Home

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.4726 — Thomson Corporation/Reuters Group (Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21 )

Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.4726 — Thomson Corporation/Reuters Group (Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21 )

20.8.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 212/4


Eindverslag van de Raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.4726 — Thomson Corporation/Reuters Group

(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de Raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures — PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)

(2008/C 212/03)

Op 3 september 2007 ontving de Commissie een aanmelding van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad waarin is meegedeeld dat de onderneming Woodbridge Company Limited („Woodbridge”), die de houdstermaatschappij is van Thomson Corporation („Thomson”, Canada), in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van genoemde verordening van de Raad volledige zeggenschap verkrijgt over de onderneming Reuters Group PLC („Reuters”, Verenigd Koninkrijk), door een overeenkomstregeling die voorziet in een structuur met twee beursgenoteerde ondernemingen.

Na onderzoek van de aanmelding concludeerde de Commissie op 8 oktober 2007 dat de aangemelde transactie in het toepassingsgebied van de concentratieverordening viel en dat zij aanleiding gaf tot ernstige twijfels omtrent de verenigbaarheid ervan met de gemeenschappelijke markt en de EER-Overeenkomst. De Commissie heeft derhalve de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening ingeleid.

Thomson en Reuters kregen toegang tot de belangrijke documenten in het dossier, overeenkomstig de regels inzake beste praktijken voor concentratiezaken, in de vorm van een aantal niet-vertrouwelijke versies van de antwoorden van derde partijen op de verzoeken om inlichtingen in fase I. Deze werden op 12 november 2007 aan de aanmeldende partijen verstrekt.

Op 6 december 2007 boden Thomson en Reuters een aantal eerste verbintenissen aan, en na een markttoets door de Commissie verstrekten zij op 21 december 2007 de laatste versie van de verbintenissen teneinde de concentratie verenigbaar te maken met de gemeenschappelijke markt.

De Commissie concludeerde dat de door Thomson & Reuters aangeboden verbintenissen de ernstige twijfels wegnemen wat betreft de verenigbaarheid van de aangemelde transactie met de gemeenschappelijke markt. Dienovereenkomstig werd geen mededeling van punten van bezwaar aan de aanmeldende partij gericht en dient de concentratie verenigbaar te worden verklaard met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-Overeenkomst, overeenkomstig artikel 8, lid 2, en artikel 10, lid 2, van de concentratieverordening en artikel 57 van de EER-Overeenkomst.

De Raadadviseur-auditeur ontving van de partijen of derden geen vragen of opmerkingen. De zaak behoeft geen bijzondere opmerkingen wat betreft het recht van de partijen om te worden gehoord.

Brussel, 12 februari 2008.

Karen WILLIAMS