Home

Advies van het Comité van de Regio's over het verslag over het EU-burgerschap 2010

Advies van het Comité van de Regio's over het verslag over het EU-burgerschap 2010

7.6.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 166/3


Advies van het Comité van de Regio's over het verslag over het EU-burgerschap 2010

2011/C 166/02

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S:

beseft dat door het Europees burgerschap de diverse nationale identiteiten in de Europese Unie naast elkaar kunnen bestaan, ongeacht de wijze van toekenning van het nationale burgerschap, waardoor de burgers betrokken worden bij het proces van Europese eenwording. Daarnaast levert het Europees burgerschap een bijdrage aan het versterken van de opbouw van de Europese democratie;

heeft verklaard voorstander te zijn van alle initiatieven die burgers meer kunnen betrekken bij het democratisch proces van de Europese Unie, ook via acties voor participatieve en directe democratie, en van het opheffen van het democratisch tekort in de EU;

vindt dat burgers bewuster moeten worden gemaakt van wat het inhoudt om EU-burger te zijn, welke rechten zij hebben en wat deze rechten in hun dagelijks leven betekenen;

meent dat de algemene bepalingen inzake het burgerschap van de Unie niet los kunnen worden gezien van het beginsel dat beslissingen moeten worden genomen op een zo open mogelijke wijze, en zo dicht mogelijk bij de burgers;

is van oordeel dat regionale en lokale overheden vanwege hun nabijheid tot de burger de meest aangewezen organen zijn om een beter begrip van het EU-burgerschap te bevorderen en om het burgerschap, en de concrete voordelen daarvan voor mensen zichtbaar te maken;

benadrukt dat de lokale en regionale overheden al geruime tijd ervaring hebben met succesvolle initiatieven en zich opwerpen als voorstanders en bevorderaars van het burgerschap;

acht maatregelen geboden op de volgende gebieden: voorlichting en onderwijs in burgerschap, het wegnemen van diverse belemmeringen, ongelijkheden en hiaten, het verzekeren van een bewuste en vrije uitoefening van de eigen rechten en plichten;

wijst er met nadruk op dat alle bestuurslagen de verantwoordelijkheid hebben om een „cultuur van rechten” te bewerkstelligen.

Rapporteur

Roberto PELLA (IT/EVP), raadslid van de gemeente Valdengo

Referentiedocument

Verslag over het EU-burgerschap 2010: Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers

COM(2010) 603 definitief

I. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Achtergrond: het Europese burgerschap na de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon

1.

spreekt zijn waardering uit voor het „Verslag over vorderingen op weg naar een echt EU-burgerschap 2007-2010’(1), dat hoort bij het „Verslag over het EU-burgerschap 2010. Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers” en waarin de diverse ontwikkelingen worden beschreven die in de periode 2007-2010 hebben plaatsgevonden op het gebied van burgerschap.

2.

Het Comité onderschrijft de in het verslag gehanteerde aanpak m.b.t. het in kaart brengen van de belangrijkste belemmeringen waarmee burgers nog steeds dagelijks worden geconfronteerd als zij in de Europese Unie, op uiteenlopende gebieden, hun rechten willen uitoefenen die aan het burgerschap zijn verbonden. Het steunt ook de doelstelling om ze vervolgens weg te nemen, zodat de Europese burgers ten volle gebruik kunnen maken van hun rechten, alsook het voornemen van de Commissie om het „Europees burgerschap’ op een concrete en doeltreffende manier te versterken.

3.

Het CvdR is ingenomen met de bij het verslag over het EU-burgerschap 2010 verschijnende Mededeling „Naar een Single Market Act voor een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen’(2), waarin wordt ingegaan op het wegnemen van de belemmeringen die Europese burgers ondervinden als zij gebruik willen maken van de rechten die zij op grond van het internemarktacquis genieten, d.w.z. als zij optreden als economische actoren op de interne markt, bijvoorbeeld als ondernemer, consument of werknemer.

4.

Het ”Europees burgerschap’ werd geïntroduceerd bij het Verdrag van Maastricht. Deze introductie was een belangrijke en zeer symbolische fase in de opbouw van een Europese identiteit en een Europese democratie. Het Europees burgerschap werd verleend aan alle onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie en werd, door de goedkeuring van het Verdrag van Amsterdam, beschouwd als een aanvulling op het nationale burgerschap.

