Advies van het Comité van de Regio's over het zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie
Advies van het Comité van de Regio's over het zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie
1.7.2010 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 175/4 |
Advies van het Comité van de Regio's over het zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie
(2010/C 175/02)
I. BELEIDSAANBEVELINGEN
HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Inleiding
1. Het Comité van de Regio's is ingenomen met het Zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie, dat creativiteit en innovatie centraal stelt en dat bedoeld is om de Unie te helpen, sneller uit de economische crisis te geraken en hieruit sterker te voorschijn te komen. In het verslag wordt aangetoond door welke factoren creativiteit en innovatie in alle EU-regio's kunnen worden gestimuleerd. Nuttig is ook de samenvatting van de discussie over territoriale samenhang, die na het uitbrengen van het groenboek (vorig jaar) heeft plaatsgevonden.
2. De wereld is in de greep van een ernstige financiële en economische crisis. Overheid en financiële instellingen doen er alles aan om deze crisis het hoofd te bieden. Ondernemingen, klein en groot, verkeren in financiële moeilijkheden. Overal in Europa vrezen mannen en vrouwen dat ze, letterlijk en figuurlijk, op straat komen te staan. Anderen zien hun loopbaanplannen in rook opgaan. De economische en sociale vooruitzichten zijn niet rooskleurig, noch op de korte noch op de middellange termijn: werkloosheid, bedrijfssluitingen, daling van de begrotingsontvangsten van de landelijke en gemeentelijke overheden en minder financiële armslag voor de overheid.
3. De klimaatverandering vormt een reële bedreiging voor het leven van veel mensen en tal van dier- en plantesoorten in de hele wereld. Er zullen nu al op alle niveaus maatregelen moeten worden genomen om de stijging van de temperatuur tot een minimum te beperken. Tegelijkertijd biedt de klimaatverandering ons een goede kans om nieuwe wegen in te slaan ter bescherming van het milieu, de samenleving en de economie.
4. We moeten beseffen dat de situatie waarin we ons op het ogenblik bevinden, aanzienlijk verschilt van de situatie die als uitgangspunt heeft gediend voor het opstellen van het programma voor de periode 2007-2013. De huidige programmeerperiode is echter nog niet voor de helft voorbij en pas in 2014 wordt er begonnen met nieuwe programma's. Het cohesiebeleid stoelt weliswaar op strategische doelstellingen voor de lange termijn, maar niettemin zou het goed zijn als er nu al wat kleine aanpassingen worden doorgevoerd om de gevolgen van de huidige economische en financiële crisis voor de lidstaten en de lokale en regionale overheden op te vangen en het herstel te bespoedigen. Naar de mening van het CvdR is dit mogelijk binnen de huidige strategische beleidsdoelstellingen.
5. Omdat een volledige tussentijdse herziening van de huidige programmeerperiode niet reëel is, zal er gebruik moeten worden gemaakt van de in het Zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie geboden mogelijkheid om profijt te trekken van de tot nu toe vastgestelde beste praktijken. Dan kan worden gekeken hoe de Europese structuurfondsen lokaal en regionaal worden benut en wat hieraan verbeterd kan worden. Gezien de toenemende bezorgdheid om de toekomst van het EU-cohesiebeleid moeten de resultaten hiervan worden gebruikt om een sterk signaal af te geven via het Vijfde cohesieverslag, dat volgens plan in het najaar van 2010 uitkomt en zal dienen als uitgangspunt voor de discussie over de toekomstige programmeerperiode (na 2013), en dat conform artikel 175 van het nieuwe Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voortaan betrekking zal hebben op economische, sociale én territoriale samenhang.
6. Territoriaal cohesiebeleid wordt in het nieuwe Verdrag als een doelstelling van de Unie aangemerkt en moet aan de agenda van Lissabon worden gekoppeld. De herziening van deze agenda in 2010 biedt de EU een nieuwe gelegenheid om te beoordelen in hoeverre er successen zijn geboekt, en na te gaan waar meer flexibiliteit zal moeten worden ingebouwd om de lidstaten, en in de eerste plaats de lokale en regionale overheden, in staat te stellen, programma's die directe gevolgen hebben voor het welzijn en de mogelijkheden van de burgers, adequaat uit te voeren. Deze herziening biedt ook de mogelijkheid om beter rekening te houden met de klimaatverandering in het toekomstige beleid van de EU, m.n. via een herziening van de methode voor het „oormerken” van de structuurfondsen aan de hand van de nieuwe doelstellingen van de nieuwe Lissabonstrategie.
7. Helaas moeten we in het Zesde voortgangsverslag over de economische en sociale cohesie vergeefs zoeken naar een analyse van de huidige situatie op het gebied van de economie en het milieu. Verzuimd wordt om deze situatie te plaatsen in de context van de ergste economische crisis sinds de Grote Depressie en om fundamentele beslissingen ter afzwakking van de gevolgen van de klimaatverandering te nemen. In het bijzonder wordt nagelaten om aandacht te schenken aan de gevolgen voor onze regio's, steden, gemeenten en hun bewoners.
8. Om te kunnen vaststellen wat de beste Europese steunmaatregelen zijn voor investeringen in innovaties op lokaal en regionaal niveau en om deze te kunnen stimuleren, moet het territoriale effect van het innovatiebeleid van de EU inderdaad beter worden onderzocht. Het concurrentievermogen van de regio's, die een ware kweekvijver zijn als het gaat om duurzame groei, kan alleen worden gewaarborgd door slimme overheidsinvesteringen in innovatie, productieprocessen en vooral diensten.
9. In dit advies worden de problemen niet benaderd vanuit een internationale invalshoek, maar vanuit het perspectief van de regio's, steden en gemeenten en de mensen die er wonen.
De huidige economische situatie op lokaal en regionaal niveau
10. Plaatselijke ondernemingen die organisch vergroeid zijn met een stad of regio, dragen bij tot de economische kracht en stabiliteit van een gebied. Dergelijke ondernemingen – of dat nu kleine en middelgrote bedrijven, bedrijven van de sociale economie of gemeenschapsinitiatieven zijn – kunnen helpen het proces van herstel in een bepaalde streek te bespoedigen. Ze kunnen echter alleen gedijen wanneer de economische, ecologische en sociale voorwaarden worden verbeterd. Zo moet worden gezorgd voor betere vaardigheden, moeten er verschillende stimuleringsprogramma's komen, zullen de oorzaken van armoede moeten worden aangepakt en zal er moeten worden geïnvesteerd in openbare infrastructuurvoorzieningen, omdat bedrijven anders geen kans van slagen hebben.
11. Verder zij gewezen op het belang van inkomende investeringen voor regio's. Regio's en plaatselijke gemeenschappen doen hun best om bedrijven tot investeringen te bewegen en geschoolde arbeidskrachten aan te trekken, terwijl ze ook proberen om personen die er reeds wonen of gestudeerd hebben, te behouden voor de regio. Dit betekent dat moet worden nagegaan voor welke sociale en economische uitdagingen de regio's staan en hoe men deze het hoofd kan bieden, opdat de bijzondere troeven van een bepaalde regio en alle relatieve voordelen die deze heeft op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en kwaliteit van het bestaan, daadwerkelijk kan worden benut.
12. De verschillende categorieën waarin de Commissie de regio's indeelt (convergentieregio's, transitieregio's en RCW-regio's) weerspiegelen hun uiteenlopende sociaal-economische situatie, vooral met betrekking tot hun creatieve en innovatieve capaciteiten en de ondernemingsgeest die er heerst. De huidige economische crisis en de diverse variabelen die de regionale ontwikkelingsmogelijkheden (zoals demografie, toegankelijkheid en innovatievermogen) beïnvloeden, zijn belangrijke factoren die bij het beoordelen van de economische situatie op lokaal en regionaal niveau en het uitstippelen van een efficiënt cohesiebeleid in aanmerking moeten worden genomen. Met het oog op de indeling van de regio's voor de nieuwe programmeringsperiode post-2013 dienen daarom naast het BBP per capita ook nieuwe indicatoren te worden gebruikt.
Territoriale cohesie
13. Het Zesde voortgangsverslag bevat een waardevol overzicht van de reacties op het Groenboek over territoriale cohesie, waaraan de lokale en regionale overheden een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Volgens het Zesde voortgangsverslag wordt met het beleid inzake territoriale cohesie beoogd de harmonieuze en duurzame ontwikkeling van alle gebieden te bevorderen door voort te bouwen op hun territoriale kenmerken en middelen. Voor een efficiënt verkeer van goederen, diensten en kapitaal vereist dit ook de nodige transport- en communicatieverbindingen. Verder zij nog opgemerkt dat geen twee regio's gelijk zijn aan elkaar en dat elke regio haar eigen unieke mogelijkheden heeft om zich volledig te realiseren.
14. Gezien het brede draagvlak voor deze nieuwe territoriale doelstelling en de huidige economische context valt het te betreuren dat er hoegenaamd geen concrete voorstellen worden gedaan voor de totstandbrenging van territoriale samenhang in de huidige en de toekomstige programmeerperiode.
15. Territoriale cohesie is belangrijker geworden nu het Lissabonverdrag van toepassing is. Ze wordt aangemerkt als een politieke doelstelling van de EU en een derde dimensie van het cohesiebeleid. Het CvdR herhaalt daarom zijn oproep uit zijn advies inzake het Groenboek over territoriale cohesie om na de ratificatie van het Lissabonverdrag een witboek „Territoriale cohesie” uit te brengen, waarin meer uitgebreid wordt aangegeven hoe deze doelstelling kan worden geïntegreerd en geconcretiseerd in alle EU-beleidsonderdelen.
16. Voorzover het de territoriale samenwerking betreft moeten de programma's gebaseerd zijn op het aanpakken van gemeenschappelijke uitdagingen en het leveren van een toegevoegde waarde door de EU, waarbij wordt voortgebouwd op de ervaringen en resultaten van het huidige programma. Toegevoegde waarde kan worden verkregen door samenwerking met lokale en regionale overheden binnen grotere eenheden als functionele regio's (waarbij twee of meer lidstaten samenwerken als ze een land- of kuststrook gemeen hebben of te maken hebben met een specifieke uitdaging). In de huidige programmaperiode zou een aantal proefprojecten voor functionele economische regio's die twee of meer lidstaten beslaan, uitgewerkt en ondersteund kunnen worden als aanzet tot een meer strategische benadering. Het CvdR kijkt ernaar uit in 2010 een bijdrage te leveren aan de herziening van de verordening inzake de Europese Groeperingen voor Territoriale Samenhang (EGTS). Daarbij zal het putten uit de ervaring die de lokale en regionale overheden hebben opgedaan.
Het integreren van innovatie en creativiteit in het cohesiebeleid
17. Elke herziening van het cohesiebeleid moet voortbouwen op eerdere successen en lering trekken uit mislukkingen. Daarom dient cohesiebeleid creatief en innovatief te zijn en gebruik te maken van de kennis en ervaring van de lokale overheden, steden en regio's. Dit zijn de elementen waarop moet worden voortgebouwd bij het huidige en toekomstige beleid.
18. Grote ondernemingen en instellingen voor hoger onderwijs laten zich nog onvoldoende leiden door innovatie en creativiteit. Ook van de lokale en regionale overheden mag worden verwacht dat ze creatief en innovatief zijn en dat ze creativiteit en innoverend vermogen aanmoedigen. De structuurfondsen bieden hun hiertoe de gelegenheid. Er zal echter op een meer flexibele manier gebruik moeten worden gemaakt van deze fondsen, zodat de benodigde middelen snel kunnen worden vrijgemaakt en niet alleen maar worden ingezet ter stimulering van economische groei of opvoering van het vaardigheidsniveau, maar ook ter bevordering van het ondernemerschap op een reeks terreinen. Daardoor zal het voor plaatselijke bewoners die erin geïnteresseerd zijn om een bedrijf op te starten, gemakkelijker worden om bij het nemen van de hiervoor benodigde stappen advies en begeleiding te krijgen.
19. Het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie is weliswaar beter gaan functioneren, maar is nog altijd een instrument waar voornamelijk grote ondernemingen en onderzoekscentra van profiteren. Om ervoor te zorgen dat innovatie en creativiteit overal in de EU door alle bestuurlijke niveaus en door de Europese burgers zelf worden aangemoedigd, geeft het CvdR de Commissie in overweging een Virtueel Creativiteitsnetwerk op te zetten en verklaart het zich bereid hier inhoudelijk toe bij te dragen. Dit zou – naar het voorbeeld van tal van open universiteiten in de EU – toegankelijk moeten zijn voor iedereen en moeten zorgen voor advies, ondersteuning en toegang tot zowel risicodragend kapitaal als technische dienstverlening. Alle betrokken lokale en regionale overheden en centrale instanties, evenals de particuliere sector en alle gewone burgers met ideeën, ervaring en verbeeldingskracht krijgen zo de kans om hun denkbeelden te presenteren via een breder netwerk.
20. Innovatief ingestelde mensen en uitvinders hebben een klankbord nodig en moeten worden aangemoedigd door net zulke mensen als zijzelf. Een Virtueel Creativiteitsnetwerk kan hiertoe bijdragen: het kan „innovatie-uitblinkers” opleveren en zorgen voor begeleiding en expertise. Het voordeel van het virtuele karakter van een dergelijk netwerk is dat hierdoor ook bewoners van eilanden, ultraperifere regio's, plattelandsgebieden, bergachtige streken en andere dunbevolkte regio's die ver verwijderd liggen van universitaire lokaties, toegang krijgen tot deskundig advies, voorlichting en know-how. Verder kan men hierdoor steun krijgen als beginnend ondernemer en financieel worden begeleid. Aldus wordt er een virtuele en misschien zelfs echte gemeenschap gecreëerd.
21. Ook in het lopende programma zijn creativiteit en innovatie nodig om optimaal de uitdagingen van duurzaamheid en klimaatverandering te kunnen aangaan. Inspanningen ter bevordering van energie-efficiëntie op lokaal en regionaal niveau kunnen niet alleen helpen om de BKG-uitstoot te verminderen, maar ook bijdragen tot de ontwikkeling van nieuwe „groene-boordenbanen” en groene bedrijven, waarbij vaste en langdurige werkverbanden worden gegarandeerd en het vaardigheidsniveau wordt opgevoerd, wat door het cohesiebeleid zou moeten worden gesteund. Verschillende regio's hebben al CO2-reductiedoelstellingen in hun programma's opgenomen. Dit soort goede praktijken kunnen gedurende de rest van de lopende programmeerperiode verder worden verbreid.
22. Er is behoefte aan een partnerschap op basis van gelijkheid, waarbij zowel de publieke als de private sector vertegenwoordigd zijn, en aan een aanpak ter bevordering van lokale en regionale innovaties en participatie, waarbij samenwerking met anderen voorop staat en niemand wordt buitengesloten. De rol van partnerschap – of dit nu publiek-privaat dan wel publiek-publiek is en of het nu gaat om samenwerking tussen gelijkwaardige dan wel verschillende bestuursniveaus – kan in dit verband niet genoeg worden benadrukt. Als ze daarbij worden gesteund, kunnen de lokale en regionale overheden en hun samenwerkingspartners een doorslaggevende rol spelen bij het dichten van de innovatiekloof.
23. De tijd is gekomen om innovatief en creatief te zijn en de lokale en regionale overheden de kans te geven hun ervaring en kennis van zaken ten dienste te maken. Cultuur en toerisme bijv. zijn gebieden die natuurlijkerwijs hun voeding vinden in een lokale en regionale bodem en die zich lenen voor het genereren van werkgelegenheid en het aantrekken van investeringen. Tal van Europese steden en regio's hebben – hetzij als Europese culturele hoofdstad of als traditioneel cultureel centrum – bewezen hoe doeltreffend deze beleidssectoren kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van een aantrekkelijk, geheel eigen imago en tot nieuwe werkgelegenheidsmogelijkheden, die weer nieuwe investeringen aantrekken.
Eenvoudiger beheer ter verbetering van efficiëntie en toezicht
24. Het CvdR spreekt zijn voldoening uit over de maatregelen die tot nu toe zijn genomen ter vereenvoudiging van de procedures en dringt aan op verdere gesprekken met de betrokken partijen om te zien waar nog andere aanpassingen tijdens de lopende programmeerperiode kunnen worden toegevoerd. Een al te ver doorgevoerd financieel beheer en toezicht verlamt het cohesiebeleid en kan contraproductief werken, omdat het ertoe kan leiden dat sponsoren van projecten zich terugtrekken vanwege de rompslomp die de financiële verplichtingen en de financiële controle met zich meebrengen. Al erkent het CvdR het belang van strikte financiële controle op de besteding van overheidsgelden, toch wil het wijzen op het gevaar dat lokale en regionale overheden hierdoor risico's uit de weg gaan en huiverig worden voor innovatieve en creatieve programma's, omdat ze vrezen dat deze zullen mislukken of de investeringen niet lonend zijn. Verder is het zaak het beheer te vereenvoudigen, zodat herinterpretaties worden vermeden en via duidelijke en nauwkeurig geformuleerde artikelen gezorgd wordt voor een stabiel en helder rechtskader voor elke programmeringsperiode.
25. Middelen die niet worden gebruikt op grond van de „n + 2”-regel, mogen niet worden geretourneerd aan de Commissie om vervolgens te worden doorgesluisd naar de lidstaten, maar zouden kunnen worden ondergebracht in regionale risicokapitaalfondsen of het door de Commissie ingestelde Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Een andere mogelijkheid is een Europees fonds voor aanpassing aan de klimaatverandering, waarmee lokale projecten die erop gericht zijn de verschillende sectoren te helpen zich voor te bereiden op de huidige en toekomstige milieuvereisten, kunnen worden gefinancierd. We denken bijv. aan projecten waarbij werknemers worden geholpen zich om te scholen of over te stappen naar een baan in een milieuvriendelijke sector, of aan projecten voor de herstructurering van bedrijven die vanuit milieuoogpunt niet levensvatbaar zijn. De middelen die via de EIB worden ondergebracht in het risicokapitaalfonds zouden het MKB, bedrijven van de sociale economie en gemeenschapsinitiatieven kunnen voorzien van zowel middelen voor de korte termijn als de voor hun groei benodigde middelen, waar in de huidige economische situatie moeilijk aan te komen is. Met het oog op de doelstellingen van het cohesiebeleid en het effect van de conjunctuurschommelingen op de staatskas en de particuliere investeringen, is het in ieder geval raadzaam om de „n + 2”-regel te flexibiliseren.
26. De procedures kunnen nog meer worden vereenvoudigd als de Commissie de audit-procedures in de lidstaten gaat analyseren en nagaat of er „vertrouwenscontracten” mogelijk zijn om overlapping van audit-procedures te voorkomen. Daarbij zou het niet de bedoeling moeten zijn de controles aan te scherpen; het zou in de eerste plaats moeten gaan om het voorkomen van fouten en het evalueren van resultaten. Het beginsel van de proportionaliteit van de regels m.b.t. kleinere projecten zal moeten worden toegepast ter verlichting van de lasten.
Meer en betere kennis: een blik in de toekomst
27. Het CvdR erkent het nut van de proefprojecten die de Commissie in 2011 begint ter invoering van aanvullende indicatoren buiten het BBP. Het heeft in verschillende adviezen gepleit voor de uitwerking van nieuwe indicatoren, zodat er in het algemeen in het beleid, en m.n. in het cohesiebeleid, beter rekening kan worden gehouden met de verschillen tussen steden en regio's.
28. Het CvdR steunt de uitwisseling van ervaringen tussen de Europese regio's en de ontwikkeling van clusters voor (milieu-)innovatie, die de sterke concentratie van deze activiteiten in slechts een handjevol regio's en de interregionale verschillen aanzienlijk kunnen helpen verminderen.
29. Er wordt onvoldoende informatie uitgewisseld en te weinig voortgebouwd op succesvolle modellen. Dat is de reden waarom het CvdR - met succes - het concept van de Ondernemende Regio van Europa heeft gelanceerd. De bedoeling hiervan is dat er goede praktijken worden uitgewisseld en de Ondernemende Regio in de EU die de beste strategie voor economische ontwikkeling heeft gevolgd, wordt beloond. Het CvdR begroet verder met instemming initiatieven als InfoRegio en RegioStars Awards. Om van elkaar te kunnen leren, zou er echter een meer gebruiksvriendelijke databank van projecten moeten worden opgezet, die zich het liefst niet beperkt tot fondsen op het gebied van regionaal beleid. Een interactieve databank die zich laat inspireren door een commerciële website of leunt op het model van sociale netwerksites, zou nuttig zijn voor iedereen.
30. De meest recente gegevens waarover we beschikken m.b.t. de financiële situatie en de effecten ervan op de lokale en regionale overheden, zijn al twee of meer jaar oud, wat van invloed is op de uitvoering van de programma's, ten koste gaat van de flexibiliteit waarmee wordt gereageerd op veranderende situaties, en de nodige aanpassing van interne regels in de weg staat.
31. Toewijzing van middelen uit de structuurfondsen op basis van uitsluitend het BBP beneemt ons het zicht op de reële economische situatie per regio en gaat voorbij aan het toenemende aantal probleemgebieden in lidstaten met een hoog BBP.
32. Er zal moeten worden nagegaan hoe het EFRO, het ESF en de programma's voor plattelandsontwikkeling op een eenvoudiger manier kunnen worden samengevoegd. Een één-loket-systeem zou hiervoor het vertrekpunt kunnen zijn. Aldus zouden de regio's beter in staat worden gesteld om gebruik te maken van de financieringsmogelijkheden en programma's op te stellen voor de diensten waaraan behoefte aan is. Door bijv. het EFRO en het ESF te combineren, kunnen eventuele nieuwe arbeidskrachten worden bijgeschoold en aan werk worden geholpen.
33. In het toekomstige cohesiebeleid moet worden gekozen voor een meer flexibele aanpak, waardoor steden en regio's de kans krijgen om programma's te ontwikkelen die uitgaan van de eigen plaatselijke behoeften, wat beter is dan te proberen deze behoeften in te passen in van bovenaf opgelegde structuren. Dit betekent dat de programma's dienen te stoelen op regionale strategieën die terdege zijn doorgesproken met alle betrokken partijen.
34. De ontwikkeling van strategieën op macroniveau, zoals de EU-strategie inzake het Oostzeegebied, zal ertoe moeten bijdragen dat het lokale en regionale niveau bij de tenuitvoerlegging van het EU-beleid over het algemeen een grotere rol gaat spelen. Verder moet in andere gebieden worden doorgegaan met de ontwikkeling van nieuwe strategieën die genoeg steun krijgen van de betrokken lidstaten en de EU-instellingen.
35. Bevordering van de energie-efficiëntie van gebouwen en voertuigen zou een essentieel onderdeel moeten zijn van de financiering in het kader van het cohesiebeleid en als voorwaarde moeten worden gesteld om in aanmerking te komen voor de ontwikkelingsfondsen van de EU.
Aanbevelingen
36. Het CvdR wijst op het mogelijke nut van een witboek „Territoriale cohesie” en verzoekt de Europese Commissie uit te leggen wat ze van plan is te gaan doen met de 400 reacties op haar Groenboek over territoriale cohesie. Hoe wil ze deze respons benutten bij haar pogingen om het concept van territorale cohesie in te bouwen in het toekomstige beleid van de EU en hier concreet gestalte aan te geven?
37. Het cohesiebeleid moet na 2013 blijven bestaan als ontwikkelingsinstrument van de EU. Zo'n instrument is nog altijd onmisbaar, zeker in het licht van de ernstige economische crisis die Europa onlangs heeft getroffen. In het Vijfde Cohesieverslag dient dan ook te worden gepleit voor een voortvarend cohesiebeleid met een sterke nadruk op de lokale dimensie, dat overeenkomstig artikel 174 van het Verdrag van Lissabon gericht moet zijn op bevordering van de economische, sociale en territoriale samenhang en niet alleen wordt toegepast in regio's met een ontwikkelingsachterstand, maar in alle EU-gebieden. Doel is zowel het aanpakken van de bestaande economische en sociale ongelijkheden als het benutten van plaatselijke hulpbronnen.
38. De Europese Commissie zou er goed aan doen om een gebruiksvriendelijke databank van beste praktijken op verschillende onderdelen van het overheidsbeleid (steun voor innovaties, ondersteuning van integratie, klimaatmaatregelen enz.) op te zetten. Dit is een centraal onderdeel van de technische bijstand die de EU via haar financieringsprogramma's verleent, waardoor het mogelijk wordt om daadwerkelijk beste praktijken uit te wisselen en hierop voort te bouwen.
39. Een aantal regio's steunt innovatieve en milieuvriendelijke initiatieven, waarbij het ondernemerschap actief wordt bevorderd en er tegelijk oog is voor zowel sociaal als ecologisch duurzame programma's. Daarnaast is het belangrijk dat de lokale en regionale overheden de kans krijgen lering te trekken uit de beste praktijken in andere lidstaten.(1)
40. Naast het BBP zijn er nog andere indicatoren, maar tot nu toe bestaat hierover in de EU geen consensus, noch worden ze op NUTS II-niveau toegepast. Daarom staat het CvdR achter het in de mededeling van de Commissie „Het BBP en verder” geformuleerde voorstel om uiterlijk in 2012 een verslag te publiceren over de verdere ontwikkeling van Europese indicatoren.
41. De Europese Commissie zou moeten blijven zoeken naar manieren om de implementatie nog verder te vereenvoudigen en te vergemakkelijken. Dit zou bereikt kunnen worden via interne regelingen, niet per se door een verandering van regelgeving. Simpele maatregelen die interpretatiemisverstanden uit de weg ruimen en zorgen voor duidelijke richtlijnen voor alle bestuurlijke organen, zouden ertoe kunnen bijdragen dat onnodige vertragingen en problemen bij de uitvoering van programma's worden voorkomen. In dit verband zou het ook nuttig zijn om over te gaan tot publicatie van de nota's met implementatierichtsnoeren die binnen de comités voor coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten zijn afgesproken. Het zou hoe dan ook erg nuttig zijn als in de bepalingen steeds dezelfde benamingen en bepalingen worden gebruikt, aangezien het logisch en vanzelfsprekend is dat deze niet veranderen.
42. Alle door regio's niet gebruikte N+2- en N+3-middelen dienen te worden ondergebracht in hetzij regionale risicokapitaal- en startkapitaalfondsen, die specifiek bedoeld zijn voor het opzetten van innovatie- en ontwikkelingsprojecten van het MKB, hetzij in het door de Commissie ingestelde Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, of in een toekomstig Fonds voor aanpassing aan de klimaatverandering.
43. Alle programma's zouden moeten kunnen profiteren van de goede praktijken ter verlaging van de koolstofvoetafdruk die zijn opgedaan bij de uitvoering van de EFRO-, ESF- en pattelandsontwikkelingsprogramma's. Ook andere actoren krijgen dan de kans deze te benutten in hun actieprogramma's om onze gemeenschappelijke klimaatuitdaging het hoofd te bieden. Bij het opstellen van toekomstige programma's zal moeten worden bekeken in hoeverre de structuurfondsen niet alleen bijdragen tot verwezenlijking van de huidige Lissabondoelstellingen, maar ook tot de totstandbrenging van een koolstofarme Europese economie, zulks m.b.v. de beste praktijken bij de uitvoering van programma's voor een koolstofvrije energie.
44. Het CvdR geeft de Commissie in overweging een Virtueel Creativiteitsnetwerk op te zetten en verklaart zich bereid hier inhoudelijk toe bij te dragen.
45. Het cohesiebeleid zou anders moeten worden opgezet, en wel zodanig dat het subsidiariteitsbeginsel niet alleen op het niveau van de lidstaten maar ook op lokaal en regionaal niveau wordt toegepast.
46. Het CvdR roept de Europese Commissie op in de volgende programmaperiode het evenredigheidsbeginsel in haar procedures toe te passen om de administratieve rompslomp te verminderen: de documentatie die wordt vereist, zou in verhouding moeten staan tot de verstrekte bedragen.
Brussel, 10 februari 2010
De voorzitter van het Comité van de Regio's
Mercedes BRESSO