Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren {SEC(2009) 524} {SEC(2009) 525}
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren {SEC(2009) 524} {SEC(2009) 525}
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren {SEC(2009) 524} {SEC(2009) 525} /* COM/2009/0189 def. - CNS 2009/0057 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 21.4.2009
COM(2009) 189 definitief
2009/0057 (CNS)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren {SEC(2009) 524}{SEC(2009) 525}
TOELICHTING
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |
110 | Motivering en doel van het voorstel Met dit voorstel wordt beoogd een langetermijnplan voor het beheer van het westelijke horsmakreelbestand (Trachurus trachurus) en de visserijtakken die dat bestand exploiteren vast te stellen, waarin alle fasen worden geïntegreerd die zijn vastgesteld in de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[1]. Doel van het plan is ervoor te zorgen dat dit bestand op basis van wetenschappelijk advies wordt geëxploiteerd in het licht van de maximale duurzame opbrengst en met het oog op een stabiele situatie voor de visserijsector. Deze doelstellingen zijn in overeenstemming met de doelstellingen in artikel 30 van het uitvoeringsplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling (2002, Johannesburg), zoals vastgesteld in resolutie nr. 2 van deze conferentie[2], en met de voor het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde doelstellingen in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het plan voor dit pelagische bestand is het tweede in zijn soort sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1300/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een meerjarenplan voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland en de visserijtakken die dat bestand exploiteren. Andere pelagische bestanden met een sterk trekgedrag die in een bilateraal of multilateraal samenwerkingsverband met de kuststaten in het gebied rond de noordelijke Atlantische Oceaan worden beheerd, zijn noordoostelijke horsmakreel, blauwe wijting, Atlantisch-Scandinavische haring en Noordzeeharing. Het westelijke horsmakreelbestand is veruit het omvangrijkste van de drie horsmakreelbestanden die voorkomen binnen het tot de Gemeenschap behorende gebied van het continentaal plat. Het bestaande beheerssysteem volstaat niet om de situatie van de horsmakreelbestanden naar behoren aan te pakken. Het feit dat de bestandsgebieden waarvoor wetenschappelijk advies beschikbaar is, niet samenvallen met de gebieden waarvoor totaal toegestane vangsten zijn vastgesteld, staat een ad-hocaanpak in de weg. Dit probleem van elkaar niet volledig overlappende gebieden moet in het kader van de uitvoering van het langetermijnbeheersplan worden opgelost. Het wetenschappelijk advies over het bestand is gebaseerd op niet meer dan een krukkige beoordeling. De voornaamste visserijonafhankelijke informatiebronnen zijn de internationale eisurveys die sinds 1977 om de drie jaar worden uitgevoerd. Visserijwetenschappers zijn er nog niet in geslaagd om op basis van de resultaten van die surveys en aanvullende gegevens tot een omvattende bestandsbeoordeling te komen. Het is overigens niet ongebruikelijk dat wetenschappelijk advies over een bepaald bestand wordt verstrekt zonder dat hiervoor een omvattende bestandsbeoordeling beschikbaar is. Dergelijke lacunes in een wetenschappelijk advies zijn terug te voeren op tal van oorzaken, zoals vermindering van de kwaliteit van gegevens uit visserijtakken in achteruitgang. Tot dusverre heeft de Commissie alleen voor bestanden waarvan de situatie relatief goed in kaart is gebracht, beheersplannen ingevoerd, en zelfs dan heeft zij daarin voorbehoud gemaakt wegens het bestaande gebrek aan gegevens. De kennis over het horsmakreelbestand is weliswaar verbeterd, maar laat nog altijd te wensen over. Gezien de grote belangstelling van de pelagische sector voor een op wetenschappelijke gegevens en beschikbare biologische informatie gebaseerd langetermijnbeheer en gezien de positieve houding in wetenschappelijke adviezen tegenover een beheer op basis van biologische indicatoren die trends in de gezondheid van het bestand aangeven, is besloten om in deze verordening de resultaten van de eisurveys (een biologische indicator voor de toename of de afname van een bestand) te gebruiken als kernelement van een oogstcontroleregeling waarvan de risico’s getoetst zijn aan wetenschappelijke modellen. Op grond van de in het plan opgenomen herzieningsclausule kan de oogstregeling worden aangepast wanneer nauwkeuriger wetenschappelijke beoordelingen beschikbaar zijn. |
120 | Algemene context In 2002 hebben de lidstaten het uitvoeringsplan van de Wereldtop over duurzame ontwikkeling (Johannesburg) ondertekend. Dat uitvoeringsplan omvat een verbintenis om tegen 2015 de bestanden te herstellen tot een niveau dat overeenkomt met de maximale duurzame opbrengst (MDO). Bij de herziening van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002 zijn de Commissie en de Raad overeengekomen om meerjarenplannen en herstelplannen ten uitvoer te leggen voor visserijhulpbronnen die belangrijk zijn voor de Gemeenschap. Er zijn plannen opgesteld voor de meeste kabeljauwbestanden in de wateren van de Gemeenschap, voor twee heekbestanden, voor twee nephropsbestanden, voor twee tongbestanden, voor de schol- en tongbestanden in de Noordzee en voor het haringbestand in het gebied ten westen van Schotland. |
130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is het algemene raamwerk voor de duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen vastgesteld. Verordening (EG) nr. 1542/2007 van de Commissie bevat regels betreffende aanvoer, weging en inspectie van haring, makreel en horsmakreel. Het toepassingsgebied van die verordening zal moeten worden uitgebreid tot alle vangsten van westelijke horsmakreel. Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad inzake technische maatregelen voorziet in specifieke bepalingen voor de aanvoer van ondermaatse horsmakreel en beperkt het gebruik van automatische sorteermachines aan boord van vaartuigen die gericht op deze soort vissen. |
140 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Het duurzame-ontwikkelingsdoel dat met het voorstel wordt nagestreefd, strookt met het milieubeleid van de Gemeenschap en in het bijzonder met de elementen van dat beleid die betrekking hebben op de bescherming van natuurlijke habitats en het behoud van natuurlijke hulpbronnen. |
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |
Raadpleging van belanghebbende partijen |
211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De belanghebbende partijen werden geraadpleegd via contacten met de regionale adviesraad voor de pelagische bestanden (PelRAC). Deze instantie is opgericht voor overleg met partijen waarvoor het gemeenschappelijk visserijbeleid met betrekking tot pelagische visbestanden van belang is. De leden van de PelRAC komen uit de vangstsector (reders, kleinschalige vissers, vissers in dienst en producentenorganisaties), de verwerkings- en handelsbranche, milieu-NGO’s, de aquacultuurproductie en de niet-professionele recreatiesector. Aangezien PelRAC zelf het initiatief voor een beheersplan voor het westelijke horsmakreelbestand heeft genomen, vonden de bespreking na overlegging van het voorstel van PelRAC in 2007 en 2008 plaats in het kader van PelRAC-werkgroep II (voor blauwe wijting, sprot en horsmakreel) en met het uitvoerend comité van deze adviesraad. De Commissie heeft de lidstaten in kennis gesteld van haar plan om het PelRAC-voorstel een officieel karakter te geven. Dit gebeurde tijdens de laatste besprekingen over de herschikking van de TAC-gebieden voor horsmakreel die vereist is om de oogstcontroleregeling te baseren op de ontwikkeling van een bestandsspecifieke TAC en op de bestandsspecifieke eisurveys. Deze discussie met de lidstaten en het Comité voor de visserij en de aquacultuur is in mei 2008 van start gegaan. |
212 | Samenvatting van de reacties en de manier waarop daarmee rekening is gehouden |
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |
221 | Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden Over het langetermijnbeheer van visbestanden die van belang zijn voor de Europese Gemeenschap is extern advies ingewonnen bij de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES). Deze organisatie brengt visserijwetenschappers samen die veelal werkzaam zijn in de nationale visserijlaboratoria van de lidstaten, en voorziet de Europese Gemeenschap en haar lidstaten van systematisch en gestandaardiseerd advies. Het advies van de ICES is overgelegd aan het in de Commissie ingebedde Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). |
2249 | Samenvatting van de ingewonnen en benutte adviezen Het broedjaar 1982 (met een biomassa van het paaibestand (BP) van 18 keer het langetermijngemiddelde voor westelijke horsmakreel) heeft een uitzonderlijk grote jaarklas overgeleverd. Als gevolg van de gestage bevissing en de lage rekrutering is de BP na de piek in 1982 geleidelijk afgenomen en vervolgens sinds 2001 gestabiliseerd. Aangezien de visserijsterfte van dit bestand laag wordt ingeschat en de rekrutering in 2001 bijzonder hoog, mag ervan worden uitgegaan dat de reproductiecapaciteit nog een hele tijd solide zal blijven. Als gevolg van de langdurige afname, de heroriëntering van belangrijke onderdelen van de visserij op jonge exemplaren, het onvoorspelbare paaigedrag en onvoldoende bemonstering van de visserijactiviteit is het moeilijk advies te verstrekken over duurzaam beheer op basis van tijdreeksen van vangsten en ramingen van de eiproductie. Naar aanleiding van een gemeenschappelijk verzoek van de EU en Noorwegen aan de ICES om advies te krijgen over adequate beheerssystemen, inclusief beheersstrategieën, doelstellingen en met het ecosysteem verbonden aspecten, is in 2005 een eerste evaluatie verricht van diverse beoordelingsbenaderingen en op een simulatie gebaseerd beheer[3]. In 2006 werd in advies van de ICES voor het eerst geconcludeerd dat oogstcontroleregelingen op basis van trends die uit de eisurveys naar voren komen, veelbelovend leken[4]. Op gezamenlijk verzoek van de EU en Noorwegen werden in 2006 en 2007 simulaties verricht door de Study Group on Management Strategies[5]. Op basis daarvan en met de hulp van een aparte groep wetenschappers stelde PelRAC een ontwerpbeheersplan op dat in juli 2007 bij de Commissie werd ingediend[6]. De Commissie heeft de ICES om een inschatting van dit plan verzocht. In 2007 concludeerde de ICES dat het plan op korte termijn wél, maar in de latere fasen van de 40-jarige simulatieperiode niet meer in overeenstemming was met de voorzorgsbenadering. De ICES is voor zijn meest recente advies uitgegaan van het voorgestelde plan[7]. Het WTECV heeft de conclusies van de ICES bekrachtigd[8]. Bovendien heeft de Europese Gemeenschap financiële steun verleend voor een onderzoeksproject over de identificatie van horsmakreelbestanden[9]. Het voorstel is gebaseerd op de ontvangen adviezen. |
225 |
226 | Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek Het advies van ICES en WTECV is voor het publiek beschikbaar op hun respectieve websites www.ices.dk en fishnet.jrc.it/web/stecf ). |
230 | Effectbeoordeling De effectbeoordeling is met name op drie soorten gegevens gebaseerd: Overleg met PelRAC op basis van wetenschappelijke modellen van een oogstcontroleregeling; Biologische analyses van het WTECV en de ICES; Een economische analyse van de bij de visserij betrokken vlootsegmenten op basis van informatie uit de door de Commissie opgestelde jaarlijkse economische verslagen over de prestatie van geselecteerde communautaire visserijvloten. De effectbeoordeling wordt ter beschikking gesteld op de website van DG MARE en de aan effectbeoordelingen gewijde website van de Commissie. |
JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |
310 | Rechtsgrond De rechtsgrond voor de vaststelling van langetermijnplannen is artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. |
329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |
Evenredigheidsbeginsel Het voorstel beantwoordt aan het evenredigheidsbeginsel. De voorgestelde regeling is richtgevend voor de vaststelling van de jaarlijkse vangstmogelijkheden en biedt de sector bijgevolg de nodige voorspelbaarheid en stelt de sector bovendien oogstbeperkingen ter hand die met de biologische situatie van het bestand overeenstemmen. |
331 |
GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |
409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie. |
AANVULLENDE INFORMATIE |
Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule |
531 | In het voorstel is een bepaling opgenomen op grond waarvan de beheersmaatregelen met ingang van de datum van inwerkingtreding van de verordening om de zes jaar moeten worden geëvalueerd. |
532 | In wetenschappelijk advies wordt geconcludeerd dat het plan overeenstemt met de voorzorgsbenadering en een zeer gering risico van bestandsafname op korte termijn met zich brengt. De reden waarom deze uitspraak slechts verwijst naar de korte termijn is dat de oogstcontroleregeling een minimale vangst van 54 % van de recente vangstbeperkingen waarborgt, zelfs wanneer de rekrutering van het bestand gestaag afneemt. De eerstvolgende TAC – voor 2010 – zal worden vastgesteld op basis van de positieve trend die blijkt uit de eisurvey van 2007. Bij de vaststelling van de daaropvolgende TAC zal rekening worden gehouden met de voorlopige resultaten van de eisurvey van 2010 en zal een aanpassing van de TAC volgen. Vervolgens zal de TAC twee keer worden verlengd. Na de tweede aanpassing van de TAC (voor 2014) vindt een herziening plaats die ervoor moet zorgen dat de oogstcontroleregeling aan ongebruikelijk sterke signalen van een bestandsafname kan worden aangepast. Wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat de op eisurveys gebaseerde oogstregeling niet meer volstaat om de voorzorgsbenadering te garanderen, kan de Raad bovendien te allen tijde besluiten het referentiepunt te wijzigen. |
.
2009/0057 (CNS)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot vaststelling van een meerjarenplan voor het westelijke horsmakreelbestand en de visserijtakken die dat bestand exploiteren
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie[10],
Gezien het advies van het Europees Parlement[11],
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In het licht van het uitvoeringsplan dat is vastgesteld tijdens de in 2002 in Johannesburg gehouden VN-Wereldtop over duurzame ontwikkeling, moet de Europese Gemeenschap onder meer zorgen voor het behoud of het herstel van de bestanden op een niveau dat een maximale duurzame opbrengst kan opleveren, en voor de urgente verwezenlijking - waar mogelijk uiterlijk in 2015 - van deze doelstellingen wanneer het uitgeputte bestanden betreft. Overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[12] moet dit beleid een exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen garanderen die voor duurzame omstandigheden op economisch, ecologisch en sociaal gebied zorgt.
(2) Het economisch belangrijkste horsmakreelbestand dat in de wateren van de Gemeenschap voorkomt, is het westelijke. De biologische gegevens over dit bestand volstaan niet voor een omvattende bestandsbeoordeling aan de hand waarvan een aan de maximale duurzame opbrengst gerelateerd streefniveau voor de visserijsterfte kan worden vastgesteld en aan de hand waarvan de totaal toegestane vangsten kunnen worden gerelateerd aan wetenschappelijke vangstvoorspellingen. De indicator van de eiproductie, die sinds 1977 in driejaarlijkse internationale surveys wordt berekend, kan evenwel worden gebruikt als een biologische indicator voor de ontwikkeling van de bestandsgrootte.
(3) Uit advies van het Wetenschappelijk, Economisch en Technisch Comité voor de visserij (WTECV) blijkt dat een oogstcontroleregeling op basis van de trend in de eiproductie die uit de laatste drie eisurveys naar voren komt, borg kan staan voor duurzaam bestandsbeheer.
(4) Gedurende aan aantal jaren sinds 2003 toont op de voorzorgsbenadering gebaseerd wetenschappelijk advies aan dat jaarlijks niet meer dan 150 000 ton horsmakreel mag worden gevangen, ervan uitgaande dat de exploitatie daardoor duurzaam blijft, zelfs al blijft een uitzonderlijk forse rekrutering uit. Een oogstcontroleregeling moet in gelijke mate gebaseerd zijn op dit op de voorzorgsbenadering gebaseerde advies en op een TAC die wordt aangepast met een factor die de trends in de eiproductie weergeeft.
(5) In de oogstcontroleregeling moet rekening worden gehouden met overboord gezette en vrijgelaten vis omdat elke uit het bestand gehaalde hoeveelheid relevant is.
(6) De gebieden waarvoor jaarlijks vangstbeperkingen van de totale hoeveelheid horsmakreel worden vastgesteld, vallen niet samen met de grenzen van het horsmakreelbestand. De Raad en de Commissie hebben zich in het kader van de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2009 verbonden tot een herschikking van de TAC-gebieden die een degelijke werking van het onderhavige plan mogelijk maakt.
(7) Het bestand strekt zich voornamelijk uit over wateren van de Gemeenschap en van Noorwegen. De exploitatie van westelijke horsmakreel is van belang voor Noorwegen. Tot dusverre geldt geen gezamenlijke beheersregeling voor dit bestand.
(8) Om de naleving van de bij de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen te waarborgen, moeten specifieke controle- en bewakingsmaatregelen worden vastgesteld bovenop die van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid[13] en van Verordening (EG) nr. 1542/2007 van de Commissie van 20 december 2007 betreffende aanvoer- en weegprocedures voor haring, makreel en horsmakreel[14]. Deze maatregelen hebben met name tot doel verkeerde rapportage van het gebied en de soort te voorkomen.
(9) Er dient te worden voorzien in een periodieke evaluatie van het plan en in de aanpassing daarvan wanneer uit de evaluatie blijkt dat de oogstcontroleregeling de voorzorgsbenadering niet langer waarborgt.
(10) Met het oog op het bepaalde in artikel 21, onder a) i) en iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds[15] moet het plan een herstelplan zijn in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid[16], wanneer het paaibestand naar raming kleiner is dan 130 % van de paaibestandsgrootte in het uitzonderlijk goede broedjaar 1982, en moet het plan in alle andere omstandigheden een beheersplan zijn. De paaibestandsgrootte van 130 % ten opzichte van die in 1982 is het voorzorgsniveau van de biomassa.
(11) Het vaststellen en toewijzen van vangstmogelijkheden en het bepalen van de biologische referenties zijn essentiële maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid met een rechtstreekse impact op de sociaaleconomische situatie van de visserijvloten van de lidstaten. De Raad dient zichzelf het recht voor te behouden om met betrekking tot deze onderwerpen rechtstreeks zijn uitvoeringsbevoegdheden uit te oefenen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening wordt een langetermijnplan voor de instandhouding en het beheer van het westelijke horsmakreelbestand vastgesteld (hierna “het plan” genoemd).
Artikel 2
Toepassingsgebied
Het plan is van toepassing op horsmakreel die voorkomt in wateren van de Gemeenschap en internationale wateren van ICES-sectoren IIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIa, b, c, e, f, g, h, j, k, VIIIa, b, c, d en e.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) “ICES”: de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee, en “ICES-sector”: een door die visserijorganisatie voor statistische doeleinden gedefinieerd visserijgebied;
b) “westelijke horsmakreel”: horsmakreel van het in artikel 2 bedoelde bestand;
c) "totaal toegestane vangsten” (TAC's): de hoeveelheid westelijke horsmakreel die jaarlijks mag worden gevangen en aangevoerd;
d) “totale verwijderde hoeveelheid”: de uit de zee verwijderde hoeveelheid westelijke horsmakreel, bestaande uit de geldende TAC en de voor het betrokken jaar overeenkomstig deze verordening geraamde hoeveelheid overboord gezette vis;
e) “eisurvey-indicator”: het aantal horsmakreeleieren dat is geraamd in het kader van de driejaarlijkse internationale eisurvey van in de Atlantische Oceaan voorkomende makreel en horsmakreel, gedeeld door 1015;
f) “vrijgelaten vis”: gevangen vis die vervolgens weer in zee wordt vrijgelaten zonder aan boord van het vaartuig te zijn gebracht.
HOOFDSTUK IIDOELSTELLING VOOR LANGETERMIJNBEHEER
Artikel 4 Doelstelling van het plan
Het plan is erop gericht enerzijds de biomassa van de westelijke horsmakreel op een niveau te houden dat de duurzame exploitatie van dit bestand garandeert en anderzijds de hoogste langetermijnopbrengst op te leveren. Hiertoe moet de oogstcontrole gelijkelijk zijn gebaseerd op vanuit het voorzorgsbeginsel verstrekt advies over gemiddelde rekruteringsvoorwaarden en op recente totaal toeg estane vangsten die zijn aangepast met een factor die de recente trend in de op basis van de eiproductie gemeten omvang van het bestand weergeeft.
HOOFDSTUK IIIOOGSTVOORSCHRIFTEN
Artikel 5
Procedure voor de vaststelling van de TAC
1. Om de in artikel 4 vastgestelde doelstelling te halen neemt de Raad jaarlijks volgens de in artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad vastgestelde procedure en na raadpleging van het WTECV een besluit over de TAC voor westelijke horsmakreel voor het volgende jaar.
2. De TAC wordt vastgesteld overeenkomstig dit hoofdstuk.
Artikel 6 Berekening van de TAC
1. De TAC wordt berekend door op de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 bepaalde totale verwijderde hoeveelheid een door het WTECV geraamde hoeveelheid in mindering te brengen die overeenstemt met de hoeveelheden die gedurende het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de laatste wetenschappelijke beoordeling is opgesteld, overboord zijn gezet, inclusief vrijgelaten.
2. Indien het WTECV de overboord gezette, inclusief vrijgelaten hoeveelheden niet kan ramen voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de laatste wetenschappelijke beoordeling is opgesteld, is de in mindering te brengen hoeveelheid gelijk aan de hoogste hoeveelheid die volgens wetenschappelijk ramingen de afgelopen 15 jaar overboord is gezet, inclusief vrijgelaten, met die verstande dat zij niet kleiner mag zijn dan 5 %.
3. Indien de TAC is berekend op basis van de overeenkomstig artikel 7, lid 3, voorlopig berekende totale verwijderde hoeveelheid, wordt deze TAC gedurende het jaar van toepassing ervan aangepast aan de definitief berekende verwijderde hoeveelheid.
Artikel 7 Berekening van de totale verwijderde hoeveelheid voor een op een eisurvey volgend jaar
1. Indien een TAC moet worden vastgesteld voor een op een eisurvey volgend jaar, wordt de totale verwijderde hoeveelheid berekend op basis van de volgende elementen:
a) een constante factor van 1,07 ter weergave van een definitieve stijging van de in de onderliggende wiskundige modellen gesimuleerde totale verwijderde hoeveelheid, die gericht is op een maximale jaarlijkse opbrengst en die geen afbreuk doet aan de doelstelling het risico van een daling van de omvang van het bestand tot een zeer laag niveau te beperken;
b) de TAC die is vastgesteld voor het jaar waarin de eisurvey is verricht, hierna de “referentie-TAC” genoemd;
c) een overeenkomstig de bijlage vastgestelde wegingsfactor die de op basis van de eisurvey-indicatoren bepaalde trend in de omvang van het bestand weergeeft;
d) een minimale hoeveelheid verwijderde vis, inclusief geraamde overboord gezette hoeveelheden vis, van in totaal 75 000 ton.
2. De in lid 1 bedoelde totale verwijderde hoeveelheid wordt berekend volgens de volgende formule:
1.07 * (75 000 ton + (referentie-TAC * wegingsfactor) / 2)
3. Indien slechts een voorlopige berekening van de laatste eisurvey-indicator beschikbaar is, wordt de totale verwijderde hoeveelheid overeenkomstig de leden 1 en 2 op basis van de voorlopige indicator berekend en gedurende het jaar van toepassing van de betrokken TAC aangepast aan het definitieve resultaat van de eisurvey.
Artikel 8 Berekening van de totale verwijderde hoeveelheid voor de volgende jaren
1. Indien een TAC moet worden vastgesteld voor een niet op een eisurvey volgend jaar, is de totale verwijderde hoeveelheid gelijk aan de voor het vorige jaar berekende totale verwijderde hoeveelheid.
2. Indien na de laatste eisurvey echter meer dan drie jaar zijn verlopen, berekend vanaf het jaar waarvoor de TAC moet worden vastgesteld, wordt de totale verwijderde hoeveelheid verlaagd met 15 %, tenzij het WTECV zich uitspreekt tegen een dergelijke verlaging, in welk geval de totale verwijderde hoeveelheid hetzij wordt vastgesteld op hetzelfde niveau als de vorige totale verwijderde hoeveelheid, hetzij wordt berekend aan de hand van een op het WTECV-advies gebaseerde geringere verlaging.
Artikel 9 Overgangsbepalingen voor het vaststellen van de TAC
1. Indien de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 vast te stellen TAC betrekking heeft op een jaar dan niet volgt op een jaar waarin een eisurvey is verricht, wordt de TAC overeenkomstig die artikelen berekend alsof de laatste eisurvey in het voorgaande jaar is verricht.
2. Indien de voor de berekening van de eerste TAC te gebruiken referentie-TAC is vastgesteld voor andere dan de in artikel 2 vermelde gebieden, wordt de referentie-TAC berekend met inachtneming van recent wetenschappelijk advies over adequate vangstniveaus of, bij gebrek aan dergelijk advies, aan de hand van recente vangstniveaus voor de in artikel 2 vermelde ICES-sectoren.
Artikel 10
Aanpassing van de maatregelen
Wanneer de in artikel 3, onder e), gedefinieerde eisurvey-indicatoren, de in artikel 7, lid 1, onder c), bedoelde weging ervan of de in artikel 7, lid 1, onder a), vermelde constante factor volgens advies van het WTECV niet meer volstaan om het risico van een daling van de omvang van het bestand tot een zeer laag niveau te beperken en om een hoge opbrengst op te leveren, neemt de Raad een besluit over nieuwe waarden voor deze elementen.
HOOFDSTUK IVTOEZICHT EN BEWAKING
Artikel 11
Speciaal visdocument
1. Om op westelijke horsmakreel te mogen vissen, moeten de betrokken vaartuigen over een overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1627/94 van de Raad van 27 juni 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake speciale visdocumenten[17] afgegeven speciaal visdocument beschikken.
2. Voor vissersvaartuigen die niet beschikken over het in lid 1 bedoelde visdocument, is het verboden te vissen op horsmakreel of enige hoeveelheid horsmakreel aan boord te hebben tijdens visreizen waarbij het vaartuig een van de in artikel 2 vermelde ICES-sectoren heeft aangedaan.
3. Iedere lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen die een in lid 1 bedoeld speciaal visdocument hebben, houdt deze lijst bij en stelt deze via zijn officiële website beschikbaar voor de Commissie en de overige lidstaten.
Artikel 12 Vergelijkende controles
1. De lidstaten verrichten met betrekking tot westelijke horsmakreel de in artikel 19 van Verordening (EEG) nr. 2847/93 bedoelde administratieve vergelijkende controles en controles ter verificatie van gegevens. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de mogelijkheid dat andere kleine pelagische soorten dan horsmakreel als horsmakreel worden aangegeven, en omgekeerd.
2. Voor vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS) gaan de lidstaten op basis van een representatief monster aan de hand van de VMS-gegevens na of de door het visserijcontrolecentrum (VCC) ontvangen informatie overeenstemt met de in het logboek geregistreerde gegevens. Deze vergelijkende controles worden in computerleesbare vorm bewaard gedurende een periode van drie jaar. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de coherentie van gebiedsgegevens betreffende activiteiten die worden waargenomen in gebieden waar de grenzen van verschillende horsmakreelbestanden samenkomen, met name de ICES-sectoren VIIIc en IXa, IVa en IVb, en VIIe en VIId.
3. Elke lidstaat houdt de contactgegevens voor de indiening van logboeken en aanvoeraangiften bij en stelt deze gegevens openbaar beschikbaar, met name op zijn officiële website.
HOOFDSTUK VFOLLOW-UP
Artikel 13
Evaluatie van het plan
Uiterlijk in het zesde jaar van toepassing van deze verordening en vervolgens om de zes jaar tijdens de toepassingsperiode van deze verordening evalueert de Commissie op basis van adviezen van het WTECV en na raadpleging van de regionale adviesraad voor de pelagische bestanden het effect van het plan op het westelijke horsmakreelbestand en de op dat bestand vissende visserijtakken, en stelt zij, in voorkomend geval, relevante maatregelen tot wijziging van het plan voor.
HOOFDSTUK VISLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Bijstand uit hoofde van het Europees Visserijfonds
1. Gedurende de jaren waarin de omvang van het paaibestand volgens wetenschappelijke ramingen ten minste 130 % van de omvang ervan in 1982 bedraagt, geldt het plan als een beheersplan in de zin van artikel 6 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en voor de toepassing van artikel 21, onder a) iv), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.
2. Gedurende de jaren waarin de omvang van het paaibestand volgens wetenschappelijke ramingen minder dan 130 % van de omvang ervan in 1982 bedraagt, geldt het plan als een herstelplan in de zin van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2371/2002, en voor de toepassing van artikel 21, onder a) i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.
Artikel 15
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
BIJLAGE Berekening van de in artikel 7, lid 1, onder c), bedoelde wegingsfactor
1. De in artikel 7, lid 1, onder c), bedoelde wegingsfactor wordt als volgt vastgesteld op basis van de overeenkomstig punt 2 van deze bijlage berekende curve:
a) indien de curve van de laatste drie eisurveys gelijk is aan of kleiner is dan -1,5, is de wegingsfactor 0,
b) indien de curve van de laatste drie eisurveys groter is dan -1,5 en kleiner is dan 0, is de wegingsfactor 1 – (– 2/3 * de curve),
c) indien de curve van de laatste drie eisurveys gelijk is aan of groter is dan 0, maar niet groter is dan 0,5, is de wegingsfactor 1 + (0,8 * de curve),
d) indien de curve van de laatste drie eisurveys groter is dan 0,5, is de wegingsfactor 1,4.
2. De curve van de laatste drie eisurvey-indicatoren wordt berekend volgens de volgende formule:
(eisurvey indicator 3 – eisurvey indicator 1) / (3 – 1),
waarbij de indicatoren van de drie meest recente eisurveys in een rij als merkpunt 1, merkpunt 2 en merkpunt 3 op de x-as van een coördinaat worden geplaatst en eisurvey-indicator 3 de indicator van de laatste eisurvey is en eisurvey-indicator 1 de zes jaar eerder geraamde eisurvey-indicator.
[1] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
[2] VN-document A/CONF.199/20**.
[3] Verslag van de ad hoc Group on Long Term Advice (AGLTA). (2005b) 126. 12–13 april 2005, hoofdkwartier ICES. ICES-d ocument CM 2005/ACFM: 25.
[4] ICES, 2006. Verslag van het Advisory Committee on Fishery Management, het Advisory Committee on the Marine Environment en het Advisory Committee on Ecosystems, ICES, 2006. ICES Advice, Boek 9, blz. 7.
[5] Verslag ICES SGMAS 2007. Report of the Study Group on Management Strategies (SGMAS), blz. 28. ICES CM 2007/ACFM:04.
[6] Op basis van de studie "Towards a management plan for western horse mackerel", ad-hocgroep van wetenschappers in samenwerking met leden van de RAR voor de pelagische bestanden, Pelagic RAC et.al., 2007.
[7] ICES, 2007. Verslag van het Advisory Committee on Fishery Management, het Advisory Committee on the Marine Environment en het Advisory Committee on Ecosystems, ICES, 2007. ICES Advice, Boek 9, blz. 13 en 55.
[8] Verslag van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij. Evaluatie van wetenschappelijk advies voor 2007. Geconsolideerd advies over bestanden in het ICES-gebied die van belang zijn voor de Europese Gemeenschap, bekrachtigd tijdens de 26e plenaire vergadering van het WTECV in november 2007 http://www.ices.dk/products/icesadvice.asp.
[9] HOMSIR-project, A multidisciplinary approach using genetic makers and biological tags in horse mackerel (trachurus trachurus) stock structure analysis, QLK5-Ct1999-01438. Een samenvatting is beschikbaar: Abaunza et al., Stock identity of horse mackerel (Trachurus trachurus) in the Northeast Atlantic and Mediterranean Sea: Integrating the results from different stock identification approaches, Fisheries Research 89 (2008) 2, 196.
[10] PB C, blz.
[11] PB …
[12] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
[13] PB L 261 van 20.10.1993, blz. 1.
[14] PB L 337 van 21.12.2007, blz. 56.
[15] PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.
[16] PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.
[17] PB L 171 van 6.7.1994, blz. 7.