Home

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's - Elementen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de landen en gebieden overzee (LGO)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comite en het Comite van de Regio's - Elementen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de landen en gebieden overzee (LGO)

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 6.11.2009

COM(2009) 623 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S

Elementen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de landen en gebieden overzee (LGO)

1. INLEIDING

De landen en gebieden overzee[1] (LGO) zijn met de Europese Gemeenschap geassocieerd door een regeling die gebaseerd is op het vierde deel van het EG-Verdrag en de uitvoeringsbepalingen en procedures die thans zijn vastgesteld bij het besluit van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee[2]. Ondanks de significante verschillen tussen de ACS-staten en de huidige LGO is dit besluit van de Raad van 2001 gebaseerd op eenzelfde aanpak als die van de samenwerking tussen de EU en de ACS-staten. Teneinde een open debat op gang te brengen over de argumenten om deze aanpak te vervangen door een aanpak die is afgestemd op de specifieke behoeften en het potentieel van de LGO en hun unieke relatie met de EU, heeft de Commissie op 25 juni 2008 een groenboek over de toekomstige betrekkingen tussen de EU en de LGO goedgekeurd[3].

Deze mededeling bevat een overzicht van de resultaten van de openbare raadpleging die door het groenboek is gelanceerd en bepaalt het standpunt van de Commissie over essentiële elementen voor een nieuw partnerschap tussen de EU en de LGO, die een leidraad zouden moeten vormen voor verdere werkzaamheden in 2011-2012 over de vervanging van het huidige associatiebesluit betreffende de LGO, dat op 31 december 2013 verstrijkt.

De Commissie is van oordeel dat de speciale band tussen de EU en de LGO zou moeten evolueren van de klassieke ontwikkelingssamenwerking naar een wederzijds partnerschap om de duurzame ontwikkeling van de LGO te steunen en de waarden en normen van de EU wereldwijd te bevorderen. Rekening houdend met de informatie die zij in antwoord op de publieke raadpleging heeft ontvangen, vooral van de LGO en de vier lidstaten waarmee zij verbonden zijn (Denemarken, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk), is de Commissie van oordeel dat de klemtoon moet worden gelegd op de versterking van het concurrentievermogen en het aanpassingsvermogen van de LGO, en op de samenwerking met andere partners, met inachtneming van de diversiteit van de LGO.

2. PUBLIEKE RAADPLEGING OVER DE TOEKOMSTIGE BETREKKINGEN TUSSEN DE EU EN DE LGO

De publieke raadpleging naar aanleiding van het groenboek heeft plaatsgevonden van 1 juli tot 17 oktober 2008[4]. Op 3 oktober 2008 heeft de Commissie in Brussel een conferentie van de betrokken partijen georganiseerd[5] om een overzicht te bieden van de vraagstukken die in het groenboek aan de orde zijn gesteld. Voorts hebben de Commissie, de LGO en de lidstaten waarmee de LGO zijn verbonden, het groenboek besproken op het jaarlijkse LGO-forum op 28 en 29 november 2008[6].

Uit de bijdragen die in antwoord op het groenboek zijn ontvangen, de besprekingen tijdens de conferentie van betrokken partijen en het LGO-forum van 2008 is gebleken dat tussen de direct betrokken partijen een brede consensus over een aantal algemene kwesties bestaat[7]. Een wijdverbreide mening is dat de huidige focus op armoedebestrijding in de betrekkingen tussen de EU en de LGO niet langer beantwoordt aan de realiteit ter plaatse en door een nieuw concept moet worden vervangen. De unieke relatie tussen de LGO en de EU moet de hoeksteen van dat nieuwe concept vormen. Daarbij moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de LGO, in het bijzonder hun economische en sociale ontwikkeling, diversiteit, kwetsbaarheid en hun belang voor het milieu. Voorts moeten hun veerkracht en concurrentievermogen worden versterkt, vooral in de regio's waar zij gelegen zijn. Een cruciale boodschap is dat de LGO, die een voorpost van Europa in de wereld zijn, moeten worden beschouwd als een pluspunt voor de EU en niet als een last.

Vele bijdragen beklemtoonden dat de solidariteit tussen de EU en de LGO moet worden gebaseerd op het feit dat alle inwoners van de LGO, als onderdaan van de lidstaten waarmee zij verbonden zijn, in beginsel[8] EU-burger zijn en op de nauwe banden die uit de gemeenschappelijke geschiedenis en de grondwettelijke tradities voortvloeien. Er wordt aangevoerd dat de nieuwe associatie de nadruk moet leggen op het potentieel van de LGO en hun kwetsbaarheid moet aanpakken, eerder dan armoede te bestrijden. Volgens sommige bijdragen betekent dit ook dat de LGO er in de toekomst niet op achteruit mogen gaan wat de financiële bijstand van de Gemeenschap betreft, en dat de toegang van de LGO tot financiering in het algemeen moet worden vergemakkelijkt.

Voorts heeft de openbare raadpleging de problemen en het potentieel van de LGO op milieugebied en de wederzijdse belangen van de EU en de LGO in dit verband bevestigd. Vele bijdragen wijzen op het ecologisch belang van de LGO en hun rijke biodiversiteit als een wereldwijd milieuerfgoed. Er wordt ook aangevoerd dat de LGO met succes kunnen worden benut als laboratorium om de effecten van de klimaatverandering te onderzoeken of als testzone voor ecologische proefprojecten. Een groot aantal belanghebbenden heeft voorgesteld specifieke extra middelen voor milieubescherming in de LGO, bestrijding van de klimaatverandering en risicobeperking bij rampen beschikbaar te stellen.

Er bestaat een brede vraag naar meer "partnerschap" tussen de EU en de LGO, maar slechts weinig bijdragen bevatten gegevens over de feitelijke verantwoordelijkheden die daaraan voor de LGO zelf verbonden zouden zijn. Anderzijds bevatten vele reacties een oproep om meer rekening te houden met de LGO en ze zelfs directer te betrekken bij het EU-beleid op terreinen die waarschijnlijk een effect op de LGO hebben.

In verschillende bijdragen wordt gewezen op de noodzaak om de LGO aan te moedigen hun concurrentievermogen te verbeteren, bijvoorbeeld door expertisecentra op te richten, regionale samenwerking en integratie te intensiveren, de rol die de LGO als voorpost van de EU in hun regio kunnen spelen te versterken en de oorsprongsregels en sanitaire en fytosanitaire voorschriften voor invoer in de Gemeenschap te vereenvoudigen. Hoewel groot belang aan de regionale samenwerking wordt gehecht, blijkt dat de mate van participatie van een LGO aan de regionale integratieprocessen, voor zover de mogelijkheid daartoe bestaat, afhankelijk is van de reële voordelen die iedere partner daarbij zou hebben.

In bijna alle bijdragen wordt aangedrongen op een nieuw kader waarmee naar behoren rekening kan worden gehouden met de diversiteit van de LGO. Met name in verband met handelsaspecten wordt de nadruk gelegd op de uiteenlopende situaties in de verschillende LGO. Bijgevolg wordt sterk aangedrongen op meer flexibiliteit om de specifieke uitdagingen in een bepaald LGO aan te pakken. Verschillende bijdragen die aandringen op grotere diversificatie onderstrepen echter tegelijk dat het belangrijk is een coherent overkoepelend kader voor alle LGO te handhaven.

3. EEN NIEUW PARTNERSCHAP TUSSEN DE EU EN DE LGO

In overeenstemming met het doel van de associatie van de LGO met de Gemeenschap overeenkomstig artikel 182 van het EG-Verdrag, moet het concept van het LGO-besluit van 2001 nu worden vervangen door een meer hedendaagse aanpak, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de consensus in de LGO en de lidstaten waarmee zij verbonden zijn, over het idee dat de solidariteit tussen de EU en de LGO moet worden gebaseerd op hun unieke relatie en het feit dat zij deel uitmaken van dezelfde "Europese familie".

In dit verband is de Commissie van oordeel dat de basisdoelstelling van de associatie moet zijn te zorgen voor de duurzame ontwikkeling van de LGO en de waarden en normen van de EU in de wereld te helpen bevorderen. Enerzijds impliceert de noodzakelijke solidariteit van de EU met de inwoners van de LGO - die in beginsel als onderdaan van de lidstaten waarmee zij verbonden zijn Europees burger zijn - dat de EU de duurzame ontwikkeling van de LGO in economisch, sociaal en ecologisch opzicht moet bevorderen. Anderzijds kan deze bijzondere relatie en het feit dat de LGO over de hele wereld verspreid zijn, ook inhouden dat de associatie met de EU uitgroeit tot het kanaal bij uitstek om de waarden en normen van de EU een zo groot mogelijke bekendheid in de wereld te geven. De Commissie is bijgevolg van oordeel dat de toekomstige betrekkingen een meer wederzijds karakter zouden moeten hebben, uitgaande van de belangen van beide partijen.

Volgens dit nieuwe concept zou de associatie in de toekomst tot doel moeten hebben het concurrentievermogen van de LGO te versterken, hun aanpassingsvermogen te verbeteren en de samenwerking te bevorderen tussen de LGO en andere partners in hun regio, in en buiten de EU. Dit vereist niet langer een relatie tussen donor en begunstigde, zoals vandaag het geval is, maar een nieuwe vorm van samenwerking.

In dit verband biedt het intern beleid van de Gemeenschap en in het bijzonder haar regionaal beleid, interessante voorbeelden. Dit betekent niet dat die beleidsvormen of delen daarvan als zodanig op de LGO moeten worden toegepast of dat de LGO onder het toepassingsgebied van dat beleid moeten vallen. De uitvoeringsbepalingen en procedures voor de associatie van de LGO met de Gemeenschap na 2013 moeten op artikel 187 van het EG-Verdrag gebaseerd blijven, maar daarbij gebruikmaken van succesvolle formules die bij de uitvoering van het intern beleid van de Gemeenschap zijn toegepast.

In dit opzicht is het van bijzonder belang dat het regionaal beleid van de Gemeenschap van toepassing is op alle 271 regio's van de EU, in die zin dat het één enkel beleidskader vormt maar tegelijk op de grote diversiteit van al die regio's kan inspelen. Bovendien moet bijzondere aandacht worden besteed aan de strategie van de EU voor de ultraperifere gebieden, die het resultaat is van een overkoepelende en coherente aanpak in alle beleidslijnen van de Gemeenschap.

De evolutie van de huidige betrekkingen tussen donor en begunstigde naar een nieuw partnerschap zou moeten resulteren in een verandering van de wijze waarop de LGO vanaf 2014 financiële bijstand ontvangen, zonder vooruit te lopen op de besprekingen over dat toekomstige financiële kader. In dit opzicht zouden de structuurfondsen als inspiratiebron kunnen fungeren, in het bijzonder door de strategische aanpak van het cohesiebeleid en de daaruit voortvloeiende thematische en financiële concentratie in de lopende programmeringsperiode. Bovendien zou de financiële bijstand van de Gemeenschap aan de LGO uitsluitend bestemd mogen zijn voor de cofinanciering van programma's, zoals vandaag al grotendeels het geval is. De bijdragen van de LGO zelf of de daarmee verbonden lidstaten zorgen ervoor dat de LGO de verantwoordelijkheid voor de programma's op zich nemen.

In tegenstelling tot wat hierboven is gezegd, erkent de Commissie dat het gerechtvaardigd zou kunnen zijn in sommige LGO maatregelen voor armoedebestrijding te handhaven, gelet op het feit dat sommige LGO thans in aanmerking komen voor officiële ontwikkelingsbijstand[9]. De feitelijke ontwikkelingsbehoeften van de betrokken LGO moeten echter worden beoordeeld rekening houdend met die van de andere EU-begunstigden, en op basis daarvan moet een lijst worden opgesteld. Bijgevolg mag de Gemeenschap slechts ontwikkelingshulp aan een zeer beperkt aantal LGO verstrekken, of zelfs helemaal geen. Vanzelfsprekend mag dit geen invloed hebben op de mate waarin een LGO in aanmerking komt voor andere vormen van financiële bijstand om de doelstellingen van de associatie tussen LGO en EG te ondersteunen.

3.1. Drie centrale doelstellingen afgestemd op de eigen kenmerken van de LGO

3.1.1. Het concurrentievermogen versterken

De bevordering van het concurrentievermogen in de LGO moet een van de centrale doelstellingen van de toekomstige associatie tussen de LGO en de EU zijn. De LGO zouden hun potentieel om regionale expertisecentra te worden kunnen versterken door gebruik te maken van motoren van het concurrentievermogen zoals onderwijs en beroepsopleiding, technologische vooruitgang en innovatie, informatie- en communicatietechnologieën, macro-economische stabiliteit, de rechtsstaat, goed bestuur (ook inzake belastingen), transparante en goed functionerende instellingen en een solide beleidskader voor de ondersteuning van het midden- en kleinbedrijf, in het bijzonder bij de aankoop van technologie en het ontwikkelen van investeringsprojecten alsmede duurzaam beheer en het benutten van milieuhulpbronnen. In dit verband speelt de gerichte samenwerking van het bedrijfsleven een belangrijke rol.

3.1.2. Het aanpassingsvermogen verbeteren

Het tweede belangrijke doel moet vermindering van de kwetsbaarheid van de LGO zijn, eerder dan armoedebestrijding, zoals vandaag het geval is. De antwoorden op het groenboek wezen erop dat de huidige traditionele aanpak van de ontwikkelingssamenwerking niet in staat is om de werkelijke problemen in de LGO aan te pakken. Het is van essentieel belang het aanpassingsvermogen van de LGO te verhogen, ook omdat zij hun potentieel moeilijk kunnen ontwikkelen als gevolg van hun kwetsbaarheid.

Zonder afbreuk te doen aan de specifieke situatie van de minst ontwikkelde LGO zou de toekomstige associatie dus kunnen worden geconcentreerd op het verbeteren van het vermogen van de LGO om te reageren op economische schokken, energieafhankelijkheid en milieu-uitdagingen en op hun extreme kwetsbaarheid voor de gevolgen van natuurrampen.

3.1.3. De samenwerking bevorderen

Bevordering van de samenwerking tussen de LGO en andere partners moet de derde belangrijke doelstelling van de toekomstige associatie zijn. Die samenwerking versterkt niet alleen de duurzame ontwikkeling van de LGO, maar is ook essentieel om de LGO te laten bijdragen tot het bevorderen van de waarden en normen van de EU in de wereld, in het bijzonder in de buurlanden.

Meer in het bijzonder tegen de achtergrond van de huidige regionale integratieprocessen in de ACS-regio's en de economische partnerschapsovereenkomsten tussen de EU en de ACS-regio's is de integratie van de LGO in de regionale en wereldmarkten en waar mogelijk hun actieve samenwerking met andere partners van vitaal belang om hun duurzame ontwikkeling te versterken en ten volle gebruik te maken van de mondialisering en de negatieve effecten daarvan tot een minimum te beperken. Versterkte samenwerking zou er ook toe kunnen leiden dat de LGO beter in staat zijn hun kwetsbaarheid te verminderen, bijvoorbeeld door schaalvergroting, regionale initiatieven voor risicobeperking bij rampen of grensoverschrijdende milieubescherming. Bovendien zou de samenwerking culturele uitwisselingen kunnen intensiveren en leiden tot een beter wederzijds begrip, respect voor diversiteit en de bevordering van fundamentele waarden. Zij zou ook de mogelijkheid kunnen bieden dat de LGO met hun deskundigheid deelnemen in de steun van de EU voor de ontwikkelingslanden.

3.2. Beginselen en hoofdlijnen van de samenwerking: een nieuwe aanpak

Om de drie bovengenoemde doelstellingen te bereiken, die in grote mate met elkaar verbonden zijn, heeft de Commissie beginselen en hoofdlijnen van de samenwerking vastgelegd. Die beginselen zijn niet noodzakelijk alle even relevant voor de verschillende LGO, maar moeten worden bekeken vanuit het oogpunt van de specifieke situatie van een LGO. Zonder vooruit te lopen op het volgende financiële kader moet bovendien worden onderzocht hoe de technische en financiële bijstand van de Gemeenschap optimaal kan worden verstrekt om de doelstellingen van de associatie te bereiken. Daarbij moet worden gezorgd voor coördinatie met de financiële instrumenten voor de naburige ultraperifere regio's, de ACS-staten of desbetreffende derde landen. Voorts kan de vraag worden gesteld of de LGO beter kunnen worden bereikt via horizontale communautaire programma's, die in beginsel voor hen openstaan, naar het model van sommige direct of indirect op de ultraperifere regio's afgestemde maatregelen (bijvoorbeeld de specifieke "capaciteitscomponent" van het zevende kaderprogramma voor onderzoek).

Bovendien benadrukken de LGO vaak de moeilijkheden waarmee zij worden geconfronteerd als gevolg van hun geringe institutionele capaciteit, die voortvloeit uit hun beperkte omvang. De LGO en de daarmee verbonden lidstaten moeten die problemen dan ook zo spoedig mogelijk oplossen, zo nodig met de hulp van de EU. Met datzelfde doel moeten de LGO (en/of de lidstaten waarmee zij verbonden zijn) de nodige capaciteit creëren om zich op de hoogte te houden van de beleidsontwikkelingen van de EU op dit gebied en statistische gegevens te verzamelen: dat is van essentieel belang voor een solide analyse van de sociale, economische en ecologische situatie van de LGO met het oog op de ontwikkeling van passende beleidslijnen en strategieën.

3.2.1. Expertisecentra

Op basis van een duidelijke diagnose van de problemen en mogelijkheden van de LGO in hun regio moet de toekomstige associatie de uitwerking van een beleidskader voor een naar buiten gerichte groeistrategie stimuleren, uitgaande van een participatieve aanpak door de overheid, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld.

Nadat de comparatieve voordelen van een LGO zijn omschreven, zou de toekomstige associatie een LGO middelen moeten aanreiken om zijn pluspunten verder te ontwikkelen, met als minimumcriterium het niveau van de EU-normen. Het doel daarvan is de verworven expertise te delen met andere LGO, buurlanden en in het bijzonder ontwikkelingslanden, alsook andere belanghebbende partners. Die expertise zou dan waar nodig ook met de EU kunnen worden gedeeld.

3.2.2. EU -regels en -normen

Afgezien van het bevorderen van de LGO als expertisecentra zou de toekomstige associatie alle LGO (met financiële of andere middelen) moeten aanmoedigen en bijstaan om hun interne wetgeving op relevante beleidsterreinen op te trekken tot het niveau van het communautair acquis , voor zover dat nog niet het geval is. Die verbetering van de wetgeving zou altijd op vrijwillige basis moeten gebeuren. Het zou onder meer kunnen gaan om de naleving van strengere milieunormen, een gezonder bedrijfsklimaat of een verhoogde exportcapaciteit (bijvoorbeeld door het aanscherpen van sanitaire en fytosanitaire normen). Wat de economische samenwerking in verband met goederen en diensten betreft, zou de modernisering van de interne wetgeving en de steun aan bedrijven om zich aan het nieuwe kader aan te passen, de regelgeving minder versnipperd maken, de niet-tarifaire barrières wegwerken, de douaneprocedures standaardiseren en de regionale en internationale handel, ook met de EU, vergemakkelijken. Wat belastingen betreft, hebben alle betrokken LGO zich thans verbonden tot de toepassing van internationale normen inzake transparantie en informatie-uitwisseling. De snelle tenuitvoerlegging daarvan is essentieel om gelijke voorwaarden op belastinggebied te creëren en te zorgen voor de vlotte werking van de belastingstelsels[10].

Het verbeteren van hun interne wetgeving zou de LGO ook een voorbeeldfunctie in hun regio kunnen geven, wat in het kader van een meer wederzijds partnerschap zou bijdragen tot de bevordering van de waarden en normen van de EU. Er moet echter worden benadrukt dat, wanneer een LGO de regels en normen op een bepaald beleidsterrein vrijwillig overneemt, dit niet betekent dat die LGO automatisch onder het toepassingsgebied van dat communautair beleid valt. Bovendien mag die vrijwillige toepassing door de LGO geen hinderpaal voor verdere regionale integratie vormen, indien die deel uitmaakt van het beleid van de LGO.

Ook al houdt de toekomstige associatie van de LGO niet de directe toepasbaarheid van een bepaald communautair beleidsterrein op de LGO in, dan kan nog worden onderzocht hoe een LGO die het communautair acquis op een bepaald terrein vrijwillig heeft overgenomen, beter bij de dialoog over de verdere ontwikkeling van dat beleid kan worden betrokken, zonder afbreuk te doen aan de rol van de lidstaten in de beleidsvorming. De toekomstige associatie zou dus mechanismen voor de beleidsdialoog kunnen omvatten, uitgaande van de bestaande beginselen en praktijken van de trilaterale betrekkingen tussen de Gemeenschap, de LGO en de lidstaten waarmee zij verbonden zijn, en van de band tussen de LGO en de desbetreffende lidstaten.

3.2.3. Milieu en natuurrampen

Het bevorderen van internationale maatregelen om regionale of mondiale milieuproblemen op te lossen is een van de doelstellingen van het communautair milieubeleid. In dit beleid wordt het strategisch belang van de LGO op dit gebied al erkend, doordat zij deel uitmaken van de actieplannen inzake biodiversiteit of klimaatverandering. Bovendien bieden de LGO een groot potentieel voor het verbeteren van de wereldwijde wetenschappelijke kennis van biodiversiteit, het maritieme milieu en de maritieme hulpbronnen.

Uitgaande van de antwoorden op het groenboek en rekening houdend met de boodschap van Réunion[11], is de Commissie bereid om in partnerschap met de LGO en de daarmee verbonden lidstaten, en met deelname van het maatschappelijk middenveld, voorstellen te onderzoeken die de LGO zouden kunnen helpen de weg naar duurzame ontwikkeling in te slaan (vergroening van de economie) en ze bij te staan bij de toepassing van milieumaatregelen, zoals aanpassing aan de klimaatverandering, netwerken van beschermde gebieden, milieueffectrapporten, afvalbeheer en hernieuwbare energie).

Risicobeperking is eveneens een topprioriteit die de mogelijkheden van één enkele LGO overstijgt. Oplossingen zijn veel efficiënter wanneer zij op regionaal of hoger niveau tot stand komen. Ongeacht de maatregelen van de desbetreffende lidstaten om de LGO in regionale of internationale plannen te integreren, moet de EU ertoe bijdragen dat desbetreffende regionale organisaties rekening houden met de LGO en dat er in regionale of mondiale strategieën op dit gebied rekening met hen wordt gehouden. De steun van de EU voor risicobeperking bij rampen in de LGO[12] is niet alleen gebaseerd op solidariteit met de LGO, maar biedt de EU ook de mogelijkheid om van de ervaring van de LGO te profiteren teneinde risicobeperkende maatregelen in de EU of in ontwikkelingslanden te verbeteren.

3.2.4. Banden met de landen buiten de LGO

Het lijdt geen twijfel dat het relatieve isolement een belangrijke uitdaging voor de meeste of zelfs alle LGO vormt. Onderlinge banden zijn evenwel essentieel om de toekomstige economische ontwikkeling te ondersteunen en het concurrentievermogen door samenwerking met andere partners in de LGO-regio's of in de EU te consolideren. Daarom moet de toekomstige associatie erop toezien dat vooral de meest geïsoleerde LGO worden aangemoedigd om hun toegankelijkheid te verbeteren en informatie- en communicatietechnologieën te ontwikkelen.

Wanneer de toegankelijkheid van een LGO is verbeterd, kan worden gezocht naar middelen om een ruimer gebruik van de verbeterde communicatie-infrastrtuctuur te stimuleren. Er mogen evenwel geen kunstmatige constructies worden opgezet. In dit verband wil de Commissie ook nagaan hoe de LGO het gebruik van zee- en luchthavens en van overslag- en entrepotinfrastructuur kunnen ontwikkelen en/of bevorderen via andere middelen dan de overslagprocedure van artikel 36 van het huidige LGO-besluit, aangezien er geen gronden zijn om aan te nemen dat die procedure enige reële waarde heeft.

Vanzelfsprekend is het verbeteren van de toegankelijkheid van de LGO ook van vitaal belang om de samenwerking tussen LGO, buurlanden, de EU (inclusief de ultraperifere regio's) en andere relevante partners te stimuleren. Dit zal de LGO niet alleen helpen om oplossingen voor gemeenschappelijke uitdagingen uit te werken, maar is ook van essentieel belang voor de rol van de LGO als strategische voorpost van de EU. In dit verband heeft de samenwerking binnen het bedrijfsleven een bijzonder potentieel voor de overdracht van technologie, bijvoorbeeld op het gebied van toerisme, hernieuwbare energiebronnen of aquacultuur.

3.2.5. Handels- en economische samenwerking

De toekomstige bepalingen inzake handels- en economische samenwerking met de LGO moeten de huidige niet-wederzijdse tariefpreferenties voor de LGO blijven omvatten. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan eventueel noodzakelijke herzieningen, bijvoorbeeld in verband met de overslagprocedure, de oorsprongs- en cumulatieregels, de opname van een bepaling betreffende de handhaving van tariefpreferenties in geval van fraude of onregelmatigheden[13] of de gevolgen van de keuze van een LGO (met de steun van de betrokken lidstaat) om te vallen onder de speciale preferentiële regelingen tussen de Gemeenschap en andere partners in de regio waarvan dat LGO deel uitmaakt, zoals de economische partnerschapsovereenkomsten[14]. Laatstgenoemde keuze zou ook tot gevolg hebben dat de handelsbetrekkingen tussen dat LGO en de Gemeenschap wederzijds worden.

Aangezien het handelsklimaat van de LGO en hun geprivilegieerde positie binnen het EU-handelsbeleid veranderen als gevolg van de multilaterale liberalisering en de economische partnerschapsovereenkomsten met de ACS-regio's, wil de Commissie het belang benadrukken van de integratie van de LGO in de regionale en wereldmarkten als aanvulling op andere middelen om het concurrentievermogen van de LGO te versterken en hun kwetsbaarheid te verminderen. Daarom is de in een ACS-regio gelegen LGO verzocht een standpunt ten aanzien van de economische partnerschapsovereenkomsten in te nemen. Volledige regionale integratie met de ACS-landen moet echter alleen worden nagestreefd indien elk van de partners daartoe bereid is. De toekomstige associatie moet dus kunnen inspelen op de verschillen tussen de LGO, die het gevolg kunnen zijn van gemaakte keuzes, of wat de meest geïsoleerde LGO betreft, van hun specifieke situatie.

In ieder geval moeten de LGO de handelsverplichtingen voor derde landen blijven naleven, aangezien zij geen deel uitmaken van de interne markt. Door de toekomstige associatie zou het evenwel voor de LGO makkelijker moeten worden deze verplichtingen na te komen, doordat zij worden aangemoedigd en geholpen om hun interne normen aan te scherpen.

De Commissie is bovendien voorstander van het moderniseren van de oorsprongsregels voor LGO. Rekening houdend met het lopende hervormingsproces en het belang van vereenvoudiging, transparantie en beheersbaarheid, zou die modernisering kunnen leiden tot een LGO-specifieke reeks oorsprongsregels die in beginsel op alle LGO van toepassing zouden zijn. Sommige LGO zouden er echter de voorkeur aan kunnen geven de regels toe te passen die al gelden voor het handelsverkeer tussen hun ACS-buurlanden en de LGO, om zo de mogelijkheid van LGO-ACS-cumulatie van oorsprong in hun regio te behouden.

4. Conclusie

De Commissie stelt voor de benadering van de associatie van de LGO met de EU substantieel te wijzigen. De wijziging zou recht moeten doen aan het feit dat hun onderlinge betrekkingen uniek zijn, in die zin dat de LGO en de EU nauw met elkaar verbonden zijn, ook al maken de LGO als zodanig geen deel uit van de EU. Hieruit zou een partnerschap moeten ontstaan gebaseerd op wederzijdse belangen, reciprociteit, rechten en verplichtingen. In deze context zou de solidariteit van de EU met de LGO moeten zorgen voor hun duurzame ontwikkeling door hun concurrentievermogen te versterken en hun kwetsbaarheid te verminderen, terwijl de LGO zouden moeten bijdragen tot de bevordering van Europese waarden.

Met het oog op de uitwerking van een nieuwe EU-strategie voor de LGO is de Commissie van plan meer in het bijzonder de volgende aspecten nader te onderzoeken alvorens zij een voorstel voor een nieuw LGO-besluit indient:

- de belangrijkste problemen en mogelijkheden van de LGO in hun regio alsmede comparatieve voordelen, strategisch potentieel en huidig concurrentievermogen van de verschillende LGO in het licht van de ontwikkeling van een milieu dat stimulerend is voor bedrijfssamenwerking en capaciteitsopbouw;

- de mate van convergentie tussen de interne wetgeving van een LGO en het communautair acquis op relevante beleidsterreinen;

- de mogelijkheden om de toegankelijkheid van de LGO te verbeteren, onder meer door informatie- en communicatietechnologieën;

- gevolgen en vooruitzichten van de regionale integratie en de mondialisering voor de LGO;

- bevordering van de samenwerking op milieugebied, onder meer inzake klimaatverandering en biodiversiteit en risicobeperking bij rampen in de LGO;

- reële behoeften aan ontwikkelingshulp;

- eventuele LGO-specifieke oorsprongsregels;

- eventuele financieringsmechanismen.

Het doel is deze werkzaamheden in de loop van 2010 en 2011 voort te zetten en te intensiveren, in partnerschap met de LGO en de betrokken lidstaten. Dit zou de weg moeten banen om uiterlijk eind 2013 concrete wetgevingsvoorstellen uit te werken om de huidige associatie te wijzigen.

[1] Bijlage II bij het EG-Verdrag bevat een lijst van de desbetreffende landen en gebieden overzee. In overeenstemming met de wens van de regering van Bermuda zijn de associatieregelingen echter nooit op Bermuda toegepast.

[2] Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 (PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1). Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/249/EG van de Raad (PB L 109 van 26.4.2007, blz. 33).

[3] COM(2008) 383 definitief.

[4] http://ec.europa.eu/development/how/consultation/index.cfm?action=viewcons&id=3841

[5] http://ec.europa.eu/development/geographical/regionscountries/regionscountriesocts_en.cfm

[6] http://ec.europa.eu/development/geographical/regionscountries/regionscountriesoctsforum_en.cfm

[7] Zonder rekening te houden met de specifieke inhoud van de verschillende bijdragen, die in deze mededeling niet afzonderlijk worden geanalyseerd.

[8] Overeenkomstig artikel 17 van het EG-Verdrag is eenieder die de nationaliteit van een lidstaat bezit, burger van de Unie. Alle onderdanen van Groenland en van de Franse en Nederlandse LGO hebben ook automatisch de nationaliteit van de lidstaat waarmee zij verbonden zijn en zijn daarom EU-burger. Met ingang van 21 mei 2002 zijn de burgers van alle Britse LGO ook Brits onderdaan, maar zij kunnen daarvan afzien en ervoor kiezen uitsluitend burger van de Britse overzeese gebieden te blijven.

[9] Anguilla, Mayotte, Montserrat, Sint Helena, de Turks- en Caicos-eilanden en Wallis en Futuna.

[10] Zie de mededeling van de Commissie van 28 april 2009 over de bevordering van goed bestuur in belastingzaken (COM(2009) 201 definitief).

[11] Van de conferentie "The European Union and its Overseas Entities: Strategies to counter Climate Change and Biodiversity Loss", die van 7 tot 11 juli 2008 onder de auspiciën van het Franse voorzitterschap van de EU plaatsvond op Réunion.

[12] Zie de EU-strategie ter beperking van het risico op rampen in ontwikkelingslanden (COM(2009) 84 definitief), die ook de LGO omvat.

[13] Zoals in het stelsel van algemene preferenties (SAP) en de economische partnerschapsovereenkomsten.

[14] Krachtens de economische partnerschapsovereenkomst CARIFORUM-EU kunnen LGO al onder de overeenkomst vallen. Indien een LGO en de desbetreffende lidstaat dat wensen, zou de Commissie ermee instemmen dat LGO in een economische partnerschapsovereenkomst op te nemen.