De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer
De aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegde betrouwbaarheidsverklaring van de Rekenkamer
13.11.2009 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 273/122 |
DE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VOORGELEGDE BETROUWBAARHEIDSVERKLARING VAN DE REKENKAMER
(2009/C 273/02)
I. Krachtens het bepaalde in artikel 248 van het Verdrag heeft de Rekenkamer gecontroleerd:
a) | de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” die bestaat uit de „geconsolideerde financiële staten”(1) en de „geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de begroting”(2) voor het op 31 december 2008 afgesloten begrotingsjaar, en |
b) | de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij deze rekening. |
Verantwoordelijkheid van de leiding
II. Overeenkomstig de artikelen 268-280 van het Verdrag, en het Financieel Reglement, is de leiding(3) verantwoordelijk voor het opstellen en de getrouwe weergave van de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij:
a) | de verantwoordelijkheid van de leiding inzake de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” omvat het opzetten, invoeren en in stand houden van de interne controle met betrekking tot de voorbereiding en de getrouwe weergave van financiële staten die geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevatten, het kiezen en toepassen van adequate grondslagen voor financiële verslaglegging op basis van door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels(4), en het maken van boekhoudkundige schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Overeenkomstig artikel 129 van het Financieel Reglement keurt de Commissie de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” goed nadat de rekenplichtige van de Commissie ze heeft geconsolideerd op basis van de door de andere instellingen(5) en organen(6) verstrekte inlichtingen en een nota heeft opgesteld die de geconsolideerde rekeningen vergezelt, waarin onder meer wordt verklaard dat hij redelijke zekerheid heeft dat deze op alle materiële punten een getrouw beeld geven van de financiële positie van de Europese Gemeenschappen. |
b) | de wijze waarop de leiding haar verantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen uitoefent, is afhankelijk van de methode van begrotingsuitvoering. In geval van direct gecentraliseerd beheer worden uitvoeringstaken door de diensten van de Commissie verricht. Bij gedeeld beheer worden uitvoeringstaken gedelegeerd aan de lidstaten, bij gedecentraliseerd beheer aan derde landen en bij indirect gecentraliseerd beheer aan andere organen. In geval van gezamenlijk beheer worden de uitvoeringstaken gedeeld door de Commissie en internationale organisaties (artikelen 53-57 van het Financieel Reglement). Uitvoeringstaken moeten verenigbaar zijn met het beginsel van goed financieel beheer, dat vereist dat een doeltreffende en doelmatige interne controle wordt opgezet, ingevoerd en in stand gehouden, waarbij ook naar behoren toezicht wordt uitgeoefend en passende maatregelen worden getroffen ter voorkoming van onregelmatigheden en fraude en, indien nodig, vervolging wordt ingesteld om onverschuldigd betaalde of verkeerd gebruikte middelen terug te vorderen. Ongeacht de toegepaste uitvoeringsmethode draagt de Commissie uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die ten grondslag liggen aan de rekeningen van de Europese Gemeenschappen (artikel 274 van het Verdrag). |
Verantwoordelijkheid van de controleur
III. Het is de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer om op basis van haar controle het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor te leggen over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. De Rekenkamer verrichtte haar controle overeenkomstig de internationale controlestandaarden en de regels inzake beroepsethiek van IFAC en de internationale controlestandaarden van de Hoge Controle-instanties van INTOSAI, voor zover deze in de communautaire context van toepassing zijn. Deze standaarden schrijven voor dat de Rekenkamer de controle zodanig plant en uitvoert dat redelijke zekerheid wordt verkregen over de vraag of de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” geen afwijkingen van materieel belang bevat en de onderliggende verrichtingen daarbij wettig en regelmatig zijn.
IV. Een controle houdt in dat procedures worden uitgevoerd om controle-informatie te verkrijgen over de bedragen en mededelingen in de geconsolideerde rekeningen en over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen daarbij. De keuze van de procedures wordt aan de controleur overgelaten, waaronder de beoordeling van de risico's van afwijkingen van materieel belang in de geconsolideerde rekeningen en van niet-conformiteit in materieel opzicht van de onderliggende verrichtingen met de voorschriften van de communautaire regelgeving, hetzij door fraude, hetzij door fouten. Bij deze risicobeoordelingen kijkt de controleur naar de interne controle met betrekking tot de opstelling en getrouwe weergave van de geconsolideerde rekeningen en naar de toezicht- en controlesystemen die worden gehanteerd ter waarborging van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen om controleprocedures op te zetten die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn. Een controle houdt tevens een beoordeling van de geschiktheid van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaglegging en de redelijkheid van de gemaakte boekhoudkundige schattingen in, alsmede een beoordeling van de algemene presentatie van de geconsolideerde rekeningen en de jaarlijkse activiteitenverslagen.
V. Ten aanzien van de „Ontvangsten” neemt de Rekenkamer bij haar controle van de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en het bruto nationaal inkomen (bni) als uitgangspunt de door de lidstaten opgestelde en aan de Commissie voorgelegde macro-economische aggregaten, en beoordeelt zij vervolgens de systemen van de Commissie voor de verwerking van de gegevens totdat deze worden opgenomen in de definitieve rekeningen en de bijdragen van de lidstaten zijn ontvangen. Bij de traditionele eigen middelen onderzoekt de Rekenkamer de rekeningen van de douane-autoriteiten en analyseert zij de stroom van douanerechten die onder toezicht van de douane valt totdat de bedragen worden opgenomen in de definitieve rekeningen en ontvangen door de Commissie.
VI. De Rekenkamer is van oordeel dat de verkregen controle-informatie toereikend is en geschikt als grondslag voor haar betrouwbaarheidsverklaring.
Oordeel over de betrouwbaarheid van de rekeningen
VII. Naar het oordeel van de Rekenkamer geeft de „jaarrekening van de Europese Gemeenschappen” in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de financiële situatie van de Gemeenschappen per 31 december 2008, en van de resultaten van hun verrichtingen en kasstromen voor het op die dag afgesloten begrotingsjaar, overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement en de door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels.
VIII. Zonder iets af te doen aan het in paragraaf VII gegeven oordeel merkt de Rekenkamer op dat gebreken in de boekhoudsystemen, die deels te wijten zijn aan het complexe wettelijk en financieel kader, nog steeds een risico vormen voor de kwaliteit van de financiële informatie van bepaalde directoraten-generaal van de Commissie (met name inzake voorfinanciering, de desbetreffende afsluiting en inzake facturen/kostendeclaraties) alsmede van die betreffende de vaste activa van het Europese Satellietprogramma Galileo.
Oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen
IX. Naar het oordeel van de Rekenkamer zijn de „Ontvangsten”, de vastleggingen voor alle beleidsgroepen en de onderliggende betalingen bij de rekeningen over het per 31 december 2008 afgesloten begrotingsjaar voor de beleidsgroepen „Onderwijs en burgerschap” en „Administratieve en andere uitgaven” in alle materiële opzichten wettig en regelmatig.
X. Naar het oordeel van de Rekenkamer
a) | zijn de onderliggende betalingen bij de rekeningen over het per 31 december 2008 afgesloten begrotingsjaar voor de beleidsgroep „Landbouw en natuurlijke hulpbronnen”, behalve Plattelandsontwikkeling, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig. Voor deze beleidsgroep blijft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) in het algemeen doeltreffend. Op sommige terreinen moeten er gebreken worden verholpen, met name bij Plattelandsontwikkeling, om het risico van onregelmatige uitgaven te beperken; |
b) | zijn de onderliggende betalingen bij de rekeningen over het per 31 december 2008 afgesloten begrotingsjaar voor de beleidsgroep „Economische en financiële zaken”, behalve de uitgaven voor het Zesde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP6) in deze beleidsgroep, in alle materiële opzichten wettig en regelmatig. Bij deze beleidsgroep zijn de toezicht- en controlesystemen op het beleidsterrein „Ondernemingen”, hoofdzakelijk als gevolg van gebreken betreffende KP6, deels doeltreffend om fouten te voorkomen, dan wel te ontdekken en te corrigeren. |
XI. Naar het oordeel van de Rekenkamer bevatten de onderliggende betalingen bij de rekeningen over het per 31 december 2008 afgesloten begrotingsjaar voor de beleidsgroepen „Cohesie”, „Onderzoek, energie en vervoer” en „Externe steun, ontwikkeling en uitbreiding” fouten van materieel belang, zij het op verschillende niveaus. Bij de voornoemde beleidsgroepen, behalve „Cohesie”, zijn de toezicht- en controlesystemen deels doeltreffend om de vergoeding van overgedeclareerde of niet-subsidiabele kosten te voorkomen, dan wel te ontdekken en corrigeren. Bij de beleidsgroep „Cohesie” zijn de systemen van de lidstaten voor het corrigeren van tijdens nationale controles geconstateerde fouten in de meeste gevallen ten minste deels doeltreffend.
XII. De Rekenkamer herhaalt dat ingewikkelde of onduidelijke rechtsvoorschriften (zoals subsidiabiliteitsregels) aanzienlijke invloed hebben op de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de uitgaven in de beleidsgroepen „Landbouw en natuurlijke hulpbronnen”, met name Plattelandsontwikkeling, „Cohesie”, „Onderzoek, energie en vervoer” en „Economische en financiële zaken”, met name wat betreft de uitgaven van KP6.
XIII. De Rekenkamer constateert verdere vooruitgang in de toezicht- en controlesystemen van de Commissie, met name wat betreft de impact van de punten van voorbehoud op de zekerheid die wordt gegeven in de verklaringen van de directeuren-generaal, en een grotere overeenkomst tussen die verklaringen en de bevindingen van de Rekenkamer. Toch merkt de Rekenkamer op dat de Commissie nog niet kan aantonen dat haar maatregelen ter verbetering van de toezicht- en controlesystemen het foutenrisico in de in de paragrafen X en XI genoemde beleidsgroepen en -activiteiten doeltreffend hebben beperkt.
24 september 2009
Vítor Manuel DA SILVA CALDEIRA
President
Europese Rekenkamer
12, rue Alcide De Gasperi, L-1615 Luxemburg