Home

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het functioneren van het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) van het communautaire netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in 2006 en 2007 (Beschikking 2000/57/EG) (Voor de EER relevante tekst)

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het functioneren van het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) van het communautaire netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in 2006 en 2007 (Beschikking 2000/57/EG) (Voor de EER relevante tekst)

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over het functioneren van het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) van het communautaire netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in 2006 en 2007 (Beschikking 2000/57/EG) (Voor de EER relevante tekst) /* COM/2009/0228 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 15.5.2009

COM(2009) 228 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

over het functioneren van het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) van het communautaire netwerk voor epidemiologische surveillance en beheersing van overdraagbare ziekten in 2006 en 2007 (Beschikking 2000/57/EG)

(Voor de EER relevante tekst)

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 3

2. In 2006 gemelde gevallen 3

3. Genomen maatregelen en follow-up van de in 2006 gemelde gevallen 3

3.1. Chikungunya op La Réunion 3

3.2. Mazelen 4

3.3. Lassakoorts 4

3.4. Clostridium difficile 027 4

3.5. Aviaire influenza bij mensen 5

4. In 2007 gemelde gevallen 5

5. Genomen maatregelen en follow-up van de in 2007 gemelde gevallen 5

5.1. Tuberculose 5

5.2. Chikungunya in Italië 6

5.3. Mazelen in België 7

5.4. Legionellose 7

6. Evaluatie van gemelde gevallen aan de hand van de meldingscriteria 7

7. De nieuwe Internationale Gezondheidsregeling (IHR) 9

8. Overdracht van het EWRS naar het ECDC 9

9. Conclusies 10

1. INLEIDING

Dit verslag heeft tot doel de Raad en het Parlement in kennis te stellen van de aan overdraagbare ziekten van communautair belang te wijten gevallen die in 2006 en 2007 overeenkomstig Beschikking nr. 2119/98/EG[1] van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2000/57/EG van de Commissie via het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS) zijn gemeld.

2. IN 2006 GEMELDE GEVALLEN

In 2006 werden in totaal 138 meldingen verzonden (2,6 per week), alsmede 223 opmerkingen. Bij die 138 meldingen ging het om 37 informatieberichten, 47 berichten van activeringsniveau 1, 22 berichten van activeringsniveau 2 en 3 berichten van activeringsniveau 3. Van de 30 in reactie op specifieke gevallen verzonden kennisgevingen hadden er 16 betrekking op het nemen van maatregelen, negen op de coördinatie van maatregelen en vijf op voorziene of geplande maatregelen. De meldingen kunnen per door ziekte getroffen land of gebied als volgt worden uitgesplitst: Duitsland (10 gevallen), Frankrijk (8), Italië, Spanje, Zweden en Denemarken (7 elk), het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk (6), België en Slovenië (5), Letland en Israël (4), Polen, Litouwen en Turkije (3), Portugal, Estland, Griekenland, Nederland, Noorwegen en Sierra Leone (2), en Hongarije, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, de Faeröer (Denemarken), La Réunion (Frankrijk: DOM-TOM), Sint Helena (Verenigd Koninkrijk), Kroatië, de Russische Federatie, Mauritanië, Egypte, Tunesië, Irak, India en Thailand (elk één). Bij zeven gevallen werd meer dan één land van de EU getroffen, en bij twee meer dan één land buiten de EU. In vier gevallen ontbreekt een geografische aanduiding. Achtenveertig meldingen van 16 gevallen werden via het selectieve uitwisselingskanaal doorgegeven.

Drieënveertig gevallen hadden betrekking op griep, achttien op acute diarree, acht op diarree en salmonellose, zeven op mazelen, zes op legionellose, vijf op tuberculose, twee op cholera, onverklaarbaar overlijden, koorts, voedselvergiftiging, hemorragische koorts, hepatitis, hemolytisch uremisch syndroom, bof of vCJD; en er deed zich één geval voor van respectievelijk campylobacteriose, leptospirose, listeriose, septikemie, shigellose, wekedeleninfectie, seksueel overdraagbare aandoening en buiktyfus. Acht meldingen vielen onder de noemer 'niet van toepassing' en vijf onder die van 'niet in de lijst opgenomen'.

3. GENOMEN MAATREGELEN EN FOLLOW-UP VAN DE IN 2006 GEMELDE GEVALLEN

3.1. Chikungunya op La Réunion

In februari 2006 maakte Frankrijk melding van een grootschalige uitbraak van het Chikungunya-virus in het overzeese departement La Réunion. Het verbreidde zich snel naar andere eilanden in de Indische Oceaan en bereikte India. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) beoordeelde hoe groot het risico was dat het Chikungunya-virus in de EU zou opduiken om de lidstaten opties voor te stellen om zich hierop beter te kunnen voorbereiden. Voor reizigers naar en uit de getroffen gebieden werd informatie over de risicobeoordeling opgesteld, die aan de lidstaten werd doorgegeven. Ook werd het risico in verband met uit de getroffen gebieden terugkerende bloeddonors onderzocht, en de voor bloedveiligheid verantwoordelijke volksgezondheidsinstanties werden gewaarschuwd om hun de gelegenheid te bieden een uitsluitingsbeleid ten aanzien van bloeddonors toe te passen.

3.2. Mazelen

In maart 2006 meldde Duitsland een aantal regionale uitbraken van mazelen in het zuiden en westen van het land. Er werden uitbraken met 58 gevallen in de agglomeratie Stuttgart en 149 in de deelstaat Noordrijn-Westfalen gemeld. Uit verder onderzoek bleek dat tussen 1 januari en 3 mei 2006 1 018 gevallen bij de volksgezondheidsinstanties in Noordrijn-Westfalen waren aangemeld; hierbij ging het voornamelijk om oudere kinderen en adolescenten. Op grond van deze gevallen werden specifieke maatregelen genomen op het gebied van de volksgezondheid (informatie aan alle lokale gezondheidsinstanties, meer vaccinatie, voorlichtingscampagnes voor scholen, kinderdagverblijven, ouders en huisartsen).

3.3. Lassakoorts

Op 21 juli 2006 meldde Duitsland een geval van lassakoorts. De patiënt was van Freetown (Sierra Leone), via Abidjan (Ivoorkust) en Brussel, naar Frankfurt gereisd. De patiënt was tijdens de vluchten ziek en had een defecte urinekatheter, waaruit urine lekte op de vliegtuigstoel, dekens en de kleren van de patiënt. Hoewel het risico voor de andere passagiers door het ECDC als gering werd ingeschat, werden procedures overeengekomen voor het traceren van contactpersonen die geacht werden een groter risico te lopen; daartoe werd een coördinatiemechanisme opgezet waaraan de Europese Commissie, het ECDC, het Robert Koch-Institut, de Belgische volksgezondheidsinstanties, de luchtvaartmaatschappij Sabena en de WHO deelnamen. Snel werd een pakket van instrumenten en documenten ter beschikking gesteld. Er werd gezocht naar 92 mensen, van wie er 43 uit lidstaten van de EU afkomstig kwamen (België, Duitsland, Italië, Polen, het VK, Frankrijk en Spanje). Elk van deze landen ontving een lijst van personen die via het instrument voor de selectieve uitwisseling van informatie in het kader van het Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen moesten worden opgespoord. Er werd overeenstemming bereikt over een persbericht zodat de lidstaten het publiek gelijkluidende informatie konden verstrekken als zij dit nodig achtten. Ofschoon er geen secundaire gevallen zijn gevonden, toonde dit voorbeeld de waarde van het coördinatiemechanisme aan en heeft het duidelijk gemaakt wat verder nog noodzakelijk is om soortgelijke situaties het hoofd te bieden.

3.4. Clostridium difficile 027

Op 28 april 2006 meldde Frankrijk het eerste cluster van patiënten die leden aan een met Clostridium difficile PCR-ribotype 027, toxinotype III geassocieerde ziekte in een ziekenhuis in het noorden van het land. De informatie duidde op overeenkomsten tussen dit cluster en epidemische stammen die reeds bij uitbraken van ernstige Clostridium difficile -geassocieerde aandoeningen in andere landen geïsoleerd waren. Clostridium difficile PCR-ribotype 027, dat sinds 2003 in Canada en de VS gedetecteerd wordt, was bij uitbraken in Britse ziekenhuizen in 2004 en in België en Nederland in 2005 opgetreden. Op 21 maart 2006 heeft de eenheid voor infectiebestrijding in Frankrijk beheersingsmaatregelen getroffen en sinds 11 april 2006 hebben zich geen nieuwe gevallen voorgedaan. De ervaringen en ondervindingen die Frankrijk op nationaal niveau had opgedaan, zijn aan de andere lidstaten doorgegeven, en er werden adequate bestrijdingsopties besproken. Sinds 2006 is Clostridium difficile 027 ook in Polen, Luxemburg en Denemarken geïsoleerd.

3.5. Aviaire influenza bij mensen

In Turkije heeft de overdracht van het influenzavirus H5N1 naar mensen tot een groot aantal meldingen geleid. De epidemiologische situatie werd regelmatig geactualiseerd voor het geval dat het virus zich naar andere geografische gebieden zou uitbreiden. Hoewel er sprake was van meer meldingen betreffende gevallen van aviaire influenza (43 meldingen, ofwel 31,1%) dan voor alle andere gevallen, betrof het merendeel van de informatie gevallen bij vogels in de EU en op nationaal niveau genomen maatregelen om reizigers te informeren over getroffen gebieden.

4. IN 2007 GEMELDE GEVALLEN

In 2007 werden in totaal 85 berichten verstuurd (1,6 berichten per week), alsmede in totaal 300 opmerkingen. Bij de 85 berichten ging het om 26 informatieberichten, 32 berichten van activeringsniveau 1, drie berichten van activeringsniveau 2 en één melding van activeringsniveau 3. Drieëntwintig berichten hadden betrekking op maatregelen die naar aanleiding van specifieke situaties waren genomen (12 berichten over getroffen maatregelen, acht over coördinatiemaatregelen en drie over beoogde maatregelen). De gevallen deden zich voor in: Italië (9); het Verenigd Koninkrijk (8); India (6); Spanje, Duitsland, Ierland en Hongarije (elk vier); Frankrijk, Zweden, Portugal, Polen, Estland, Vietnam, Tsjechië, Canada, Malta en Bulgarije (2); Denemarken, België, Litouwen, Turkije, Letland, Noorwegen, Egypte, Finland, Thailand, Roemenië, de Dominicaanse Republiek, Nigeria, Luxemburg, China en Oeganda (elk één). Bij vier gevallen werd meer dan een land van de EU getroffen, en bij één ging het om meer dan een Europees derde land. In één geval ontbreekt een geografische aanduiding. Honderdnegenenvijftig meldingen betreffende 14 gevallen werden via het selectieve uitwisselingskanaal doorgegeven.

Tien gevallen hadden betrekking op tuberculose en griep, zeven op legionellose, vijf op diarree en salmonellose, vier op cholera en mazelen, drie op acute diarree, twee op koorts, voedselvergiftiging, hemorragische koorts en multiresistente tbc (MDR-TB), en één geval op respectievelijk cryptosporidiose, laryngitis, melioidose, meningitis, bof, pneumonie, rabiës, septikemie, shigellose, syfilis, trichinose en vCJD. Zestien meldingen vielen onder de noemer 'niet van toepassing' en één onder die van 'niet in de lijst opgenomen'.

5. GENOMEN MAATREGELEN EN FOLLOW-UP VAN DE IN 2007 GEMELDE GEVALLEN

5.1. Tuberculose

In 2007 werd melding gemaakt van tien gevallen in verband met tuberculose. Vier daarvan hielden verband met vluchten van meer dan acht uur (Frankrijk, Italië (2) en Duitsland). Bij één geval ging het om iemand die in een kinderdagverblijf werkte, waar kinderen uit verscheidene EU-landen werden opgevangen (Luxemburg). Eén geval betrof een patiënt die een zomercursus aan een internationale universiteit (in Italië) volgde. Tweemaal ging het om gevallen van multiresistente tuberculose (MDR-TB) bij buspassagiers (Zweden en Frankrijk). Twee gevallen deden zich voor tijdens korte vliegreizen: waarbij het bij de ene om MDR-TB (Malta) en bij de andere om extreem medicijnresistente tuberculose (XDR-TB) (IJsland) ging.

De Italiaanse gezondheidsinstanties meldden op 25 mei een geval van XDR-TB bij een door Europa reizende Amerikaan. De patiënt had een langeafstandsvlucht gemaakt van Atlanta (Verenigde Staten) naar Parijs (Frankrijk). Hij vloog met een vliegtuig van Czech Airlines van Praag naar Montreal terug en reisde per auto verder naar de Verenigde Staten. Bij de patiënt was in maart tbc vastgesteld en hem was tijdens zijn reis in Europa meegedeeld dat zijn vorm van tuberculose extreem resistent tegen medicatie was. Het ECDC bracht een evaluatie betreffende het gevaar voor de volksgezondheid uit waarvan de conclusie luidde dat de besmettelijkheid van de patiënt zeer gering was en dat er geen aanwijzingen waren dat XDR-TB gemakkelijker overdraagbaar is dan medicamenteus behandelbare tbc. Gezien de ernstige aard van XDR-TB beval het ECDC aan om als voorzorgsmaatregel de richtsnoeren over tuberculose en vliegreizen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) tijdens beide (langer dan acht uur durende) trans-Atlantische vluchten toe te passen. De Commissie zat een aantal coördinatievergaderingen voor waaraan de betrokken lidstaten, het ECDC, de WHO, de Verenigde Staten, Canada en de delegaties van de Commissie in de Verenigde Staten en in Canada deelnamen; hierbij werden een aantal gecoördineerde maatregelen betreffende de tracering van contactpersonen getroffen. Met het oog op de zeer grote aandacht van de media werd een persverklaring afgegeven. Dit geval maakte duidelijk hoe nodig het is dat de bestaande regeling voor de tracering van contactpersonen wordt aangescherpt en dat er één lijn wordt getrokken ten aanzien van de media.

Bij de beoordeling van de andere gevallen ging de aandacht uit naar de volgende punten: i) vraagstukken in verband met gegevensbescherming; ii) de mogelijkheid om voor de EU 'no-fly' lijsten op te stellen; iii) de verantwoordelijkheid van luchtvaartmaatschappijen en reisorganisaties om de persoonlijke gegevens van reizigers ten behoeve van volksgezondheidsmaatregelen zoals de tracering van contacten te verzamelen, te verstrekken en op te slaan; iv) de doorgifte van passagiersgegevens aan nationale gezondheidsinstanties overeenkomstig de richtsnoeren van de WHO; en v) tracering van contacten alleen voor gevallen van MDR/XDR-TB.

5.2. Chikungunya in Italië

De Italiaanse volksgezondheidsinstantie kwam een uitbraak van het Chikungunya-virus op het spoor in het gebied van Ravenna en heeft dit geval op 30 augustus gemeld. Ten tijde van de melding bedroeg het aantal gevallen reeds 131 en liet de epidemische curve een daling zien. Dit was het allereerste bericht betreffende een lokale overdracht van het Chikungunya-virus in Italië en in Europa. De uitbraak kon in verband worden gebracht met een reiziger die was teruggekeerd uit India. Lokale overdracht was mogelijk als gevolg van de aanwezigheid van de mug Aedes albopictus in het gebied. Door het snelle optreden van de Italiaanse gezondheidsinstantie werd de uitbraak spoedig tot staan gebracht. Via het EWRS werd informatie vlug uitgewisseld en de Commissie ondersteunde – in samenwerking met het ECDC – de lidstaten bij het verhogen van hun paraatheid, de verbetering van hun regelingen voor vroegtijdige waarschuwing en surveillance, de uitbreiding van hun diagnostische capaciteit in verband met het Chikungunya-virus, de uitvoering van gerichte bloedveiligheidsmaatregelen en de verscherping van hun controles op ingevoerde goederen, zoals 'lucky bamboos' en gebruikte banden (die de insleep van vectoren mogelijk maken).

5.3. Mazelen in België

Op 30 oktober 2007 heeft België een uitbraak van 22 gevallen van mazelen gemeld in een orthodox-joodse gemeenschap in Antwerpen. Het indexgeval was een zeventienjarige Amerikaanse student, die in Londen studeerde en verwanten in Antwerpen bezocht. Eerdere uitbraken van mazelen in ultra-orthodox-joodse gemeenschappen waren gemeld in het Verenigd Koninkrijk en in Israël (overgebracht uit het Verenigd Koninkrijk). De uitbraak van mazelen was blijkbaar in de hand gewerkt door de lage vaccinatiegraad tegen mazelen in de ultra-orthodox-joodse gemeenschap. België heeft deze informatie snel op grote schaal verspreid. Nauwe samenwerking met de Europese Joodse Raad bleek een belangrijk middel om de bedreigde groep binnen deze gemeenschappen in de Europese Unie te bereiken die zich in de regel slechts in geringe mate bewust is van het aan een lage vaccinatiegraad verbonden risico.

5.4. Legionellose

In januari hebben de EWRS-contactpunten in Zweden, Finland en Noorwegen melding gemaakt van vier gevallen van legionellose bij gasten die in hetzelfde hotel in Phuket (Thailand) hadden verbleven. Alle gevallen werden gemeld aan de Europese werkgroep legionella-infecties (EWGLI). Er werd een persverklaring afgegeven in verband met de door Finland getroffen maatregelen. De instellingen van de Noordse landen werkten nauw samen met EWGLI en de touroperators, die de op lokaal niveau verantwoordelijke instantie in kennis stelde zodat de besmettingshaard kon worden opgespoord en aangepakt ter voorkoming van verdere gevallen. Er werd snel een procedure voor de tracering van contacten opgezet. In het kader hiervan werden 284 Europese toeristen uit 11 EU-lidstaten getraceerd en er werd er zo mogelijk contact met hen opgenomen. De personen met wie contact werd opgenomen, werden in kennis gesteld van de mogelijke blootstelling en hun werd aangeraden om medische hulp in te roepen indien er zich bij hen op legionellose wijzende symptomen zouden voordoen. Soortgelijke maatregelen werden genomen toen er zich in juli 2007 een cluster van gevallen van veteranenziekte voordeed in een Bulgaars hotel.

6. EVALUATIE VAN GEMELDE GEVALLEN AAN DE HAND VAN DE MELDINGSCRITERIA

De Commissie verzocht het ECDC na te gaan of de overeenkomstig Beschikking 2119/98/EG gemelde gevallen beantwoordden aan de criteria in bijlage I bij Beschikking 2007/57/EG. Doel hiervan was de Commissie en de lidstaten wetenschappelijk bewijsmateriaal te leveren om de rapportageregelingen overeenkomstig de huidige EU-wetgeving inzake overdraagbare ziekten aan te scherpen en om de mogelijkheid te scheppen van een doeltreffender gebruik van de IT-hulpmiddelen. Het ECDC heeft het volledige verslag over de evaluatie ingediend en besproken met de lidstaten; het is op verzoek verkrijgbaar. De belangrijkste getallen worden hierna samengevat.

Tussen mei 2004 en december 2007 zijn in totaal 195 via het EWRS gemelde gevallen (activeringsniveaus 1, 2 en 3) los van elkaar door drie deskundigen van het ECDC geëvalueerd. Bij ieder geval werd nagegaan of het voldeed aan de vier criteria in bijlage I[2] bij Beschikking 2000/57/EG.

Van de 195 doorgegeven berichten voldeden ten minste 163 (83,6%) aan een of meer van de vier criteria in bijlage I. Tweeëndertig (16,4%) beantwoordden aan geen van de criteria. De meeste gevallen (104 – 53,3%) voldeden slechts aan één criterium. In onderstaande tabel wordt een uitsplitsing van de verzonden berichten naar het aantal vervulde criteria gegeven.

Soort bericht: | Aantal berichten dat aan de criteria van bijlage I voldeed | Totaal |

0 | 1 | 2 | 3 |

EWRS-activeringsniveau 1 | 22 | 85 | 30 | 4 | 141 |

EWRS-activeringsniveau 2 | 10 | 17 | 21 | 48 |

EWRS-activeringsniveau 3 | 2 | 4 | 6 |

Totaal | 32 | 104 | 55 | 4 | 195 |

Van de 195 verzonden berichten vervulden 11 het eerste criterium (5,6%), 87 (44,6%) het tweede, 36 (18,5%) het derde en 92 (47,1%) het vierde.

De vier belangrijkste redenen voor meldingen waren als volgt: 66 berichten (33,8%) waren verzonden op grond van factoren die op de mogelijkheid van een internationale verspreiding duidden; 35 berichten (17,9%) betroffen vragen of in epidemiologisch oogpunt met elkaar verband houdende gevallen van dezelfde ziekten recentelijk in een ander land waren geconstateerd of gemeld; 26 van de meldingen (13,3%) dienden om vast te stellen of het bij de bron van de uitbraak om levensmiddelen of andere goederen ging, die uit andere landen ingevoerd of naar andere landen uitgevoerd waren; en 23 (11,8%) omdat het geval een grote mate aan aandacht in de media of politiek kreeg of zou kunnen krijgen.

De naleving van de meldingscriteria van Beschikking 2000/57/EG lijkt correct te zijn, hoewel er aanzienlijke ruimte voor verbeteringen bestaat. De evaluatie bracht aan het licht dat het soms moeilijk was om te beoordelen of de gemelde gevallen uitsluitend op basis van de in het kernbericht verstrekte informatie aan de EWRS-criteria voldeden. De beide hoofdcriteria in het kader van het rapportageproces zijn de clusters van ziektegevallen in plaats of tijd, waarbij het risico bestaat van overdracht tussen de lidstaten binnen de Gemeenschap (criterium 2) en de uitbraak van een ziekte die tijdige, gecoördineerde communautaire maatregelen vereist om onder controle te kunnen worden gebracht (criterium 4). Interessant is dat een van de voornaamste redenen voor melding de mogelijke aandacht van de politiek of de media is, die het geval teweeg kan brengen. Het verloop van het gemelde geval (en niet slechts de berichten) moet nog nader onder de loep worden genomen om meer bijzonderheden te verkrijgen over de bij de uitvoering van het meldingsproces behaalde voortgang en om de Commissie en de lidstaten opties voor verbeteringen aan de hand te kunnen doen. Een nadere evaluatie van de niet via het EWRS gemelde gevallen zal van doorslaggevend belang zijn om een volledig beeld te verkrijgen en om de naleving van Beschikking nr. 2119/98/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2000/57/EG van de Commissie te kunnen beoordelen.

7. DE NIEUWE INTERNATIONALE GEZONDHEIDSREGELING (IHR)

De nieuwe internationale Gezondheidsregeling (IHR) werd op 22 mei 2005 goedgekeurd door de Algemene Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie en is op 15 juni 2007 in werking getreden. Met het oog op de aanpassing van de huidige EU-wetgeving inzake overdraagbare ziekten aan de nieuwe IHR zijn de bijlagen bij de Beschikkingen 2119/98/EG, 2000/96/EG en 2000/57/EG gewijzigd. Met name werd de verplichting ingevoerd om alle in het kader van de IHR aan de WHO gemelde gevallen van overdraagbare ziekten via het EWRS te rapporteren (beschikking van 28 april 2008 tot wijziging van Beschikking 2000/57/EG). Met het oog op de samenhang tussen de meldingen aan het communautaire netwerk en die van de lidstaten aan de WHO in het kader van de nieuwe IHR is binnen de EWRS een IT-functie ontwikkeld om de WHO in kennis te stellen van overeenkomstig Beschikking 2119/98/EG gemelde gevallen.

Om tegemoet te komen aan de door de lidstaten geuite behoefte aan een discussieforum voor de coördinatie van de praktische aspecten van de implementatie van de IHR, heeft de Commissie naast de EWRS-contactpunten een groep van nationale IHR-knooppunten in de Europese Unie ingesteld, die voor de eerste maal op 31 mei 2007 in Stockholm bijeenkwam. De meeste lidstaten (23 van de 27), Noorwegen en IJsland hebben als nationale IHR-knooppunten dezelfde instellingen aangewezen die als EWRS-contactpunten fungeren. De Commissie bekleedt tweemaal per jaar het voorzitterschap van deze groep; de WHO neemt aan de vergaderingen deel die het eveneens mogelijk maken om de via de EWRS gemelde gevallen de revue te laten passeren en het effect daarvan op de melding via de IHR te bespreken. De Commissie is voornemens extra oplossingen aan te dragen om meerwaarde te geven aan de IHR-meldingen, die nauw zullen aansluiten bij de bestaande EU-systemen voor elektronische meldingen en volledig erkend zijn door de WHO.

8. OVERDRACHT VAN HET EWRS NAAR HET ECDC

Overeenkomstig zijn oprichtingsverordening beheert het ECDC sinds 17 november 2007 de EWRS-toepassing. Zoals voorheen blijft de Commissie verantwoordelijk voor de overige aspecten, met inbegrip van de gebruikersmachtiging. De leden van de EWRS-contactpunten worden nog steeds formeel benoemd door voorstellen tot benoemingen en verzoeken om toegang via de Permanente Vertegenwoordigingen aan de Commissie te richten.

De huidige toepassing verschilt in geen enkel opzicht van de vroegere EWRS-toepassing, zodat het systeem op dezelfde wijze wordt gebruikt, met uitzondering van de passwords en logins, aangezien er ter verbetering van de veiligheid een nieuw passwordbeleid wordt gehanteerd (de nieuwe toepassing is thans via het internet toegankelijk). Sinds 17 november 2007 is de nieuwe toepassing toegankelijk via: https://ewrs.ecdc.europa.eu.

9. CONCLUSIES

De getallen betreffende het EWRS voor 2006 en 2007 bevestigen de trends van de voorafgaande jaren. Het aantal en soort gemelde berichten waren met die uit 2004 en 2005 vergelijkbaar. Berichten op 'informatieniveau' maakten het merendeel van de EWRS-meldingen uit. In totaal werden er in 2007 minder berichten verstuurd dan in 2006. Dit is hoogstwaarschijnlijk eerder het gevolg van het grote aantal meldingen in verband met aviaire influenza in 2006 dan van veranderingen van het meldingsproces. Er zijn nog meer analyses gepland van de sinds de invoering van het IT-hulpmiddel van het EWRS (1999) binnengekomen meldingen; die dienen verdere gegevens over de trend van het gebruik van het EWRS in de loop van de tijd op te leveren en zullen een cruciale rol spelen bij de stroomlijning van het systeem doordat de nadruk meer op beheerskwesties dan op evaluatie komt te liggen.

Evenals in voorafgaande jaren was voor slechts een beperkt aantal in 2006 en 2007 gemelde gevallen een de gehele Gemeenschap omvattende coördinatie vereist. In dit verslag ligt het accent op de gevallen die tot dergelijke reacties op diverse niveaus hebben geleid en die duidelijk hebben gemaakt aan welke specifieke gebieden meer aandacht moet worden besteed.

De Chikungunya-uitbraak in Italië heeft duidelijk gemaakt welke rol de klimaatsverandering bij de verandering van de epidemiologie van door vectoren overgedragen ziekten in de EU kan spelen en dat bij de bewaking van deze ziekten en de maatregelen naar aanleiding daarvan (zoals bijvoorbeeld het West-Nijlvirus) een regionale aanpak nodig is. De uitbraak heeft met name aangetoond dat een nog niet eerder in de EU gemelde ziekte nog altijd de reactie- en coördinatiecapaciteit op communautair niveau op de proef kan stellen.

Uit de plotselinge toename van de door een aantal lidstaten gemelde gevallen van mazelen blijkt hoe belangrijk een gecoördineerd optreden is om een hoge vaccinatiegraad in geheel Europa te verwezenlijken en handhaven, zodat deze ziekte, zoals gepland, in 2010 met wortel en tak uitgeroeid zal zijn.

Verscheidene malen werden er procedures voor de tracering van contacten op gang gebracht. De resultaten brachten aan het licht dat de regelingen – ongeacht de snelle invoering van coördinatieprocedures – moeten worden verbeterd, zodat de betrokken personen snel kunnen worden getraceerd en tegelijkertijd aan de huidige wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens kan worden voldaan. Het blijft nog steeds uiterst moeilijk om gegevens van luchtvaartmaatschappijen te verkrijgen.

Een aantal gevallen maakte afspraken over voor het brede publiek bestemde mediaberichtgeving noodzakelijk. De coördinatievergaderingen van de EWRS-instanties in de lidstaten bleken bijzonder nuttig te zijn voor het bepalen van een gemeenschappelijk standpunt ten aanzien van de media; het was echter duidelijk dat er nog heel veel moest worden gedaan om de reactie in een beter gestructureerde vorm te gieten.

De Commissie en de lidstaten hebben zich met ondersteuning van het ECDC snel aan de vereisten van de nieuwe IHR aangepast. De bestaande wetgeving inzake overdraagbare ziekten is reeds aangepast; in aansluiting hierop volgt in 2010 een voorstel voor een pakket van rechtsinstrumenten betreffende gezondheidsrisico's in verband met niet-overdraagbare ziekten. Binnenkort zullen in het belang van de volksgezondheid specifieke instrumenten voor een betere tracering van contactpersonen worden voorgesteld. Voorts werden zo nodig mechanismen geactiveerd om te kunnen inspelen op de internationale dimensie van gemelde gevallen buiten de EU, die repercussies zouden kunnen hebben voor het communautaire niveau. Beoogd wordt zo de aanpak van die gevallen te vergemakkelijken en verbeteren door een inventarisatie van de beschikbare middelen, zoals het European Programme for Intervention Epidemiology Training (EPIET), dat nu door het ECDC in nauwe samenwerking met de WHO gecoördineerd wordt.

Er is een aanzienlijke verbetering van de IT-toepassing van EWRS gepland om deze compatibel te maken met de nieuwe communicatieplatformen die de Commissie en het ECDC ontwikkelen. Met name zal de koppeling met het ECDC-EPIS-platform[3] een hechte basis voor de uitwisseling van epidemiologische informatie over specifieke gevallen bieden. De instrumenten van de Commissie ter ondersteuning van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens en informatie in crisissituaties zal ertoe bijdragen dat het EWRS probleemloos functioneert wanneer er een groot aantal berichten via het systeem worden verstuurd.

Ten slotte zijn er enige geringe veranderingen van de toepassing 'eenvoudig zoeken' noodzakelijk (afsluiting van de gevallen, inhoud van het bericht, syndroom/ziekte, ziekteverwekker, reden van melding en land waarin het geval zich heeft voorgedaan), die binnenkort zullen worden aangebracht. Op de noodzaak tot deze 'kleine' veranderingen werd al in het voorafgaande verslag gewezen, maar de overgangsfase van de EWRS stond deze aanpassing in de weg. [pic][pic]

[1] PB L 268 van 3.10.1998, blz. 1.

[2] Een geval moet aan het EWRS worden gemeld wanneer aan een of meer van de volgende criteria voldaan wordt:1. uitbraken van overdraagbare ziekten waarbij meer dan één lidstaat van de Gemeenschap betrokken is;2. clusters van soortgelijke ziektegevallen in plaats of tijd, wanneer deze mogelijk veroorzaakt zijn door pathogene agentia en er een risico is van overdracht tussen de lidstaten van de Gemeenschap;3. clusters van soortgelijke ziektegevallen in plaats of tijd buiten de Gemeenschap, wanneer deze mogelijk veroorzaakt zijn door pathogene agentia en er een risico is van overdracht naar de Gemeenschap;4. het voor het eerst of opnieuw opduiken van een overdraagbare ziekte of een overdraagbare agens die tijdige, gecoördineerde communautaire maatregelen vereist teneinde onder controle te worden gebracht.

[3] .