Samenvatting van de beschikking van de Commissie van 5 december 2007 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/38.629 — Chloropreenrubber) (Voor de EER relevante tekst)
Samenvatting van de beschikking van de Commissie van 5 december 2007 inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (Zaak COMP/38.629 — Chloropreenrubber) (Voor de EER relevante tekst)
3.10.2008 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 251/11 |
Samenvatting van de beschikking van de Commissie
van 5 december 2007
inzake een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst
(Zaak COMP/38.629 — Chloropreenrubber)
(Voor de EER relevante tekst)
(2008/C 251/07)
Op 5 december 2007 heeft de Commissie een beschikking gegeven in een procedure op grond van artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Op 23 juni 2008 heeft de Commissie deze beschikking gewijzigd. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(1), publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de beschikking — met inbegrip van de opgelegde sancties —, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen.
1. INLEIDING
(1) | De beschikking was gericht aan Bayer AG, E.I. DuPont de Nemours and Company, DuPont Performance Elastomers SA, DuPont Performance Elastomers LLC, The Dow Chemical Company, Denki Kagaku Kogyo KK, Denka Chemicals GmbH, ENI SpA, Polimeri Europa SpA, Tosoh Corporation, Tosoh Europe BV. |
(2) | De 11 genoemde rechtspersonen (die behoren tot 6 ondernemingen, waarbij een aantal rechtspersonen aansprakelijk worden gesteld als moederondernemingen) hebben inbreuk gepleegd op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door tussen 13 mei 1993 en 13 mei 2002 deel te nemen aan een enkele en voortdurende inbreuk in de sector chloropreenrubber in de EER. |
(3) | De voornaamste kenmerken van de inbreuk waren: afspraken tussen concurrenten over de toewijzing en de stabilisatie van markten, marktaandelen en verkoopquota voor chloropreenrubber, het coördineren en uitvoeren van verscheidene prijsverhogingen, het maken van afspraken over minimumprijzen, de verdeling van afnemers, de uitwisseling van uit het mededingingsoogpunt gevoelige informatie, de deelname aan geregelde bijeenkomsten en het hebben van andere contacten om overeenstemming te bereiken over de bovengenoemde beperkingen en toezicht te houden op de uitvoering daarvan binnen de EER. |
2. DE SECTOR CHLOROPREENRUBBER
(4) | Het product in kwestie, chloropreenrubber (hierna: „CR”), is een synthetisch rubber dat een kunstmatig vervaardigd polymeer is dat als elastomeer werkt. Een elastomeer heeft de mechanische eigenschap dat het onder druk veel meer elastische vervorming kan ondergaan dan de meeste materialen en toch zonder blijvende vervorming zijn vroegere omvang weer kan aannemen. CR heeft een behoorlijke mechanische sterkte, een hoge bestendigheid tegen ozon en weersinvloeden, goede bestendigheid tegen veroudering, geringe brandbaarheid, goede bestendigheid tegen chemicaliën, een matige bestendigheid tegen olie en brandstof en matige hechting aan veel substraten. CR wordt hoofdzakelijk gebruikt voor de vervaardiging van technische rubber onderdelen (kabels, slangen, v-snaren, drijfriemen, enz.), voor kleefstoffen in de schoeisel- en de meubelindustrie (zolen, hakken, gecoate weefsels, enz.) en als latex voor de vervaardiging van duikuitrusting, bitumenmodificatie en binnenzolen van schoenen. |
(5) | De waarde van de EER-markt voor CR beliep in 2001 circa 160 mln EUR. De vraag op deze markt werd geheel gedekt door leveringen van de producenten die de adressaten van de beschikking zijn. |
3. PROCEDURE
(6) | In december 2002 stelde Bayer de Commissie in kennis van het bestaan van een kartel in de sector chloropreenrubber en verklaarde de onderneming zich bereid met de Commissie samen te werken in het kader van de clementieregeling van 2002. De aanvankelijke door Bayer ingezonden opmerking werd gevolgd door aanvullende opmerkingen. Bij besluit van 27 januari 2003 verleende de Commissie Bayer voorwaardelijke immuniteit tegen geldboeten. |