5.

De veranderingen in de regelgeving die werden geïntroduceerd met het Verdrag van Lissabon, betekenden een versterking van het Europees burgerschap, dat nu wordt beschouwd als een toegevoegd (en dus niet eenvoudigweg aanvullend) burgerschap, dat het nationale burgerschap niet vervangt.

6.

Door het Europees burgerschap kunnen de diverse nationale identiteiten in de Europese Unie naast elkaar bestaan, ongeacht de wijze van toekenning van het nationale burgerschap, waardoor de burgers betrokken worden bij het proces van Europese eenwording. Daarnaast levert het Europees burgerschap een bijdrage aan het versterken van de opbouw van de Europese democratie, zoals ook erkend wordt in het Verdrag betreffende de Europese Unie, dat het Europees burgerschap heeft opgenomen onder de democratische beginselen, samen met het beginsel van gelijkheid van de Europese burgers.

7.

Volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie hebben de burgers van de Unie de rechten en de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Aan de opsomming moeten zowel de grondrechten nog worden toegevoegd die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat de Europese Unie heeft onderschreven met de goedkeuring van het Verdrag van Lissabon, alsmede de rechten en vrijheden die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie van 7 december 2000, zoals aangepast op 12 december 2007 te Straatsburg, dat met het Verdrag van Lissabon dezelfde rechtskracht heeft gekregen als de Verdragen.

8.

De rechten zoals die ter sprake komen in het verslag over het EU-burgerschap, zijn enerzijds rechten die uitsluitend voor burgers van de Unie gelden en anderzijds grondrechten, die ook gelden voor burgers uit derde landen

9.

Het Comité ziet in dat het EU-burgerschap inmiddels is uitgegroeid tot de fundamentele status van het individu, als politiek subject van de Europese eenwording, waardoor iedereen, ongeacht zijn of haar nationaliteit, gelijk kan worden behandeld.

10.

De bekendheid en bevordering van het Europese burgerschap is een fundamentele en strategische factor, vooral in de landen die de laatste jaren lid van de EU zijn geworden, alsmede in de landen die een verzoek tot EU-lidmaatschap hebben ingediend.

11.

Het Verdrag betreffende de Europese Unie verlangt zowel van landen die tot de Unie willen toetreden als van de lidstaten zelf naleving en bevordering van de waarden waarop de Unie gevestigd is: eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, waarden die lidstaten gemeen hebben in een samenleving die gekenmerkt wordt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

12.

Reeds in de aanbeveling van 16 oktober 2002 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa tot de lidstaten wordt verklaard „dat vorming voor democratisch burgerschap geacht wordt alle formele, niet-formele of informele vormingsactiviteiten te omvatten, met inbegrip van de opvoeding in het gezin, waardoor een mens gedurende zijn of haar hele leven als actieve en verantwoordelijke burger kan functioneren en daarbij de rechten van anderen eerbiedigt.”

13.

In de Mededeling van september 2005, over „Een gemeenschappelijke agenda voor integratie” heeft de Commissie, in haar schets voor een kader voor de integratie van onderdanen van derde landen in de Europese Unie, de lidstaten om het volgende verzocht: „Meer nadruk op inburgering in introductieprogramma’s en andere activiteiten voor nieuwe immigranten uit derde landen, teneinde te garanderen dat immigranten de gemeenschappelijke Europese waarden en de nationale waarden begrijpen en eerbiedigen en dat deze waarden ook voor hen gelden.”

14.

Vanaf de aanvang van het debat over de toekomst van Europa heeft het CvdR verklaard voorstander te zijn van alle initiatieven die burgers meer kunnen betrekken bij het democratisch proces van de Europese Unie, die onderdeel kunnen vormen van de werking van de participatieve en directe democratie en die een fundamentele bijdrage kunnen leveren aan het opheffen van het democratisch tekort in de EU. In dit verband is met name de vooruitgang die is geboekt dankzij het Verdrag van Lissabon, een verheugende zaak.

