoegde documenten in die officiële taal zijn gesteld.

De aanvrager zendt gelijktijdig aan elke lidstaat een exemplaar van zijn aanvraag.

1.2. De aanvraag moet bevatten:

a) naam en woonplaats van de fabrikant of van de onderneming van hun gemachtigde of van de aanvrager;

b) de categorie van het meetmiddel;

c) het beoogde gebruik;

d) de metrologische kenmerken;

e) de eventuele handelsbenaming of het type.

1.3. De aanvraag moet vergezeld gaan van documenten in tweevoud die ter beoordeling ervan noodzakelijk zijn, met name:

1.3.1. Een beschrijving ten aanzien van:

a) de constructie en de werking van het meetmiddel;

b) de beveiligingsinrichtingen die een goede werking waarborgen;

c) de regel- en justeerinrichtingen;

d) de plaatsen bestemd voor:

- de ijkmerken,

- (eventueel) de verzegelingen.

1.3.2. Samenstellingstekeningen en, eventueel, van belang zijnde detailtekeningen.

1.3.3. Een principeschema en eventueel een foto.

1.4. Bij de aanvraag om een EG-modelgoedkeuring moeten de documenten betreffende eventueel reeds verkregen nationale modelgoedkeuringen worden gevoegd.

2. Onderzoek tot de EG-modelgoedkeuring

2.1. Het onderzoek omvat:

2.1.1. Bestudering van de documenten en onderzoek der metrologische eigenschappen van het model in de laboratoria van de dienst van het ijkwezen of in erkende laboratoria dan wel op de plaats van fabricage, aflevering of opstelling.

2.1.2. Uitsluitend bestudering van de overgelegde documenten indien de metrologische eigenschappen van het model tot in bijzonderheden bekend zijn.

2.2. Het onderzoek strekt zich uit tot de gehele werking van het meetmiddel onder normale gebruiksomstandigheden. Onder deze omstandigheden moet het meetmiddel de vereiste metrologische eigenschappen behouden.

2.3. De aard en de omvang van het sub 2.1 bedoelde onderzoek kunnen in de bijzondere richtlijnen worden vastgesteld.

2.4. De dienst van het ijkwezen kan van de aanvrager verlangen, dat deze ten behoeve van de uitvoering der keuringsproeven de nodige, voor het doel geschikte standaarden en materialen, alsmede hulppersoneel ter beschikking stelt.

3. Certificaat van EG-modelgoedkeuring en EG-modelgoedkeuringsteken

3.1. Het certificaat behelst het resultaat van het onderzoek van het model en stelt de overige eisen vast, waaraan moet worden voldaan. Het gaat vergezeld van de beschrijvingen, tekeningen en schema's die nodig zijn om het model te identificeren en de werking ervan te verklaren. Het in artikel 4 bedoelde teken bestaat uit een gestileerde ?, met:

ê Toetredingsakte van 1972 art. 29 en bijlage I, blz. 118 (aangepast)

è1 Toetredingsakte van 1985 art. 26 en bijlage I, blz. 212

è2 87/354/EEG art. 1 en bijlage, punt 4

è3 Toetredingsakte van 1994 art. 29 en bijlage I, blz. 211

è4 Toetredingsakte van 2003 art. 20 en bijlage II, blz. 64

è5 2006/96/EG art. 1 en bijlage, punt B.1

- in het bovenste gedeelte de Ö kenletter(s) Õ van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend è1 (B voor België, ç è5 BG voor Bulgarije, ç è4 CZ voor Tsjechië, ç è1 DK voor Denemarken, D voor Duitsland, ç è4 EST voor Estland, ç è1 IRL voor Ierland, ç è2 EL voor Griekenland, ç è1 E voor Spanje, F voor Frankrijk, I voor Italië, ç è4 CY voor Cyprus, LV voor Letland, LT voor Litouwen, ç è1 L voor Luxemburg, ç è4 H voor Hongarije, M voor Malta, ç è1 NL voor Nederland, ç è3 A voor Oostenrijk, ç è4 PL voor Polen, ç è1 P voor Portugal, ç è5 RO voor Roemenië, ç è4 SI voor Slovenië, SK voor Slowakije, ç è3 FI voor Finland, S voor Zweden, ç è1 UK voor het Verenigd Koninkrijk) ç, alsmede de laatste twee cijfers van het jaar van de goedkeuring,

ê 71/316/EEG

- in het onderste gedeelte een aanduiding, te bepalen door de dienst van het ijkwezen die de goedkeuring heeft verleend (kencijfer).

Een model van het teken is opgenomen sub 6.1.

3.2. Wanneer het een EG-modelgoedkeuring van beperkte strekking betreft, wordt het teken aangevuld met de letter P van dezelfde afmetingen als de ? en vóór deze laatste geplaatst.

Een model van het teken van beperkte strekking is opgenomen sub 6.2.

ê 83/575/EEG art. 1, punt 5

3.3. Het in artikel 6 bedoelde teken komt overeen met het EG-modelgoedkeuringsteken, waarin de gestileerde letter ? is vervangen door een teken dat symmetrisch staat ten opzichte van de verticaal, en omvat geen enkele andere aanduiding, tenzij in de bijzondere richtlijnen anders is bepaald.

Een model van dit teken is opgenomen sub 6.3.

ê 71/316/EEG

3.4. Het in artikel 11 bedoelde teken komt overeen met het EG-modelgoedkeuringsteken, maar is omgeven door een zeshoek.

Een model van dit teken is opgenomen sub 6.4.

3.5. De in de punten 3.1 tot en met 3,4 bedoelde tekens moeten door de fabrikant overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn op zichtbare, leesbare en onuitwisbare wijze worden aangebracht op elk meetmiddel en elke hulpinrichting, die tot de ijk worden aangeboden. Indien het aanbrengen van het teken met technische moeilijkheden gepaard gaat, kunnen uitzonderingen in de bijzondere richtlijnen worden opgenomen of na overleg tussen de diensten van het ijkwezen van de lidstaten worden toegestaan.

4. Deponering van het model

In gevallen voorzien in de bijzondere richtlijnen kan de dienst die de modelgoedkeuring heeft verleend, verlangen dat een model van het goedgekeurde meetmiddel wordt gedeponeerd, indien die dienst dit nodig acht. De betrokken dienst kan toestaan dat in plaats daarvan in het certificaat van EG-modelgoedkeuring vermelde onderdelen, maquettes of tekeningen van het meetmiddel worden gedeponeerd.

5. Bekendmaking van de EG-modelgoedkeuring

5.1. Tegelijk met de verstrekking aan belanghebbende worden afschriften van het certificaat van EG-modelgoedkeuring toegezonden aan de Commissie en aan de overige lidstaten, die tevens afschriften van de keuringsrapporten kunnen opvragen.

ê 71/316/EEG (aangepast)

5.2. De intrekking van een EG-modelgoedkeuring en de overige feiten die van belang zijn voor de draagwijdte en de geldigheid van de EG-modelgoedkeuring, worden eveneens bekendgemaakt als aangegeven in sub Ö 5.1 Õ.

ê 71/316/EEG

5.3. De lidstaat die een EG-modelgoedkeuring weigert, stelt de overige lidstaten en de Commissie hiervan in kennis.

6. Tekens met betrekking tot de EG-modelgoedkeuring

6.1. EG-modelgoedkeuringsteken

Voorbeeld: | [pic] | EG-modelgoedkeuring verleend in 1971 door de dienst van het ijkwezen van de Bondsrepubliek Duitsland (zie sub 3.1, eerste streepje) Kencijfer van de EG-modelgoedkeuring (zie sub 3.1, tweede streepje) |

6.2. EG-goedkeuringsteken van beperkte strekking (zie sub 3.2)

Voorbeeld: | [pic] | EG-modelgoedkeuring van beperkte strekking verleend in 1971 door de Dienst van het ijkwezen van Duitsland. Kencijfer van de EG-modelgoedkeuring van beperkte strekking. |

ê 83/575/EEG art. 1, punt 5

6.3. Teken van de vrijstelling van EG-modelgoedkeuring (zie sub 3.3)

Voorbeeld:

[pic]

ê 71/316/EEG

6.4. EG-modelgoedkeuringsteken ingeval van vrijstelling van eerste EG-ijk (zie sub 3.4)

Voorbeeld: | [pic] | In 1971 door de Dienst van het ijkwezen van Duitsland verleende EG-modelgoedkeuring. Kencijfer van de EG-modelgoedkeuring. |

_____________

BIJLAGE II

EERSTE EG-IJK

1. ALGEMEEN

1.1. De eerste EG-ijk kan plaatsvinden in één of meer fasen (in het algemeen twee).

1.2. Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen geldt het volgende:

1.2.1. De eerste EG-ijk vindt plaats in één fase bij meetmiddelen die bij het verlaten van de fabriek één geheel vormen, dat wil zeggen meetmiddelen die in principe zonder voorafgaande demontage naar de plaats van opstelling kunnen worden overgebracht.

1.2.2. De eerste EG-ijk vindt plaats in twee of meer fasen bij meetmiddelen waarvan de juiste werking afhangt van opstellings- en gebruiksomstandigheden.

1.2.3. De eerste ijkfase dient voornamelijk om te controleren of het meetmiddel in overeenstemming is met het goedgekeurde model of, bij meetmiddelen die van de EG-modelgoedkeuring zijn vrijgesteld, met de daarop van toepassing zijnde voorschriften.

2. PLAATS VAN DE EERSTE EG-IJK

2.1. Indien de plaats waar de ijk geschiedt, niet in de bijzondere richtlijnen is vastgesteld, vindt het ijken van meetmiddelen voor zover het in één fase dient te geschieden, plaats ter keuze van de betrokken dienst van het ijkwezen.

2.2. Het ijken van meetmiddelen, voor zover het in twee of meer fasen dient te geschieden, vindt plaats door de regionaal bevoegde dienst van het ijkwezen.

2.2.1. De laatste fase geschiedt op de plaats van opstelling.

2.2.2. De overige ijkfasen geschieden overeenkomstig het bepaalde sub 2.1.

2.3. In het bijzonder wanneer de ijk niet op een ijkkantoor plaatsvindt, kan de dienst die de ijk verricht, van de aanvrager verlangen dat hij:

- voor het doel geschikte standaarden en materialen alsmede hulppersoneel benodigd voor de ijk ter beschikking stelt,

- een afschrift van het certificaat van EG-modelgoedkeuring overlegt.

3. MERKEN VAN EERSTE EG-IJK

3.1. Omschrijving van de merken

3.1.1. Zonder afbreuk te doen aan het bepaalde in de bijzondere richtlijnen worden, overeenkomstig het bepaalde sub 3.3, de volgende merken voor de eerste EG-ijk gebruikt:

3.1.1.1. Het definitieve EG-ijkmerk bestaat uit twee merken:

a) het eerste wordt gevormd door de kleine letter «e», bevattende:

ê Toetredingsakte van 1972 art. 29 en bijlage I, blz. 118 (aangepast)

è1 Toetredingsakte van 1985 art. 26 en bijlage I, blz. 212

è2 87/354/EEG art. 1 en bijlage, punt 4

è3 Toetredingsakte van 1994 art. 29 en bijlage I, blz. 211

è4 Toetredingsakte 2003 art. 20 en bijlage II, blz. 64

è5 2006/96/EG art. 1 en bijlage, punt B.1

- in het bovenste gedeelte de Ö kenletter(s) Õ van het land waar de eerste ijk wordt verricht è1 (B voor België, ç è5 BG voor Bulgarije, ç è4 CZ voor Tsjechië, ç è1 DK voor Denemarken, D voor Duitsland, ç è4 EST voor Estland, ç è1 IRL voor Ierland, ç è2 EL voor Griekenland, ç è1 E voor Spanje, F voor Frankrijk, I voor Italië, ç è4 CY voor Cyprus, LV voor Letland, LT voor Litouwen, ç è1 L voor Luxemburg, ç è4 H voor Hongarije, M voor Malta, ç è1 NL voor Nederland, ç è3 A voor Oostenrijk, ç è4 PL voor Polen, ç è1 P voor Portugal, ç è5 RO voor Roemenië, ç è4 SI voor Slovenië, SK voor Slowakije, ç è3 FI voor Finland, S voor Zweden, ç è1 UK voor het Verenigd Koninkrijk) ç. Aan deze letters worden, voor zover nodig, een of twee cijfers toegevoegd, die een territoriale of functionele indeling aanduiden;

ê 71/316/EEG

- in het onderste deel het kencijfer van de ambtenaar die de ijk verricht of van het ijkkantoor;

b) het tweede wordt gevormd door de laatste twee cijfers van het jaar van de ijk, aangebracht in een zeshoek.

3.1.1.2. Het gedeeltelijke EG-ijkmerk bestaat slechts uit het eerste merk. Het doet ook dienst als zegelmerk.

3.2. Vorm en afmeting van de merken

3.2.1. De vorm, afmetingen en omtrek der letters en cijfers, voor de merken van eerste EG-ijk omschreven sub 3.1, zijn vastgelegd in bijgevoegde tekeningen, waarvan de beide eerste de samenstellende delen van het merk vormen, terwijl de derde een voorbeeld van het merk geeft. De desbetreffende afmetingen van de tekeningen zijn uitgedrukt als functie van de eenheid voor de middellijn van de cirkel van de kleine letter e en het zeshoekige veld.

De werkelijke middellijnen van de omschreven cirkels der merken bedragen 1,6 mm, 3,2 mm, 6,3 mm, 12,5 mm.

3.2.2. De ijkdiensten van de lidstaten wisselen onderling de originele tekeningen uit van de merken van eerste EG-ijk die zijn uitgevoerd volgens de modellen der bijgaande tekeningen.

3.3. Het aanbrengen van de merken

3.3.1. Het definitieve EG-ijkmerk wordt op de daarvoor bestemde plaats aangebracht op het volledig geijkte meetmiddel dat aan de EG-voorschriften voldoet.

3.3.2. Het gedeeltelijke EG-ijkmerk wordt aangebracht:

3.3.2.1. Bij het ijken in verschillende fasen, op het meetmiddel of een onderdeel daarvan, dat voldoet aan de eisen voor de ijkbewerkingen die niet op de plaats van opstelling geschieden, op de bevestigingsschroeven van de stempelkom of op iedere andere plaats die in de bijzondere richtlijnen is aangegeven.

3.3.2.2. Als stempelmerk in alle gevallen en op alle plaatsen die in de bijzondere richtlijnen zijn aangegeven.

[pic]

ê 2007/13/EG art. 1 en bijlage (aangepast)

[pic]

ê 71/316/EEG

[pic]

[pic]

_____________

é

BIJLAGE III

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan (bedoeld in artikel 20)

Richtlijn 71/316/EEG van de Raad (PB L 202 van 6.9.1971, blz. 1) |

Toetredingsakte van 1972, bijlage I, punt X.12 (PB L 73 van 27.3.1972, blz. 118) |

Richtlijn 72/427/EEG van de Raad (PB L 291 van 28.12.1972, blz. 156) |

Richtlijn 83/575/EEG van de Raad (PB L 332 van 28.11.1983, blz. 43) |

Toetredingsakte van 1985, bijlage I, punt IX.A.7 (PB L 302 van 15.11.1985, blz. 212) |

Richtlijn 87/354/EEG van de Raad (PB L 192 van 11.7.1987, blz. 43) | uitsluitend wat de verwijzingen naar Richtlijn 71/316/EEG in artikel 1 en bijlage, punt 4 betreft |

Richtlijn 87/355/EEG van de Raad (PB L 192 van 11.7.1987, blz. 46) |

Richtlijn 88/665/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 42) | uitsluitend artikel 1, punt 1 |

Toetredingsakte van 1994, bijlage I, punt XI.C.VII.1 (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 211) |

Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36) | uitsluitend bijlage III, punt 5 |

Toetredingsakte van 2003, bijlage II, punt I.D.1 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 64) |

Richtlijn 2006/96/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 81) | uitsluitend wat de verwijzingen naar Richtlijn 71/316/EEG in artikel 1 en bijlage, punt B.1 |

Richtlijn 2007/13/EG van de Commissie (PB L 73 van 13.3.2007, blz. 10) |

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht (bedoeld in artikel 20)

Richtlijnen | Omzettingstermijn |

71/316/EEG | 30 januari 1973 |

83/575/EEG | 1 januari 1985 |

87/354/EEG | 31 december 1987 |

87/355/EEG | 31 december 1987 |

2006/96/EG | 1 januari 2007 |

2007/13/EG | 9 maart 2008 |

_____________

BIJLAGE IV

Concordantietabel

Richtlijn 71/316/EEG | De onderhavige richtlijn |

Hoofdstuk I | Hoofdstuk I |

Artikel 1, lid 1, onder a) | Artikel 1, lid 1, onder a), en artikel 1, lid 2 |

Artikel 1, lid 1, onder b) | Artikel 1, lid 1, onder b) |

Artikel 1, lid 1, onder c) | Artikel 1, lid 1, onder c) |

Artikel 1, lid 2 | Artikel 1, lid 3 |

Artikel 1, lid 3 | Artikel 1, lid 4 |

Artikel 1, lid 4, eerste alinea, aanhef en eerste streepje | Artikel 1, lid 5 |

Artikel 1, lid 4, eerste alinea, tweede streepje | - |

Artikel 1, lid 4, tweede alinea | Artikel 1, lid 6 |

Hoofdstuk II | Hoofdstuk II |

Artikel 2, lid 1 | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 2, lid 2 | Artikel 2, lid 3 |

Artikel 2, lid 3 | Artikel 2, lid 4 |

Artikel 2, lid 4 | Artikel 2, lid 5 |

Artikel 2, lid 5 | Artikel 2, lid 1 |

Artikel 3, aanhef | Artikel 3, aanhef |

Artikel 3, eerste streepje | Artikel 3, onder a) |

Artikel 3, tweede streepje | Artikel 3, onder b) |

Artikel 4, eerste zin Artikel 4, tweede zin Artikel 4, derde zin | Artikel 4, eerste alinea Artikel 4, tweede alinea Artikel 4, derde alinea |

Artikel 5, lid 1 | Artikel 5, lid 1 |

Artikel 5, lid 2, eerste alinea | Artikel 5, lid 2, eerste alinea |

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, aanhef | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, aanhef |

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, eerste streepje | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder a) |

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, tweede streepje | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder b) |

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, derde streepje | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder c) |

Artikel 5, lid 2, tweede alinea, vierde streepje | Artikel 5, lid 2, tweede alinea, onder d) |

Artikel 5, lid 2, derde alinea, aanhef | Artikel 5, lid 2, derde alinea, aanhef |

Artikel 5, lid 2, derde alinea, eerste streepje | Artikel 5, lid 2, derde alinea, onder a) |

Artikel 5, lid 2, derde alinea, tweede streepje | Artikel 5, lid 2, derde alinea, onder b) |

Artikel 5, lid 2, vierde alinea | Artikel 5, lid 2, vierde alinea |

Artikel 5, lid 3 | Artikel 5, lid 3 |

Artikel 6 | Artikel 6 |

Artikel 7, leden 1, 2 en 3 | Artikel 7, leden 1, 2 en 3 |

Artikel 7, lid 4, eerste zin | Artikel 7, lid 4, eerste alinea |

Artikel 7, lid 4, tweede zin | Artikel 7, lid 4, tweede alinea |

Artikel 7, lid 4, derde zin | Artikel 7, lid 4, derde alinea |

Hoofdstuk III | Hoofdstuk III |

Artikel 8, lid 1, onder a) | Artikel 8, lid 1 |

Artikel 8, lid 1, onder b) | Artikel 8, lid 2 |

Artikel 8, lid 2 | Artikel 8, lid 3 |

Artikel 8, lid 3 | Artikel 8, lid 4 |

Artikel 9, lid 1 | Artikel 9, lid 1 |

Artikel 9, lid 2, aanhef | Artikel 9, lid 2, aanhef |

Artikel 9, lid 2, eerste streepje | Artikel 9, lid 2, onder a) |

Artikel 9, lid 2, tweede streepje | Artikel 9, lid 2, onder b) |

Artikel 9, lid 2, derde streepje | Artikel 9, lid 2, onder c) |

Artikel 9, lid 2, vierde streepje | Artikel 9, lid 2, onder d) |

Artikelen 10 en 11 | Artikelen 10 en 11 |

Hoofdstuk IV | Hoofdstuk IV |

Artikelen 12, 13 en 14 | Artikelen 12, 13 en 14 |

Hoofdstuk V | Hoofdstuk V |

Artikel 15 | Artikel 15 |

Hoofdstuk VI | Hoofdstuk VI |

Artikel 16, eerste zin | Artikel 16, eerste alinea |

Artikel 16, tweede zin | Artikel 16, tweede alinea |

Artikel 17 Artikel 18, lid 1 Artikel 18, lid 2, eerste alinea Artikel 18, lid 2, tweede alinea Artikel 18, lid 3 | - Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 2 - - |

Hoofdstuk VII | Hoofdstuk VII |

Artikel 19 | Artikel 18 |

Artikel 20, lid 1 | - |

Artikel 20, lid 2 | Artikel 19 |

- | Artikelen 20 en 21 |

Artikel 21 | Artikel 22 |

Bijlage I | Bijlage I |

Punten 1 en 1.1 | Punten 1 en 1.1 |

Punt 1.2, aanhef | Punt 1.2, aanhef |

Punt 1.2, eerste streepje | Punt 1.2, onder a) |

Punt 1.2, tweede streepje | Punt 1.2, onder b) |

Punt 1.2, derde streepje | Punt 1.2, onder c) |

Punt 1.2, vierde streepje | Punt 1.2, onder d) |

Punt 1.2, vijfde streepje | Punt 1.2, onder e) |

Punt 1.3 | Punt 1.3 |

Punt 1.3.1, aanhef | Punt 1.3.1, aanhef |

Punt 1.3.1, eerste streepje | Punt 1.3.1, onder a) |

Punt 1.3.1, tweede streepje | Punt 1.3.1, onder b) |

Punt 1.3.1, derde streepje | Punt 1.3.1, onder c) |

Punt 1.3.1, vierde streepje | Punt 1.3.1, onder d) |

Punten 1.3.2 tot en met 5 | Punten 1.3.2 tot en met 5 |

Punt 5.2 | Punt 5.1 |

Punt 5.3 | Punt 5.2 |

Punt 5.4 | Punt 5.3 |

Punten 6 tot en met 6.4 | Punten 6 tot en met 6.4 |

Bijlage II | Bijlage II |

- | Bijlage III |

- | Bijlage IV |

_____________

[1] COM(87) 868 PV.

[2] Uitgevoerd overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Codificatie van het acquis communautaire, COM(2001) 645 definitief.

[3] Zie bijlage III, deel A, bij dit voorstel.

[4] PB L 184 van 17.7.1999, blz.23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[5] PB C 255 van 21.10.2006, blz. 1.

[6] PB C [.] van [.], blz. [.].

[7] PB C [.] van [.], blz. [.].

[8] PB C [.] van [.], blz. [.].

[9] PB L 202 van 6.9.1971, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/13/EG van de Commissie (PB L 73 van 13.3.2007, blz. 10).

[10] Zie bijlage III, deel A.

[11] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).