(7) | Op 27 maart 2003 hield de Commissie een onaangekondigde inspectie in de kantoren van Dow Deutschland Inc. te Schwalbach, die betrekking had zowel op de onderhavige zaak als op de zaken COMP/38542-EPDM, COMP/38637-BR en COMP/38638-ESBR. Op 9 juli 2003 werd in de kantoren van Denka te Düsseldorf een onaangekondigde inspectie gehouden. |
(8) | Op 15 juli 2003 diende Tosoh een clementieverzoek in dat werd gevolgd door enkele aanvullende documenten. Dit clementieverzoek werd gevolgd door het clementieverzoek van DDE (de joint venture van DuPont en Dow) in november 2003. |
(9) | Na het eerste verzoek om inlichtingen te hebben ontvangen dienden Polimeri en een tweede dochteronderneming van ENI in april 2005 clementieverzoeken in. |
(10) | Op 13 maart 2007 leidde de Commissie de procedure en hechtte zij haar goedkeuring aan een mededeling van punten van bezwaar ten aanzien van een inbreuk op artikel 81 van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar hebben in antwoord op de door de Commissie gemaakte bezwaren schriftelijke opmerkingen ingediend. Op 21 juni 2007 vond een hoorzitting plaats. Alle partijen hebben hun recht om te worden gehoord uitgeoefend. |
4. WERKING VAN HET KARTEL
(11) | Uit solide en duurzame bewijsstukken in het bezit van de Commissie blijkt dat Bayer, Denka, DDE (joint venture DuPont/Dow), DuPont, ENI en Tosoh betrokken waren bij een enkele complexe en voortdurende inbreuk op artikel 81, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de sector chloropreenrubber. |
(12) | De inbreuk duurde van ten minste 13 mei 1993 tot 13 mei 2002, bestreek het grootste deel van de EER en bestond uit overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen met het doel afspraken te maken over de toewijzing en de stabilisatie van markten, marktaandelen en verkoopquota voor chloropreenrubber, het coördineren en uitvoeren van verscheidene prijsverhogingen, het maken van afspraken over minimumprijzen, de verdeling van afnemers en de uitwisseling van uit mededingingsoogpunt gevoelige informatie. |
(13) | De belangrijkste doelstellingen van de kartelregelingen bestonden erin de marktaandelen van de concurrenten op de CR-markt te bevriezen, productie en aanbod te regionaliseren, de prijsverschillen tussen Noord- en Zuid-Europa weg te werken en de prijzen te verhogen of een daling van de prijzen van CR-producten te voorkomen. |
(14) | De beschikking geeft een gedetailleerde beschrijving van de bewijzen die zijn gevonden van verscheidene bijeenkomsten met vertegenwoordigers van de tijdens de duur van de inbreuk betrokken ondernemingen, waarop zij de marktaandelen voor elke CR-producent in de verschillende regio's van de wereld vastlegden. Uit verdere bewijsstukken blijkt dat uitvoerige besprekingen over de prijzen en de prijsstijgingen in Europa alsook uitwisseling van commercieel gevoelige informatie hebben plaatsgevonden. De afspraken over de prijzen en de verdeling van de markten werden onder nauw toezicht van de karteldeelnemers uitgevoerd. |
5. SANCTIES
5.1. Basisbedrag van de geldboete
(15) | Het basisbedrag van de boete is berekend in verhouding tot de waarde van de verkopen van chloropreenrubber door elk van de ondernemingen in het laatste volledige jaar waarin zij aan de inbreuk hebben deelgenomen („variabel bedrag”), vermenigvuldigd met het aantal jaren dat de inbreuk geduurd heeft, verhoogd met een eveneens aan de hand van de omzet berekend bedrag, waarmee wordt beoogd ondernemingen ervan te weerhouden aan horizontale prijsafspraken deel te nemen („toetredingsrecht”). |
(16) | De criteria die voor de vaststelling van deze verhoudingen in aanmerking werden genomen waren de aard van de inbreuk (in dit geval de verdeling van de markten en de horizontale prijscoördinatie), het gecumuleerde marktaandeel van de bij de inbreuk betrokken ondernemingen (100 % in dit geval), de geografische reikwijdte (de EER) en de uitvoering. |
