Home

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 8.7.2009

COM(2009) 334 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de toepassing van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn

INHOUD

1. Samenvatting 3

2. DE WERKINGSSFEER VAN VERORDENING (EG) nr. 882/2004 4

2.1. Sectoriële wetgeving over officiële controles: residuen van diergeneesmiddelen of pesticiden 4

2.2. De gezondheid van planten 6

3. STAND VAN ZAKEN VAN DE UITVOERING 6

3.1. Richtsnoeren van de Commissie 6

3.2. Meerjarige nationale controleplannen (MANCP's) en jaarverslagen 7

3.3. Algemene audits 7

3.4. Officiële controles op ingevoerde diervoeders en levensmiddelen 7

3.5. Artikel 23 over de goedkeuring van de aan de uitvoer voorafgaande controles 10

3.6. Betere opleidingen voor veiliger voedsel 11

3.7. Communautaire referentielaboratoria (CRL's) 11

3.8. Technische aanpassingen 12

4. VERGOEDINGEN 12

4.1. Context 12

4.2. Reikwijdte van de evaluatie 13

4.3. Belangrijkste conclusies van de studie 13

4.4. Scenario's voor verandering 14

1. SAMENVATTING

Artikel 65 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn[1] (de "Verordening inzake officiële controles", hierna ook "de VOC" genoemd) verplicht de Commissie ertoe een verslag in te dienen bij het Europees Parlement en de Raad, in het bijzonder om de bij de toepassing van de verordening opgedane ervaring te bespreken.

Dat verslag moet de volgende punten in overweging nemen:

"a) herevaluatie van de werkingssfeer met betrekking tot diergezondheid en dierenwelzijn;

b) ervoor zorgen dat ook andere sectoren officiële controles mee financieren, door uitbreiding van de lijst van activiteiten in bijlage IV, afdeling A, en bijlage V, afdeling A, en met name rekening houdend met de impact van de communautaire diervoeder- en levensmiddelenhygiënewetgeving na de aanneming ervan;

c) actualiseren van de in bijlage IV, afdeling B, en bijlage V, afdeling B bedoelde minimumvergoedingen, met name rekening houdend met de risicofactoren ".

Wat de werkingssfeer van de verordening met betrekking tot diergezondheid en dierenwelzijn betreft, is op basis van de tot op heden opgedane ervaring geen herziening nodig van wat artikel 1 daar momenteel over bepaalt. Anderzijds kunnen de lopende besprekingen met het oog op de modernisering en vereenvoudiging van twee significante sectoren mogelijk helpen bij het verduidelijken van de verhouding tussen het in de verordening vastgelegde algemene kader en de bestaande sectoriële wetgeving. Dit is met name het geval voor de lopende evaluatieactiviteiten in aansluiting op de strategie voor diergezondheid (2007-2013)[2], die onder andere tot doel hebben een enkel regelgevend kader op te richten voor diergezondheid ("diergezondheidswet"), en de activiteiten die zullen volgen uit de komende evaluatie van het bestaande acquis over plantgezondheid (strategie voor plantgezondheid). Bovendien moet verzekerd worden dat de bestaande sectoriële communautaire voorschriften voor controleactiviteiten op specifieke gebieden (bijvoorbeeld residuen van diergeneesmiddelen en pesticiden) in overeenstemming zijn met de beginselen en bepalingen van de verordening. Deel 2 van het verslag gaat hierover.

In deel 3 van dit verslag wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste acties en initiatieven die bij de toepassing van deze verordening ontwikkeld werden, en daarbij wordt gekeken naar de ervaring die sinds 1 januari 2006 werd opgedaan. De lidstaten krijgen steeds meer praktijkervaring bij de opstelling en uitvoering van hun meerjarige nationale controleplannen (MANCP's), die het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie (VVB) ook gebruikt in het kader van de periodieke algemene auditmissies. De nationale jaarverslagen zijn ook een belangrijke component van het nieuwe door de VOC vastgelegde kader voor officiële controles, hoewel de ervaring met soortgelijke verslagen nog te beperkt is om op dit moment een diepteanalyse uit te voeren of conclusies te trekken.

Artikel 65 bepaalt dat speciale aandacht moet worden besteed aan de vergoedingen die geïnd worden voor het financieren van officiële controles ("inspectievergoedingen"). Deel 4 van dit verslag gaat over de huidige stand van zaken van de discussies en beschouwingen over dit toch wel complexe onderwerp, op basis van de resultaten van een recent onderzoek dat voor de Commissie uitgevoerd werd door een externe beoordelaar.

De betreffende studie leverde de Commissie een waardevol inzicht in hoe het systeem voor vergoedingen momenteel functioneert, legde enkele tekortkomingen bloot in het huidige wetgevende kader voor inspectievergoedingen en de implementatie daarvan door de lidstaten en bespreekt de mogelijke behoefte aan herziening van enkele elementen van dat kader. Volgens de studie kunnen een aantal mogelijkheden voor verandering overwogen worden opdat de lidstaten zeker de doelstelling uit artikel 26 van de VOC bereiken, die als volgt luidt: " De lidstaten zorgen [.] voor voldoende financiële middelen voor het nodige personeel en andere middelen voor officiële controles. " Daarvoor stelt de studie verschillende toekomstscenario's voor, van een volledige harmonisatie van het systeem van vergoedingen tot verhoogde flexibiliteit voor de lidstaten bij het uitvoeren van het systeem, onder waarborging van een transparante en duidelijke werking van dat systeem in de verschillende lidstaten.

Verdere analyse van de problemen die de studie aan de orde stelt is nodig, inclusief een publieke discussie met de betrokken partijen over de resultaten van de uitgevoerde evaluatie, en een studie naar de effecten van de beschikbare mogelijkheden voor verandering. De Commissie wil in de loop van 2009 met een dergelijke effectbeoordeling beginnen.

2. DE WERKINGSSFEER VAN VERORDENING (EG) NR. 882/2004

2.1. Sectoriële wetgeving over officiële controles: residuen van diergeneesmiddelen of pesticiden

Hoewel bij officiële controles ook op residuen van diergeneesmiddelen en pesticiden gecontroleerd wordt, moeten volgens de VOC de reeds bestaande, meer specifieke regels op het gebied van diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid behouden blijven, met name Richtlijn 96/23/EG van de Raad inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan[3] en Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen[4], die later werd ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad[5].

Richtlijn 96/23/EG bepaalt dat de lidstaten een nationaal plan voor toezicht inzake residuen in werking moeten stellen, dat jaarlijks bij de Commissie moet worden ingediend samen met de resultaten van de uitvoering van het voorbije jaar en de acties die ondernomen werden voor de opvolging van niet-conforme resultaten. Zij bepaalt ook het minimumaantal te nemen monsters voor analyse van iedere hoeveelheid van een bepaald levensmiddel naargelang de nationale productie, zonder rekening te houden met andere elementen die de risicobeoordeling kunnen beïnvloeden (bijvoorbeeld fokpraktijken, toegestane geneesmiddelen, etc.). De bijlagen I en II bij Richtlijn 96/23/EG bepalen dat de groep van stoffen die gecontroleerd moeten worden in het kader van het plan voor toezicht inzake residuen naast residuen van diergeneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen ook in het natuurlijk milieu aanwezige contaminanten[6] omvat.

In 2003 werd al een discussienota gepubliceerd waarin een breed overlegproces over de technische aspecten van de richtlijn werd opgestart[7]. Tijdens dit overlegproces drukten de betrokken partijen hun bijzondere interesse uit in de evaluatie van deze richtlijn en in een verduidelijking van de scheidingslijn tussen de controles van diergeneesmiddelen en die van contaminanten in het algemeen om overeenstemming met de VOC te verzekeren.

Verordening (EG) nr. 396/2005 over bestrijdingsmiddelen bevat een aantal artikelen die rechtstreeks verband houden met controles (artikelen 26 t.e.m. 30), die tot doel hebben het naleven van maximumresidugehalten (MRL's) steekproefsgewijs te controleren op het niveau van de Gemeenschap, en die worden aangevuld door gerichte controles op het niveau van de lidstaten. De verordening (artikelen 31 en 32) vereist ook jaarlijkse rapportering. Een aantal verschillen tussen de aanpak van Verordening (EG) nr. 396/2005 en de bepalingen van de VOC zijn het resultaat van aparte maar gelijktijdige interinstitutionele onderhandelingen die tot de goedkeuring van twee verordeningen leidden.

Met het oog op betere regelgeving moet worden gedacht aan de mogelijkheid om de regels die momenteel van toepassing zijn op officiële controles op bestrijdingsmiddelen, contaminanten en residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen met de nodige wijzigingen van de regelgeving in het kader van de VOC te integreren, om het algemene wetgevingskader te rationaliseren en te vereenvoudigen en toch te zorgen voor de flexibiliteit die nodig is om de integratie van beide sectoren in de MANCP's van de lidstaten te waarborgen.

2.2. De gezondheid van planten

Op fytosanitair gebied legt Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen[8] voorschriften voor de controle van deze sector vast. Officiële controles op dat gebied zijn daarom niet in de VOC geregeld, met uitzondering van de bepalingen die van toepassing zijn op het opstellen en jaarlijks verslag uitbrengen van MANCP's en op de inspectie van de Gemeenschap in de lidstaten en derde landen (artikelen 41 t.e.m. 46).

Als onderdeel van een meer algemeen proces ter evaluatie van het bestaande acquis op fytosanitair gebied[9] zal aandacht worden geschonken aan de behoefte om de voorschriften voor officiële controles van Richtlijn 2000/29/EG en die van de VOC beter op elkaar af te stemmen.

3. STAND VAN ZAKEN VAN DE UITVOERING

3.1. Richtsnoeren van de Commissie

De VOC voert een aantal nieuwe verplichtingen in voor de lidstaten betreffende het plannen, beoordelen en rapporteren van hun officiële controleactiviteiten. De Commissie heeft in overeenstemming met artikel 43 van de VOC richtsnoeren opgesteld om de lidstaten te helpen bij het voldoen aan de vereisten. De volgende beschikkingen van de Commissie werden daartoe goedgekeurd:

- Beschikking 2006/677/EG van de Commissie van 29 september 2006 houdende de richtsnoeren tot vaststelling van criteria voor het uitvoeren van audits op grond van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn[10].

- Beschikking 2007/363/EG van de Commissie van 21 mei 2007 betreffende richtsnoeren om de lidstaten te helpen bij het opstellen van het geïntegreerde meerjarige nationale controleplan als bedoeld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad[11].

- Beschikking 2008/654/EG van de Commissie van 24 juli 2008 betreffende richtsnoeren om de lidstaten te helpen bij het opstellen van het geïntegreerde meerjarige nationale controleplan als bedoeld in Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad[12].

De Commissie organiseert regelmatig werkgroepen om de uitvoering van de richtsnoeren verder te ontwikkelen en om de lidstaten hulp te bieden bij de voorbereiding van MANCP's, verslagen en audits.

3.2. Meerjarige nationale controleplannen (MANCP's) en jaarverslagen

De artikelen 41 en 42 van de VOC bepalen dat de lidstaten een enkel geïntegreerd meerjarig nationaal controleplan (MANCP) moeten opstellen en voor 1 januari 2007 uitvoeren, en op verzoek van de Commissie moeten zij een actuele versie kunnen overleggen.

Alle lidstaten hebben hun MANCP's bij de Commissie ingediend en deze worden geëvalueerd in het kader van de algemene audits van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie (zie hoofdstuk 3.3).

Artikel 44 bepaalt dat de lidstaten vanaf een jaar na het begin van de uitvoering van de MANCP's en daarna om het jaar een verslag moeten indienen bij de Commissie met eventuele wijzigingen van de MANCP's, de resultaten van controles en audits, het soort en aantal overtredingen die vastgesteld werden en de genomen maatregelen om doeltreffend functioneren en naleving te waarborgen. De Commissie heeft tot dusver de jaarverslagen van 26 lidstaten ontvangen. (Portugal heeft geen jaarverslag ingediend omdat het eerste MANCP pas in 2008 van kracht werd door herstructurering van de controlediensten. Daarom zal het eerste verslag in de verslagronde van 2009 opgesteld worden.)

3.3. Algemene audits

Artikel 45 van de VOC bepaalt dat deskundigen van de Commissie algemene en speciale audits moeten verrichten in de lidstaten om te verifiëren dat de officiële controles in de lidstaten plaatsvinden in overeenstemming met de MANCP's en de communautaire wetgeving.

Het VVB van de Commissie voert de algemene audits van de lidstaten uit volgens een driejarige cyclus. In 2007 werden algemene audits gehouden in Oostenrijk en Nederland en in 2008 in zes andere lidstaten (Duitsland, Estland, Hongarije, Ierland, Slowakije en Spanje). In 2009 wordt in negen lidstaten een algemene audit uitgevoerd (België, Cyprus, Finland, Griekenland, Letland, Litouwen, Portugal, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk). De tien resterende lidstaten worden in 2010 geaudit.

De eindverslagen van de algemene audits worden openbaar gemaakt en staan op de volgende website: http://ec.europa.eu/food/fvo/ir_search_en.cfm

3.4. Officiële controles op ingevoerde diervoeders en levensmiddelen

Zowel op uit de Gemeenschap afkomstige als op ingevoerde levensmiddelen, diervoeders en dieren moeten officiële controles uitgevoerd worden om te verifiëren dat de wetten voor diervoeders en levensmiddelen en de regels voor dierenwelzijn en diergezondheid nageleefd worden. De voorschriften in titel II, hoofdstuk V en titel VI, hoofdstuk II van de VOC creëren het algemene kader en de procedures die van toepassing zijn op officiële controles op diervoeders en levensmiddelen die uit derde landen op het grondgebied van de Gemeenschap ingevoerd worden.

Titel II, hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 882/2004 bevat uniforme voorschriften die van toepassing zijn op:

( acties die de bevoegde autoriteiten moeten ondernemen naar aanleiding van officiële controles van de invoer van diervoeders en levensmiddelen, bijvoorbeeld bij verdenking of vaststelling van niet-naleving (artikelen 18 tot 22);

( goedkeuring van aan de uitvoer voorafgaande controles door derde landen met het oog op het verminderen van de frequentie van controles bij invoer (artikel 23);

( vereiste samenwerking tussen bevoegde gezondheidsautoriteiten en douanediensten voor de organisatie van officiële controles (artikel 24).

Overeenkomstig artikel 25 kan de Commissie via de procedure die vastgelegd werd in Besluit 1999/468/EG van de Raad (comitéprocedure)[13] de maatregelen goedkeuren die nodig zijn om de uniforme uitvoering van officiële controles op ingevoerde diervoeders en levensmiddelen te verzekeren.

De VOC erkent de specifieke aard van controles op diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong (artikel 14), in vergelijking met diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong (artikelen 15 tot en met 17). Wat die eerste categorie betreft bevestigt de verordening het bestaande, in Richtlijn 97/78/EG van de Raad[14] vastgelegde kader van geharmoniseerde invoerprocedures, die door het netwerk van langs de buitengrenzen van de Gemeenschap opgezette grensinspectieposten worden uitgevoerd. De verordening bepaalt dat de bevoegde autoriteiten die daartoe overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG aangewezen werden ook controles moeten uitvoeren om na te gaan of de niet in deze richtlijn behandelde aspecten van de wetgeving over diervoeders en levensmiddelen nageleefd worden.

De Commissie evalueert momenteel, als onderdeel van haar nieuwe strategie voor diergezondheid (2007-2013), de veterinaire controles bij invoer om voor deze grensinspecties een betere, op risico gebaseerde aanpak in te voeren. Bij deze evaluatie wordt bekeken hoe de vroegtijdige waarschuwing en snelle opsporing van risico's van dierlijke producten het best gewaarborgd kunnen worden, zodat maatregelen voor de invoer toegepast kunnen worden die verzekeren dat de hoge beschermingsgraad van de volks- en diergezondheid binnen de EU in stand gehouden wordt.

Diervoeders en levensmiddelen van niet - dierlijke oorsprong worden momenteel, in tegenstelling tot die van dierlijke oorsprong, voor hun invoer in de Gemeenschap niet systematisch aan geharmoniseerde EU-controles aan de grens onderworpen (met uitzondering van die producten waarvoor noodmaatregelen gelden als bepaald in artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad[15]). Artikel 15 van de VOC bepaalt dat de controles op ingevoerde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong op een geschikte plaats moeten plaatsvinden, met inbegrip van het punt van binnenkomst in de Gemeenschap, de plaats waar ze in het vrije verkeer worden gebracht, in magazijnen, op het bedrijf dat de diervoeders of levensmiddelen invoert, of op andere punten van de diervoeder- en levensmiddelenketen. De lidstaten beslissen, op basis van hun beoordeling van de risico's, over de meest geschikte frequentie en de modaliteiten van de officiële controles op ingevoerde producten.

Een afwijking van de genoemde algemene regels is vastgelegd in lid 5 van datzelfde artikel 15, dat bepaalt dat een lijst wordt opgesteld van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die op basis van bekende of nieuwe risico's aan meer uitgebreide officiële controles moeten worden onderworpen op het punt van binnenkomst in de Gemeenschap. Een ontwerpverordening met als doel het vastleggen van algemene bepalingen en deze lijst (voor de eerste maal) werd goedgekeurd op x.x.2009 [updaten voor release] .

De hierboven genoemde regels worden aangevuld door die onder titel VI, hoofdstukken I en II van de VOC, die de procedures vastleggen die de Commissie gebruikt om relevante informatie te verzamelen over de mate waarin de systemen van derde landen de communautaire voorschriften voor diervoeders en levensmiddelen (artikelen 46 en 47) naleven, en op basis waarvan zij beslist of (en welke) specifieke invoervoorwaarden voor diervoeders en levensmiddelen opgelegd moeten worden (artikel 48).

Desbetreffende informatie wordt ook verzameld in het kader van bezoeken van het VVB aan derde landen (artikel 46) en door vragenlijsten voorafgaand aan deze bezoeken, die met name informatie verstrekken over de organisatie en het beheer van gezondheidscontroles in het land.

Voor zover de voorwaarden en gedetailleerde procedures voor invoer nog niet opgenomen zijn in de communautaire wetgeving (in het bijzonder in Verordening (EG) nr. 854/2004[16]), kunnen specifieke invoervoorwaarden opgelegd worden volgens de comitéprocedure. Deze kunnen de opstelling van een lijst van derde landen omvatten waaruit specifieke producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, de opstelling van modellen van certificaten die de zendingen vergezellen en/of andere speciale invoervoorwaarden, naargelang van het product of het dier en de eventueel daaraan verbonden risico's (artikel 48).

De regels die van toepassing zijn op het afsluiten van gelijkwaardigheidsovereenkomsten met derde landen zijn vastgelegd in artikel 49. Indien een derde land objectieve bewijzen levert, kan via deze overeenkomsten worden erkend dat de maatregelen die het derde land op specifieke terreinen toepast waarborgen bieden die gelijkwaardig zijn aan de normen die de Gemeenschap hanteert.

3.5. Artikel 23 over de goedkeuring van de aan de uitvoer voorafgaande controles

Overeenkomstig artikel 23 van de VOC heeft de Commissie de mogelijkheid om specifieke controles van derde landen voorafgaand aan de uitvoer van een bepaald product (diervoeders en levensmiddelen) naar de Gemeenschap goed te keuren volgens de in artikel 62, lid 3, van de verordening bedoelde procedure. Daardoor kan de frequentie van de controles op de invoer van diervoeders en levensmiddelen verminderd worden.

De goedkeuring van aan de uitvoer voorafgaande controles door derde landen kan verleend worden indien:

- uit een communautaire audit is gebleken dat de naar de Gemeenschap uitgevoerde diervoeders of levensmiddelen voldoen aan de communautaire of daaraan gelijkwaardige vereisten;

- de in het derde land aan de uitvoer voorafgaande controles als voldoende doeltreffend en efficiënt worden beschouwd om de door de communautaire wetgeving voorgeschreven documenten, overeenstemming en materiële controle te vervangen of te beperken.

Met andere woorden, de goedkeuring van aan de uitvoer voorafgaande controles verzekert dat de controles in overeenstemming met de betreffende bepalingen van de communautaire wetgeving verricht worden.

De goedkeuring van aan de uitvoer voorafgaande controles op basis van artikel 23 van de VOC heeft geen invloed op het recht van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten om officiële controles op ingevoerde diervoeders en levensmiddelen uit te voeren. Toch moeten de lidstaten rekening houden met het bestaan van een goedgekeurde regeling voor aan uitvoer voorafgaande controles wanneer zij beslissingen nemen over de frequentie van materiële controles op diervoeders en levensmiddelen. Deze frequentie wordt bepaald op basis van de risico's die aan de verschillende soorten diervoeders en levensmiddelen verbonden zijn, de waarborgen die het uitvoerende derde land biedt, de controles door de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf dat het product invoert en de naleving van de vereisten voor het betreffende product in het verleden door het derde land, de inrichting van herkomst en de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf dat het product in- of uitvoert.

Tot dusver is de enige beschikking van de Commissie waarin een dergelijke regeling goedgekeurd werd Beschikking 2008/47/EG van de Commissie van 20 december 2007 tot goedkeuring van de aan uitvoer voorafgaande controles die door de Verenigde Staten van Amerika worden verricht op grondnoten en afgeleide producten daarvan wat de aanwezigheid van aflatoxinen betreft[17].

