Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Naar een Europese strategie inzake e-justitie (COM(2008) 329 definitief)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Naar een Europese strategie inzake e-justitie (COM(2008) 329 definitief)

23.12.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 318/69


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Naar een Europese strategie inzake e-justitie

(COM(2008) 329 definitief)

2009/C 318/13

Rapporteur: Jorge PEGADO LIZ

De Commissie heeft op 30 mei 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité: Naar een Europese strategie inzake e-justitie

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden terzake was belast, heeft haar advies op 9 september 2009 goedgekeurd; rapporteur was de heer PEGADO LIZ.

Tijdens zijn op 30 september en 1 oktober 2009 gehouden 456e zitting (vergadering van 30 september) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen werd goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité is ingenomen met deze mededeling van de Commissie over een Europese strategie inzake e-justitie: het gaat immers om een samenhangende, goed onderbouwde tekst die op het juiste moment komt. Het ligt dan ook voor de hand dat het Comité, ondanks het feit dat het in eerste instantie niet om advies was verzocht, zelf het initiatief heeft genomen om zich uit te spreken over de mededeling.

1.2

De overeenkomst tussen het EP, de Raad en de Commissie, waarnaar wordt verwezen in de resolutie van de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken (28 november 2008), over het actieplan op het gebied van e-justitie voor de periode tot 2013, en de aanbevelingen inzake de reikwijdte en de toekomstige ontwikkeling van dit initiatief, zijn cruciale elementen die zeker moeten worden meegewogen.

1.3

Het Comité kan zich in grote lijnen vinden in de hier uiteengezette actielijnen. Toch wil het hierbij nog enig voorbehoud maken en een aantal kanttekeningen plaatsen bij de manier waarop die moeten worden uitgewerkt en toegepast.

1.4

Zo wijst het erop dat de reikwijdte van het begrip „e-justitie” nauwkeuriger moet worden afgebakend, en wel tegen de achtergrond van andere toepassingen van de nieuwe informatietechnologieën op verschillende aspecten van het burgerschap en het openbaar bestuur in het algemeen.

1.5

Ook wijst het Comité erop dat een rechtvaardige rechtspraak de hoogste doelstelling moet zijn. De – lovenswaardige – initiatieven ter vereenvoudiging en harmonisering van handelingen en procedures moeten op de eerste plaats gericht zijn op de belangen van de burger in het algemeen en de economische en sociale actoren in het bijzonder, m.n. wat de toegang tot de rechter betreft, en moeten in de ogen van juristen aanvaardbaar en wenselijk zijn.

1.6

Het gevaar bestaat dat dit soort initiatieven indruist tegen de grondrechten van de Europese burgers – we denken dan m.n. aan de gegevensbescherming. Het Comité pleit er dan ook ten stelligste voor dat steeds rekening wordt gehouden met de grondbeginselen van het internationaal conventioneel recht en het burgerlijk procesrecht, die alle Europese landen hoog in het vaandel dragen.

1.7

Het Comité roept de Commissie op conform het subsidiariteitsbeginsel terdege rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende nationale rechtsstelsels, die een afspiegeling zijn van de nationale culturele tradities en waarden die in stand moeten worden gehouden. Daarnaast moet in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel voor elk nieuw initiatief een kosten-batenanalyse worden opgemaakt.

1.8

Voorts mag de Commissie bij de ontwikkeling van de diverse geplande initiatieven niet uit het oog verliezen dat de rechtsbedeling steeds vanuit het standpunt van de burger moet gebeuren: ICT moet ten dienste staan van het recht, niet omgekeerd.

1.9

Met name moet de grootste omzichtigheid worden betracht bij de invoering van mechanismen om gerechtelijke procedures te digitaliseren. Dit impliceert dat de vereisten inzake vorm en duurzame dragers, die de rechtszekerheid garanderen, steeds moeten worden nageleefd.

