Home

Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland

Voorstel voor een beschikking van de Raad tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 8.1.2009

COM(2009) 4 definitief

Aanbeveling voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot toekenning van wederzijdse bijstand aan Letland

en

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland

Aanbeveling voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot toekenning van wederzijdse bijstand aan Letland

en

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland

TOELICHTING

1. INLEIDING

Ondanks de waarschuwingen van de Commissie en de Raad, en met name de waarschuwingen die zijn gegeven in de adviezen over de achtereenvolgende Letse convergentieprogramma's, heeft de snelle groei van de Letse economie onder impuls van de soepele kredietvoorwaarden en een te expansief begrotingsbeleid in de afgelopen jaren geleid tot grote onevenwichtigheden. Toen het als gevolg van de mondiale crisis op de financiële markten en de algemene verslechtering van het sentiment jegens opkomende markteconomieën steeds moeilijker en duurder werd om aan krediet te komen, spitsten de problemen zich toe. Vanaf oktober kwamen de Letse financiële en kapitaalmarkten door de toegenomen zorg over de houdbaarheid van de economische en financiële situatie van het land onder grote druk te staan. Er heerste grote bezorgdheid over de gezondheid van het bankwezen, en met name over de overlevingskansen van de grootste binnenlandse bank (Parex), die sterk op externe financiering was aangewezen. Vervolgens is deze bank overgenomen door de staat. Kortom, Letland is getroffen door een plotselinge en ernstige crisis in het bankwezen en op het gebied van externe financiering.

Daarom hebben de Letse autoriteiten de EU en het IMF om financiële steun gevraagd. Op 22 november heeft de Commissie samen met het voorzitterschap van de Raad bekendgemaakt dat de EU in samenwerking met het IMF wilde deelnemen in een gecoördineerd financieringspakket om de Letse betalingsbalans te ondersteunen. Er werd echter op gewezen dat dit pakket alleen beschikbaar zou komen als de Letse autoriteiten ingrijpende en geloofwaardige economische aanpassingen zouden gaan doorvoeren. Op 12 december heeft het Letse Parlement ingestemd met een regeringsvoorstel voor een "programma om de economie te stabiliseren en de groei te herstellen". Met dit programma moet er met name voor worden gezorgd dat nationaal en internationaal vertrouwen blijft bestaan in het financiële stelsel, dat direct en indirect de verslechtering van het kostenconcurrentievermogen en de inflatie een halt wordt toegeroepen en deze trend wordt gekeerd middels een sterke verkrapping van het begrotingsbeleid waarbij vooral de loonkosten van de overheid worden teruggedrongen, en dat de economische groei wordt versterkt met allerlei structurele hervormingen.

2. RECENTE MACRO-ECONOMISCHE ONTWIKKELINGEN

Sinds het eind van de jaren negentig kende Letland een ononderbroken periode van hoge groei, die grotendeels te danken was aan de binnenlandse vraag en die in de periode 2005-2007 opliep tot meer dan 10%. De groei werd vooral gedragen door een forse stijging van de kredietverlening, die de particuliere consumptie en investeringen in vastgoed opstuwde, maar daaraan kwam medio 2007 een eind doordat de torenhoge vastgoedprijzen niet stand konden houden. In deze jaren heeft een structurele economische verschuiving plaatsgevonden van de verhandelbare naar de niet-verhandelbare sector, hetgeen de externe houdbaarheid van de economie ondermijnde en resulteerde in een ernstige oververhitting.

In de eerste drie kwartalen van 2008 is de bbp-groei sterk teruggelopen, een trend die vooral vanwege een krimp van de particuliere consumptie en particuliere investeringen waarschijnlijk zal aanhouden. De particuliere consumptie is geraakt door de hoge inflatie, de daling van de vastgoedprijzen, de stijging van rente en aflossing, de verminderde beschikbaarheid van krediet en de verslechtering van de werkgelegenheid en inkomensverwachtingen. De investeringen in vaste activa in de bouw geven thans een daling te zien nu een eind is gekomen aan de boom op de vastgoedmarkt, en de uitrustingsinvesteringen teruglopen vanwege de verwachte zwakke vraag vanuit binnen- en buitenland. Het bedrijfsleven heeft door de stijging van de arbeidskosten met hoge lasten te kampen en heeft steeds grotere moeite om aan financiering te komen. Met EU-gefinancierde projecten en overheidsprojecten in het algemeen kan de sterke daling van de andere investeringen enigszins worden opgevangen. Niettemin wordt uitgegaan van een langdurige krimp van het bbp omdat de uiterst zwakke binnenlandse vraag onvoldoende wordt gecompenseerd door een stijging van de netto-uitvoer.

Pas onlangs is een ontspanning op de arbeidsmarkt ingetreden, maar de arbeidsmarkt zal nog sterk reageren op de daling van de binnenlandse vraag. De werkloosheid is al opgelopen van 6,3% in het tweede kwartaal van 2008 naar 7,2% in het derde kwartaal en de torenhoge nominale loonstijging vlakt thans af. De Letse arbeidsmarkt wordt als redelijk flexibel gezien, hetgeen een dempend effect zou moeten sorteren op de productie- en arbeidskosten bij een aanpassing van de lonen aan de productiviteit.

Na de piek van 17,7% in mei 2008 is de inflatie gedaald tot 11,8% in november. De kerninflatie[1] (11,0% in november) en de stijging van de dienstenprijzen vlakken gestaag af nu de vraagdruk afneemt. Met de forse afname van de binnenlandse vraag, de lagere lonen in de publieke sector en de daaruit voortvloeiende matiging van de lonen in de particuliere sector in het vooruitzicht (zie punt 6), en gezien de daling van de mondiale grondstofprijzen zijn de vooruitzichten voor een verdere sterke daling van de inflatie gunstig.

Hoewel in 2008 door de daling van de binnenlandse absorptie extern veel minder krediet is opgenomen, is er nog sprake van grote externe onevenwichtigheden en onhoudbare externe verplichtingen. In punt 5 komen de betalingsbalans en de externe investeringspositie aan de orde.

3. OVERHEIDSFINANCIËN

Door de beperkte speelruimte van het monetaire beleid in een stelsel van bijna vaste wisselkoersen[2] krijgt het financieel beleid van Letland een sterkere rol. Tegen het herhaaldelijke advies van de Raad over de achtereenvolgende Letse convergentieprogramma's in heeft Letland tijdens de boom van de binnenlandse vraag in de jaren 2005-2007 toch een procyclisch beleid gevoerd, zij het dat de nominale begrotingsresultaten een verbetering te zien gaven. Conjuncturele meevallers werden met de aanvullende begrotingen die tijdens het begrotingsjaar werden opgesteld, doorgaans weer uitgegeven en er werden geen reserves opgebouwd voor slechte tijden. Daar vergelijkbare lonen in de publieke sector op een hoger niveau lagen, lokten loonstijgingen in de publieke sector loonsverhogingen in de particuliere sector uit. In Letland is meer dan 30% van de werknemers werkzaam in de publieke sector, en aangezien de dienstensector met circa 75% van de bruto toegevoegde waarde een relatief grote omvang heeft, is de loonvorming in de publieke sector van grote invloed op de lonen in de particuliere sector.

In de eerste tien maanden van 2008 zijn de btw-ontvangsten door de sterke daling van de particuliere consumptie dramatisch teruggelopen (-3% op jaarbasis). Door de hoge inflatie zijn de ontvangsten in de andere grote belastingvormen in eerste instantie nog redelijk op peil gebleven, maar thans beginnen deze gunstige effecten ook weg te ebben. Het Letse ministerie van Financiën raamt het geconsolideerde tekort op de overheidsbegroting (centrale overheid en socialezekerheidsfondsen) voor 2008 op circa 2½ tot 2¾% van het bbp[3]. Aangezien de decentrale overheidssector onder de huidige omstandigheden ondanks de bovengrenzen die zijn ingevoerd om het saldo van deze subsector in evenwicht of positief te houden, mogelijk een klein tekort te zien zal geven, lijkt het overheidstekort over 2008 als geheel dicht bij de 3% van het bbp uit te komen.

De door het parlement op 14 november goedgekeurde begroting voor 2009 mikt op een geconsolideerd tekort van de centrale overheid van 1½% van het bbp, maar daarin is uitgegaan van een onrealistische raming van de productiekrimp van slechts 1%. In de begroting waren forse verlagingen van de directe belastingen en verhogingen van de uitgaven opgenomen. Op dat moment was echter al duidelijk dat de productie duidelijk lager zou uitvallen en dat het tekort veel hoger zou uitkomen als geen compenserende maatregelen getroffen zouden worden. Inclusief een heel gering tekort van de decentrale overheden zijn het overheidstekort en het primaire tekort door de autoriteiten op respectievelijk 1,8% en 1,1% van het bbp geraamd. Gezien de belastingontvangsten in de laatste maanden van 2008 en de verslechtering van de economische vooruitzichten voor 2009, zijn de vooruitzichten voor het overheidstekort duidelijk verslechterd in vergelijking met de herfstprognose van de diensten van de Commissie van 5,6% van het bbp. Daarentegen bedroeg de overheidsschuldquote eind 2007 9,5% van het bbp. Daarmee was deze een van de laagste in de EU.

4. FINANCIËLE MARKTEN

Het Letse financiële stelsel wordt vrijwel geheel gedomineerd door het bankwezen, dat in de afgelopen tien jaar een snelle ontwikkeling heeft doorgemaakt. Er kunnen duidelijk twee segmenten worden onderscheiden: de buitenlandse banken, die grotendeels worden gefinancierd met leningen van moederondernemingen en die ongeveer 70% van de markt in handen hebben, en de binnenlandse banken, die hoofdzakelijk worden gefinancierd met buitenlandse syndicaatsleningen en deposito's van niet-ingezetenen. Opmerkelijk is het grote aandeel van de deposito's van niet-ingezetenen: begin november 2008 bedroeg dit 43,5% van alle deposito's, ongerekend de deposito's van monetaire en financiële instellingen (MFI's). Het Letse financiële stelsel is dus voornamelijk afhankelijk van externe financiering, of deze nu komt van moederondernemingen, deposito's van niet-ingezetenen of buitenlandse syndicaatsleningen. Tegenover de daaruit voortvloeiende omvangrijke en nog toenemende buitenlandse verplichtingen staan leningen aan ingezetenen, die voornamelijk (voor bijna 90%) in buitenlandse valuta luiden. De binnenlandse kredietverlening is gestegen van 10% van het bbp in 1997 naar 90% van het bbp in 2007. De twee voornaamste bedreigingen voor het Letse bankwezen zijn dus het liquiditeits- en het kredietrisico.

Het liquiditeitsrisico heeft zich inmiddels al gemanifesteerd in de vorm van een hardnekkige liquiditeitsdruk sinds oktober 2008. Twee buitenlandse syndicaten hebben, omdat ze aflossingsproblemen verwachten, duidelijk te kennen gegeven dat ze Parex Bank waarschijnlijk gaan vragen om leningen van in totaal 0,8 miljard euro in februari en juni 2009 vroegtijdig af te lossen. Dit was de aanleiding om de bank op 10 november 2008 gedeeltelijk te nationaliseren. De daarbij verleende leninggaranties van de overheid werden echter ontoereikend geacht, met als gevolg dat Parex begin december volledig werd genationaliseerd en een maximum werd ingevoerd voor deposito-opnames (50 000 euro per maand per persoon). Ondanks deze maatregelen hebben niet-ingezetenen sindsdien aanzienlijke depositobedragen weggehaald bij Parex en andere binnenlandse banken met een soortgelijk businessmodel. Daarvan is slechts een klein deel bij andere banken in Letland terechtgekomen. Vanwege de systematische liquiditeitsdruk maakte de centrale bank van Letland op 13 november bekend dat zij haar voorgeschreven reserveratio verder zou verlagen van 7% naar 5% voor korte verplichtingen en van 5% naar 3% voor verplichtingen met een looptijd van meer dan twee jaar, waarmee liquiditeiten vrijkwamen (het besluit is in twee stappen van 1% op 24 november en 24 december in werking getreden). Niettemin zijn de reserves verder weggesmolten en is de netto internationale beleggingspositie van de centrale bank van Letland vanaf begin oktober 2008 tot eind 2008 met 0,9 miljard euro verslechterd. In dezelfde periode zijn de deposito's van ingezetenen en niet-ingezetenen op banken die in buitenlandse handen zijn, toegenomen en cruciaal in dit verband is dat liquiditeitssteun van moederondernemingen gewaarborgd lijkt.

Het kredietrisico heeft zich nog niet gemanifesteerd, maar zal de komende maanden, naar wordt aangenomen, wel toenemen. Mede dankzij de lopende herstructurering van probleemleningen is tot dusver bij slechts minder dan 1% van de leningen sprake van betalingsachterstanden, die overigens op zich wel zijn toegenomen. Niettemin zal de verwachte langdurige recessie duidelijk haar weerslag hebben op het inkomen van de ingezetenen en daarmee op hun vermogen om hun schulden af te lossen. De solvabiliteitsratio's zullen afnemen en mogelijk het minimaal vereiste niveau bereiken, in welk geval een kapitaalinjectie nodig kan zijn.

De huidige en toekomstige positie van het bankwezen is afhankelijk van objectieve factoren, maar ook van de geloofwaardigheid en vertrouwensgerelateerde verwachtingen. Het is nu van essentieel belang om voor vertrouwen te zorgen, zodat de depositobasis stabiliseert en de liquiditeitsdruk mettertijd afneemt. Gezien de krappe overheidsfinanciën is een herstel van het vertrouwen in de financiële sector via overheidssteun alleen geloofwaardig als daarnaast krachtige internationale financiële steun wordt verleend.

5. BETALINGSBALANS EN EXTERNE FINANCIERINGSBEHOEFTE

Door de Letse economische boom die tot 2007 duurde, ontstonden grote externe onevenwichtigheden en onhoudbare externe verplichtingen. De bruto externe schuld liep tot eind 2007 op tot meer dan 135% van het bbp (netto 52% van het bbp). De internationale investeringspositie was eind 2007 gestegen tot nettoverplichtingen in de orde van grootte van 79% van het bbp, die eind tweede kwartaal 2008 nog verder zijn opgelopen tot naar schatting 82% van het bbp.

In 2008 is de externe kredietopname door de geringere binnenlandse absorptie fors afgenomen. Volgens de voorlopige ramingen van de centrale bank van Letland is het tekort op de lopende rekening gedaald tot circa 12½% van het bbp in het derde kwartaal van 2008 (tegen een piek van meer dan 27% van het bbp in het derde kwartaal van 2006). In 2009 blijft het tekort van de goederenhandel naar verwachting op zo'n 10% steken (evenveel als in de laatste maanden van 2008), maar gezien het overschot op de dienstenbalans en de verbetering van de inkomensrekening, komt het tekort op de lopende rekening lager uit. Om de basis van de bbp-groei te verschuiven van de krimpende binnenlandse vraag naar de export, moeten de lonen nauwer aansluiten bij de productiviteit en zijn verdere structurele hervormingen nodig om de aanbodzijde van de economie te versterken.

Hoewel een correctie van het tekort na de onhoudbare niveaus van de afgelopen jaren van doorslaggevend belang is voor een herstel van een solide betalingsbalans, is dit gelet op de omvangrijke, merendeels kortlopende schuld van het land op zich niet voldoende om een houdbare externe positie te verwezenlijken. Omdat minder buitenlands krediet beschikbaar komt, de mogelijkheid bestaat dat ingezetenen en niet-ingezetenen hun deposito's weghalen en de vooruitzichten voor inkomende investeringen zijn verslechterd, wordt ervan uitgegaan dat de externe financiering nog geruime flink onder druk blijft staan. Als de buitenlandse deviezenreserves nog verder wegsmelten (van begin oktober tot begin december 2008 zijn deze met 25% teruggelopen), komt de Letse koppeling van de wisselkoers in gevaar. Al met al is voor de bestrijding van de liquiditeitskrapte op korte termijn en voor een ordelijke externe aanpassing op middellange termijn externe financiële steun op basis van een krachtig beleidsprogramma nodig.

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de Letse betalingsbalans ernstig gevaar loopt. Daarom beveelt zij de Raad aan te besluiten tot toekenning van wederzijdse bijstand.

6. LETS PROGRAMMA OM DE ECONOMIE TE STABILISEREN EN DE GROEI TE HERSTELLEN: MACRO-ECONOMISCHE EN OP HET FINANCIËLE STELSEL GERICHTE MAATREGELEN

Op basis van de besprekingen tussen de Letse autoriteiten en de mogelijke betrokkenen bij een gecoördineerd pakket van internationale financiële bijstand hebben de autoriteiten een ambitieus beleidsprogramma vastgesteld (dat zoals hierboven vermeld op 12 december door het parlement is goedgekeurd). Het programma houdt vast aan de bestaande koppeling van de lats, die een belangrijk beleidsanker zal blijven. Het programma is gericht op een aanpak van de budgettaire onevenwichtigheden en de zwakke plekken van het financieel stelsel, op een verbetering van het concurrentievermogen en op handhaving van de nauwe bandbreedte van de wisselkoers. Voorts bevat het maatregelen om de begroting onmiddellijk en duurzaam te consolideren, ingrijpende structurele hervormingen door te voeren, de toezichthouders meer middelen te geven om crises het hoofd te bieden, en andere belangrijke maatregelen. Ook bevat het een brede oplossingsstrategie voor probleembanken. Het macro-economisch scenario van het programma gaat uit van een krimp van 5% in 2009 en nog eens 3% in 2010 en van een gering herstel van 2% in 2011. De begrotingsstrategie mikt op een overheidstekort van niet meer dan 3% van het bbp in 2011, zodat in dat jaar voldaan wordt aan het tekortcriterium van Maastricht.

Bij de onderhandelingen over de financiële bijstand met het IMF, de EU en andere partijen kwam aan het licht dat de begroting ernstige tekorten zou vertonen. Daarom heeft de regering een gewijzigde ruwe begroting voor 2009 vastgesteld. Het parlement heeft deze begroting als logisch vervolg op zijn goedkeuring van het programma om de economie te stabiliseren, op 12 december goedgekeurd. De gewijzigde begroting gaat uit van de herziene bbp-prognose van 5% krimp in 2009, houdt rekening met de recente verslechtering van de economische vooruitzichten en mikt op een budgettair overheidstekort van minder dan 5% van het bbp[4], hetgeen neerkomt op een slechts geringe structurele aanpassing ten opzichte van het geraamde resultaat van 2008 (wel is dit tekort veel hoger dan dat waarvan in de begroting van november wordt uitgegaan). Voorts is het de bedoeling dat uiterlijk eind maart 2009 een volledig uitgewerkte aanvullende begroting voor 2009 wordt vastgesteld die aansluit bij de ruwe begroting van december.

Aan de uitgavenzijde is de consolidatie gericht op een sterke terugdringing van de lonen in de overheidssector (met 15% van de gemiddelde beloning zoals vastgesteld in de oorspronkelijke begroting van 14 november 2008, waarmee overigens de grote loonstijgingen van de afgelopen jaren slechts deels worden teruggedraaid) en op verdere personeelsreducties. Voorts worden de lopende niet-personele kosten fors teruggedrongen. Andere belangrijke maatregelen zijn een verlaging van de subsidies (uitgezonderd sociale steun) en van de uitgaven aan goederen en diensten en een uitgavenbeheersing bij de decentrale overheden. De nationale cofinanciering van EU-gefinancierde projecten blijft buiten schot zodat de economie richting de verhandelbare sector kan verschuiven. Aan de ontvangstenzijde wordt het standaardbtw-tarief met 3 procentpunten verhoogd tot 21%, wordt het gereduceerde btw-tarief met een veel smallere belastinggrondslag (hoofdzakelijk geneesmiddelen) verhoogd van 5% naar 10%, worden de brandstofaccijnzen verhoogd (tot EU-acquisniveau) en wordt een en ander enigszins gecompenseerd met een verlaging van de personenbelasting met 2 procentpunten.

Voor 2010 staat een verdere budgettaire consolidatie op het programma. Het budgettaire middellangetermijnkader is in verband met het tekortcriterium van Maastricht gericht op de totstandbrenging van een tekort van niet meer dan 3% van het bbp in 2011. In 2010 wordt de consolidatie voortgezet via een verdere uitgavenbeheersing, de invoering van een kapitaalbelasting (10%) en een verhoging van de onroerendgoedbelasting door vrijstellingen te schrappen om de belastinggrondslag te verbreden. Voorts worden maatregelen getroffen om de ontwikkeling en uitvoering van begrotingsprocedures te verbeteren door een nieuwe begrotingskader- en begrotingshervormingswet vast te stellen.

Naast het bovengenoemde begrotingspakket is aan de externe financiële bijstand de voorwaarde verbonden dat een oplossing wordt gezocht voor Parex Bank waarbij de bestaande aandeelhouders geen belang meer houden. Na een eerste onderzoek heeft de regering al meer dan 85% van de aandelen van de bank overgenomen. De leiding is vervangen. De nieuwe leiding werkt aan een oplossing waarbij de verliezen voor de staat tot een minimum moeten worden beperkt, en wil externe partijen binnenkort zover krijgen dat zij zich vastleggen op een verlenging van de syndicaatsleningen van Parex.

Met andere maatregelen moet de stabiliteit van de banksector op middellange tot lange termijn worden gewaarborgd. Eerst willen de autoriteiten het vertrouwen in het bankwezen herstellen. Er zal gericht worden gekeken of de banken solvabel en voldoende gekapitaliseerd zijn. Banken die kunnen overleven, maar waar een kapitaalverhoging noodzakelijk is, zullen zich met particuliere middelen moeten herstructureren en moeten uitkijken naar investeerders van buiten, naar kapitaalsteun van moederbanken of een fusie aangaan.

Vrijwel de gehele huidige externe schuld komt voor rekening van de particuliere sector. Om de schuld weer op een niveau te brengen waarbij een duurzame groei gewaarborgd is, vormt naast prudentiële en toezichtmaatregelen en monetaire beleidsmaatregelen schuldherstructurering een belangrijk onderdeel van het programma. De rechtsgrondslag voor de herstructurering van de looptijd en valuta van de bestaande schuld wordt versterkt. Ook zullen een vergemakkelijking van insolventieprocedures en een snelle uitvoering van saneringsplannen prioriteit krijgen.

Het economisch beleidsprogramma bevat ook structurele hervormingsmaatregelen in het kader van de Lissabonstrategie. Zo zal een actief beleid worden gevoerd voor de arbeidsmarkt en een leven lang leren, worden particuliere partijen nauwer betrokken bij O&O en innovatie, wordt de export bevorderd en worden administratieve formaliteiten voor het bedrijfsleven geschrapt.

7. EU-BETALINGSBALANSSTEUN IN HET KADER VAN INTERNATIONALE ACTIE

Gelet op de ernstige betalingsbalansproblemen van Letland beveelt de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité op 12 januari 2009, de Raad aan om de wederzijdse bijstand overeenkomstig artikel 119 van het Verdrag te verlenen, mits de Letse autoriteiten zich vastleggen op de uitvoering van een omvangrijk programma van economische aanpassingen.

Ook stelt de Commissie na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité voor dat de Raad, nadat hij op aanbeveling van de Commissie heeft besloten Letland wederzijdse bijstand te verlenen, een beschikking vaststelt waarin Letland in het kader van het EU-mechanisme voor lidstaten (ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002) financiële middellangetermijnbijstand van maximaal 3,1 miljard euro wordt verleend om de betalingsbalans van het land te steunen.

Deze steun zou komen op een moment dat het binnenlandse en internationale vertrouwen in het Letse financiële stelsel ernstig in gevaar is gekomen, de Letse begroting verslechtert en op korte termijn een forse financieringsdruk dreigt. Al met al is de bijstand bedoeld voor de nodige externe en interne aanpassingen. De financieringsbehoefte tot en met het eerste kwartaal van 2011 wordt geraamd op in totaal 7,5 miljard euro. Daarbij is rekening gehouden met het verwachte tekort op de externe rekening (de lopende en de kapitaalrekening), het weghalen van deposito's, een slechts gedeeltelijke verlenging van leningen waarvan de vervaldatum nadert, fouten en omissies in de betalingsbalans en een verhoging van de internationale reserves tot een prudentieel niveau.

De steun wordt gecombineerd met steun van het IMF en andere multilaterale en bilaterale partijen, wordt in zes tranches uitgekeerd en wordt gekoppeld aan economische beleidsvoorwaarden. De voorgestelde beschikking loopt drie jaar na de inwerkingtreding ervan af. De economische beleidsvoorwaarden die verbonden zijn aan de uitkering van de lening worden vastgelegd in een memorandum van overeenstemming met de Letse autoriteiten. Kort samengevat gaat het daarbij om:

een ingrijpende consolidatie van de begroting tot en met 2011 . Voor 2009 is een ten opzichte van de oorspronkelijke begroting van 14 november 2008 zeer omvangrijke budgettaire consolidatie gepland waarbij gemikt wordt op een begrotingstekort van niet meer dan 5%. In 2010 vindt een verdere consolidatie plaats. Met name worden de volgende flankerende budgettaire maatregelen getroffen: i) er wordt een duidelijk budgettair middellangetermijnprogramma vastgesteld om het begrotingstekort in 2011 terug te dringen tot onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp; ii) binnen de budgettaire middellangetermijnplafonds wordt de gemiddelde beloning in de publieke sector in 2009 nominaal met circa 15% verlaagd. Dit geldt ook voor de decentrale overheden, overheidsbureaus en staatsondernemingen; iii) bonussen en dergelijke worden geschrapt; iv) in de publieke sector en bij de decentrale overheden vindt een personeelsreductie van ten minste 5% plaats; v) er wordt fors gesneden in subsidies (behalve sociale steun) en uitgaven aan goederen en diensten; vi) de voor de uitvoering van EU-gefinancierde projecten uitgetrokken middelen blijven buiten schot;

maatregelen die de stabiliteit van de banksector op middellange tot lange termijn moeten waarborgen. Eerst willen de autoriteiten het vertrouwen in het bankwezen herstellen. Er zal gericht worden gekeken of de banken solvabel en voldoende gekapitaliseerd zijn. Banken die kunnen overleven, maar waar een kapitaalverhoging noodzakelijk is, zullen zich met particuliere middelen moeten herstructureren en moeten uitkijken naar investeerders van buiten, naar kapitaalsteun van moederbanken of een fusie aangaan. Een belangrijk moment was de toezegging van drie grote buitenlandse moederbanken op 18 december 2008 om in Letland te blijven en hun activiteiten daar te steunen;

schuldherstructurering in de particuliere sector om de kwetsbaarheid ervan als gevolg van de hoge schuld te beperken (vrijwel de gehele externe schuld komt voor rekening van de particuliere sector), naast prudentiële en toezichtmaatregelen en monetaire beleidsmaatregelen. In dit verband moet de rechtsgrondslag voor de herstructurering van de looptijd en valuta van de bestaande schuld worden versterkt. Ook moeten een vergemakkelijking van insolventieprocedures en een snelle uitvoering van saneringsplannen prioriteit krijgen. Daarbij wordt gedacht aan een wijziging van het insolventierecht zodat ondernemingen met overlevingskansen en hun crediteuren gemakkelijker bepaalde regelingen kunnen treffen, en aan een verbetering van het kader voor persoonlijke faillissementen;

structurele maatregelen op het gebied van inkomensbeleid en begrotingsdiscipline, -procedures en -beheer. De wet op het financiële en begrotingsbeheer zal worden gewijzigd om de bepalingen inzake financiële verantwoordelijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht aan te scherpen. Ook zal het budgettaire middellangetermijnkader in werking treden. Er wordt een speciaal comité opgericht dat gaat controleren of er sprake is van een gematigde loonontwikkeling en dat aanbevelingen gaat doen om ervoor te zorgen dat de loonontwikkeling bijdraagt aan het herstel van concurrentievermogen;

structurele hervormingsmaatregelen, onder meer in het kader van de Lissabonstrategie. Zo zal een actief beleid worden gevoerd voor de arbeidsmarkt en een leven lang leren, wordt de particuliere sector nauwer betrokken bij O&O en innovatie, wordt de export bevorderd en worden administratieve lasten voor het bedrijfsleven teruggedrongen.

Met het oog op de nodige flexibiliteit in de huidige marktsituatie wordt voorgesteld het gebruik van renteswaps toe te staan voor de leningstransactie waarmee de lening wordt gefinancierd. Om de EU-begroting te beschermen, moeten de tegenpartijen van een mogelijke swap de hoogste kredietwaardigheid bezitten.

Aanbeveling voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot toekenning van wederzijdse bijstand aan Letland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 119,

Gezien de aanbeveling van de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Door een algemene verslechtering van het marktsentiment en toenemende zorgen over de gezondheid van de Letse economie met haar grote onevenwichtigheden in de vorm van een omvangrijk extern tekort en een zeer hoge externe schuld, een verzwakking van de overheidsfinanciën en een hoge kosten- en prijsinflatie, zijn de Letse financiële en kapitaalmarkten in de afgelopen tijd onder druk komen te staan, terwijl er tegelijk sprake is van een zeer grote externe financieringsbehoefte. De Letse banksector heeft met ernstige liquiditeits- en vertrouwensproblemen te kampen. Als gevolg van interventies van de centrale bank om de koppeling van de wisselkoers in stand te houden, zijn de deviezenreserves verminderd.

(2) De Raad onderwerpt het economisch beleid van Letland, met name in het kader van het Letse convergentieprogramma en nationaal hervormingsprogramma en in het kader van de convergentieverslagen, periodiek aan een evaluatie.

(3) De totale Letse externe financieringsbehoefte tot het eerste kwartaal van 2011 wordt geraamd op 7,5 miljard euro.

(4) De Letse autoriteiten hebben de EU en andere internationale financiële instellingen en landen om aanzienlijke financiële betalingsbalanssteun gevraagd.

(5) De Letse betalingsbalans loopt ernstig gevaar en daarom moet de Gemeenschap samen met het IMF en andere gevers dringend wederzijdse bijstand toekennen.

(6) Het financiële bijstandspakket wordt alleen verstrekt als de Letse autoriteiten zich er uitdrukkelijk toe verbinden om een ambitieus programma met hervormingen van het budgettaire en financiële stelsel en met structurele hervormingen uit te voeren om de nodige externe en interne aanpassingen te bevorderen, de economie te stabiliseren en de geloofwaardigheid van het economisch beleid te herstellen. De Commissie zal in samenwerking met het EFC op gezette tijden grondig onderzoeken of voldaan wordt aan de economische beleidsvoorwaarden die aan de bijstand verbonden zijn,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Enig artikel

De Gemeenschap kent Letland wederzijdse bijstand toe.

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, [.]

Voor de Raad

De voorzitter

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

tot verlening van financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad[5] van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten, en met name op artikel 3, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité (EFC),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op [..] heeft de Raad besloten tot toekenning van wederzijdse bijstand aan Letland.

(2) Door een algemene verslechtering van het marktsentiment en toenemende zorgen over de gezondheid van de Letse economie met haar grote onevenwichtigheden in de vorm van een omvangrijk extern tekort, een verzwakking van de overheidsfinanciën en een hoge kosten- en prijsinflatie, zijn de Letse financiële en kapitaalmarkten in de afgelopen tijd onder druk komen te staan, terwijl er tegelijk sprake is van een zeer grote externe financieringsbehoefte. De Letse banksector heeft met ernstige liquiditeits- en vertrouwensproblemen te kampen. Als gevolg van interventies van de centrale bank om de koppeling van de wisselkoers in stand te houden, zijn de deviezenreserves verminderd.

(3) De totale Letse externe financieringsbehoefte tot het eerste kwartaal van 2011 wordt geraamd op 7,5 miljard euro.

(4) De Gemeenschap moet Letland tot 3,1 miljard euro steun verlenen in het kader van het mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 332/2002. Deze bijstand moet worden gecombineerd met een lening van 1,5 miljard STR van het Internationale Monetaire Fonds (1200% van het Letse IMF-quotum van circa 1,7 miljard euro) in het kader van een IMF-stand-byregeling van 23 december 2008. De Noordse landen (Zweden, Denemarken, Finland en Noorwegen) zullen samen 1,8 miljard euro bijdragen, de Wereldbank 0,4 miljard euro en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling, Tsjechië, Polen en Estland in totaal 0,5 miljard euro, waarmee het totale bedrag uitkomt op 7,5 miljard euro over de periode tot het eerste kwartaal van 2011.

(5) De Commissie moet de bijstand van de Gemeenschap beheren. De concrete economische beleidsvoorwaarden die na raadpleging van het EFC met de Letse autoriteiten worden overeengekomen, moeten in een memorandum van overeenstemming worden vastgelegd. Deze moeten onder meer bestaan uit maatregelen om de directe liquiditeitsdruk tegen te gaan, de stabiliteit op lange termijn door een versterking van de banksector te herstellen, budgettaire onevenwichtigheden te verhelpen en binnenlands beleid vast te stellen dat tot een verbetering van het concurrentievermogen zal leiden. Voorts moeten ze bestaan uit een onmiddellijke en duurzame consolidatie van de begroting, een brede oplossingsstrategie voor probleembanken, een uitbreiding van de middelen van toezichthouders om crises het hoofd te bieden, ingrijpende structurele hervormingen en andere belangrijke maatregelen. De Commissie moet de nadere financiële voorwaarden in de leningovereenkomst vastleggen.

(6) De bijstand is nodig om de directe liquiditeitsdruk tegen te gaan en mag alleen worden verleend als beleidsmaatregelen worden getroffen om de stabiliteit op lange termijn te herstellen door de banksector te versterken, budgettaire onevenwichtigheden te verhelpen en binnenlands beleid vast te stellen dat tot een verbetering van het concurrentievermogen zal leiden, terwijl tegelijk wordt vastgehouden aan de nauwe fluctuatiemarge van de wisselkoers rondom de bestaande spilkoers,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. De Gemeenschap stelt Letland een middellangetermijnlening van maximaal 3,1 miljard euro met een maximale gemiddelde looptijd van vijf jaar ter beschikking.

2. De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt in drie jaar beschikbaar gesteld, en wel met ingang van de eerste dag na de inwerkingtreding van deze beschikking.

Artikel 2

1. De Commissie beheert de bijstand op een wijze die aansluit bij de verbintenissen van Letland en bij de aanbevelingen van de Raad. Deze voorwaarden worden in een memorandum van overeenstemming vastgelegd. De Commissie legt de nadere financiële voorwaarden in de leningovereenkomst vast.

2. De Commissie gaat samen met het EFC op gezette tijden na of voldaan wordt aan de economische beleidsvoorwaarden die aan de bijstand verbonden zijn. De Commissie houdt het EFC op de hoogte van een eventuele herfinanciering van de leningen of een eventuele herstructurering van de financiële voorwaarden.

3. Letland staat klaar om aanvullende consolidatiemaatregelen te nemen en uit te voeren om de economie te stabiliseren, mochten dergelijke maatregelen tijdens het bijstandsprogramma noodzakelijk zijn. Vóór de vaststelling van die maatregelen winnen de Letse autoriteiten advies in bij de Commissie.

Artikel 3

1. De Commissie stelt de financiële bijstand van de Gemeenschap aan Letland beschikbaar in ten hoogste zes tranches, waarvan de omvang in het memorandum van overeenstemming zal worden vastgelegd.

2. De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de leningovereenkomst en het memorandum van overeenstemming.

3. Een voorzichtig gebruik van renteswaps met tegenpartijen die de hoogste kredietwaardigheid bezitten, is toegestaan indien dit nodig is om de lening te financieren.

4. De Commissie beslist na raadpleging van het EFC over de vrijgave van de volgende tranches.

5. Elke volgende tranche wordt alleen uitgekeerd bij een bevredigende tenuitvoerlegging van het nieuwe, in het convergentieprogramma opgenomen economische programma (het zogeheten "programma om de economie te stabiliseren en de groei te herstellen"), en meer in het bijzonder van de concrete economische beleidsvoorwaarden die in het memorandum van overeenstemming zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om:

1. de vaststelling van een duidelijk budgettair middellangetermijnprogramma om het begrotingstekort in 2011 terug te brengen tot niet meer dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het bbp;

2. de uitvoering van de begroting voor 2009 zoals gewijzigd bij de aanvullende (in het eerste kwartaal van 2009 nader uit te werken) begroting van 12 december 2008, waarin gemikt wordt op een overheidstekort van niet meer dan 5% van het bbp;

3. een terugdringing van de gemiddelde nominale beloning in de publieke sector in 2009 met ten minste 15% ten opzichte van de oorspronkelijke begroting van 14 november 2008 en met nog eens 2% in 2010 en 2011;

4. een personeelsreductie in de publieke sector en bij de decentrale overheden in 2009 met ten minste 5%;

5. een verbetering van de ontwikkeling en uitvoering van begrotingsprocedures door de vaststelling van een begrotingskader- en begrotingshervormingswet;

6. de invoering van een duidelijk en transparant beloningssysteem voor rechtstreeks voor de overheid werkzaam personeel en de instelling van één systeem voor de planning en het beheer van de personele middelen bij overheidsinstellingen;

7. mechanismen om de stabiliteit in het bankwezen op middellange termijn te waarborgen, waaronder een reeks prudentiële en toezichtmaatregelen en monetaire beleidsmaatregelen. Daarmee moet de kredietgroei worden teruggedrongen tot een houdbaar niveau en moet een sterke afhankelijkheid van niet-gegarandeerde buitenlandse financiering worden tegengegaan. Er wordt gericht onderzocht of de banken solvabel en voldoende gekapitaliseerd zijn;

8. schuldherstructureringsmaatregelen voor de particuliere sector. De desbetreffende rechtsgrondslag voor de herstructurering van de looptijd en valuta van de bestaande schuld wordt versterkt. Ook krijgen een vergemakkelijking van insolventieprocedures en een snelle uitvoering van saneringsplannen prioriteit;

9. maatregelen om ervoor te zorgen dat de resterende minderheidsaandeelhouders van Parex Bank niet profiteren van de oplossing van de problemen bij de bank, en maatregelen om de financiële stabiliteit door een volledige nationalisatie van Parex Bank te vergroten;

10. in het Letse nationale hervormingsprogramma opgenomen structurele hervormingsmaatregelen in het kader van de Lissabonstrategie, waarbij onder meer een actief beleid wordt gevoerd voor de arbeidsmarkt en een leven lang leren, de particuliere sector nauwer wordt betrokken bij O&O en innovatie, de export wordt bevorderd en administratieve lasten voor het bedrijfsleven worden geschrapt;

11. de uitvoering van EU-gefinancierde projecten op het geplande niveau zodat de verhandelbare sector een grotere bijdrage kan leveren aan de economische groei;

12. maatregelen om de toegang tot financiering te verbeteren voor ondernemingen en ondernemers wier aanvraag voor een structuurfondsbijdrage is ingewilligd of die van plan zijn om een aanvraag voor een structuurfondsbijdrage in te dienen.

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Letland. Zij wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Gedaan te Brussel, [.]

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

(zie artikel 16 van de interne regels)

BELEIDSGEBIED: TITEL 01 - ECONOMISCHE EN FINANCIËLE ZAKEN

ACTIVITEIT: FINANCIËLE VERRICHTINGEN EN INSTRUMENTEN

BENAMING VAN DE ACTIE: FINANCIËLE MIDDELLANGETERMIJNBIJSTAND VAN DE EU VOOR LETLAND

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL: BETROKKEN BEGROTINGSONDERDEEL EN OMSCHRIJVING

01 04 01 01 EG-garantie voor opgenomen communautaire leningen ter ondersteuning van de betalingsbalansen

2. RECHTSGRONDSLAG

Artikel 119, alsmede Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002.

3. ALGEMENE KWANTITATIEVE GEGEVENS VAN HET BEGROTINGSJAAR (IN EURO)

Deze post dient voor de opname in de begroting van de door de Europese Unie verstrekte garantie. Aldus kan de Commissie de schuldendienst (hoofdsom, rente en bijkomende kosten) betalen wanneer de debiteur (Letland) in gebreke blijft.

De begrotingspost ("p.m.") voor de begrotingsgarantie zal alleen worden ingezet als daadwerkelijk een beroep op de garantie wordt gedaan. Gewoonlijk zal echter geen beroep worden gedaan op de begrotingsgarantie.

3a - Lopend jaar

Niet van toepassing.

VK |

Aanvankelijk krediet voor het begrotingsjaar (budget) |

Transfers |

Aanvullend krediet |

Totaal krediet |

Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten |

Beschikbaar saldo |

Bedrag van de voorgestelde actie |

3b - Overdrachten

Niet van toepassing.

VK |

Overdrachten |

Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten |

Beschikbaar saldo |

Bedrag van de voorgestelde actie |

3c - Volgend begrotingsjaar

Niet van toepassing.

VK |

Aanvankelijk krediet voor het begrotingsjaar (budget) | p.m. |

Transfers |

Aanvullend krediet |

Totaal krediet |

Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten |

Beschikbaar saldo |

Bedrag van de voorgestelde actie | p.m. |

4. BESCHRIJVING VAN DE ACTIE

De voorgestelde financiële middellangetermijnbijstand aan Letland bestaat uit een (met communautaire leningen op de internationale kapitaalmarkten te financieren) EG-lening van 3,1 miljard euro. Deze zal worden verstrekt in het kader van een internationaal financieringspakket, en met name in combinatie met een IMF-lening van 1,5 miljard STR (rond de 1,7 miljard euro) uit de stand-byfaciliteit. De Noordse landen dragen 1,8 miljard euro bij en Estland, Tsjechië, Polen en de EBWO hebben in totaal 0,5 miljard euro toegezegd.

Uit de bijstand blijkt de bereidheid om steun te verlenen aan Letland, wiens financiële en kapitaalmarkten onder druk zijn komen te staan door een algemene verslechtering van het marktsentiment jegens opkomende markten. De financiële middellangetermijnbijstand van de Gemeenschap aan Letland is bedoeld om de directe liquiditeitsdruk tegen te gaan, de stabiliteit op lange termijn door een versterking van de banksector te herstellen, budgettaire onevenwichtigheden te verhelpen en binnenlands beleid vast te stellen dat tot een verbetering van het concurrentievermogen zal leiden, terwijl tegelijk wordt vastgehouden aan de nauwe fluctuatiemarge van de wisselkoers. Het daarmee gesteunde economische beleidspakket bevat maatregelen om de begroting onmiddellijk en duurzaam te consolideren, ingrijpende structurele hervormingen door te voeren, de toezichthouders meer middelen te geven om crises het hoofd te bieden, en andere belangrijke maatregelen. Ook bevat het een brede oplossingsstrategie voor probleembanken.

Met de door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité beheerde bijstand wordt ervoor gezorgd dat de EU nauw betrokken blijft bij de vormgeving van het economisch beleid in Letland en dat dit beleid aansluit bij de toezeggingen van Letland in EU-verband en bij de aanbevelingen van de Raad, met name die in het kader van de uitvoering van het nationaal hervormingsprogramma en in het kader van het convergentieprogramma.

De leningen die de Gemeenschap voor de financiering van de lening aan Letland op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opneemt, vallen onder de Gemeenschapsgarantie. De lening wordt opgenomen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen. De hoofdsom van de leningen aan Letland bedraagt 3,1 miljard euro.

De garantie van de Europese Unie is zo opgezet dat de Commissie de schuldendienst kan betalen, mocht Letland in gebreke blijven.

Om aan haar verplichtingen te voldoen, kan de Commissie de schuldendienst tijdelijk uit haar eigen kasmiddelen bekostigen. In dat geval is artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2000/597/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1) van toepassing.

5. BEREKENINGSWIJZE

Niet van toepassing.

6. TIJDSCHEMA VOOR DE BETALINGEN (IN EURO)

Niet van toepassing.

Rubriek | Kredieten | Betalingen |

Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Volgende begrotingsjaren |

Jaar n |

Jaar n+1 |

Jaar n |

Jaar n+1 |

Totaal |

[1] D.w.z. het algemene indexcijfer exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen.

[2] Letland heeft zijn munt, de lats, sedert lang aan een andere munt gekoppeld: vanaf 1994 aan de STR en vanaf 2005 aan de euro. In mei 2005 is Letland tot het WKM II toegetreden. Daarbij heeft het eenzijdig gekozen voor een fluctuatiemarge van +/- 1% rond de spilkoers.

[3] Cijfer berekend volgens de nationale methodiek (exclusief decentrale overheden).

[4] Daarmee wordt erkend dat Letland in 2009 in de BTP zal komen.

[5] PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.