Home

Conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over volwasseneneducatie

Conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over volwasseneneducatie

6.6.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 140/10


Conclusies van de Raad van 22 mei 2008 over volwasseneneducatie

(2008/C 140/09)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De conclusies die de Europese Raad tijdens de voorjaarsbijeenkomst van 2000 in Lissabon heeft aangenomen(1), bevatten de oproep de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels te moderniseren, teneinde in te spelen op de vereisten van een kenniseconomie en het groeiend aantal sociaaleconomische en demografische uitdagingen waaraan de Unie in een gemondialiseerde wereld het hoofd moet bieden.

(2)

In de conclusies die de Europese Raad tijdens de voorjaarsbijeenkomst van 2002 in Barcelona heeft aangenomen(2), worden de lidstaten aangespoord om ervoor te zorgen dat alle burgers de nodige basisvaardigheden bezitten, en dat oudere werknemers meer kansen worden geboden om op de arbeidsmarkt te blijven, in het bijzonder door werkelijke toegang tot levenslang leren te garanderen.

(3)

In de resolutie van de Raad van 27 juni 2002 inzake levenslang leren(3) wordt benadrukt dat levenslang leren betrekking moet hebben op het leren vanaf de voorschoolse leeftijd tot na de pensionering, en het hele scala aan formele, niet-formele en informele leeractiviteiten dient te omvatten.

(4)

In zijn Resolutie van 19 december 2002 over intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding(4) tekent de Raad aan dat het aanpassingsvermogen en de inzetbaarheid van volwassenen, met inbegrip van oudere werknemers, in sterke mate afhankelijk zijn van de mogelijkheid om gedurende het werkzame bestaan vaardigheden op peil te houden en nieuwe vaardigheden te verwerven.

(5)

In de resolutie van de Raad van 28 mei 2004 inzake het versterken van beleidsmaatregelen, systemen en praktijken op het gebied van begeleiding(5) wordt beklemtoond dat alle Europese burgers in alle levensfasen toegang moeten hebben tot begeleiding, en dat daarbij met name aandacht dient te worden besteed aan individuen en groepen met een verhoogd risico.

(6)

In zijn conclusies van 28 mei 2004 over de gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren(6), die in aansluiting op de verklaring van Kopenhagen van november 2002 zijn vastgesteld, verlangt de Raad dat er Europese instrumenten voor de erkenning van niet-formeel en informeel leren worden ontwikkeld en verspreid.

(7)

Volgens de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren(7), moet er onder meer voor worden gezorgd dat volwassenen in staat zijn hun competenties hun leven lang verder te ontwikkelen en actueel te houden, en dat de nodige infrastructuur voor voortgezet onderwijs en voortgezette opleiding van volwassenen voorhanden is.

(8)

Luidens de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 over een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks op onderwijs- en opleidingsgebied(8) zou verder moeten gewerkt aan indicatoren voor de competenties van volwassenen.

(9)

In de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake de vaststelling van een Europees kwalificatiekader(9) wordt gepleit voor een kwalificatiebeschrijving op basis van leerresultaten, ongeacht hoe of waar deze zijn behaald.

(10)

In het gezamenlijke voortgangsverslag 2008 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het werkprogramma „Onderwijs en Opleiding 2010” staat dat de geringe participatie van oudere werknemers en laaggeschoolden aan volwasseneneducatie een groot probleem blijft.

(11)

Het Europees Parlement heeft op 16 januari 2008 een resolutie over volwasseneneducatie aangenomen, „Een mens is nooit te oud om te leren(10), waarin een dringend beroep op de lidstaten wordt gedaan om kennisverwerving en de ontwikkeling van een cultuur van levenslang leren te bevorderen, met name door middel van een gendergelijkheidsbeleid dat de volwasseneneducatie aantrekkelijker, toegankelijker en effectiever moet maken,

IS INGENOMEN MET de mededeling van de Commissie Een mens is nooit te oud om te leren(11) van oktober 2006, en met haar actieplan Het is nooit te laat om te leren(12) van september 2007, die beide de volwasseneneducatie als een belangrijke component van een leven lang leren onder de aandacht brengen, en waarin de lidstaten wordt gevraagd de belemmeringen voor deelname aan volwasseneneducatie weg te nemen, de algehele kwaliteit en doelmatigheid ervan te verhogen, de validatie en erkenning te bespoedigen, en te zorgen voor voldoende investeringen en toezicht.

