Samenvatting van de beschikking van de Commissie van 29 november 2006 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5700) (Voor de EER relevante tekst )
Samenvatting van de beschikking van de Commissie van 29 november 2006 betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5700) (Voor de EER relevante tekst )
12.1.2008 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 7/11 |
Samenvatting van de beschikking van de Commissie
van 29 november 2006
betreffende een procedure overeenkomstig artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst
(Zaak COMP/F/38.638 — BR/ESBR)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5700)
(Alleen de teksten in de Engelse, Duitse, Italiaanse en Poolse taal zijn authentiek)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 7/07)
SAMENVATTING VAN DE INBREUK
(1) | De adressaten van deze beschikking hebben deelgenomen aan één enkele en voortdurende inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector van het synthetisch rubber, met betrekking tot twee producten:
|
(2) | De belangrijkste kenmerken van de inbreuk waren: afspraken over richtprijzen voor de producten, de onderlinge verdeling van klanten door middel van niet-aanvalspacten en de uitwisseling van gevoelige commerciële informatie in verband met prijzen, concurrenten en klanten. |
ADRESSATEN EN DUUR VAN DE INBREUK
(3) | De beschikking is geadresseerd aan 13 rechtspersonen (behorende tot 6 ondernemingen) die hebben deelgenomen aan de inbreuk (sommige rechtspersonen worden aansprakelijk gesteld als moederonderneming):
|
DE BR/ESBR-SECTOR
(4) | Zowel BR als ESBR zijn synthetische-rubberproducten die voornamelijk worden gebruikt voor de productie van banden. Andere toepassingen zijn onder meer golfballen en schoenzolen. |
(5) | Uit het onderzoek bleek dat het kartel de gehele of het grote merendeel van de EER bestreek. In 2001 bedroeg in de EER de gezamenlijke marktwaarde voor BR en ESBR samen ten minste 550 miljoen EUR. |
PROCEDURE
(6) | In december 2002 en januari 2003 stelde de Duitse onderneming Bayer de Commissie in kennis van het bestaan van kartels voor BR en ESBR en maakte zij duidelijk dat zij met de Commissie wenste samen te werken overeenkomstig de clementiemededeling van 2002. In maart 2003 werd een inspectie uitgevoerd ten kantore van Dow. |
(7) | Ongeveer 6 maanden na de inspectie diende Dow een verzoek in voor een vermindering van de geldboeten tussen 30 % en 50 %, hetgeen werd toegestaan. |
(8) | Op 7 juni 2005 leidde de Commissie de procedure in deze zaak in, en richtte zij een eerste mededeling van punten van bezwaar aan de adressaten van de beschikking (met uitzondering van Unipetrol as), alsook aan Chemical Company Dwory S.A., Tavorex s.r.o en Syndial SpA. De mededeling van punten van bezwaar werd nooit gestuurd naar Tavorex s.r.o, wegens de liquidatie van die onderneming. Intussen werd de procedure tegen Tavorex s.r.o beëindigd. |
(9) | Op 6 april 2006 werd een tweede mededeling van bezwaar aangenomen. Op 22 juni 2006 vond een mondelinge hoorzitting plaats. |
WERKING VAN HET KARTEL
(10) | Volgens de Commissie geldt de kartelbijeenkomst van 20 mei 1996 als startdatum. De einddatum van het kartel wordt vastgesteld op 28 november 2002, de datum van de besprekingen tijdens welke besloten werd een einde te maken aan het kartel. |
(11) | De concurrentiebeperkende overeenkomsten kwamen tot stand in de marge van de bijeenkomsten van de European Synthetic Rubber Association (ESRA). In het kader van enkele, maar niet alle ESRA-vergaderingen, gewoonlijk tijdens de maaltijden, aan de bar, op de weg naar het restaurant, in de hotelkamer van een van de deelnemers of in een speciaal gehuurde vergaderingsruimte, maakten de ondernemingen prijsafspraken over de producten in de vorm van richtprijzen of een prolongatie van de prijzen voor het volgende kwartaal, de onderlinge verdeling van klanten via niet-aanvalspacten en de uitwisseling van gevoelige commerciële informatie in verband met prijzen, concurrenten en klanten. |
GELDBOETEN
Basisbedrag
Zwaarte
(12) | Rekening houdend met de zwaarte van de inbreuk, de weerslag ervan op de markt en de geografische omvang, moet de inbreuk als zeer ernstig worden aangemerkt. |
Gedifferentieerde behandeling
(13) | Om rekening te houden met de verschillen in omzet van de zes ondernemingen op het gebied van BR en ESBR, werden de ondernemingen onderverdeeld in 5 groepen. |
(14) | Eni en Bayer werden in de eerste categorie geplaatst. Dow kwam in de tweede categorie, Shell in de derde categorie. Unipetrol ging naar de vierde categorie, terwijl Stomil in de vijfde categorie werd geplaatst. |
Voldoende afschrikkende werking
(15) | Om het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat, acht de Commissie het passend een vermenigvuldigingsfactor toe te passen op de opgelegde boeten. Op basis van de omzetcijfers van de adressaten in het recentste boekjaar dat aan de beschikking voorafgaat, worden in de beschikking de volgende vermenigvuldigingsfactoren toegepast: Shell (3), Enichem (2), Dow (1,75), en Bayer (1,5). |
Duur
(16) | Er zullen individuele vermenigvuldigingsfactoren van 10 % per volledig jaar en 5 % voor elke periode van 6 maanden of meer, worden toegepast afhankelijk van de duur van de door elke rechtspersoon gepleegde inbreuk, zoals vermeld in punt 3 a) tot en met f) hierboven. Voor Dow is de van de duur afhankelijke vermenigvuldigingsfactor kleiner, omdat de onderneming tijdens de eerste drie jaren van de inbreuk niet in het bezit was van de BR/ESBR-activiteiten die zij van Shell in 1999 had overgenomen, en omdat Shell voor deze periode reeds een boete opgelegd krijgt. |
Verzwarende omstandigheden
Recidive
(17) | Op het moment dat de inbreuk plaatsvond, waren Bayer, Enichem en Shell reeds veroordeeld in het kader van eerdere verbodsbeschikkingen van de Commissie wegens kartelactiviteiten(1). Dit rechtvaardigt een verhoging van het basisbedrag van de deze ondernemingen opgelegde boeten met 50 %. |
Verzachtende omstandigheden
(18) | Verschillende ondernemingen riepen enkele of alle van de volgende verzachtende omstandigheden in: samenwerking buiten de clementiemededeling en/of het niet toepassen van de regels. Deze aanspraken werden alle verworpen omdat zij ongegrond waren. |
(19) | Hoewel Shell geen formeel clementieverzoek heeft ingediend, werd haar samenwerking beoordeeld overeenkomstig de bepalingen van de clementiemededeling van 2002. |
Toepassing van het omzetplafond van 10 %
(20) | De boete voor Stomil wordt verminderd rekening houdend met het plafond van 10 % van de totale wereldwijde omzet zoals vastgesteld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003. |
Toepassing van de clementiemededeling van 2002
Immuniteit
(21) | Bayer heeft als eerste de Commissie op 20 december 2002 en 14 januari 2003 in kennis gesteld van het bestaan van een kartel voor BR en ESBR. Op 5 februari 2003 verleende de Commissie Bayer voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten overeenkomstig punt 8 a) van de clementiemededeling. Bayer heeft, gedurende de gehele administratieve procedure van de Commissie, onafgebroken en zonder dralen haar volledige medewerking verleend en de Commissie alle bewijsmateriaal ter beschikking gesteld waarover zij met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk kon beschikken. Bayer heeft haar betrokkenheid bij de vermoedelijke inbreuk uiterlijk beëindigd op het tijdstip waarop zij haar bewijsmateriaal overeenkomstig de clementiemededeling heeft ingediend en heeft andere ondernemingen niet tot deelname aan de inbreuk gedwongen. Derhalve komt Bayer in aanmerking voor een volledige immuniteit tegen geldboeten en krijgt zij geen boete. |
Punt 23 b), eerste streepje (vermindering van 30 tot 50 %)
(22) | Dow was de eerste onderneming die voldeed aan de voorwaarden van punt 21 van de clementiemededeling, aangezien zij de Commissie bewijsmateriaal heeft verstrekt dat een significante toegevoegde waarde had vergeleken met het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, ten tijde van de indiening ervan, en omdat Dow voor zover de Commissie weet, haar betrokkenheid bij de inbreuk uiterlijk en definitief heeft beëindigd op het tijdstip waarop zij het bewijsmateriaal indiende. Zij kwam derhalve overeenkomstig punt 23 b), eerste streepje, in aanmerking voor een vermindering van 30 % tot 50 % van de geldboete die zou zijn opgelegd, indien zij geen medewerking had verleend. Dow kreeg een vermindering van 40 % van de geldboete. |
Punt 23 b), tweede streepje (vermindering van 20 tot 30 %)
(23) | In haar antwoord op de eerste mededeling van punten van bezwaar heeft Shell erkend dat de door de Commissie aangehaalde feiten daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, en wees zij op een beperkt aantal aanvullende feitelijke omstandigheden. Hoewel er geen formeel clementieverzoek werd ingediend, stelt de Commissie voor de medewerking van Shell te beoordelen overeenkomstig de voorwaarden van de clementiemededeling van 2002. |
(24) | In de beschikking wordt opgemerkt dat, ten tijde van Shells medewerking, de verstrekte informatie geen aanzienlijk toegevoegde waarde had ten opzichte van het bewijsmateriaal waarover de Commissie reeds beschikte, aangezien de Commissie reeds in staat was de inbreuk in al haar belangrijkste elementen te bewijzen. |
(25) | Op basis van het voorgaande wordt in de beschikking vastgesteld dat Shell geen recht heeft op een vermindering van de geldboete wegens de verleende medewerking. |
BESCHIKKING
(26) | Voor de in de beschikking beschreven inbreuken worden de volgende geldboeten opgelegd:
|
(27) | De adressaten van de beschikking worden gelast onmiddellijk een einde te maken aan de in de beschikking beschreven inbreuk, voor zover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij dienen zich voortaan te onthouden van iedere in de beschikking beschreven handeling of gedraging, alsook van iedere handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft. |