(17) | Aangezien de inbreuk ten minste 9 jaar heeft geduurd, werd het variabele bedrag met 9 vermenigvuldigd (behalve voor Dow, dat zich pas in april 1996 met de oprichting van de joint venture DDE bij de overeenkomsten aansloot). |
5.2. Aanpassingen van het basisbedrag
5.2.1. Verzwarende omstandigheden: recidive
(18) | Toen de inbreuk plaatsvond had de Commissie reeds eerder verbodsbeschikkingen wegens kartelactiviteiten uitgevaardigd tegen Bayer en ENI. Het feit dat deze ondernemingen opnieuw in kartelgedrag vervielen, hetzij in dezelfde sector, hetzij in andere sectoren dan die waarin voorheen sancties waren opgelegd, gaf aan dat de eerdere sancties de ondernemingen er niet toe hebben gebracht hun gedrag te wijzigen. Dit rechtvaardigt een verhoging van het basisbedrag van de aan Bayer en ENI opgelegde boete wegens recidive. |
5.2.2. Verzachtende omstandigheden
(19) | De partijen verzochten dat een aantal verzachtende omstandigheden in aanmerking werden genomen, zoals een passieve of beperkte rol in het kartel, de snelle beëindiging van de inbreuk, beperkte deelname aan de inbreuk, daadwerkelijke medewerking buiten de clementiemededeling om, niet-uitvoering van kartelafspraken en dwang. Deze beweringen zijn in de beschikking zonder uitzondering verworpen. |
5.2.3. Specifieke verhoging met het oog op afschrikking
(20) | Daarom en overeenkomstig eerdere beschikkingen achtte de Commissie het, om het bedrag van de geldboeten vast te stellen op een niveau dat een voldoende afschrikkende werking garandeert, passend om een vermenigvuldigingsfactor toe te passen op de aan ENI en Dow opgelegde geldboete. In 2005, het laatste boekjaar voor de beschikking, bedroeg de totale omzet van ENI 86,10 mld EUR en die van Dow 39,12 mld EUR. |
5.3. Toepassing van het omzetplafond van 10 %
(21) | Het definitieve bedrag van de afzonderlijke geldboeten dat voor de toepassing van de clementieregeling was berekend, bedroeg minder dan 10 % van de wereldwijde omzet van de ondernemingen waaraan de beschikking was gericht. |
5.4. Toepassing van de clementieregeling van 2002: immuniteit en vermindering van geldboeten
(22) | Bayer, Tosoh, DuPont/DDE, Polimeri en nog een andere dochteronderneming van ENI hebben in verschillende fasen van het onderzoek met de Commissie samengewerkt om de gunstige behandeling te ontvangen die in de clementieregeling van 2002 welke in deze zaak van toepassing is, wordt beschreven. |
5.4.1. Immuniteit
(23) | Bayer was de eerste onderneming die de Commissie in kennis stelde van het bestaan van een kartel in de CR-sector op de EER-markt. Bayer kwam derhalve in aanmerking voor immuniteit. |
5.4.2. Verlaging van geldboeten
(24) | Tosoh was de tweede onderneming die de Commissie benaderde. De samenwerking van Tosoh werd beloond met een verlaging van de geldboete met 50 %. |
(25) | DDE (DuPont/Dow) bood in november 2003 de Commissie haar samenwerking aan. Deze werd beloond met een verlaging van de geldboete met 25 %. |
(26) | Wat Polimeri en een tweede dochteronderneming van ENI betreft, die in april 2005 op grond van de clementieregeling een verzoek indienden, werd in de beschikking geconcludeerd dat geen van deze ondernemingen een significant toegevoegde waarde in de zin van punt 21 van de clementieregeling van 2002 heeft verstrekt. De Commissie heeft deze ondernemingen derhalve geen verlaging van de geldboete toegekend. |
6. BESLUIT
(27) | De adressaten van de beschikking en de duur van hun betrokkenheid bij het kartel zijn als volgt:
|
(28) | Overeenkomstig voorgaande overwegingen werden de volgende geldboeten opgelegd:
|
(29) | De in overweging (27) genoemde ondernemingen is bevolen een onmiddellijk einde te maken aan de in overweging (3) bedoelde inbreuk, voor zover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij onthouden zich voortaan van iedere in overweging (3) beschreven handeling of gedraging, alsook van iedere handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft. |