ZIET IN hoe belangrijk de rol van volwasseneneducatie kan zijn bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, doordat de sociale cohesie wordt versterkt, de mensen de vaardigheden verwerven die zij nodig hebben om een nieuwe baan te kunnen vinden, en Europa wordt geholpen de globalisering sterker tegemoet te treden. Met name dient het volgende te gebeuren:

1.

het vaardigheidsniveau van het nog aanzienlijke aantal laaggeschoolde werknemers moet worden verhoogd, zodat elkeen zich kan aanpassen aan de technologische verandering en aan de toekomstige behoeften inzake vaardigheden, hetgeen de algemene economische prestaties ten goede zal komen;

2.

als remedie tegen de hardnekkig hoge schooluitval moet jonge volwassenen zonder kwalificatie een tweede kans worden geboden; aspecten die bijzondere aandacht verdienen, zoals elementaire taal- en rekenvaardigheden, IT-vaardigheden en het leren van talen, moeten daarbij centraal staan;

3.

sociale uitsluiting ten gevolge van factoren als lage initiële opleiding, werkloosheid en geografische afzondering, moet worden bestreden, en tegelijk moet — in het licht van de demografische en migratietrends — meer aandacht worden besteed aan de vereiste levenslange scholing en opleiding van oudere werknemers en migranten;

4.

de doelmatigheid, doeltreffendheid en kwaliteit van de volwasseneneducatie moet worden gewaarborgd om de actieve participatie, met name in achtergestelde groepen, te verhogen, voldoende publieke en private financiering voor de sector aan te trekken, en de privésector ertoe aan te zetten volwasseneneducatie als een cruciale factor bij de werkplek- en de bedrijfsontwikkeling te gaan beschouwen.

IS VAN OORDEEL dat volwasseneneducatie een belangrijke bijdrage hiertoe kan leveren, niet alleen dankzij de economische en maatschappelijke voordelen, zoals grotere inzetbaarheid, toegang tot beter werk, verantwoordelijker en actiever burgerschap, maar ook door de verbetering op het persoonlijke vlak, bijvoorbeeld uit het oogpunt van zelfontplooiing, gezondheid, welzijn en het gevoel van eigenwaarde, en bijgevolg dat:

1.

de volwasseneneducatie in nationaal opzicht nadrukkelijker en doeltreffender gesteund moet worden, in het kader van het algemene streven naar een cultuur van een leven lang leren;

2.

de specifieke maatregelen die in de bijlage bij deze conclusies zijn opgesomd een coherent kader voor verder optreden in het kader van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” zouden kunnen vormen;

3.

bij de uitwerking en toepassing van die maatregelen de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor het bepalen van de leerinhoud en de organisatie van het onderwijs en de opleiding volledig moet worden gerespecteerd, en de open coördinatiemethode moet worden gevolgd;

4.

voortgang en voortgangsbewaking moeten beantwoorden aan het samenhangend kader van indicatoren en benchmarks dat de Raad in mei 2007 heeft vastgesteld, en in de gezamenlijke voortgangsverslagen over het werkprogramma „Onderwijs en opleiding” moeten worden opgenomen;

5.

het sectoroverschrijdende karakter, de diversiteit, de complexiteit en de rijkdom van de volwasseneneducatie een integrale aanpak noodzakelijk maken, waarbij alle belanghebbenden, ook op het plaatselijke en het regionale niveau, alsmede de sociale partners en de ngo's worden betrokken.

VERZOEKT DE LIDSTATEN daarom de hier aan de orde gestelde problematiek in verband met volwasseneneducatie ter hand te nemen, en met name de in de bijlage geschetste maatregelen toe te passen overeenkomstig de specifieke context en prioriteiten van de lidstaten,

en VERZOEKT DE COMMISSIE:

de lidstaten te steunen bij de verdere ontwikkeling en verbetering van de volwasseneneducatie, niet alleen uit het oogpunt van kansen, toegankelijkheid en participatie, maar ook van relevante, gerichte leerresultaten, met behulp van maatregelen in de zin van de bijlage bij deze conclusies;

ervoor te zorgen dat de toepassing van die maatregelen complementair is aan en coherent is met het verloop van het proces van Bologna en het proces van Kopenhagen, voor zover deze betrekking hebben op lerende volwassenen;

de bestaande onderzoekstructuren te versterken en te benutten voor volwasseneneducatie;

de samenwerking met de internationale organisaties en de betrokken niet-gouvernementele instanties op dit terrein voort te zetten en op te voeren, en aansluiting te zoeken bij regionale initiatieven zoals de Europees-Aziatische samenwerking en wereldwijde initiatieven zoals „Onderwijs voor iedereen” en de millenniumontwikkelingsdoelstellingen.



BIJLAGE

SPECIFIEKE MAATREGELEN VOOR DE PERIODE 2008-2010

A. DOOR DE COMMISSIE, MET MEDEWERKING VAN DE LIDSTATEN

1.

De onderwijs- en opleidingshervormingen op nationaal niveau analyseren, in het bijzonder de ontwikkeling van de nationale kwalificatiesystemen ten opzichte van het Europees kwalificatiekader en de puntenoverdrachtsystemen betreffende formeel, niet-formeel en informeel leren, teneinde de kwalificatiesystemen toegankelijker te maken voor volwassenen.

2.

Het effect van de nationale onderwijs- en opleidingshervormingen op de verdeling van de financiering over de verschillende leeftijdsgroepen analyseren, in een perspectief van een leven lang leren.

3.

Degenen die in de volwasseneneducatie werkzaam zijn, op basis van de in de lidstaten bestaande optimale methoden, helpen bij de ontwikkeling van hun carrière, carrièremogelijkheden en loopbaanfinanciering, om de zichtbaarheid en de status van het beroep te vergroten.

4.

Nader onderzoek verrichten naar kwaliteitscriteria voor aanbieders van volwasseneneducatie.

5.

Een gemeenschappelijk overzicht van optimale methoden en projecten opstellen, erop gericht om zeer moeilijk te bereiken groepen te motiveren, te bepalen wat de sleutel is tot hun integratie op de arbeidsmarkt en in de samenleving, en hun gevoel van eigenwaarde te vergroten.

6.

Optimale methoden bepalen voor de beoordeling van vooral buiten het formele leersysteem verworven leerresultaten, in het bijzonder van laaggeschoolde en oudere werknemers en van migranten.

7.

Een glossarium van de aanvaarde, in de volwasseneneducatie gebruikte definities samenstellen en, op basis van de bestaande gegevensverzamelingen, onder meer van de OESO, alsook in de lijn van de verordening van 2008 over de statistieken inzake onderwijs en een leven lang leren(1), een aantal vergelijkbare kerngegevens op Europees niveau ten behoeve van het bewakingsproces vaststellen. (Er moet worden gewaarborgd dat alle lidstaten het recht hebben om aan deze werkzaamheden deel te nemen.)

8.

Steun verlenen aan maatregelen die de volwasseneneducatie een vastere plaats in de nationale strategieën voor een leven lang leren moeten geven.

9.

Bewustmakings- en motivatiecampagnes onder potentiële deelnemers steunen, en aldus de algemene participatie aan de volwasseneneducatie bevorderen.

B. DOOR DE LIDSTATEN, MET STEUN VAN DE COMMISSIE

1.

Bevorderen dat de betrokken partijen in de lidstaten optimale methoden uitwisselen, van elkaar leren en samen projecten op het gebied van volwasseneneducatie opzetten, en daartoe strekkende steun verlenen.

2.

Nauw samenwerken — bij het nastreven van een cultuur van een leven lang leren — om de belemmeringen in kaart te brengen en weg te nemen, en om een vraaggestuurde, kwalitatief hoogstaande dienstverlening en uitrusting op te zetten, ook wat e-learning en leren op afstand betreft.

3.

Zowel de instellingen voor hoger onderwijs als de instellingen voor beroepsopleiding aansporen om zich meer te richten tot de groep lerende volwassenen, alsook partnerschappen met het bedrijfsleven aan te gaan, die de werkgevers moeten aanzetten tot het organiseren van volwasseneneducatie op de werkplek, en de werknemers tot deelname.

4.

Erop aansturen dat alle burgers gemakkelijker toegang krijgen tot, en vaker gaan deelnemen aan volwasseneneducatie; in het bijzonder moet hierbij worden gedacht aan personen die hun initiële opleiding voortijdig hebben afgesloten en een „tweede kans” wensen, en aan mensen met speciale behoeften, onvoldoende basisvaardigheden of zwakke onderwijsresultaten; zij moeten ertoe worden gebracht hun kwalificaties te verbeteren.

5.

Ervoor zorgen dat het Programma voor een leven lang leren, de Europese structuurfondsen en andere, soortgelijke financieringsbronnen effectief en efficiënt worden gebruikt, zodat de leermogelijkheden voor volwassenen verbeteren.

6.

Levenslange begeleiding invoeren en toepassen, met behulp waarvan volwassenen onafhankelijke informatie en onafhankelijk advies, alsmede een individuele vaardigheidsanalyse en beroepsoriëntatie kunnen krijgen.

7.

Vanuit kosten-batenoogpunt bezien welke bijdrage volwasseneneducatie aan de sociale cohesie en de economische ontwikkeling levert.

8.

De ontwikkeling van de methoden en instrumenten voor de beoordeling van basisvaardigheden en -competenties — ook indien deze hoofdzakelijk buiten het formele leersysteem zijn verworven — begunstigen, die methoden en instrumenten in de vorm van leerresultaten laten valideren en definiëren, en tegelijk werk maken van validerings- en erkenningsprocedures.

9.

Bij de verdeling van de financiële middelen over de verschillende onderwijssectoren een passend aandeel voor volwasseneneducatie trachten te verzekeren, zulks in een perspectief van een leven lang leren.

10.

Bevorderen dat de sociale partners en andere belanghebbenden, waaronder de ngo's, actief betrokken worden bij het verzekeren van een leeraanbod dat toegesneden is op de behoeften van de verschillende groepen gegadigden. Bijzondere aandacht moet daarbij worden gewijd aan ICT-leermethoden en de ontwikkeling van ICT-vaardigheden.

11.

De samenwerking met het Cedefop en het Institute for Lifelong Learning van de Unesco versterken, en ten volle gebruik maken van de onderzoekscapaciteit waarover andere internationale instellingen beschikken op het gebied van volwasseneneducatie.

12.

Aan de hand van hetgeen deze maatregelen zullen hebben opgeleverd, nagaan wat er na 2010 verder kan worden ondernomen, overeenkomstig de follow-up van het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010”.