15.

Middels het advies „Nieuwe bestuursvormen: Europa, een kader voor burgerinitiatief’ heeft het Comité van de Regio’s de Europese Unie opgeroepen haar beleid en besluitvormingsstructuren democratischer en transparanter te maken, zodat er een ideaal kader wordt gecreëerd voor burgerparticipatie en -initiatieven op Europees niveau. Het CvdR heeft daarnaast verzocht mechanismen in te voeren om een interactieve politieke dialoog te bevorderen en het beginsel van participatiedemocratie in praktijk te brengen.

16.

In het kader van de beleidsprioriteiten van het CvdR die zijn vastgesteld voor de periode 2010-2012 heeft het Comité bevestigd dat zijn institutionele rol slechts kan worden versterkt als prioriteit wordt gegeven aan de tenuitvoerlegging van de bepalingen in het Verdrag van Lissabon die relevant zijn voor de regio’s of althans een territoriaal aspect hebben, zoals het burgerinitiatief. Het CvdR is verheugd over de goedkeuring van Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief, waarin tal van door het Comité van de Regio's geformuleerde eisen zijn overgenomen (CdR 167/2010).

17.

De belemmeringen voor vrij verkeer voor de Europese burgers moeten worden opgeheven; voorts moet worden gewaarborgd dat zij ten volle gebruik kunnen maken van de rechten die zij volgens de Verdragen hebben, ongeacht waar ze gekozen hebben te wonen of waar ze goederen en diensten hebben afgenomen.

18.

Uit het verslag komt naar voren dat er in de lidstaten nog steeds een kloof gaapt tussen de toepasselijke wettelijke regels en de werkelijkheid waarmee burgers in hun dagelijks leven te maken hebben, met name in grensoverschrijdende situaties.

19.

De grootste problemen doen zich voor op het moment dat de EU-wetgeving door de afzonderlijke lidstaten ten uitvoer moet worden gelegd en als de nationale wetgevingen moeten worden aangepast aan nieuwe regelgeving.

20.

Burgers moeten bewuster worden gemaakt van wat het inhoudt om EU-burger te zijn, welke rechten zij hebben en wat deze rechten in hun dagelijks leven betekenen.

21.

Bijzondere aandacht moet worden geschonken aan migranten die het burgerschap van een lidstaat willen verkrijgen en op die manier ook ”Europese burgers’ worden.

De rol van de regionale en lokale overheden

22.

De algemene bepalingen inzake het burgerschap van de Unie zijn opgenomen in het Verdrag betreffende de Europese Unie, onder de titel met bepalingen inzake de democratische beginselen. Deze algemene bepalingen kunnen niet los worden gezien van het beginsel dat beslissingen moeten worden genomen op een zo open mogelijke wijze, en zo dicht mogelijk bij de burgers, volgens het model van „een dicht bij de burgers staande democratische besluitvorming’. Een en ander wordt in eerste instantie daadwerkelijk geconcretiseerd dankzij de volledige en effectieve betrokkenheid van regionale en lokale besturen, die immers ”het dichtst bij de burgers staan”.

23.

Het CvdR stelt vast dat in het verslag van de Commissie onvoldoende aandacht wordt besteed aan de bijdrage die regionale en lokale overheden kunnen leveren aan doeltreffend en kwalitatief hoogstaand Europees burgerschap.

24.

Regionale en lokale overheden zijn vanwege hun nabijheid tot de burger de meest aangewezen organen om een beter begrip van het EU-burgerschap te bevorderen en om het burgerschap, en de concrete voordelen daarvan voor mensen zichtbaar te maken, ook door te wijzen op de tastbare gevolgen van het EU-beleid voor het leven van de burgers.

25.

Regionale en lokale overheden zullen een centrale rol moeten spelen in het participatieve proces voor de uitvoering van een daadwerkelijke benadering van onderaf, waarbij burgers wezenlijk kunnen bijdragen aan de vormgeving van het EU-beleid, dat concreet gestalte geeft aan hun rechten.

26.

De lokale en regionale overheden kunnen de Europese instellingen de mogelijkheid bieden om met name groepen te bereiken die anders weinig zouden participeren, zoals jongeren en migrantengemeenschappen.

27.

De lokale en regionale overheden hebben verantwoordelijkheden op het gebied van het oplossen van problemen die te maken hebben met verkeer en verblijf van Europese burgers, en tevens met opvang.

28.

In het verslag wordt wel aangegeven welke belemmeringen er zijn bij de uitoefening van de rechten van het Europees burgerschap, maar er wordt onvoldoende aandacht besteed aan de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om alle vormen van burgerschap te kunnen verwezenlijken en om alle problemen op geografisch, cultureel, taal-, technologisch en informatiegebied op te lossen die een bewuste en vrije uitoefening van de eigen rechten en plichten in de weg staan.

29.

In het verslag over het EU-burgerschap 2010 wordt niet genoeg aandacht besteed aan burgerzin als middel dat nieuwe manieren biedt om democratie en burgerschap over te brengen.

30.

Er wordt in het verslag niet voldoende rekening mee gehouden dat op lokaal en regionaal niveau administratieve procedures moeten worden vereenvoudigd om de rechten in verband met het EU-burgerschap doeltreffend te kunnen uitoefenen.

31.

In de nieuwe multiculturele context moet het burgerschap niet meer gezien worden als louter bescherming van de identiteit en het „ergens bijhoren’, maar als instrument voor integratie en sociale insluiting.

32.

De lokale en regionale overheden hebben al geruime tijd ervaring met succesvolle initiatieven en werpen zich op als voorstanders en bevorderaars van het burgerschap, ook door middel van processen van participatieve en overlegdemocratie.

33.

De statistische gegevens tonen aan dat de meeste EU-burgers niet weten wat de rechten inhouden die het Europees burgerschap met zich meebrengt, met name het recht op vrij verkeer en verblijf, en ook niet op de hoogte zijn van deze rechten. Aangezien de lokale en regionale overheden dicht bij de burgers staan, zijn zij de aangewezen kanalen (instrumenten) voor de verspreiding van informatie hierover aan de burgers van de Europese Unie.

34.

Omdat de lokale politieke instellingen de spreekbuis voor „Europese’ kiezers zijn – en dus ook de eerste authentieke Europese bestuursorganen – vormen zij de kanalen bij uitstek waardoor de EU-burgers geïnformeerd worden over hun kiesrechten.

35.

Netwerken van steden en jumelages van gemeenten kunnen eveneens bijdragen, zowel aan de bevordering van als aan de bewustmaking in verband met burgerschap, als instrumenten om betrokkenheid bij de maatschappij en integratie te bevorderen, vooral met betrekking tot de nieuwe lidstaten.

36.

Het CvdR deelt het voornemen van de Commissie om het recht van EU-burgers op diplomatieke en consulaire bijstand van alle lidstaten in derde landen uit te breiden aan de hand van wetgeving in 2011 en om burgers beter te informeren. Het benadrukt de rol die de regionale en lokale overheden kunnen vervullen voor de brede verspreiding van informatie over dit recht en verzoekt de Commissie het CvdR te raadplegen voor de uitwerking van desbetreffende voorstellen.

Prioritaire doelstellingen van het lokale en het regionale bestuursniveau

Voorwaarden voor de verwezenlijking van het burgerschap

37.

Maatregelen zijn geboden op de volgende gebieden: voorlichting en onderwijs in burgerschap, het wegnemen van belemmeringen op het gebied van cultuur, taal en techniek, het verzekeren van een bewuste en vrije uitoefening van de eigen rechten en plichten, en het wegnemen van ongelijkheden en hiaten op het gebied van informatie.

Actief burgerschap

38.

De versterking van het Europees burgerschap kan aan kracht winnen door de uitbreiding van de actieve participatie van burgers en met name jongeren, die in de Europese ruimte een grotere mobiliteit aan de dag leggen, aan het lokale gemeenschapsleven.

39.

De Europese Commissie zou ook in het instrument voor de pre-toetredingssteun (IPA) een belangrijke plaats moeten inruimen voor het Europees burgerschap en alles wat daarmee samenhangt, zodat toekomstige EU-burgers worden geïnformeerd en weten wat hun rechten en plichten zijn.

40.

Het is belangrijk dat vrijwilligers de deelname en het actieve burgerschap bevorderen; hun acties verdienen daarom ondersteuning.

Maatschappelijk burgerschap

41.

In Europees verband moeten de initiatieven voor maatschappelijk burgerschap uitgebreid worden, aangezien de toegang tot sociale rechten verbonden is aan criteria en vereisten die discriminerende trekken vertonen, in tegenstelling tot het in het Gemeenschapsrecht verankerde beginsel van gelijkheid en gelijke behandeling van burgers uit andere lidstaten die hun recht op vrij verkeer uitoefenen, alsook van burgers uit derde landen die uit hoofde van EU-recht ook bescherming genieten.

42.

In die zin zouden de lokale en regionale overheden, oftewel ”de overheden die het dichtst bij de burger staan’ betrokken moeten worden bij de acties die de Commissie wil ondernemen om de toegang tot grensoverschrijdende gezondheidszorg eenvoudiger te maken en om proefprojecten te lanceren die leiden tot een veilige online toegang tot bepaalde medische gegevens van Europese burgers.

43.

De lokale en regionale overheden zouden betrokken moeten worden bij de acties die de Commissie wil ondernemen om de informatievoorziening aan burgers te verbeteren door de ontwikkeling van een nieuw systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens om vertragingen en problemen bij het uitwisselen van informatie op het gebied van sociale zekerheid te beperken.

Civiel burgerschap

44.

De lokale en regionale overheden zouden betrokken moeten worden bij de nieuwe acties die gepland zijn om het vrije verkeer van EU-burgers en hun familieleden uit derde landen te vergemakkelijken, met inbegrip van non-discriminatie en het stimuleren van goede praktijken en een betere kennis van de EU-regelgeving, door onder EU-burgers meer informatie te verspreiden over hun recht op vrij verkeer.

45.

Het CvdR beseft dat de verschillen in de omzetting van Richtlijn 2004/38/EG problemen kunnen opleveren voor de daadwerkelijke uitoefening van de grondrechten van de burgers.

Politiek burgerschap

46.

Het recht op volledig vrij verkeer en actieve politieke deelname van de burger zijn fundamentele aspecten van het EU-burgerschap.

47.

Het Comité onderschrijft de inspanningen ten gunste van burgers uit derde landen die legaal op het grondgebied van de Unie verblijven om hen, afhankelijk van de duur van hun verblijf, aan het gemeenschapsleven te laten deelnemen. Dat burgers uit derde landen het recht hebben om deel te nemen aan het politieke leven, is ook vastgelegd in het Europees Verdrag inzake de deelneming van buitenlanders aan het openbare leven op plaatselijk niveau.

48.

De Commissie wordt verzocht specifiek actie te ondernemen voor de bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het aan Europese burgers toegekende recht om aan gemeentelijke en Europese verkiezingen deel te nemen in de lidstaat van hun vestiging.

49.

De burgers van de Unie dienen in alle lidstaten volledige toegang te hebben tot de informatie die nodig is om politiek actief te zijn.

Administratief burgerschap

50.

Op lokaal en regionaal niveau moeten de administratieve procedures eenvoudiger worden om de rechten van het Europese burgerschap concreet te maken, met name het vrije verkeer, en moet een halt worden toegeroepen aan alle vormen van obstructie en discriminatie, waarbij met name bij de toekenning van een verblijfsrecht onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende Europese burgers. Aan de hand van de maatregelen moeten passende oplossingen gevonden worden voor de problemen waarmee lokale en regionale instanties te maken hebben.

51.

Ter wille van de uitoefening van de vrijheid van verkeer van burgers moet de elektronische gegevensuitwisseling tussen de overheden in de lidstaten verbeterd worden, evenals de communicatie tussen hen en de burgers.

52.

Men dient instrumenten toe te passen voor de administratieve vereenvoudiging, met name in verband met grensoverschrijdende samenwerking, een terrein waarop burgers op grote moeilijkheden stuiten om hun rechten te doen gelden.

53.

Het is raadzaam de diverse vormen van territoriale samenwerking te steunen voor de uitvoering van projecten en maatregelen die het Europese burgerschap handen en voeten willen geven en die kunnen bijdragen aan het terugdringen van belemmeringen, administratieve lasten en bureaucratie, onder andere door de verspreiding van de vele „goede praktijken” ten aanzien van grensoverschrijdende diensten, bijv. voor gezondheidszorg en meertaligheid.

54.

De administratieve samenwerking en de uitwisseling van gegevens over goede praktijken moet tussen de bevoegde overheden zo snel mogelijk worden uitgebreid en verbeterd om de ongehinderde uitoefening van de rechten en plichten van het Europese burgerschap te garanderen.

Burgerschapscultuur

55.

Het Comité wijst er met nadruk op dat alle bestuurslagen de verantwoordelijkheid hebben om een „cultuur van rechten” te bewerkstelligen waardoor alle burgers zich bewust worden van hun rechten en plichten.

56.

Er is een gezamenlijke inspanning nodig om de rechten en plichten van de burgers te promoten. Die inspanning moet onlosmakelijk deel uitmaken van het informatie- en communicatiebeleid van de Commissie.

57.

In het kader van het Europese Jaar van de vrijwilliger (2011) verdienen de lokale en regionale overheden steun om een relevante en waardevolle bijdrage te leveren, door ruim baan te maken voor initiatieven die uitgaan van actief burgerschap.

58.

Het CvdR staat achter het voornemen van de Commissie om 2013 tot het Europees Jaar van de burger uit te roepen. Eén van de opties van het CvdR om van dit initiatief een succes te maken, is dit onderwerp opnemen in de organisatie van de Open Days.

59.

De lokale en regionale overheden vormen het bestuurlijke niveau waarop initiatieven kunnen worden genomen die gericht zijn op „onderwijs in Europees burgerschap’, zowel aan burgers in de schoolgaande leeftijd als aan volwassen burgers, en met name aan degenen die het burgerschap van een lidstaat willen verkrijgen.

60.

Er dienen acties te komen voor de bewustmaking en voorlichting van migranten die het burgerschap van een lidstaat willen verkrijgen en op die manier ook ”Europese burgers’ worden.

61.

Er moeten maatregelen genomen worden voor de „opleiding tot Europees burgerschap” voor personeel van Europese, nationale, lokale en regionale overheden.

62.

De Commissie en de lidstaten zouden Europees burgerschap in opleidings- en scholingsprogramma's kunnen opnemen en acties voor volwassenen kunnen bevorderen, voor de opleiding over burgerschap, ook via de media en ITC.

63.

Het CvdR benadrukt het belang van de ”culturele hoofdsteden” voor de bevordering van de Europese identiteit en het burgerschap.

64.

De Commissie wordt verzocht acties en projecten te verspreiden en te steunen voor informatie over en bevordering van het Europese burgerschap bij burgers uit landen die de laatste jaren tot de Unie zijn toegetreden en in landen die lid van de Unie willen worden, met name door samenwerking met de lokale en regionale overheden aldaar.

65.

De Commissie wordt opgeroepen actie te ondernemen voor het opheffen van nog bestaande belemmeringen – op het gebied van administratie, wetgeving, informatie, motivatie, talen – voor het leren in verband met mobiliteit, en om strategieën te schetsen om deze belemmeringen op te heffen ten gunste van de transnationale mobiliteit van jongeren, met inbreng van overheidsinstellingen, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en andere geïnteresseerde partijen.

66.

In reactie op de door de Commissie geuite belangstelling zal het CvdR de oprichting overwegen van een flexibel en informeel platform voor een betere samenwerking tussen de Commissie, het Comité van de Regio's en nationale verenigingen van lokale en regionale overheden om het debat over het Europees burgerschap te lanceren en te stimuleren, om de moeilijkheden in kaart te brengen waarop lokale overheden stuiten bij de omzetting van de rechten in verband met het Europees burgerschap en om de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken een hart onder de riem te steken. Zo wordt ertoe bijgedragen dat het EU-burgerschap actief gestalte krijgt. Voorts zou de Commissie kunnen overwegen passende steun te verlenen aan dit initiatief in de vorm van een haalbaarheidsstudie.

Brussel, 31 maart 2011

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO