Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het thema De Oostzeeregio: rol van het maatschappelijk middenveld bij het verbeteren van de regionale samenwerking en het vaststellen van een strategie voor de regio
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het thema De Oostzeeregio: rol van het maatschappelijk middenveld bij het verbeteren van de regionale samenwerking en het vaststellen van een strategie voor de regio
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het thema "De Oostzeeregio: rol van het maatschappelijk middenveld bij het verbeteren van de regionale samenwerking en het vaststellen van een strategie voor de regio"
(2009/C 277/08)
Rapporteur: mevrouw Peltola
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn zitting van 10 juli 2008, overeenkomstig artikel 29, lid 2, van het r.v.o., besloten een initiatiefadvies op te stellen over het thema:
"De Oostzeeregio: rol van het maatschappelijk middenveld bij het verbeteren van de regionale samenwerking en het vaststellen van een strategie voor de regio".
De afdeling Externe betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 16 april 2009 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Peltola.
Het Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 mei 2009 gehouden 453e zitting (vergadering van 13 mei 2009) onderstaand advies uitgebracht, dat met 171 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. Met de strategie voor de Oostzeeregio wordt beoogd een vanuit ecologisch oogpunt duurzame (1) maar ook welvarende (2), toegankelijke en aantrekkelijke (3) en veilige plek (4) van het Oostzeegebied te maken. Hiermee heeft de Commissie naar de mening van het Comité vier belangrijke, goed gemotiveerde en complementaire doelstellingen geformuleerd.
1.2. Het Comité wijst erop dat het maatschappelijk middenveld een cruciale rol speelt bij het opzetten van de structuren van de strategie en stelt daarom voor dat de Commissie een adviesforum voor het maatschappelijk middenveld van de Oostzeeregio opricht (Baltic Sea Civil Society Forum), om de organisaties in kwestie bij het geheel te betrekken.
1.3. Op het vlak van de externe betrekkingen pleit het Comité ervoor de Oostzeestrategie te koppelen aan de samenwerking in het kader van de noordelijke dimensie, zodat de EU een gelijkwaardig partnerschap kan ontwikkelen met derde landen.
1.4. Tevens acht het Comité het van belang dat er een apart budget komt voor de tenuitvoerlegging van de strategie. Het vreest dat het anders slechts bij een politieke intentieverklaring blijft en geen van de doelstellingen verwezenlijkt wordt.
1.5. Om de economische groei en welvaart te bevorderen acht het Comité institutionele maatregelen op EU-vlak nodig. Dit betekent in de eerste plaats een consolidering van de internationale verdragsbasis. Alle actoren, of het nu om ondernemingen of particulieren gaat, zouden hiermee gebaat zijn en aldus hun stukje doeltreffender dan voorheen kunnen bijdragen tot de economische integratie en groei in de regio. Volgens het Comité zou een sterkere economie de aantrekkingskracht van de regio aanzienlijk vergroten en de Oostzeelanden helpen zich sterker als economische regio te profileren. Ook de EU in brede zin zou hiervan profiteren door de efficiëntere werking van de interne markt en de economische integratie.
1.6. Het milieu in de Oostzeeregio kan het beste worden beschermd door het tussen de EU en de Oostzeelanden overeengekomen actieplan van HELCOM.
1.7. Het Comité verwacht, tot slot, dat actieve participatie van burgers in de toekomst een grotere rol zal gaan spelen, zelfs wat betrefttaken en gebieden waarmee de overheid zich van oudsher bezighield. Een goed voorbeeld van zo'n aandachtsgebied is de milieubescherming in de Oostzeeregio.
2. Inleiding
2.1. Op initiatief van het Europees Parlement, dat hiertoe in november 2006 in de vorm van een resolutie een voorstel indiende, wordt momenteel een EU-strategie voor de Oostzeeregio uitgewerkt. De Commissie moet in juni 2009 een concreet ontwerp voorleggen (besluit van de Europese Raad van december 2007). Onder leiding van DG Regionaal beleid en met de medewerking van 19 andere DGs wordt een strategie geconcipieerd, waarin de grote lijnen worden uitgezet voor een verbeterde samenwerking in de regio.
2.2. Het doel van de strategie zal waarschijnlijk vierledig zijn. Beoogd wordt van het Oostzeegebied [1] een vanuit ecologisch oogpunt duurzame (1), economisch welvarende (2), toegankelijke en aantrekkelijke (3) en veilige regio (4) te maken. Dit zijn volgens het Comité belangrijke, goed gemotiveerde en complementaire doelstellingen voor de Oostzeeregio. Het Comité is het er eveneens mee eens om een duidelijke Oostzee-identiteit te creëren en met behulp van aanbevelingen voor een beter bestuur procedures te vereenvoudigen en administratieve rompslomp te verminderen.
2.3. Invalshoek en inhoud van de strategie zijn gebaseerd op openbare discussierondes en raadpleging van een brede kring van belanghebbende partijen. Daarnaast heeft de Commissie via een openbare raadpleging op internet gepeild naar meningen en visies [2]. Het Comité kan zich in deze aanpak geheel vinden.
2.4. Op 19 juni dit jaar zal de strategie voor de Oostzeeregio aan de Europese Raad worden gepresenteerd. Het moet een heel concreet uitvoeringsplan worden, waarin duidelijk omschreven staat wie waarvoor verantwoordelijk is en binnen welke termijnen iets af moet zijn, en dat, zo nodig, kan worden vervolledigd met aanvullende maatregelen. Met de uitvoering van de strategie zal worden gestart tijdens het Zweedse voorzitterschap van de Raad. Andere Oostzeelanden zullen de werkzaamheden voortzetten zodra zij aan de beurt zijn voor het EU-voorzitterschap (Polen in 2011, Denemarken en Litouwen resp. in 2012 en 2013).
2.5. Op het vlak van de externe betrekkingen wordt de Oostzeestrategie gekoppeld aan de samenwerking in het kader van de noordelijke dimensie [3]. Via dit samenwerkingsinstrument voeren de EU en Rusland op door hen overeengekomen terreinen gezamenlijk beleid uit in Noord-Europa, samen met Noorwegen en IJsland. Het stelt de EU in staat een evenwaardig partnerschap op te bouwen met derde landen. Het Comité bepleit ten zeerste om alle Oostzeelanden te betrekken bij de samenwerking in de regio en hecht er bijzonder groot belang aan dat Rusland van meet af aan betrokken partij is. Daarnaast spoort het Comité de Oostzeelanden, Noorwegen en IJsland aan om hun samenwerking, die diepe historische, economische en culturele wortels heeft, voort te zetten
2.6. Voor de tenuitvoerlegging van de Oostzeestrategie is in geen nieuwe financieringskanalen voorzien, maar wordt een beroep gedaan op de EU-structuurfondsen (ca. 55 miljard euro voor de Oostzeeregio in de periode 2007-2013), nationale steunverlening van de respectieve Oostzeelanden en financiering door internationale financiële instellingen (EIB, NIB, EBRD, enz.) Het Comité dringt erop aan dat het gebruik van de verschillende financieringskanalen voor doeleinden in het kader van de Oostzeestrategie beter wordt gecoördineerd.
2.7. Daarnaast pleit het Comité voor een apart budget voor de tenuitvoerlegging van de strategie. Het vreest dat de strategie anders slechts bij een politieke intentieverklaring blijft en geen van de doelstellingen zal worden verwezenlijkt. Het Comité zal in een toekomstig advies nader ingaan op de financiële aspecten van de strategie.
3. De rol van het maatschappelijk middenveld bij de tenuitvoerlegging van de Oostzeestrategie
3.1. Het Comité stelt met voldoening vast dat de Commissie de actoren van het maatschappelijk middenveld actief heeft betrokken bij de voorbereidende werkzaamheden van de Oostzeestrategie. Het wijst erop dat ook voor de tenuitvoerlegging van het actieplan actieve medewerking van het maatschappelijk middenveld onontbeerlijk is. De maatschappelijke organisaties moeten op een serieuze manier deelhebben aan de werkzaamheden, wil men de maatregelen in het kader van de Oostzeestrategie ten uitvoer kunnen leggen en de doelstellingen kunnen realiseren.
3.2. Hoewel zij belangrijk werk verrichten, komen de vele maatschappelijke actoren die in het Oostzeegebied actief zijn, zoals ngo's, consumentenorganisaties, bedrijfs- en natuurbeschermingsorganisaties, vaak niet verder dan aanbevelingen. De kennis over hun werkzaamheden is gebrekkig en veel zaken komen in de praktijk niet echt van de grond.
3.3. Naast de nationale overheid zijn de regio's, steden en maatschappelijke organisaties belangrijke actoren in het Oostzeegebied. Het Comité is van mening dat de rol van de diverse actoren moet worden verduidelijkt, dat de samenwerking tussen hen moet worden versterkt en dat er samenwerkingsprogramma's moeten worden ontwikkeld. Daarnaast zou er meer zicht moeten komen op de wirwar van initiatieven en projecten door de steunprogramma's beter op elkaar af te stemmen en daarbij systematisch rekening te houden met de speerpunten van de Oostzeestrategie.
3.4. Het Comité heeft zijn twijfel bij de concrete uitvoering en opvolging van het actieplan van de Oostzeestrategie en stelt voor om een adviesraad op te richten, het zgn. "Baltic Sea Civil Society Forum", dat als taak heeft
- het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de Oostzeestrategie,
- de meningen en aanbevelingen van het maatschappelijk middenveld inzake actuele thema's te verwoorden tegenover de bevoegde autoriteiten in het kader van de Oostzeestrategie,
- ervoor te zorgen dat de actoren van het maatschappelijk middenveld in de betrokken landen zich actief inzetten voor de Oostzeestrategie,
- ervoor te zorgen dat genoemde actoren kunnen deelnemen aan de tenuitvoerlegging van de Oostzeestrategie op nationaal, regionaal en EU-niveau,
- het publieke debat over de maatregelen van de Oostzeestrategie, de geboekte vorderingen en de nagestreefde doelstellingen aan te zwengelen en de bewustwording hieromtrent te versterken en te bevorderen in de EU en alle landen die betrokken zijn bij de Oostzeestrategie,
- op allerhande manieren, o.a. via bezoeken, workshops en de verspreiding van goede praktijken, networking tussen organisaties van het regionaal maatschappelijk middenveld (in de EU en derde landen) te bevorderen.
3.5. Het Comité wil graag beginnen met de voorbereidende werkzaamheden inzake het mandaat, de samenstelling en de werking van het Baltic Sea Civil Society Forum. Om de activiteiten van dit forum te organiseren kan het gebruik maken van zijn contacten met actoren uit het regionale maatschappelijke middenveld en putten uit ervaringen op vergelijkbare terreinen. Het Comité heeft succesvolle ervaringen met het waarborgen van de actieve participatie van het maatschappelijk middenveld, o.m. in het kader van de samenwerking in het Middellandse Zeegebied [4] en de netwerksamenwerking in de Zwarte Zeeregio [5], en kan terugvallen op enkele beproefde werkmodellen.
4. Ontwikkeling van het Oostzeegebied tot een welvarende economische regio
4.1. De economische ontwikkeling van de Oostzeeregio is het meest gebaat bij een vlotte verwezenlijking van de interne markt. Dankzij de institutionele structuren die de EU, lidstaten en internationale organisaties opzetten ter ondersteuning van de economische betrekkingen kan de Oostzeeregio zich immers economisch ontwikkelen. Toch zijn het in de eerste plaats de economische actoren, zowel ondernemingen als particulieren, die de economische integratie tot stand brengen. Van hen hangt het af hoe succesvol de economische integratie en groei van de regio verloopt. Het Comité is van mening dat een sterkere economie de aantrekkingskracht van de regio aanzienlijk vergroot en bijdraagt tot economische profilering van de regio. De EU in haar geheel zou eveneens profijt hebben van een florerende Oostzeeregio.
4.2. In de volgende paragrafen bespreken wij de belangrijkste maatregelen ter ondersteuning van de economische integratie en groei in de Oostzeeregio.
4.2.1. Consolidering van de internationale verdragsbasis
4.2.1.1. Om de economische mogelijkheden van de Oostzeeregio te kunnen benutten is het in de eerste plaats nodig dat de internationale verdragsbasis sterk wordt uitgebreid en de Europese integratie wordt verdiept. Het WTO-lidmaatschap van Rusland en het nieuwe samenwerkingsakkoord tussen de EU en Rusland betreffen weliswaar niet specifiek de Oostzeeregio, maar de gunstige effecten die ze met zich meebrengen zijn een belangrijke motor van economische integratie en groei in heel de regio. De Oostzee is voor Rusland en Azië de belangrijkste natuurlijke exportroute naar Europa.
4.2.1.2. Het Comité stelt bezorgd vast dat Rusland het EU-programma voor de Oostzeeregio (INTERREG IVB 2007-2013), dat als doel heeft de Oostzeeregio aantrekkelijk te maken voor investeringen en als woon- en werkplek, niet heeft ondertekend.
4.2.1.3. De EU en haar lidstaten hebben beslissingsbevoegdheid in verscheidene verdragsregelingen die een bijzonder positief effect kunnen hebben op de Oostzeeregio. Een voorbeeld: ondernemingen die in de negen landen van de Oostzeeregio actief zijn, zijn vandaag de dag nog gedwongen om met acht verschillende muntsoorten te werken. Alleen Duitsland en Finland maken deel uit van de eurozone. Voor de regio is het van groot belang dat de Economische en Monetaire Unie wordt uitgebreid naar Denemarken, Estland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden. Vooral als Denemarken en Zweden lid zouden worden van de Economische en Monetaire Unie, zou dit van grote invloed zijn en het nodige krediet verschaffen aan inspanningen om de economische mogelijkheden van de Oostzeeregio ten volle te benutten.
4.2.2. Bevordering van de werking van de interne markt
4.2.2.1. De werking van de interne markt in de Oostzeeregio moet beter. Door de toenemende specialisering opereren ondernemingen steeds vaker in verschillende internationale netwerken voor de sector(en) waarin zij actief zijn. Via hun klanten, onderleveranciers en zakenpartners zijn zij verbonden met markten en productiefactoren in de diverse delen van de Oostzeeregio. Nu grensoverschrijdende economische activiteiten toenemen, is het voor de Oostzeeregio van primair belang om een zo uniform mogelijke interne markt te scheppen met zo min mogelijk hindernissen voor zowel het goederen- en dienstenverkeer als voor overheidsaanbestedingen en investeringen, en met een goed functionerende kapitaal- en arbeidsmarkt.
4.2.2.2. Vooral de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag van Lissabon in 2010 zou in dit opzicht wel eens heel belangrijk kunnen zijn voor de EU-lidstaten in de Oostzeeregio. Het Verdrag consolideert de bevoegdheid van de EU op economisch belangrijke terreinen als de Douane-unie, de mededingingsregels en het handelsbeleid.
4.2.2.3. Van groot belang is ook dat de EU-regelgeving zo uniform mogelijk wordt toegepast, zoals de Dienstenrichtlijn, die uiterlijk 28.12.2009 in alle EU-lidstaten moet zijn omgezet en een centrale plaats inneemt in de vernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. Volgens een door Eurochambres [6] in februari 2009 gepubliceerd rapport [7] zijn o.a. tussen de EU-lidstaten in de Oostzeeregio aanzienlijke verschillen te constateren met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Dienstenrichtlijn, zowel qua tijdschema's als qua inhoud. Deze landen hebben nu de unieke gelegenheid om samen een gestandaardiseerd en gecentraliseerd systeem voor dienstenaanbieders te ontwikkelen en zo ervoor te zorgen dat de gunningsprocedures voor het aanbieden van diensten transparanter worden, gemakkelijker informatie kan worden verkregen over administratieve formaliteiten en zaken aangaande consumentenbescherming en de drempel voor dienstenaanbieders om naar een ander EU-land te gaan verlaagd wordt.
4.2.2.4. Een aantal voor de Oostzeeregio belangrijke sectoren, zoals een deel van de vervoersdiensten, uitzendbureaus, financiële diensten en gezondheidszorg, valt buiten de Dienstenrichtlijn. Ook voor deze diensten geldt dat een goedfunctionerende interne markt moet worden nagestreefd, zeker als ondernemingen actieve dienstenaanbieders moeten worden.
4.2.2.5. Ook zijn er nog steeds verscheidene handelsbarrières die het ondernemingen onmogelijk maken om efficiënt te werken in de Oostzeeregio. Vooral wat betreft het consolideren van de beginselen van de rechtsstaat en het uitbannen van corruptie ligt hier nog heel wat werk voor de Europese Unie en de overige actoren.
4.2.2.6. Een goed voorbeeld van hoe handelsprocedures tussen de EU en Rusland kunnen worden vereenvoudigd (handelsfacilitering) is het proefproject voor de elektronische uitwisseling van douanegegevens, dat per 1 januari 2009 van start is gegaan. Samen met Rusland nemen acht EU-lidstaten hieraan deel, waaronder drie Oostzeelanden (Finland, Letland en Zweden). Later dit jaar zullen nog drie Oostzeelanden volgen (Estland, Litouwen en Polen). De elektronische uitwisseling van douanegegevens is een eerste stap naar modernisering van de douaneprocedures tussen de EU en Rusland. Verdere harmonisering is nodig om de douaneaangifte te vergemakkelijken en zo min mogelijk ruimte te laten voor criminele activiteiten. Het voordeel van geharmoniseerde douaneprocedures is efficiëntere logistiek en lagere logistieke kosten voor het bedrijfsleven.
4.2.3. Infrastructuur
4.2.3.1. Het ontbreekt de regio aan grote, transnationale vervoersnetwerken over zee, rivieren, land en in de lucht. Zulke netwerken komen niet tot stand zonder concurrentie. Tegelijkertijd is gemeenschappelijke planning vereist om de vervoersverbindingen naadloos op elkaar te laten aansluiten. Ook het kwaliteitsaspect verdient meer aandacht. Om kostenefficiënte, goed functionerende vervoersnetwerken op te bouwen en oplossingen te vinden voor knelpunten die de doorstroom van het verkeer verstoren is het belangrijk dat er wordt samengewerkt tussen de EU-landen onderling, maar met name ook met Rusland. Concreet zou men zich kunnen baseren op het concept van een autosnelwegennet voor de Oostzeeregio, het TEN-T-beleid voor een Europawijd transportnetwerk [8] en het in voorbereiding zijnde partnerschap op het gebied van vervoer en logistiek in het kader van de noordelijke dimensie. Wil men het verkeer van goederen, diensten en werknemers echt bevorderen, dan moet bij de bestudering van de mogelijkheden ook altijd gekeken worden naar de buurlanden van de EU en de trans-Europese vervoerscorridors.
4.2.4. Stimuleren van de economische groei
4.2.4.1. Meerdere onderzoeken hebben een positieve correlatie aangetoond tussen economische groei en de werking van het rechtssysteem [9]. Gebrekkige eigendomsbescherming, corruptie, onzekerheid over het nakomen van overeenkomsten en de onafhankelijkheid van rechtbanken en een wisselende tenuitvoerlegging of interpretatie van wetgeving gaan op hun beurt samen met een tragere economische groei. Voor investeerders worden de risico's steeds groter; de bereidheid om te investeren neemt af. De Oostzeelanden zouden eigenlijk gezamenlijke maatregelen moeten afspreken om een einde te maken aan dergelijke misstanden. De Oostzeestrategie biedt hiertoe een uitstekende basis.
4.2.4.2. De negen landen van de Oostzeeregio verschillen in veel opzichten sterk van elkaar. De betrokken landen en hun economische betrekkingen zijn de laatste twintig jaar aanzienlijk veranderd. Economisch ontwikkelingsniveau en productiestructuur variëren per land. De commerciële mogelijkheden die deze diversiteit en verschillen in vraag en aanbod bieden zouden beter moeten worden benut. De regio zou de heersende megatrends, zoals de Europese integratie, de veranderende internationale positie van Rusland en de globale veranderingen op de markten voor energie, openbare nutsvoorzieningen en diensten, op een commercieel en economisch duurzame manier moeten kunnen exploiteren. Dit vereist goede basisvoorwaarden en stimulerende maatregelen voor de maatschappelijke actoren om actief op te treden.
4.2.4.3. Het Comité benadrukt dat economische groei en efficiënte productie niet in strijd hoeven te zijn met het milieu. Uit de wisselwerking tussen een schoner milieu en een groeiende en diversifiërende economie vloeien juist tal van positieve mogelijkheden voort, die meer zouden moeten worden benadrukt.
4.2.5. Onderzoek en innovatie
4.2.5.1. In de Oostzeeregio lopen interessante internationale, op clusters gebaseerde samenwerkingsprojecten voor innovatie. Het Nordisk Innovations Center (NICE) bijvoorbeeld telt meer dan 100 projecten en transnationale netwerken, geordend naar themagebied (creatieve sector, milieutechnologie, micro- en nanotechnologie, innovatief bouwen, alicamenten en levensmiddelenveiligheid).
4.2.5.2. Het Comité hecht groot belang aan de zgn. "vijfde vrijheid" en aan samenwerking tussen onderzoekers, studenten en docenten enerzijds en tussen het bedrijfsleven en de overheidssector anderzijds. De uitwisseling van onderzoekers tussen onderzoeksinstellingen en universiteiten dient te worden bevorderd. De voorwaarden voor de werking van clusters zouden bijv. kunnen worden verbeterd door onderzoeksfondsen niet langer nationaal te houden. Dit kan door voor de Oostzeeregio een gemeenschappelijk stelsel in het leven te roepen, waarin onderzoeksfondsen uit de verschillende landen gecombineerd kunnen worden. De EU-lidstaten die deel uitmaken van de Oostzeeregio dienen overeenkomstig de vernieuwde Lissabonstrategie inspanningen te doen om het budget voor O&TO op te trekken tot 3 % van het BNP.
4.2.5.3. De wetenschappelijke en onderzoeksgemeenschappen van de acht EU-landen in de Oostzeeregio hebben actief deelgenomen aan BONUS ERA-NET-projecten. In 2008 heeft de Commissie in het kader van het 7e kaderprogramma voor O&TO een gemeenschappelijk onderzoeksprogramma voor de Oostzeeregio goedgekeurd (BONUS+), dat gecofinancierd wordt door de EU en nationale onderzoeksfinanciers uit de Oostzeelanden. Het Comité is zeer verheugd over dit nieuwe permanente onderzoeksprogramma voor de Oostzeeregio en hoopt dat het resulteert in een betere bescherming van de Oostzee en een efficiëntere bijdrage aan duurzame ontwikkeling in de regio.
4.2.6. Mobiliteit van werknemers
4.2.6.1. Hoewel de uitbreiding van de EU in de regio nu al weer vijf jaar geleden is, is het verkeer van werknemers in de EU nog steeds niet geheel vrij. Wel vallen alle EU-lidstaten uit de Oostzeeregio sinds 30.3.2008 onder het Schengenakkoord voor vrij personenverkeer. Het Comité acht overgangsperioden voor het vrije verkeer van werknemers overbodig. Alle partijen zijn gebaat bij mobiliteit van werk en expertise tussen landen, de zgn. "brain circulation". Om het aanbod van geschoolde arbeidskrachten te waarborgen, dient de Oostzeeregio zo snel mogelijk over te gaan tot een op arbeid gebaseerd immigratiebeleid, ook als in tijden van economische laagconjunctuur het arbeidsaanbod tijdelijk stijgt. Tegelijkertijd moeten inspanningen worden gedaan om arbeidsaanbod en -vraag op elkaar af te stemmen. Verder is er een harmonisering van de arbeidscultuur en de minimumarbeidsvoorwaarden nodig om concurrentievervalsing te voorkomen en de grondrechten van werknemers te waarborgen. Met betrekking tot het opleiden van mensen voor de arbeidsmarkt dient te worden gestreefd naar een gemeenschappelijke opleidingsstructuur en een lijst van beroepskwalificaties. Ook qua arbeidsstimulerende maatregelen en maatregelen die een verhuizing naar een andere gemeente of een ander land moeten vergemakkelijken ligt er in de Oostzeeregio nog heel wat werk.
4.2.6.2. Het arbeidsmarktnetwerk voor de Oostzeeregio (Baltic Sea Labour Network (BSLN)) is net met een driejarig samenwerkingsproject van start gegaan, waaraan tientallen partners uit verschillende delen van de Oostzeeregio deelnemen. Hun doel is om van de Oostzeeregio een Europees model voor grensoverschrijdend arbeidsmarktbeleid te maken en de regio te promoten als een plaats waar het goed werken, wonen en investeren is. BASTUN, een netwerk van vakbonden in de Oostzeeregio, is een van de belangrijkste partners in dit BSLN-project [10].
5. Naar duurzame ontwikkeling en milieubescherming in de Oostzeeregio
5.1. Doel is van de Oostzeeregio een ecologisch duurzame regio te maken. De Oostzee is een relatief klein en laag brakwaterbekken, hetgeen het ecologisch gezien bijzonder kwetsbaar maakt.
5.2. De toestand van de Oostzee is met name de laatste twee decennia zorgwekkend verslechterd. Er wordt nog steeds onhoudbaar veel afval in de Oostzee geloosd, met eutrofiëring en een hoog gehalte aan toxische stoffen als gevolg. De hoeveelheid nutriënten, algen en andere planten neemt alleen maar toe. De algenbloei hangt rechtstreeks samen met het hoge stikstof- en fosforgehalte (de belangrijkste voedingsbronnen van algen).
5.3. In het afwateringsgebied van de Oostzee wonen meer dan 85 miljoen mensen, die zich steeds meer bewust zijn van de zorgwekkende toestand waarin de Oostzee verkeert. Het feit dat er negen landen van uiteenlopend ontwikkelingsniveau direct aan de Oostzee liggen en nog eens een dozijn in het afwateringsgebied, waaronder Wit-Rusland en Oekraïne, maakt het bijzonder moeilijk om daadkrachtig op te treden ter bescherming van de Oostzee. De coördinatie tussen de vele actoren verloopt stroef. Gezien de alarmerende staat van de Oostzee kan volgens het Comité echter niet langer gewacht worden en moeten er zo snel mogelijk efficiënte grensoverschrijdende maatregelen worden genomen [11].
5.4. De snelste en meest kostenefficiënte manier om de algehele toestand van de Oostzee te verbeteren is door de belangrijkste bronnen van vervuiling gericht, d.w.z. lokaal, aan te pakken. In de Finse Golf is Sint-Petersburg bijvoorbeeld de enige echt grote vervuiler. De stad doet nog steeds niet genoeg om nutriënten uit het afvalwater te filteren. Toch zijn er al enkele belangrijke verbeteringen te zien. In Sint-Petersburgs grootste afvalwaterzuiveringsinstallatie is men in 2007 begonnen met de chemische neerslag van fosfor in afvalwater, waardoor de fosforbelasting en de bloei van blauwwieren in de Finse Golf aanmerkelijk zijn afgenomen. Ook de diffuse emissies van met name de landbouw zouden in alle kuststaten van de Oostzee efficiënter moeten worden aangepakt. Dit zou de kwaliteit van het kustwater aanzienlijk ten goede komen.
5.5. Het belangrijkste instrument om de eutrofiëring van de Oostzee een halt toe te roepen is volgens het Comité het actieplan voor de Oostzee van HELCOM (BSAP) [12], waartoe de Commissie en alle kuststaten van de Oostzee zich in 2007 hebben verbonden.
6. Energievoorziening en maritieme veiligheid
6.1. Het Comité heeft over de externe dimensie van het EU-energiebeleid een apart advies [13] opgesteld, waarin het stelt dat de EU de energievraagstukken in samenhang met de Oostzeestrategie van bijzonder groot belang acht. De regionale samenwerking op het gebied van de energie betreft hoofdzakelijk energieconsumerende landen en landen die belangrijk zijn voor de transit. Centraal staat de connectie met Rusland. De regio zou in de eerste plaats moeten streven naar een nieuw akkoord tussen de EU en Rusland, gebaseerd op wederzijds begrip en wederzijdse erkenning, waarin ook de energievraagstukken geregeld worden. Belangrijk is dat Rusland zijn netwerk openstelt voor de doorvoer van gas en Europese ondernemingen toestaat te investeren in de ontwikkeling van Russische energienetwerken en -bronnen.
6.2. Vanwege het kwetsbare en inmiddels ernstig verontreinigde ecosysteem van de Oostzee moet het geplande project voor de Nord Stream-gaspijpleiding onder de Oostzee voldoen aan strenge milieu- en veiligheidseisen. Na de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld werden munitie en chemische wapens in de Oostzee gedumpt. Er is niet bekend waar die stoffen precies liggen en in welke staat zij verkeren. Het Comité steunt de resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2008 [14] en beveelt nadrukkelijk aan dat de bij het Nord Stream-project betrokken partijen grondig onderzoek verrichten naar alternatieve trajecten voor de gaspijpleiding, met name via het vasteland. Hoe het toekomstige traject van de gasleiding er ook uit komt te zien, ook Rusland zal onvoorwaardelijk de EU-kaderregelgeving voor de gasmarkt in acht moeten nemen en onder meer het gebruik ervan door derden moeten toestaan.
6.2.1. De maritieme veiligheid is voor de kuststaten van de Oostzee een bijzondere bron van zorg. Vanuit milieuoogpunt plaatst de hoeveelheid olie die over de Oostzee wordt vervoerd en die de afgelopen 15 jaar is verzevenvoudigd, de landen voor een grote uitdaging. In 2007 werd 145 miljoen ton olie vervoerd. Verwacht wordt dat dit zal stijgen tot 240 miljoen ton in 2015. Dankzij de samenwerking van de Baltische kuststaten heeft de Internationale Organisatie voor de Zeevaart (IMO) de Oostzee de status van bijzonder kwetsbaar maritiem gebied toegekend (PSSA) en zullen ter preventie van olierampen vaartuigen met dubbele bodems en dubbelwandige rompen vanaf 2010 verplicht worden. Het Comité raadt de Oostzeelanden aan een gemeenschappelijk bewakings- en informatiesysteem op te zetten ter bevordering van de maritieme veiligheid.
6.2.2. De emissie van nutriënten door schepen kan worden gereduceerd door de in bijlage IV van het MARPOL-verdrag gestelde eisen m.b.t. afvalwater aan te passen. Met richtlijn 2000/59/EU werd beoogd de havenontvangstvoorzieningen voor ballast- en afvalwater te verruimen. Vrijwillige inspanningen om de lozing van afvalwater te verminderen zouden eveneens moeten worden aangemoedigd, bijv. door meer havenontvangstvoorzieningen te voorzien en het volume uit te breiden. Daarnaast zouden de Oostzeehavens qua voorzieningen voldoende snel en flexibel moeten kunnen functioneren om ook grote cruiseschepen te kunnen ontvangen [15].
6.3. Hoewel lozingen van schepen niet zo'n grote rol spelen bij de eutrofiëring van de Oostzee, kunnen ze vergeleken met diffuse emissies gemakkelijker worden gereduceerd en is het belangrijk om er toch aandacht aan te besteden.
7. Reducering van emissies uit de landbouw
7.1. Het actieplan voor de Oostzee van HELCOM (BSAP) heeft voor elk Oostzeeland concrete streefwaarden vastgelegd ter reducering van de nutriëntenbelasting. Om deze reduceringsdoelstellingen te kunnen halen zal het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU verder moeten worden ontwikkeld, zodat rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de landbouwproductie en het milieu in de Oostzeeregio [16].
Het is in dit verband constructief dat de Commissie in haar ontwerpactieplan ruime aandacht besteedt aan de voorstellen van landbouworganisaties uit de Oostzeelanden inzake duurzaamheid, milieu en landbouw. Deze voorstellen hebben onder meer betrekking op maatregelen op het gebied van milieutechnologie, advisering en mestbeheer en op de toepassing van de EU-wetgeving voor pesticiden, diervoeders en voedingsmiddelen.
Samenwerking in de lidstaten tussen de betrokken actoren en organisaties van bv. landbouwproducenten en consumenten alsook milieuverenigingen is hierbij van het grootste belang. Cruciaal is om samen op zoek te gaan naar goede praktijken, zodat deze toegepast en verspreid kunnen worden in de verschillende landen. Zulke goede praktijken, die door de verschillende actoren systematisch zouden moeten worden toegepast, kunnen bijvoorbeeld gehaald worden uit de programma's voor plattelandsontwikkeling voor de nieuwe programmeringsperiode. Ook verdient het aanbeveling te zoeken naar methoden voor een efficiënter gebruik van meststoffen en energie [17].
8. Reducering van fosfor- en stikstofemissies door een efficiëntere behandeling van afvalwater
8.1. De belangrijkste stap om tot een reducering van fosfor- en stikstofemissies te komen is volgens het Comité de algehele toepassing van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater [18]. Een tweede belangrijke stap is om fosfor efficiënter te verwijderen door gevolg te geven aan HELCOM-aanbeveling 28E/5. Kijken wij naar de alarmerende staat waarin de Oostzee zich bevindt, dan zijn de actuele EU-termijnen (2015) te ruim bemeten. De doelstellingen zouden veel ambitieuzer moeten zijn. Het Comité acht het de hoogste tijd voor efficiëntere technische en chemische zuiveringsprocessen, waarmee tegen redelijke kosten snel resultaten kunnen worden geboekt.
8.2. De John Nurminen-stichting is een goed voorbeeld van hoe het maatschappelijk middenveld kan bijdragen tot bescherming van het milieu in de Oostzeeregio. De stichting, die streeft naar een schonere Oostzee, wil de eutrofiëring een halt toeroepen en mensen meer bewust maken van de toestand waarin de Oostzee verkeert [19]. De nadruk ligt op kostenefficiënte maatregelen die snel inwerken op zaken die samenhangen met de natuurlijke waarde en het nut van de Oostzee. Met giften worden o.a. verbeterde methoden gefinancierd voor de chemische verwijdering van fosfor uit afvalwater dat door gemeenten in de Oostzee wordt geloosd. Wat ook in het voordeel werkt van de stichting, die een belangrijke bijdrage levert aan de bescherming van het milieu, is dat zij geen winst nastreeft, zich flexibel opstelt en wars is van bureaucratie.
8.3. Het Comité is van mening dat initiatieven van het maatschappelijk middenveld ook een belangrijke rol kunnen spelen op terreinen waarmee de overheid zich van oudsher heeft bezig gehouden. Actoren van de particuliere en tertiaire sector beschikken over expertise, kennis en manieren van werken, die zonder meer een aanvulling vormen op maatregelen van de overheidssector.
Brussel, 13 mei 2009
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
M. Sepi
[1] In onderhavig advies verstaan wij onder de Oostzeeregio alle kuststaten van de Oostzee: Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen, Rusland en Zweden. Op Rusland na zijn alle betrokken landen lid van de EU.
[2] De eerste twee debatten zijn op 30.9.2008 in Stockholm en op 5 en 6 februari 2009 in Rostock gehouden. Verder zijn er drie rondetafelconferenties georganiseerd in achtereenvolgens Kaunas op 18 en 19.9.2008, Gdansk op 13.11.2008, Kopenhagen op 1 en 2.12.2008 en Helsinki op 9.12.2008. De raadpleging via internet liep van 3.11.2008 tot 31.12.2008.
[3] PB C 309 van 16.12.2006, blz. 91.
[4] Op grond van het mandaat dat het Comité is toegekend door de Verklaring van Barcelona heeft het in 1995 een netwerk van sociaaleconomische raden en gelijkaardige instellingen opgezet in de Euromediterrane regio.
[5] PB C 27 van 3.2.2009, blz. 144.
[6] Vereniging van Europese Kamers van Koophandel en Nijverheid
[7] Verslag over de tenuitvoerlegging van de zgn. Dienstenrichtlijn, vierde editie. www.eurochambres.eu
[8] http://ec.europa.eu/transport/infrastructure/consultations/2009_04_30_ten_t_green_paper_en.htm
[9] Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, Transition report 2005: Business in transition and World Bank (2008), Macroeconomics and Growth Research Program/Investment Climate and the Microeconomics of Growth/Institutions and Governance. Zie voor informatie over het ondernemingsklimaat in de verschillende landen ook: http://www.enterprisesurveys.org/.
[10] Andere partners zijn: vakcentrales, internationale overkoepelende werknemersorganisaties, de Raad van Oostzeelanden (CBSS), werkgeverscentrales en een Duits Instituut voor sociaal en onderwijsbeleid.
[11] http://www.wwf.fi/wwf/www/uploads/pdf/balticseascorecard2008.pdf
[12] www.helcom.fi
[13] PB C 182 van 4.8.2009, blz. 8
[14] Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2008 over de milieueffecten van de geplande Nord Stream-gaspijpleiding tussen Rusland en Duitsland (verzoekschriften nr. 0614/2007 en nr. 0952/2006) (2007/2118 (INI).
[15] HELCOM-aanbeveling 28E10 (Application of the no-special-fee system to ship-generated wastes and marine litter caught in fishing nets in the Baltic Sea area) zou ook volledig ten uitvoer moeten worden gelegd.
[16] Van belang is dat het geïntegreerd stroomgebiedsbeheerplan van de Kaderrichtlijn Water efficiënt ten uitvoer wordt gelegd. Het waterbeheer in landbouwgebieden zou kunnen worden verbeterd door voorrang te geven aan de bescherming van ecologisch kwetsbare gebieden.
[17] Om de door landbouw veroorzaakte nutriëntenbelasting van de Oostzee te verminderen, zijn innovatieve oplossingen nodig bij de planning en tenuitvoerlegging van milieumaatregelen in het kader van het landbouwbeleid. Vrijwillige openbare aanbestedingen voor milieuprogramma's in de landbouwsector zouden een voorbeeld van zo'n innovatieve praktijk kunnen zijn. Achtergrond: via openbare aanbestedingen kunnen de maatregelen worden gericht op landbouwgronden waarop het risico op emissie van nutriënten het grootst is en de kosten-baten-verhouding van de maatregelen het gunstigst. In plaats van de huidige steun, die voor alle landbouwproducenten gelijk is, is de steun die landbouwproducenten in deze nieuwe regeling krijgen uitbetaald afhankelijk van het effect dat de milieubeschermingsmaatregelen sorteren op de gronden die onder het programma vallen.
[18] Richtlijn 91/271/EEG van de Raad betreffende het beheer van stedelijk afvalwater.
[19] http://www.johnnurmisensaatio.fi/?lang = en.
--------------------------------------------------