Home

/* COM/2010/0547 def. */

/* COM/2010/0547 def. */

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 8.10.2010

COM(2010) 547 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

OVER SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID (Zeventiende verslag "De wetgeving verbeteren" 2009)

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

OVER SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID (Zeventiende verslag "De wetgeving verbeteren" 2009)

INLEIDING

Dit is het zeventiende verslag over de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, dat de Commissie overeenkomstig het Protocol bij het Verdrag[1] aan de Europese Raad, het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen voorlegt. Het verslag heeft betrekking op het jaar 2009, toen het Verdrag van Nice nog van kracht was, en geeft een kort overzicht van de wijzigingen die zijn ingevoerd door het Verdrag van Lissabon, dat op 1 december 2009 in werking is getreden. Net zoals in de verslagen over 2007 en 2008 wordt hier niet de bredere thematiek van de slimme regelgeving besproken, die is behandeld in een aparte mededeling over slimme regelgeving[2].

JURIDISCH EN INSTITUTIONEEL KADER

Beginselen van subsidiariteit en evenredigheid

Subsidiarit eit en evenredigheid zijn fundamentele beginselen van de Europese wetgeving, die zijn gedefinieerd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Binnen de grenzen van de bevoegdheden van de Unie is subsidiariteit een leidraad voor de afbakening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de EU, dat wil zeggen voor het beantwoorden van de vraag wie moet handelen. Indien de Unie de exclusieve bevoegdheid voor een bepaald terrein heeft, is het duidelijk dat zij moet handelen. Indien de Unie en de lidstaten de bevoegdheid delen, wordt er op grond van het subsidiariteitsbeginsel duidelijk van uitgegaan dat de lidstaten handelen. De Unie moet alleen maar handelen indien de doelstellingen door de lidstaten onvoldoende kunnen worden bereikt en gezien hun omvang of effecten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt.

Evenredigheid is een leidraad voor het bepalen van de wijze waarop de Unie haar exclusieve of gedeelde bevoegdheden moet uitoefenen, dat wil zeggen voor het beantwoorden van de vraag welke vorm en aard het EU-optreden moet aannemen. Artikel 5, lid 4, bepaalt dat de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verdergaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. In ieder besluit moet de voorkeur naar de minst restrictieve keuze gaan.

Toepassing, mogelijkheid tot commentaar en controle achteraf

All e instellingen van de Unie moeten beide beginselen naleven. Het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en het Interinstitutioneel akkoord van 1993 over subsidiariteit[3] bevatten nadere bepalingen over de wijze waarop beide beginselen moeten worden toegepast. De essentiële elementen van dit kader worden hierna samengevat.

De Commissie heeft de volgende verplichtingen: ruim advies inwinnen alvorens wetgeving voor te stellen; in de toelichting bij ieder wetgevingsvoorstel vermelden op welke gronden wordt geconcludeerd dat het voorstel in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid is; rekening houden met de lasten die het voorstel inhoudt voor de Unie, de nationale regeringen, de lokale overheden, het bedrijfsleven en de burgers. Het Europees Parlement en de Raad moeten in verband met door hen ingediende amendementen die een weerslag op de reikwijdte van het optreden van de Unie hebben, een motivering met betrekking tot het subsidiariteitsbeginsel indienen[4]. Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's delen hun standpunt mee wanneer zij geraadpleegd worden of in adviezen op eigen initiatief.

Ten slotte kan het Hof van Justitie van de Europese Unie de wettelijkheid van besluiten van de instellingen toetsen op naleving van het subsidiariteitsbeginsel.

Door het Verdrag van Lissabon ingevoerde wijzigingen

Het Verdrag van Lissabon heeft verschillende wijzigingen in verband met de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid ingevoerd.

Het herziene Protocol bepaalt uitdrukkelijk dat alle ontwerpwetgeving een toelichting moet bevatten op grond waarvan de naleving van de beginselen kan worden beoordeeld. Hoewel de richtsnoeren voor de beoordeling van de naleving (zoals de noodzakelijkheidstoets en de EU-toets van de toegevoegde waarde) niet meer in het Protocol worden genoemd, blijft de Commissie deze richtsnoeren hanteren en beveelt zij de andere actoren aan dat ook te doen.

