Home

Oeganda: het wetsvoorstel Bahati en discriminatie van de LGBT-bevolking Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2010 over Uganda: het „wetsontwerp-Bahati” en discriminatie van de LGBT-bevolking

Oeganda: het wetsvoorstel Bahati en discriminatie van de LGBT-bevolking Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2010 over Uganda: het „wetsontwerp-Bahati” en discriminatie van de LGBT-bevolking

15.6.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 169/134


Donderdag 16 december 2010
Oeganda: het wetsvoorstel Bahati en discriminatie van de LGBT-bevolking

P7_TA(2010)0495

Resolutie van het Europees Parlement van 16 december 2010 over Uganda: het „wetsontwerp-Bahati” en discriminatie van de LGBT-bevolking

2012/C 169 E/16

Het Europees Parlement,

gezien de internationale verplichtingen en instrumenten op het gebied van de mensenrechten die onder meer voortvloeien uit de VN-verdragen inzake de rechten van de mens en uit het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en die de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden waarborgen en discriminatie verbieden,

gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou), en de mensenrechtenclausules in deze overeenkomst, in het bijzonder artikel 9,

gelet op de artikelen 6 en 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en op artikel 19 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), op grond waarvan de Europese Unie en haar lidstaten verplicht zijn de mensenrechten en fundamentele vrijheden te eerbiedigen, en die op Europees niveau middelen aanreiken om op te treden tegen discriminatie en schendingen van de mensenrechten,

gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name op artikel 21, lid 1, dat discriminatie op grond van seksuele voorkeur verbiedt,

gezien alle inspanningen van de Europese Unie om homofobie en discriminatie op grond van seksuele voorkeur te bestrijden,

onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over homofobie, bescherming van minderheden en antidiscriminatiebeleid,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 december 2009 over Uganda: wetsontwerp anti-homoseksualiteit(1),

gezien de verklaring van 17 mei 2010 van de hoge vertegenwoordiger, Catherine Ashton, op de Internationale dag tegen homofobie,

onder verwijzing naar de resolutie van de gezamenlijke parlementaire vergadering ACS-EU van 3 december 2009 over sociale en culturele integratie en deelname van jonge mensen,

gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat het wetsontwerp tegen homoseksualiteit, dat parlementslid David Bahati op 25 september 2009 heeft ingediend in het Ugandese parlement, voorziet in strafbaarstelling van homoseksuele handelingen met gevangenisstraffen variërend van zeven jaar tot levenslang, alsmede met de doodstraf, overwegende dat het wetsontwerp maximaal drie jaar gevangenisstraf stelt op verzwijging van homoseksualiteit van een kind of een patiënt; overwegende dat het wetsontwerp nog in behandeling is,

B.

overwegende dat de internationale gemeenschap het wetsontwerp op grote schaal en ten strengste heeft veroordeeld, waarbij enkele EU-lidstaten hebben gedreigd hun ontwikkelingshulp aan Uganda te bevriezen, mocht het ontwerp worden aangenomen,

C.

overwegende dat Rolling Stone, een plaatselijke krant, op 9 oktober en 15 november 2010 de namen en persoonlijke gegevens van vermeende homoseksuelen heeft gepubliceerd en lezers heeft opgeroepen deze personen aan te vallen of op te hangen; overwegende dat het Ugandese Hooggerechtshof de krant heeft gelast deze publicatie te staken,

D.

overwegende dat homoseksualiteit in slechts13 Afrikaanse landen legaal is en in 38 landen een strafbaar feit, overwegende dat Mauritanië, Sudan en Noord-Nigeria de doodstraf op homoseksualiteit hebben gesteld,

1.

beklemtoont nogmaals dat seksuele voorkeur valt onder het individuele recht op privacy, dat verankerd is in de internationale wetgeving op het gebied van mensenrechten, op grond waarvan gelijkheid en non-discriminatie dienen te worden beschermd en de vrijheid van meningsuiting gewaarborgd;

2.

herinnert de Ugandese overheid aan de verplichtingen die zij heeft op grond van het internationaal recht en de overeenkomst van Cotonou om de universele mensenrechten te eerbiedigen;

3.

wijst nogmaals op zijn betrokkenheid bij de universele mensenrechten, merkt in dit verband op dat verdediging van de fundamentele rechten van de LGBT-bevolking niet als oplegging van Europese waarden kan worden beschouwd, maar veeleer als verdediging en bevordering van gedeelde universele mensenrechten, hetgeen een van de doelstellingen van de EU is bij al haar externe activiteiten;

4.

veroordeelt elke poging tot het aanwakkeren van haat en het voorstaan van geweld tegen welke minderheidsgroepering dan ook, onder meer op grond van sekse of seksuele oriëntatie; veroordeelt in dit verband het in het parlement ingediende wetsontwerp tegen homoseksualiteit en roept de Ugandese overheid op het wetsontwerp niet aan te nemen, maar haar wetgeving te herzien en homoseksualiteit te legaliseren en gemarginaliseerde groepen, waaronder LGBT-activisten, niet langer te criminaliseren; benadrukt dat een wet tegen homoseksualiteit bijzonder schadelijk zou zijn voor de bestrijding van hiv/aids;

5.

herhaalt zijn uitdrukkelijke verwerping van elke maatregel waarmee, onder welke omstandigheden dan ook, invoering van de doodstraf wordt beoogd, alsook van uitleveringsprocedures voor Ugandese burgers die in het buitenland homoseksuele handelingen verrichten;

6.

is ingenomen met het feit dat het Ugandese Hooggerechtshof de krant Rolling Stone heeft gelast de publicatie van namen te staken; blijft niettemin bezorgd over het feit dat veel Ugandezen als direct gevolg van het artikel zijn aangevallen of nog altijd aanvallen te duchten hebben, en dringt erop aan dat de overheid hun bescherming biedt;

7.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de President van de Republiek Uganda, de voorzitter van het Ugandese parlement, de Oost-Afrikaanse wetgevende vergadering en de Commissie van de Afrikaanse Unie en haar instellingen.