3.6. Betere opleidingen voor veiliger voedsel

Op grond van artikel 51 van de VOC kan de Commissie opleidingen organiseren voor het personeel van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en in de derde landen over de wetgeving voor diervoeders en levensmiddelen, diergezondheid, dierenwelzijn en fytosanitaire voorschriften. In overeenstemming met dit artikel heeft de Commissie het initiatief 'Betere opleidingen voor veiliger voedsel' opgestart, dat nu aan het derde jaar bezig is. De resultaten van het tweede jaar werden gepubliceerd in het jaarverslag van het initiatief:http://ec.europa.eu/food/training_strategy/annual_report2007/index_en.htm.

Eind 2008 hadden ongeveer 7500 personen deelgenomen aan een opleiding in het kader van het initiatief, waarvan 52 % uit lidstaten kwam, 13 % uit kandidaat-lidstaten, potentiële kandidaat-lidstaten, landen van de Europese Vrijhandelsassociatie en van het Europees nabuurschapsbeleid en 35 % uit andere derde landen. Het deelnemersaantal zal de komende jaren stijgen tot gemiddeld 6000 deelnemers per jaar.

In september 2006 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd over 'Betere opleidingen voor veiliger voedsel'[18], waarin de reikwijdte en de doelstellingen van het initiatief en de strategie voor ontwikkeling in de toekomst worden afgebakend. In overeenstemming met de conclusies van de mededeling en de resultaten van een kosten-batenanalyse door een onafhankelijke consultant, heeft de Commissie besloten om de uitvoeringstaken van het programma te delegeren aan het Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten[19].

3.7. Communautaire referentielaboratoria (CRL's)

In bijlage VII bij de VOC wordt de geconsolideerde lijst van communautaire referentielaboratoria (CRL's) voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid vastgelegd, die de laboratoria bevat die reeds in verschillende sectoriële besluiten aangewezen waren en nieuwe CRL's voor gebieden die daar nog niet onder vielen. Sinds juli 2005 heeft de Commissie drie oproepen gepubliceerd voor de selectie en aanwijzing van nieuwe CRL's.

Daardoor konden de volgende nieuwe CRL's aan de lijst in bijlage VII toegevoegd worden:

- Nieuwe CRL's op het gebied van: mond-en-klauwzeer, brucellose, Listeria monocytogenes, coagulasepositieve stafylokokken, Escherichia coli, inclusief verocytotoxine-producerende E. coli (VTEC), campylobacter, parasieten (met name trichinella, echinokokken, anisakis), antimicrobiële resistentie, dierlijke eiwitten in diervoeders, residuen van bestrijdingsmiddelen, mycotoxinen in levensmiddelen en diervoeders, dioxinen en pcb's en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK)[20].

- een CRL voor andere paardenziekten dan paardenpest[21].

- CRL's voor ziekten bij schaaldieren, rabiës en rundertuberculose, waarbij aanvullende verantwoordelijkheden en taken van de communautaire referentielaboratoria voor rabiës en rundertuberculose[22] zijn vastgesteld.

3.8. Technische aanpassingen

EN ISO/IEC 17020 vervangt EN 45004

In artikel 5 van de VOC wordt bepaald dat de bevoegde autoriteit specifieke taken in verband met officiële controles kan delegeren aan een of meer controleorganen, overeenkomstig bepaalde vereisten. Deze controleorganen moeten hun werkzaamheden verrichten en geaccrediteerd zijn overeenkomstig de Europese normen, met name de EN-norm voor "Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren". De vorige norm EN 45004 is vervangen door EN ISO/IEC 17020. De VOC moet dus dienovereenkomstig gewijzigd worden. De Commissie bereidt momenteel een wijziging voor, die via een comitéprocedure goedgekeurd moet worden, zodat de wijzigingen in ISO-normen in de VOC worden opgenomen.

EN ISO/IEC 17011 vervangt EN 45002 en EN 45003

Volgens artikel 12, leden 1 en 2, wijst de bevoegde autoriteit de laboratoria aan die gemachtigd zijn analyses van in het kader van officiële controles genomen monsters uit te voeren, en die laboratoria moeten geaccrediteerd zijn overeenkomstig bepaalde Europese normen. De vorige normen EN 45002 " Algemene criteria voor de beoordeling van beproevingslaboratoria " en EN 45003 " Accreditatiesystemen voor kalibratie- en beproevingslaboratoria - Algemene eisen voor bedrijf en erkenning " zijn vervangen door één norm EN ISO/IEC 17011 " Algemene eisen voor accreditatie-instellingen die conformiteitsbeoordelende instellingen accrediteren ", en de VOC werd dienovereenkomstig gewijzigd[23].

4. VERGOEDINGEN

4.1. Context

Artikel 65 bepaalt dat in het verslag speciale aandacht moet worden besteed aan de vergoedingen die geïnd worden voor het financieren van officiële controles ("inspectievergoedingen").

Om een verslag te kunnen opstellen over dit complexe onderwerp heeft de Commissie een externe evaluatie laten uitvoeren met als doel het verbeteren van het inzicht in het functioneren van het systeem voor inspectievergoedingen zoals dat momenteel wordt uitgevoerd door de lidstaten op basis van de betreffende bepalingen van de VOC (artikelen 26 tot en met 29).

De evaluatie ("de studie") werd uitgevoerd door een contractant in de periode van april tot november 2008 en omvatte een vragenlijst voor de bevoegde autoriteiten in alle lidstaten, een diepteanalyse (casestudy's) van zes lidstaten met elk een verschillend systeem voor vergoedingen, interviews met de voornaamste deskundigen en betrokken partijen op EU-niveau, uitgebreide analyse van bestaande literatuur en onderzoek van gegevens (met inbegrip van betreffende VVB-verslagen en nationale wetgeving).

In februari 2009 werd de studie afgerond en werden de resultaten aan de Commissie overgedragen.

4.2. Reikwijdte van de evaluatie

De doelstellingen van de studie waren tweeledig:

a) het evalueren van de huidige situatie wat betreft de toepassing van de bestaande voorschriften voor vergoedingen, in het bijzonder de werking van het systeem in de praktijk;

b) het beoordelen van de voor- en nadelen van een aantal beleidsopties (wat de reikwijdte van de huidige regels en de vaststelling van vergoedingen betreft).

De beoordelaars werd ook gevraagd de belangrijkste sterke en zwakke punten van het huidige systeem te identificeren, en de belangrijkste problemen en tekortkomingen die in de toekomst behandeld zouden moeten worden. Zij onderzochten met name hoe de artikelen 26 tot en met 29 van de VOC momenteel worden uitgevoerd en hoe het huidige vergoedingssysteem bijdraagt tot het verwezenlijken van de doelstellingen van de VOC.

4.3. Belangrijkste conclusies van de studie

De studie heeft aangetoond dat de uitvoering van de financieringsbepalingen van de VOC door de lidstaten aanzienlijk varieert en dat de verschillende momenteel toegepaste nationale vergoedingssystemen niet helder en transparant genoeg zijn. Daardoor is het erg moeilijk om de bestaande vergoedingsniveaus binnen de EU (en tussen sectoren) rechtstreeks te vergelijken.

Uit de studie blijkt ook dat, door de erg brede definitie van de categorieën van kosten in bijlage VI bij de verordening en het gerapporteerde gebrek aan transparantie van de berekeningsmethoden, het niet zeker is of de vergoedingen, die op de kosten gebaseerd zijn, wel een correct beeld geven van de daadwerkelijk gemaakte kosten van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten voor het uitvoeren van de inspecties (waarvoor de vergoedingen werden geïnd).

In meer algemene termen onderzocht de studie of de belangrijkste doelstelling van het huidige systeem voor inspectievergoedingen bereikt werd, namelijk het verzekeren dat de lidstaten over voldoende financiële middelen beschikken voor het uitvoeren van officiële controles (artikel 26 van de verordening). De studie suggereert dat deze hoofddoelstelling momenteel voor de EU als geheel slechts in geringe mate bereikt wordt.

4.4. Scenario's voor verandering

Op basis van de gerapporteerde bevindingen beoordeelt de studie voor- en nadelen van een aantal beleidsopties en vergelijkt zij de mogelijke alternatieven met de huidige regelgeving.

Als werkhypothese worden de volgende twee extreme scenario's onderzocht:

- "volledige subsidiariteit", wat de intrekking van de meeste voorwaarden van het bestaande wettelijke kader zou betekenen, met name wat de berekening van de vergoedingen en de reikwijdte van de verplichte vergoedingen betreft; de lidstaten zouden vrij kunnen beslissen over wat voor hen de beste manier is om hun officiële controlediensten te financieren;

- "volledige harmonisatie", waarbij het bedrag voor de vergoedingen op hetzelfde niveau vastgelegd wordt over de hele EU en voor alle betrokken sectoren (geïdentificeerd in de communautaire wetgeving).

De studie beoordeelt vervolgens voor- en nadelen van middenwegscenario's, die verkregen worden door verzachtende elementen toe te voegen aan de twee meest radicale alternatieven. Bij de uitvoering van de analyse werd gelet op hoe de belangrijkste componenten van een wetgevingskader voor inspectievergoedingen gekenmerkt zouden worden op een schaal van "volledige subsidiariteit" tot "volledige harmonisatie". Deze belangrijke componenten zijn met name:

( verplichte/niet-verplichte aard van de vergoeding;

( geharmoniseerde/niet-geharmoniseerde hoogte van vergoedingen;

( geharmoniseerde/niet-geharmoniseerde berekeningsmethoden voor vergoedingen;

( geharmoniseerde/niet-geharmoniseerde verlagingen van de vergoedingen en sancties bij niet-naleving;

( lijst van activiteiten waarvoor vergoedingen worden berekend (reikwijdte van het systeem).

Ook de mogelijkheid om het systeem te behouden zoals het nu bestaat wordt onderzocht, maar dan met enkele aanpassingen om voor zover mogelijk het hoofd te bieden aan de gerapporteerde tekortkomingen.

De Commissie zal nu een effectbeoordeling uitvoeren om de mogelijke opties en de behoefte aan een wetgevingsvoorstel te evalueren. Hiertoe zullen de desbetreffende belanghebbenden en andere betrokken partijen geraadpleegd worden.

De resultaten van de studie zullen in detail geraadpleegd kunnen worden op het volgende adres: [aanvullen].[pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic][pic]

[1] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

[2] Een nieuwe strategie voor diergezondheid voor de Europese Unie (2007-2013): "Voorkomen is beter dan genezen". Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. COM (2007) 539 definitief.

[3] PB L 125 van 23.5.2006, blz. 10.

[4] PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

[5] PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.

[6] Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen geeft de volgende definitie van verontreiniging: elke stof die niet opzettelijk aan levensmiddelen is toegevoegd, doch daarin niettemin voorkomt als residu van de productie (met inbegrip van de op gewassen en vee en in de diergeneeskundige praktijk toegepaste behandelingen), de fabricage, de verwerking, de bereiding, de behandeling, de verpakking, het transport of de opslag van genoemde levensmiddelen, of ten gevolge van verontreiniging door het milieu. Het toezicht op andere contaminanten dan die in de bijlagen bij Richtlijn 96/23/EG wordt georganiseerd in het kader van de wetgeving over contaminanten.

[7] Naar aanleiding hiervan werd Verordening (EG) nr. 2377/90 gewijzigd door Verordening (EG) nr. xxx/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (COD 2007/0064).

[8] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

[9] De Raad heeft de Commissie verzocht om het bestaande acquis op fytosanitair gebied te evalueren en mogelijke wijzigingen te overwegen, om vervolgens een voorstel in te dienen voor een communautaire strategie op fytosanitair gebied. De Commissie is begonnen met de evaluatie, en midden 2009 zal een studie van start gaan.

[10] PB L 278 van 10.10.2006, blz. 15.

[11] PB L 138 van 30.5.2007, blz. 24.

[12] PB L 214 van 9.8.2008, blz. 56.

[13] Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[14] Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht, PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

[15] Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[16] Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83).

[17] PB L 11 van 15.1.2008, blz. 12.

[18] COM (2006) 519, 20.9.2006, beschikbaar ophttp://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2006:0519:FIN:NL:PDF.

[19] Besluit 2008/544/EG van de Commissie van 20 juni 2008 tot wijziging van Besluit 2004/858/EG om het "Agentschap voor het volksgezondheidsprogramma" om te vormen tot "Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en consumenten", PB L 173 van 3.7.2008, blz. 27.

[20] Verordening (EG) nr. 776/2006 van de Commissie van 23 mei 2006, PB L 136 van 24.5.2006, blz. 3.

[21] Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie van 28 februari 2008, PB L 56 van 29.2.2008, blz. 4.

[22] Verordening (EG) nr. 737/2008 van de Commissie van 28 juli 2008, PB L 201 van 30.7.2008, blz. 29.

[23] Verordening (EG) nr. 1029/2008 van de Commissie van 20 oktober 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de bijwerking van een verwijzing naar bepaalde Europese normen, PB L 278 van 21.10.2008, blz. 6.