Home

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de niet-opneming van bifenthrin in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de niet-opneming van bifenthrin in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de niet-opneming van bifenthrin in bijlage I bij richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten /* COM/2009/0241 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.5.2009

COM(2009) 241 definitief

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

betreffende de niet-opneming van bifenthrin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

(DOOR DE COMMISSIE INGEDIEND)

TOELICHTING

Het aangehechte ontwerpvoorstel voor een beschikking van de Raad betreft de niet-opneming van bifenthrin als werkzame stof in de positieve lijst (bijlage I) van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die die stof bevatten. Het voorstel voor de niet-opneming is gebaseerd op een aantal tijdens de evaluatie van deze werkzame stof geconstateerde problemen.

Met Richtlijn 91/414/EEG is een geharmoniseerd kader tot stand gebracht voor de toelating en het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Voor gewasbeschermingsmiddelen bedoelde werkzame stoffen worden op communautair niveau geëvalueerd en toegelaten en vervolgens in bijlage I bij die richtlijn opgenomen. De afzonderlijke gewasbeschermingsmiddelen die werkzame stoffen bevatten, worden volgens geharmoniseerde voorschriften door de lidstaten geëvalueerd en toegelaten.

De door het bedrijfsleven ingediende gegevens zijn eerst geëvalueerd door een als rapporteur optredende lidstaat, in dit geval Frankrijk, die een ontwerpbeoordelingsverslag heeft ingediend. De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid heeft een intercollegiale toetsing van de eerste evaluatie georganiseerd en heeft op 30 september 2008 bij de Commissie een conclusie van de risico-evaluatie voor bifenthrin ingediend.

Tijdens de evaluatie van deze werkzame stof is een aantal problemen geconstateerd. Op grond van de door de kennisgever binnen de wettelijke termijnen verstrekte gegevens was het met name niet mogelijk de potentiële verontreiniging van het grondwater door een belangrijk afbraakproduct in de bodem ( TFP-zuur ) te beoordelen. Verder zijn problemen gerezen wat betreft de mogelijke onderschatting van het risico voor de consumenten wegens het beperkte aantal verstrekte residugegevens en het gebrek aan onderzoek naar het metabolismepatroon van de twee isomeren waaruit bifenthrin bestaat. Wat de ecotoxicologie betreft, bleek de stof wegens het risico voor aquatische gewervelde dieren geen aanvaardbare toepassingen op te leveren, aangezien onzekerheid blijft bestaan in verband met de effecten van de geconstateerde bioaccumulatie van de werkzame stof bij vissen. Bovendien zijn hoge risico's geconstateerd voor zoogdieren (langetermijnrisico en doorvergiftiging), regenwormen (langetermijnrisico) en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen (in het veld), terwijl het risico voor niet tot de doelsoorten behorende planten en niet tot de doelsoorten behorende bodemmacro-organismen niet voldoende is bestudeerd.

De ontwerpbeschikking tot niet-opneming is op 12 maart 2009 aan het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voorgelegd en

- 15 lidstaten hebben voor het ontwerp gestemd (164 stemmen)

- 9 lidstaten hebben tegen het ontwerp gestemd (132 stemmen)

- 3 lidstaten hebben zich onthouden (49 stemmen).

Het comité heeft geen advies uitgebracht. Daarom moet de Commissie krachtens artikel 19 van Richtlijn 91/414/EEG en overeenkomstig artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad nu een voorstel betreffende de te nemen maatregelen indienen bij de Raad, die drie maanden de tijd heeft om daarover met gekwalificeerde meerderheid een besluit te nemen.

Het recht van controle van het Europees Parlement (artikel 8 van Besluit 1999/468/EG) is op deze ontwerpbeschikking niet van toepassing.

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

betreffende de niet-opneming van bifenthrin in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en de intrekking van de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die deze stof bevatten

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen[1], en met name op artikel 8, lid 2, vierde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat een lidstaat gedurende een periode van twaalf jaar na de kennisgeving van die richtlijn mag toestaan dat gewasbeschermingsmiddelen die niet in bijlage I bij die richtlijn opgenomen werkzame stoffen bevatten en die twee jaar na de datum van kennisgeving van de richtlijn reeds op de markt zijn, op zijn grondgebied op de markt worden gebracht terwijl deze stoffen in het kader van een werkprogramma geleidelijk worden onderzocht.

(2) Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000[2] en (EG) nr. 1490/2002[3] van de Commissie zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bifenthrin is in die lijst opgenomen.

(3) Voor bifenthrin zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgever voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen met aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor bifenthrin was de rapporterende lidstaat Frankrijk en werd alle relevante informatie ingediend op 15 december 2005.

(4) Het evaluatieverslag is door de lidstaten en de EFSA (in haar werkgroep Evaluatie) intercollegiaal getoetst en op 30 september 2008 bij de Commissie ingediend in de vorm van de conclusie van de EFSA betreffende de intercollegiale toetsing van de risico-evaluatie van de werkzame stof bifenthrin als bestrijdingsmiddel[4]. Dit verslag is door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 12 maart 2009 afgerond in de vorm van het evaluatieverslag van de Commissie voor bifenthrin.

(5) Tijdens de evaluatie van deze werkzame stof is een aantal problemen vastgesteld. Op grond van de door de kennisgever binnen de wettelijke termijnen verstrekte gegevens was het met name niet mogelijk de potentiële verontreiniging van het grondwater door een belangrijk afbraakproduct in de bodem ( TFP-zuur ) te beoordelen. Verder zijn problemen gerezen wat betreft de mogelijke onderschatting van het risico voor de consumenten wegens het beperkte aantal verstrekte residugegevens en het gebrek aan onderzoek naar het metabolismepatroon van de twee isomeren waaruit bifenthrin bestaat. Wat de ecotoxicologie betreft, bleek de stof wegens het risico voor aquatische gewervelde dieren geen aanvaardbare toepassingen op te leveren, aangezien onzekerheid blijft bestaan in verband met de effecten van de geconstateerde bioaccumulatie van de werkzame stof bij vissen. Bovendien zijn hoge risico's geconstateerd voor zoogdieren (langetermijnrisico en doorvergiftiging), regenwormen (langetermijnrisico) en niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen (in het veld), terwijl het risico voor niet tot de doelsoorten behorende planten en niet tot de doelsoorten behorende bodemmacro-organismen niet voldoende is bestudeerd. Daarom was het niet mogelijk om op grond van de binnen de wettelijke termijnen verstrekte gegevens te concluderen dat bifenthrin voldeed aan de criteria voor opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG.

(6) De Commissie heeft de kennisgever verzocht haar zijn opmerkingen over de resultaten van de intercollegiale toetsing te doen toekomen en aan te geven of hij al dan niet van plan was om de stof verder te ondersteunen. De kennisgever heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht. Ondanks de door de kennisgever aangevoerde argumenten blijven de hierboven vermelde problemen echter bestaan en de evaluaties op basis van de verstrekte en tijdens de vergaderingen van deskundigen van de EFSA beoordeelde gegevens hebben niet aangetoond dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die bifenthrin bevatten, onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, in het algemeen aan de eisen van artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG voldoen.

(7) Bifenthrin mag daarom niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden opgenomen.

(8) De nodige maatregelen moeten worden genomen om erop toe te zien dat de verleende toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bifenthrin bevatten, binnen een bepaalde termijn worden ingetrokken en niet worden verlengd, en dat voor dergelijke producten geen nieuwe toelatingen worden verleend.

(9) De looptijd van eventuele door de lidstaten toegestane termijnen voor de verwijdering, de opslag, het op de markt brengen of het gebruik van bestaande voorraden gewasbeschermingsmiddelen die bifenthrin bevatten, moet worden beperkt tot twaalf maanden om het mogelijk te maken dat de bestaande voorraden nog gedurende ten hoogste één extra groeiseizoen worden gebruikt, zodat gewasbeschermingsmiddelen die bifenthrin bevatten nog gedurende 18 maanden na de vaststelling van deze beschikking beschikbaar blijven voor de landbouwers.

(10) Deze beschikking laat de indiening van een aanvraag voor bifenthrin overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG, waarvan de uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 33/2008 van de Commissie[5], met het oog op de eventuele opneming van deze stof in bijlage I bij die richtlijn onverlet.

(11) Het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid heeft binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn geen advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bifenthrin wordt niet als werkzame stof in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen.

Artikel 2

De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bifenthrin bevatten, uiterlijk op [ ZES MAANDEN NA DE DATUM VAN VASTSTELLING VAN DEZE BESCHIKKING ] worden ingetrokken;

b) met ingang van de datum van bekendmaking van deze beschikking geen toelatingen voor bifenthrin bevattende gewasbeschermingsmiddelen meer worden verleend of verlengd.

Artikel 3

Eventuele door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 6, van Richtlijn 91/414/EEG toegestane termijnen moeten zo snel mogelijk aflopen en in elk geval op [ 18 MAANDEN NA VASTSTELLING VAN DEZE BESCHIKKING ].

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

[1] PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

[2] PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

[3] PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

[4] EFSA Scientific Report (2008) 186, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance bifenthrin, afgerond op 30 september 2008.

[5] PB L 15 van 18.1.2008, blz. 5.