In het Verdrag van Lissabon wordt een grotere rol toegekend aan de nationale parlementen, die een standpunt kunnen innemen over de vraag of ontwerpwetgeving aan het subsidiariteitsbeginsel voldoet. Indien een parlement van oordeel is dat het voorstel niet in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel, kan het een advies naar de initiatiefnemer van de wetgeving zenden. Naargelang van het aantal negatieve adviezen voorziet het Verdrag in twee mechanismen, die zijn vastgesteld bij artikel 7 van het Protocol: de "gele kaart" en de "oranje kaart". Wanneer het aantal negatieve adviezen van de nationale parlementen minstens een derde van alle hen toegewezen stemmen vertegenwoordigt (of een kwart voor de voorstellen op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiesamenwerking)[5], is het mechanisme van de "gele kaart" van toepassing. Bij de gewone wetgevingsprocedure, waarbij het aantal negatieve adviezen een gewone meerderheid vertegenwoordigt, is het mechanisme van de "oranje kaart" van toepassing. Beide mechanismen voorzien in toetsing van de ontwerpwetgeving en kunnen leiden tot wijziging of intrekking van het voorstel. De "oranje kaart" houdt ook de mogelijkheid in dat het Europees Parlement of de Raad de wetgevingsprocedure stopzetten.

Het herziene Protocol bevat ook een bepaling betreffende de rol van het Comité van de Regio's. Voor gevallen waarin het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt dat het Comité moet worden geraadpleegd, heeft het Comité voortaan het recht een zaak aanhangig te maken bij het Europees Hof van Justitie indien het van oordeel is dat het subsidiariteitsbeginsel niet is geëerbiedigd. Ook de lidstaten hebben in eigen naam of namens hun nationale parlementen dat recht.

TOEPASSING VAN DE BEGINSELEN

Commissie

Bij haar wetgevend werk heeft de Commissie altijd rekening moeten houden met de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Er vinden thans controles plaats in drie belangrijke fasen van de beleidsuitstippeling:

- een voorlopige analyse van de routekaarten die bij de goedkeuring van het werkprogramma van de Commissie voor belangrijke initiatieven worden gepubliceerd. Deze routekaarten bevatten een voorlopige beschrijving van een gepland initiatief van de Commissie en hebben tot doel alle belanghebbende actoren tijdig te informeren. Vanaf 2010 publiceert de Commissie ook routekaarten voor initiatieven met een sterke impact die niet in het werkprogramma van de Commissie zijn opgenomen;

- een meer uitgebreide analyse van de subsidiariteit in het kader van het effectbeoordelingsproces, rekening houdend met standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbenden aan bod zijn gekomen;

- een motivering van de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid in de toelichting en de overwegingen van elk wetgevingsvoorstel.

Effectbeoordelingen bevatten de meest gedetailleerde analyse van subsidiariteit en evenredigheid. De dienst voor effectbeoordeling (IAB) controleert de kwaliteit van deze analyse en bracht in 2009 in 27 van de 79 effectbeoordelingen (34%) aanbevelingen over subsidiariteit en evenredigheid uit. In zijn verslag van 2009[6] heeft de IAB aanbevolen dat de diensten van de Commissie systematischer gebruik zouden maken van de gestructureerde vragen betreffende de analyse van subsidiariteit en evenredigheid die in de herziene richtsnoeren voor effectbeoordeling zijn opgenomen[7].

De IAB heeft aangedrongen op een betere analyse van de beginselen op gebieden zoals asiel, migratie, consumentenbescherming, gezondheidszorg, vervoer en energie. Zo heeft de IAB in verband met de effectbeoordeling van voorstellen voor richtlijnen betreffende minimumnormen voor de erkenning van en de procedures voor asielzoekers[8] de bevoegde dienst verzocht duidelijker aan te tonen dat de kosten van de maatregelen evenredig met de doelstellingen zijn en niet verdergaan dan de verplichtingen die in het Verdrag en het internationale recht zijn vastgesteld. Voor de effectbeoordeling van de richtlijn consumentenrechten[9] heeft de IAB de bevoegde dienst verzocht te verduidelijken hoe, na de harmonisatie van de grensoverschrijdende verkoop, ook de harmonisatie van de binnenlandse verkoop in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zou zijn. In verband met de richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg[10] stelde de dienst vast dat bij de toepassing van definities zoals "passende zorg" en "onnodige vertraging" rekening moet worden gehouden met het juiste niveau van handelen. In verband met de richtlijn energieprestaties van gebouwen[11] heeft de IAB aanbevolen dat de bevoegde dienst een strengere kosten-batenanalyse zou toepassen om de toegevoegde waarde aan te tonen van maatregelen zoals de verlaagde drempel voor verplichte energievoorschriften voor grote renovaties en een verplicht ijksysteem voor nieuwe gebouwen. De aanbevelingen van de IAB hebben de Commissiediensten geholpen om de subsidiariteitsanalyse te verbeteren en in sommige gevallen hebben adviezen van de IAB geleid tot wijzigingen van de voorstellen teneinde te zorgen voor naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (zie punt 4).

Nationale parlementen[12]

Sinds 2006 heeft de Commissie op eigen initiatief alle nieuwe voorstellen aan de nationale parlementen gezonden en een procedure voor het beantwoorden van hun adviezen ingesteld[13]. In 2009 heeft de Commissie 250 adviezen ontvangen, vergeleken met 115 in 2007. Circa 10% bevatte opmerkingen over subsidiariteit en/of evenredigheid, waarbij in de meeste gevallen slechts één nationale Kamer een advies formuleerde[14]. De Kamers met bijzondere belangstelling voor subsidiariteitsvraagstukken waren de Franse Sénat, de Oostenrijkse Bundesrat , de Duitse Bundesrat en het Nederlandse, Portugese en Griekse parlement. In sommige adviezen werd de naleving van de subsidiariteit als zodanig niet in twijfel getrokken, maar werd gesteld dat de motivering van de Commissie onvoldoende was.

Subsidiariteitsanalyses door COSAC

In de afgelopen drie jaar heeft de Conferentie van commissies voor Europese aangelegenheden van de parlementen van de Europese Unie (COSAC) simulaties van het subsidiariteitscontrolemechanisme overeenkomstig het Verdrag van Lissabon verricht. Hierdoor konden de nationale parlementen hun institutionele procedures verfijnen en testen. In 2009 heeft COSAC drie simulaties verricht van Commissievoorstellen voor normen voor menselijke organen bestemd voor transplantatie[15] , het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures[16] en instrumenten op het gebied van erfopvolging[17] . In alle gevallen bevestigde een grote meerderheid van de deelnemende Kamers dat de voorstellen in overeenstemming waren met het subsidiariteitsbeginsel, en slechts zeer weinige deelnemers zagen een reden tot bezorgdheid (het aantal negatieve adviezen bedroeg respectievelijk één, drie en één).

Europees Parlement en Raad

In het Europees Parlement zorgen de commissies die zich met een specifiek wetgevingsdossier bezighouden, samen met de commissie juridische zaken voor de naleving van het subsidiariteitsbeginsel door de ontwerpwetgeving[18]. In de Raad zorgt het Comité van permanente vertegenwoordigers van de lidstaten (Coreper) voor de eerbiediging van de beginselen van wettelijkheid, subsidiariteit en evenredigheid[19].

Comité van de Regio's

Het netwerk voor toezicht op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel van het Comité van de Regio's functioneert via een interactieve website[20]. Het aantal leden is in 2009 met 20% gestegen tot 111 partners. Via het netwerk kunnen de leden deelnemen aan de raadplegingen van het Comité over nieuwe EU-initiatieven. Het netwerk heeft ook twee raadplegingen gehouden om plaatselijke en regionale standpunten in de effectbeoordelingswerkzaamheden van de Commissie op te nemen[21]. In 2009 is het eerste actieplan van het netwerk gestart, met als doel goede praktijken bij de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel in de Europese regio's en steden vast te stellen op een aantal beleidsterreinen zoals immigratie, klimaatverandering, sociaal beleid, gezondheidszorg en innovatie. Gezien de nieuwe rol die in het Verdrag van Lissabon aan het Comité is toegewezen, heeft het Comité zijn reglement van orde aangepast[22], zodat al zijn adviezen vanaf 2010 een uitdrukkelijke verwijzing naar de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid bevatten.

Hof van Justitie

In het subsidiariteitsverslag 2008 werd verwezen naar de Verordening roaming[23] , in verband waarmee het High Court of Justice van Engeland en Wales het Hof van Justitie van de Europese Unie had gevraagd of de verordening door de vaststelling van een plafond voor roamingtarieven in strijd is met de beginselen van evenredigheid en/of subsidiariteit. Na het advies van de advocaat-generaal in november 2009 heeft het Hof in juni 2010 een arrest geveld. Het Hof heeft bevestigd dat de verordening evenredig is met de doelstelling om de consumenten te beschermen tegen hoge tarieven en verantwoord is op grond van het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de vlotte werking van de interne markt voor roamingdiensten moet worden verzekerd. Het Hof heeft in zijn bevindingen onderstreept dat de Commissie, alvorens zij de verordening had ingediend, in haar effectbeoordeling rekening had gehouden met de doeltreffendheid en de economische effecten van regulering van de retailmarkt, de groothandelsmarkt of beide.

BELANGRIJKE ZAKEN WAARBIJ TWIJFELS IN VERBAND MET SUBSIDIARITEIT ZIJN GEREZEN

Dit deel van het verslag bevat een overzicht van de Commissievoorstellen die aanleiding hebben gegeven tot de grote meerderheid van discussies over subsidiariteit en evenredigheid tussen medewetgevers en actoren. Een aantal van deze gevallen is in eerdere verslagen vermeld. De discussies zijn in 2009 voortgezet.

Richtlijn heffingen ter beveiliging van de luchtvaart[24]

In het voorstel worden gemeenschappelijke beginselen vastgesteld die de lidstaten en de luchthavenautoriteiten bij de bepaling van de heffing van de kosten van luchthavenbeveiliging moeten naleven. Het doel daarbij is concurrentiedistorsies te voorkomen. De Commissie heeft in het kader van het effectbeoordelingsproces de evenredigheid van verschillende maatregelen gecontroleerd en als gevolg daarvan zijn een aantal elementen zoals een verplicht "een-loketsysteem" voor de veiligheid uit het definitieve voorstel geschrapt. Het voorstel bevat evenmin bepalingen inzake de financiering van de veiligheidsmaatregelen en laat deze kwestie over aan de lidstaten. Het Europees Parlement wilde de richtlijn aanscherpen door te eisen dat veiligheidsmaatregelen, bijvoorbeeld om burgers tegen terrorisme te beschermen, met overheidsmiddelen eerder dan door de reizigers worden gefinancierd[25]. Het Parlement stelde ook voor alle commerciële luchthavens in het voorstel op te nemen, maar in de Raad stelden verschillende lidstaten voor het toepassingsgebied te beperken tot luchthavens met een jaarlijks reizigersvolume boven een bepaalde drempel, om ervoor te zorgen dat de nalevingskosten evenredig zijn met de doelstellingen van het initiatief[26]. Er is nog geen politieke overeenstemming bereikt.

Richtlijn energieprestaties van gebouwen 11

De Commissie heeft een herschikking van de richtlijn in het kader van de tweede strategische toetsing van het energiebeleid in november 2008 voorgesteld. De instellingen stonden in het algemeen positief tegenover het initiatief, maar de standpunten liepen uiteen in verband met de inhoud en de ambities van het EU-optreden.

In 2009 ontving de Commissie standpunten van de twee Kamers van het Nederlandse parlement. De eerste Kamer nam een positief standpunt in, maar de tweede Kamer was van oordeel dat het voorstel in strijd was met het subsidiariteitsbeginsel, omdat het volgens haar aan de lidstaten toekomt te bepalen hoe en in welke sectoren de nationale klimaatdoelstellingen moeten worden bereikt.

Het Europees Parlement stelde amendementen voor die een aanscherping van de doelstellingen inhielden, onder meer de eis dat nieuwe gebouwen vanaf 2019 nul-energiegebouwen moeten zijn[27]. In de Raad waren verschillende lidstaten bezorgd dat het niveau van de doelstellingen te hoog lag en dat "verschillende amendementen van het Europees Parlement op het eerste gezicht te hoog gegrepen en onrealistisch lijken"[28]. Zij waren van oordeel dat de definitie van koolstofarme en koolstofvrije gebouwen en de kwantitatieve doelstellingen aanleiding geven tot vragen in verband met subsidiariteit en extra kosten en onevenredige administratieve lasten met zich zouden meebrengen. In november 2009 werd een compromis bereikt: alle nieuwe gebouwen moeten voldoen aan hoge energieprestatienormen en na 2020 een aanzienlijk deel van hun energiebehoeften uit hernieuwbare bronnen betrekken. De lidstaten moeten de normen voor het bereiken van deze doelstellingen vaststellen.

Richtlijn gelijke behandeling buiten de arbeidsmarkt[29]

In 2008 heeft de Commissie dit voorstel goedgekeurd teneinde de bescherming tegen discriminatie op grond van leeftijd, handicap, seksuele geaardheid, godsdienst of overtuiging ook buiten de arbeidsmarkt toe te passen. Het voorstel werd in het subsidiariteitsverslag 2008 besproken. Met het oog op de naleving van het subsidiariteitsbeginsel heeft de Commissie een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de bevoegdheden van de EU en van de lidstaten teneinde kwesties die mogelijk als een nationale bevoegdheid zouden kunnen worden beschouwd, van het toepassingsgebied van de richtlijn uit te sluiten. Het voorstel van de Commissie bepaalde onder meer dat "deze richtlijn de nationale wetgeving inzake de burgerlijke staat, de gezinssituatie of de reproductieve rechten onverlet laat", maar de commissie Juridische Zaken van het Europees Parlement was van oordeel dat de grenzen tussen de communautaire en de nationale wetgeving op het gebied van familierecht, huwelijk en voortplanting verder moesten worden verduidelijkt[30]. In de Raad hebben sommige lidstaten vragen gesteld bij de naleving van het subsidiariteitsbeginsel, terwijl andere uiting hebben gegeven aan hun bezorgdheid over de aan de richtlijn verbonden administratieve en financiële kosten, onder meer de mogelijkheid dat die niet in verhouding tot de doelstellingen zouden staan. Besprekingen tijdens het Zweedse en het Spaanse voorzitterschap in 2009 en 2010 hebben geleid tot een nauwkeuriger afbakening van het toepassingsgebied en meer gedetailleerde verwijzingen naar de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de EU, maar tot nog toe is geen politiek akkoord bereikt.

Richtlijn bodembescherming[31]

De besprekingen over dit voorstel werden vermeld in de subsidiariteitsverslagen 2007 en 2008, en zijn in 2009 voortgezet. Het Commissievoorstel werd door het Europees Parlement gesteund, maar in de Raad afgewezen door een blokkeringsminderheid van delegaties, waarvan sommige op subsidiariteitsgronden tegen het voorstel gekant waren en andere vanwege de verwachte kosten en administratieve lasten. Andere lidstaten zijn van oordeel dat EU-optreden noodzakelijk is, niet het minst omdat de bodem een invloed op klimaatverandering en biodiversiteit uitoefent, twee elementen met grensoverschrijdende effecten. Het Spaanse voorzitterschap kende in de eerste helft van 2010 prioriteit aan dit dossier toe, maar er is nog steeds geen consensus bereikt.

Richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg 10

De Commissie heeft de richtlijn in 2008 voorgesteld. Hoewel de lidstaten de eerste verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg dragen, bleek na een aantal uitspraken van het Europees Hof van Justitie op dit gebied dat EU-optreden nodig is. De Commissie heeft zeven adviezen van de Kamers van nationale parlementen ontvangen: drie daarvan hadden betrekking op bezwaren betreffende subsidiariteit, omdat het voorstel het vermogen van de lidstaten om gezondheidsdiensten te plannen en te financieren in gevaar zou kunnen brengen. Hoewel tijdens de besprekingen in het Europees Parlement soortgelijke problemen werden aangekaart, heeft het Parlement het voorstel in april 2009 in eerste lezing goedgekeurd.

De Raad bereikte een politiek akkoord op 8 juni. In dit akkoord worden de bepalingen versterkt die de lidstaten in staat stellen om "systemen van voorafgaande toestemming" voor gezondheidszorg in een andere EU-lidstaat op te zetten, dan wel de toestemming daartoe te weigeren. Voorts wordt de comitéprocedure niet langer vooropgesteld voor maatregelen in verband met e-gezondheid zoals in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie nog het geval was. Dit geschiedde om rekening te houden met de bezorgdheid van de lidstaten over de noodzaak om de controle van de patiëntenstromen te behouden en de planning en het financiële evenwicht van hun gezondheidszorgstelsels te verzekeren[32].

Stedelijke mobiliteit

In 2007 heeft de Commissie een Groenboek over een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur[33] goedgekeurd om de nodige maatregelen van de EU op dit gebied vast te stellen. In zijn resolutie over het groenboek verklaarde het Europees Parlement dat de EU niet als wetgever moet optreden, maar een rol moet spelen bij de ontwikkeling van een Europese aanpak en het integreren van de behoeften van stedelijk vervoer in andere beleidsterreinen. In 2009 heeft het Parlement ook een initiatiefresolutie goedgekeurd, waarin werd benadrukt dat lokale overheden de problemen inzake stedelijke mobiliteit vaak niet zonder Europese coördinatie kunnen oplossen. In de resolutie werd voorgesteld dat de Commissie zorgt voor studies en een juridisch kader, het onderzoek financiert en goede praktijken bevordert[34]. In zijn advies over het subsidiariteitsverslag 2009[35] verklaarde de Duitse Bundesrat evenwel dat sommige maatregelen in het groenboek niet in overeenstemming waren met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, aangezien maatregelen op het niveau van de lidstaten voldoende zijn. Dit advies was in tegenstrijd met het door het Duitse EU-voorzitterschap voorgestelde handvest van Leipzig [36], waarin wordt verklaard dat het beleid inzake stedelijke ontwikkeling weliswaar op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau moet worden vastgesteld, maar dat EU-maatregelen door het bundelen van goede praktijken en het ondersteunen van stedelijk onderzoek toegevoegde waarde kunnen bieden.

De Commissie heeft in september 2009 het Actieplan stedelijke mobiliteit goedgekeurd[37]. Het effectbeoordelingsproces heeft ertoe bijgedragen de maatregelen te concentreren op de uitwisseling van informatie en goede praktijken. Het Europees Economisch en Sociaal Comité sprak zich gunstig uit over het plan, maar wenste dat de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de EU duidelijker zouden worden omschreven[38]. Het Comité van de Regio's heeft het actieplan ondersteund en aangestipt dat de maatregelen het subsidiariteitsbeginsel niet ondermijnen[39]. De Raad onderzocht de naleving van het subsidiariteitsbeginsel, sprak zijn tevredenheid uit over het actieplan en verzocht de Commissie doelstellingen en beleidslijnen inzake stedelijke mobiliteit in het toekomstige witboek over het Europese vervoerbeleid op te nemen[40].

Richtlijn normen voor menselijke organen bestemd voor transplantatie 15

Het Commissievoorstel, dat in 2008 is goedgekeurd, had tot doel basisnormen inzake kwaliteit en veiligheid van menselijke organen voor transplantatie vast te stellen. COSAC heeft een subsidiariteitstoets uitgevoerd: van de 27 ingezonden adviezen waren 23 positief. De Oostenrijkse Bundesrat constateerde een inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel. De Duitse Bundestag, het Britse House of Commons en de Nederlandse Tweede Kamer der Staten-generaal verklaarden dat zij op grond van de subsidiariteitsanalyse van de Commissie geen conclusie konden trekken. Bovendien waren de Duitse Bundesrat en de Italiaanse Senato della Repubblica van oordeel dat sommige bepalingen verdergaan dan de bevoegdheden van de Unie. De medewetgevers sloten zich evenwel niet aan bij deze bedenkingen en in de Raad verleenden de lidstaten de richtlijn politieke steun, waarna het Europees Parlement ze in eerste lezing goedkeurde.

Richtlijn consumentenrechten 9

Het Commissievoorstel had tot doel het EU-kader voor consumentenbescherming te vereenvoudigen door vier richtlijnen inzake rechten van consumenten samen te voegen en de basisrechten van de consument volledig te harmoniseren en zodoende juridische versnippering te verminderen.

Vijf van de zes adviezen van de Kamers van nationale parlementen stelden dat volledige harmonisatie van bepaalde rechten strijdig met de subsidiariteit zou zijn, aangezien het daardoor niet mogelijk zou zijn de nationale wetgeving toe te passen die in sommige gevallen in een verderreikende bescherming van de consument voorziet. Het Europees Parlement toonde zich bezorgd over de vraag of de mate van juridische versnippering tussen de lidstaten optreden op EU-niveau rechtvaardigt en of volledige harmonisatie te restrictief zou zijn[41]. In de Raad toonde een meerderheid van de lidstaten zich voorstander van een gemengde en flexibele harmonisatie[42]. Teneinde de weerstand tegen volledige harmonisatie te overwinnen heeft de Commissie voorgesteld dat een mogelijke stap vooruit zou kunnen zijn de volledige harmonisatie te concentreren op aspecten waarbij de dimensie interne markt het sterkst is, zoals de regels betreffende op afstand en buiten verkoopruimte gesloten overeenkomsten[43].

CONCLUSIES

De meeste Commissievoorstellen zijn zonder veel discussies over subsidiariteit of evenredigheid door de medewetgevers aangenomen. Voor die voorstellen vormde de naleving van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid waarschijnlijk geen punt. Uit bovenstaande analyse blijkt evenwel dat, wanneer vraagtekens bij de naleving worden geplaatst, de standpunten van de deelnemers aan de besprekingen sterk uiteenlopen, niet alleen tussen de verschillende instellingen, maar ook binnen de instellingen en soms zelfs tussen de verschillende actoren van eenzelfde lidstaat.

Het debat over subsidiariteit en evenredigheid zal verder worden gevoed door de rol van de nationale parlementen die door het Verdrag van Lissabon is ingevoerd. De Commissie is vastbesloten de betrekkingen met de nationale parlementen verder te versterken in het kader van de sinds 2006 ontwikkelde politieke dialoog, en het mechanisme voor controle van de subsidiariteit is daarbij een essentieel element. Het volgende subsidiariteitsverslag zal een overzicht van de werking van dit mechanisme bevatten[44].

BIJLAGE I

Lijst van Commissie-initiatieven waarover de nationale parlementen opmerkingen betreffende subsididariteit of evenredigheid hebben uitgebracht

1. Richtlijn grensoverschrijdende gezondheidszorg (COM(2008) 414)

2. Richtlijn consumentenrechten (COM(2008) 614)

3. Richtlijn bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (COM(2008) 543)

4. Beschikking kritieke infrastructuur (COM(2008) 676)

5. Richtlijn communautair kader voor nucleaire veiligheid (COM(2008) 790)

6. Richtlijn minimumnormen voor opvang van asielzoekers (COM(2008) 815)

7. Groenboek collectief verhaal voor consumenten (COM(2008) 794)

8. Richtlijn energieprestaties van gebouwen (COM(2008) 780)

9. Mededeling overheidsopdrachten voor een beter milieu (COM(2008) 400)

10. Richtlijn bestrijding van betalingsachterstand (COM(2009) 126)

11. Besluit bestrijding van seksueel misbruik en kinderpornografie (COM(2009) 135)

12. Programma van Stockholm (COM(2009) 262)

13. Mededeling productiemethode voor EU-statistieken (COM(2009) 404)

14. Groenboek leermobiliteit (COM(2009) 329)

15. Verordening ongevallenpreventie in de luchtvaart (COM(2009) 611)

16. Actieplan stedelijke mobiliteit (COM(2009) 490)

17. Richtlijn preventie van scherpe letsels in de gezondheidszorg (COM(2009) 577)

18. Mededeling gezamenlijke programmering van onderzoek (COM(2008) 468)

[1] Protocol (Nr. 30) bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, van kracht tot 30.11.2009, en Protocol (Nr. 2) bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, van kracht met ingang van 1.12.2009.

[2] Mededeling van Commissie betreffende slimme regelgeving in de Europese Unie.

[3] PB C 329 van 6.12.1993, blz. 132.

[4] Afdeling 2, punt 3, van het Interinstitutioneel akkoord over subsidiariteit van 1993.

[5] Elk nationaal parlement heeft twee stemmen; in een tweekamerstelsel heeft elk van de twee Kamers één stem.

[6] SEC(2009) 1728.

[7] SEC(2009) 92.

[8] COM(2009) 551 en COM(2009) 554.

[9] COM(2008) 614.

[10] COM(2008) 414.

[11] COM(2008) 780.

[12] Zie ook het verslag van de Commissie over de betrekkingen tussen de Europese Commissie en de nationale parlementen (COM(2010) 291).

[13] COM(2006) 211.

[14] Zie de lijst van initiatieven in bijlage I.

[15] COM(2008) 818.

[16] COM(2009) 338.

[17] COM(2009)154.

[18] Reglement van het Europees Parlement, http://www.europarl.europa.eu/sides/getLastRules.do?language=EN&reference=TOC

[19] Besluit van de Raad 2004/338/EG, Euratom van 22 maart 2004 houdende vaststelling van zijn reglement van orde, PB L 106 van 15.4.2004, blz. 22.

[20] http://subsidiarity.cor.europa.eu

[21] Vermindering van de ongelijkheid in de gezondheidszorg in de EU en herziening van de drinkwaterrichtlijn.

[22] PB L 6 van 9.1.2010, blz. 14.

[23] Zaak C-58/8 Vodafone Ltd, Telefónica O2 Europe plc, T-Mobile International AG, Orange Personal Communications Services Ltd v. Secretary of State for Business, Enterprise and Regulatory Reform betreffende Verordening (EG) nr. 717/2007.

[24] COM(2009) 217.

[25] Persbericht van 1.3.2010, ref. 20100301IPR69737.

[26] Persbericht van 18.12.2009, ref. PRES/09/373.

[27] Standpunt van het Europees Parlement, eerste lezing, ref. P6_TA(2009)0278.

[28] Raadsdocument 8989/09.

[29] COM(2008) 426.

[30] Advies van de commissie Juridische Zaken (13.2.2009) aan de commissie Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken over het voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

[31] COM(2006) 232.

[32] Raadsdocument 15181/09.

[33] COM(2007) 551.

[34] Observatiepost wetgeving van het EP, ref. INI/2008/2041.

[35] Drucksache 745/09 (Beschluss) .

[36] Handvest van Leipzig over duurzame Europese steden en territoriale agenda van de Europese Unie.

[37] COM(2009) 490.

[38] Informatienota TEN/414 - CESE 36/2010.

[39] Advies over het actieplan voor stedelijke mobiliteit, COTER-V-003.

[40] Conclusies van de Raad over het actieplan stedelijke mobiliteit, 3024e zitting van de raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie, Luxemburg, 24 juni 2010.

[41] Persbericht van 17.3.2010, ref. 20100317IPR70798.

[42] Persbericht van 25.5.2010, ref. MEMO/10/212.

[43] Persbericht van 15.3.2010, ref. SPEECH/10/91.

[44] In juni 2010 had de Commissie negentien voorstellen aan de nationale parlementen gezonden en vier met redenen omklede adviezen ontvangen.