1.10

Ten slotte dringt het Comité er bij het EP en de Raad op aan om de praktische invulling van de diverse voorstellen op de voet te volgen en na te gaan of bij de uitvoering niet de hand wordt gelicht met de waarden en beginselen uit hun resoluties, die ook door het Comité worden gedeeld.

2. Inleiding en toelichting

2.1 Het vraagstuk van elektronische justitie werd voor de eerste maal serieus ter sprake gebracht tijdens het Italiaanse voorzitterschap in 2003, in het kader van een conferentie in samenwerking met de Raad van Europa. De conclusies daarvan luidden als volgt: „het debat over de voordelen, kansen en gevaren van het internet voert telkens weer terug naar onze bezorgdheid omtrent de waarden en rechten die m.n. zijn opgenomen in de verdragen van de Raad van Europa over de mensenrechten en gegevensbescherming”(1).

2.2 In de jaren daarop ontwikkelden verscheidene lidstaten hun eigen systeem voor elektronische justitie. Hoewel sommige van deze systemen van een opmerkelijke theoretische en praktische kwaliteit(2) waren, was van samenhang daarbij geen sprake.

2.3 Op EU-niveau kreeg de problematiek langzamerhand meer aandacht in het kader van e-government en m.n. naar aanleiding van de documenten eEuropa 2002 en eEuropa 2005, die resp. werden goedgekeurd tijdens de Europese topbijeenkomsten in Feira in 2000 en in Sevilla in 2002. Ook in het strategiedocument i2010(3) wordt verwezen naar e-justitie.

2.3.1

Het project e-justitie was een van de eerste „geïntegreerde projecten” die werden opgezet naar aanleiding van het zesde kaderprogramma, zij het met nog erg beperkte en experimentele doelstellingen. Pas tijdens de informele bijeenkomst van ministers van Justitie in Dresden in januari 2007 stond de kwestie als afzonderlijk punt op de agenda; vervolgens werd daarop voortgeborduurd tijdens de conferentie over e-justitie in mei 2007 in Bremen(4).

2.4 Tijdens het Portugese voorzitterschap kwam een en ander in een stroomversnelling(5): op de informele bijeenkomst van ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van 1 en 2 oktober 2007 werden de mogelijke opties in grote lijnen vastgelegd, terwijl tijdens de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 6 en 7 december 2007 de resultaten tot dan toe in kaart werden gebracht en werd bepaald dat de werkzaamheden tegen het eind van het eerste halfjaar van 2008 moesten worden afgerond. In de conclusies van de Raad van 13 december 2007 ten slotte stond te lezen dat al heel wat vooruitgang was geboekt op het gebied van e-justitie en werd opgeroepen de inspanningen voort te zetten.

2.5 Naar aanleiding van deze gebeurtenissen heeft de Commissie onderhavige mededeling opgesteld, die is gericht aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité, maar waarover het Comité niet werd geraadpleegd. Vandaar het besluit om een initiatiefadvies op te stellen.

2.6 Inmiddels hebben het EP(6) en de Raad(7) wel al een standpunt ingenomen over de tweede mededeling, en meer in het bijzonder over het daarbij gevoegde actieplan. Aangezien het evenwel om een vijfjarenplan gaat gelooft het Comité vast dat de hiernavolgende opmerkingen en aanbevelingen nuttig zijn: zij kunnen immers nog tijdens de tenuitvoerlegging van de geplande maatregelen in aanmerking worden genomen en verwoorden het standpunt van de maatschappelijke organisaties, voor wie de geplande maatregelen van bijzonder belang zijn(8).

3. Korte samenvatting van de mededeling van de Commissie(9)

4. Algemene opmerkingen

4.1 Het Comité staat achter de grote lijnen van het initiatief van de Commissie, dat nu is aangevuld met de voorstellen van het EP en de richtsnoeren van de Raad.

4.1.1

Toch wil het hierbij nog enig voorbehoud maken en een aantal kanttekeningen plaatsen.

4.2 Op de eerste plaats moet de reikwijdte van het begrip „e-justitie” correct worden afgebakend. E-justitie is onlosmakelijk verbonden met ruimere begrippen als „e-democratie” en „e-governance” en staat nauw in verband met het „e-recht”, dat elektronische toegang verleent tot wetteksten en de productie daarvan in real time mogelijk maakt, of het nu om materieel of procesrecht gaat, om „hard law” of „soft law”, alsook toegang verleent tot de jurisprudentie van de rechtbanken en de bestuursrechtelijke besluiten; toch moet het begrip „e-justitie” beperkt blijven tot de judiciële aspecten van de rechtsbedeling op het gebied van het burgerlijk, handels- en misschien ook bestuurlijk recht, m.a.w. tot de gerechtelijke procedures en -praktijken, met inbegrip van arbitrageprocedures(10).

4.3 Anderzijds moet steeds voor ogen worden gehouden dat het allerhoogste goed in het kader van de toepassing van het recht niet snelheid of doeltreffendheid is, noch het terugdringen van de kosten of vereenvoudiging, maar wel het streven naar een RECHTVAARDIGE RECHTSPRAAK(11), waarin ten volle rekening wordt gehouden met de grondrechten en meer in het bijzonder met de bescherming van de persoonsgegevens van de burgers.

4.3.1

We moeten ons niet blind staren op vereenvoudiging, doeltreffendheid, kostenbesparingen of snelheid; dit kan er immers toe leiden dat het hierboven bedoelde hoogste goed op het gebied van justitie op de helling komt te staan en toegang tot de rechtspraak niet gemakkelijker maar juist moeilijker of complexer dreigt te worden.

4.4 Digitalisering of vereenvoudiging van processtukken en uniformisering van de werkmethoden en de procedures zijn tot op zekere hoogte wenselijk. Daarbij moet er echter op worden toegezien dat specifieke elementen niet van hun eigen – onmisbare - kenmerken worden ontdaan én dat essentiële elementen – die afwijkend kunnen en mogen zijn - niet samen met overbodige of toevallige elementen overboord worden gegooid.

4.4.1

Het is cruciaal dat programma's voor de toepassing van informatietechnologie inspelen op de behoeften van de Europese burgers en m.n. van de economische en sociale sector en de juristen, en niet indruisen tegen hun belangen.

4.4.2

Ook moet erop worden toegezien dat nieuwe systemen worden beveiligd tegen inzage door derden - of het nu gaat om opzettelijke inbreuken of nalatigheid – omdat daardoor de veiligheid en betrouwbaarheid op losse schroeven komen te staan. Daarnaast moet worden vermeden dat een buitenstaander de inhoud van een dossier (gedeeltelijk) zou kunnen wijzigen.

4.5 Een ander belangrijk aandachtspunt hangt samen met verschillende vormvereisten die in de ogen van een leek misschien overdreven of overbodig kunnen lijken maar die het respect van het publiek voor de rechter en de rechtspraak aanzienlijk vergroten en ervoor zorgen dat bij de toepassing van het recht de grondrechten worden nageleefd(12).

4.6 Bovendien is het procesrecht een aanvulling op het materieel recht, dat voortvloeit uit de verschillende culturele tradities van de lidstaten. Uniformisering daarvan is dan ook mogelijk noch wenselijk; de basisaspecten van de afgeleide gerechtelijke procedures – die vanzelfsprekend uiteenlopen – kunnen niet – en mogen niet - op elkaar worden afgestemd, omdat anders het gevaar bestaat van overtreding van de materiële rechten, die door deze procedures juist veilig moeten worden gesteld.

4.7 Met name in het kader van het procesrecht wordt het recht toegepast via een reeks juridische instrumenten. Deze worden gebruikt door juridische deskundigen, die een gespecialiseerde opleiding hebben genoten en over de nodige beroepservaring beschikken. Het spreekt dan ook vanzelf dat bij de uitwerking en toepassing van dat procesrecht gebruik wordt gemaakt van het specifieke jargon van deze beroepsbeoefenaars.

4.7.1

Al te ver doorgedreven inspanningen om het recht „eenvoudig” en „algemeen toegankelijk” te maken kunnen ertoe leiden dat het inboet aan nauwkeurigheid en technische betekenis; die laatste hoeft overigens niet in alle nationale wetgevingen gelijk te lopen.

4.7.2

Ook hier mag het streefdoel dus niet zijn de verschillende rechtsinstrumenten te uniformiseren maar moet worden getracht een „concordantietabel” of een „gemeenschappelijk referentiekader” op te stellen.

4.8 Ten slotte wil het Comité er nog op wijzen dat een doeltreffende toepassing van nieuwe technologie op de rechtspraak pas mogelijk is als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan: de technologie moet worden afgestemd op de behoeften en doelstellingen van de organisatie, compatibel zijn met de bestaande informaticasystemen en van te voren worden getoetst aan de huidige procedures. Ook moet het mogelijk zijn de nieuwe technologieën snel en goedkoop aan te passen aan nieuwe omstandigheden en doelstellingen.

4.8.1

In het algemeen moet meer aandacht uitgaan naar de verhouding tussen kosten en baten van dit initiatief, zowel in zijn geheel genomen als voor elke etappe van de uitvoering. De Commissie geeft in haar effectbeoordeling (die overigens maar in één officiële taal beschikbaar is) immers geen cijfers, maar beweert dat het onmogelijk is een kostenraming te maken en dat elk geval afzonderlijk moet worden bekeken. Wat de baten betreft verklaart zij dan weer dan de economische impact duidelijk voelbaar is maar moeilijk te becijferen valt. Deze stellingname is uiterst subjectief en valt niet te verdedigen waar het gaat om een dergelijk grootschalig initiatief(13).

5. Bijzondere opmerkingen

5.1 Een proces bestaat uit een aantal (procedurele) stappen die moeten worden neergelegd in documenten. Om redenen van rechtszekerheid en met het oog op de eerbiediging van de rechten van de partijen, zijn duurzame dragers voor de hele procesvoering noodzakelijk en zijn de mogelijkheden van digitalisering en mondelinge weergave in een rechtstaat beperkt.

5.1.1

Het is tegen deze achtergrond dat bepaalde aspecten van de acties uit onderhavige totaalstrategie moeten worden bekeken.

5.2 Het Comité is van oordeel dat pas een portaal voor e-justitie kan worden opgericht als alle betrokkenen (rechters, openbare aanklagers, gerechtsfunctionarissen, bestuurlijke overheden, regeringsfunctionarissen en alle juristen) een grondige cursus hebben gevolgd, zodat een dergelijk portaal voor alle gebruikers een nuttig en werkbaar instrument is.

5.2.1

Het Comité ziet het portaal als een centraal punt voor informatie en juridische dienstverlening en een ontmoetingsplaats voor burgers, ondernemers en juristen, die kan bijdragen tot het beslechten van juridische geschillen.

5.2.2

Het portaal kan uitgroeien tot een nuttig en handzaam instrument voor dagelijks gebruik door alle juristen op voorwaarde dat de verstrekte informatie betrouwbaar en authentiek is. Bovendien is het raadzaam de toegankelijkheid voor bepaalde gegevens te beperken, om zo de betrokkenen te beschermen.

5.2.3

Ook moet het portaal toegang verlenen tot de nationale en de EU-wetgeving, naar het voorbeeld van het Europees justitieel netwerk op het gebied van burgerlijke en handelszaken(14). Op die manier kan een breed publiek gemakkelijker algemene juridische bijstand en juridisch advies krijgen.

5.3 Wat het gebruik van videoconferenties betreft meent het Comité dat grondig moet worden nagegaan of de nationale rechtbanken(15) allemaal beschikken over het nodige audiovisuele materiaal om een veralgemeend gebruik van videoconferenties mogelijk te maken. Het is op dit moment immers niet duidelijk of alle lidstaten hun rechtbanken met het nodige materiaal voor videoconferenties hebben uitgerust. Evenmin is duidelijk of de beschikbare uitrusting compatibel is en naar behoren functioneert(16).

5.3.1

Wanneer de videoconferentie bedoeld is om getuigenmateriaal te verzamelen of kennis te geven van processtukken of rechterlijke beslissingen, dan moeten de nationale wetgevingen inzake het afleggen van verklaringen en videoconferenties volledig op elkaar worden afgestemd, zodat de desbetreffende bepalingen overal op dezelfde manier worden geïnterpreteerd en toegepast. Gebeurt dit niet, dan zal het gebruik van videoconferenties worden bemoeilijkt doordat in de verschillende lidstaten wettelijke en zelfs culturele barrières zullen worden opgeworpen.

5.3.2

Het Comité dringt erop aan dat, mochten de Commissievoorstellen m.b.t. videoconferenties worden goedgekeurd, rechtbanken die van die mogelijkheid gebruik willen maken verplicht worden daartoe een verzoek in te dienen. Het portaal kan in dit verband goede diensten bewijzen, omdat het immers alle nodige elementen kan verschaffen(17).

5.4 In verband met de samenwerking tussen gerechtelijke autoriteiten, en meer in het bijzonder de onderlinge koppeling van strafregisters, wil het Comité opmerken dat het hier om een bijzonder gevoelige problematiek gaat en dat daarom de strengste eisen op het vlak van veiligheid en gegevensbescherming in acht moeten worden genomen, zodat de privacy van de betrokkenen wordt gerespecteerd(18).

5.4.1

Wel wijst het Comité erop dat ook hier de nationale wetgevingen en de situatie in de verschillende lidstaten onder de loep moeten worden genomen, zodat er bij de uitwisseling van strafrechtelijke informatie - toch al een bijzonder gevoelige materie - geen sprake is van uiteenlopende toepassingen of behandelingen.

5.5 Wat het hoofdstuk hulp bij vertaling aangaat wil het Comité er de aandacht op vestigen dat het portaal voor e-justitie meertalig moet zijn en informatie ter beschikking moet stellen in alle EU-talen. Geautomatiseerde vertaalhulpmiddelen zijn pas echt nuttig als zij de vertaling en vertolking van de webpagina mogelijk maken, zodat deze voor alle EU-burgers toegankelijk wordt.

5.5.1

Als hulp voor de juristen zou aan het portaal voor e-justitie ook een databank van juridische vertalers en tolken kunnen worden toegevoegd, en zouden alle benodigde formulieren erin moeten worden opgenomen, mét een correcte juridische vertaling in de talen van de verschillende lidstaten.

5.5.2

De vermoedelijk enorme kosten van efficiënte geautomatiseerde vertaalhulpmiddelen en vertolking in alle EU-talen moeten zorgvuldig worden afgewogen tegen de mogelijke resultaten en de praktische toepassing ervan, rekening houdend met de haalbaarheid en de evenredigheid.

5.6 Ten slotte is er nog een aantal punten die ernstige bedenkingen oproepen en met de grootste omzichtigheid moet worden behandeld. Het gaat om de initiatieven met betrekking tot volledige digitalisering van de Europese betalingsbevelprocedure(19) en de Europese procedure voor geringe vorderingen(20), maar vooral ook om de invoering van andere „volledig elektronische Europese procedures”, de mogelijkheid om de betekening of kennisgeving van processtukken enkel nog via elektronische weg af te handelen, onlinebetaling van procedurekosten en elektronische authenticatie van documenten.

5.6.1

Het Comité dringt erop aan dat al deze maatregelen met de grootste zorgvuldigheid worden uitgevoerd, dat de kosten en baten zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen en dat veralgemeende invoering wordt voorafgegaan door een ruime proefperiode. Bovendien moeten er waterdichte garanties zijn dat de maatregelen stroken met de in een rechtsstaat gebruikelijke regels inzake procesrecht.

Brussel, 30 september 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI