Home

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 30.9.2010

COM(2010) 537 definitief

2010/0266 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Aanpassing aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

In het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het Verdrag") wordt een onderscheid gemaakt tussen op grond van artikel 290, lid 1, van het Verdrag aan de Commissie overgedragen bevoegdheden om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling ("gedelegeerde handelingen") en op grond van artikel 291, lid 2, van het Verdrag aan de Commissie overgedragen bevoegdheden om eenvormige voorwaarden vast te stellen ter uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Unie (zulks via "uitvoeringshandelingen").

Bij gedelegeerde handelingen draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om quasiwetgevingshandelingen vast te stellen. Bij uitvoeringshandelingen is de context heel anders. In de eerste plaats dragen de lidstaten namelijk zelf zorg voor de uitvoering van juridisch bindende handelingen van de Europese Unie. Indien voor de uitvoering van de juridisch bindende handeling echter eenvormige voorwaarden nodig zijn, mag de Commissie deze voorwaarden vaststellen. Dit doet zij via een uitvoeringshandeling.

De aanpassing van Verordening (EG) nr. 1698/2005[1] aan de nieuwe regels van het Verdrag berust op een indeling op basis van de nieuwe filosofie, waarin dus een onderscheid wordt gemaakt tussen maatregelen van uitvoerende aard en maatregelen van gedelegeerde aard, terwijl de huidige uitvoeringsbevoegdheden van de Commissie nog berusten op de Verordeningen (EG) nr. 1974/2006 en nr. 1975/2006.

In verband met de nodige aanpassingen is een ontwerpvoorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 uitgewerkt. Daarbij krijgt de wetgever de bevoegdheid om de essentiële onderdelen van het beleid inzake plattelandsontwikkeling gestalte te geven door de algemene richtsnoeren en beginselen van het beleid en dus de doelstellingen van dit beleid, de strategische aanpak, de programmering, de complementariteit, de coherentie en de verenigbaarheid met ander EU-beleid vast te stellen. Evenzo legt de wetgever de beginselen van partnerschap, subsidiariteit en gelijkheid van mannen en vrouwen en niet-discriminatie vast.

Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag draagt de wetgever de taak om niet-essentiële onderdelen van de door hem ingestelde regeling aan te vullen of te wijzigen, over aan de Commissie. De Commissie kan dus de aanvullende elementen die nodig zijn voor een goede werking van de desbetreffende regeling middels gedelegeerde handelingen vaststellen. In het voorliggende voorstel gaat het om gedelegeerde handelingen om uitzonderingen toe te staan op de regel dat geen plattelandsontwikkelingssteun mag worden verleend voor maatregelen die in aanmerking komen voor steun in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen (artikel 5, lid 6). Evenzo draagt de wetgever aan de Commissie de bevoegdheid over om nadere voorwaarden vast te stellen voor alle maatregelen en technische bijstand, teneinde ervoor te zorgen dat deze op samenhangende wijze en overeenkomstig het beleid, de prioriteiten en het recht van de EU worden toegepast (artikelen 20, 32, 36, 38, 52, 63 en 66). Daarnaast moet de Commissie gedelegeerde handelingen vaststellen voor de nadere regels voor de verlagingen en uitsluitingen (artikel 51, lid 4). Verder moet de Commissie voor elke as een flexibiliteitsmarge bepalen (artikel 70, lid 1) en nadere regels opstellen voor andere vormen van steun dan niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand (artikel 71, lid 5). De Commissie moet ook voorzien in nadere controleregels (artikel 74, lid 4). Tot slot moet de Commissie specifieke overgangsmaatregelen vaststellen (artikel 92, lid 1).

De lidstaten zijn overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling die de wetgever heeft ingesteld. Om concurrentieverstoringen en discriminatie van marktdeelnemers te voorkomen, moet evenwel worden gezorgd voor een uniforme toepassing van de regeling in de lidstaten. Daarom verleent de wetgever de Commissie overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het Verdrag in de ontwerpverordening handhavingsbevoegdheden ten aanzien van de uniforme voorwaarden voor de presentatie van programma's voor plattelandsontwikkeling (artikel 18, lid 3), de goedkeuring van een programma (artikel 18, lid 4) en de goedkeuring van een herziening van een programma (artikel 19, lid 2), de vaststelling van de wijzigingen die bij besluit van de Commissie moeten worden goedgekeurd (artikel 19, lid 2), de verlenging van de looptijd van bepaalde verbintenissen (artikel 39, lid 3, artikel 40, lid 2, en artikel 47, lid 1), specifieke bepalingen inzake de aanwijzing van gebieden (artikel 50, lid 4), het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland (artikel 66, lid 3), de presentatie van specifieke jaarverslagen (artikel 82, lid 4), en een algemeen controlekader en een gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader dat de lidstaten moeten invoeren (artikel 74, lid 4, en artikel 80).

Vermindering van het aantal samenvattende verslagen en vereenvoudiging van de inhoud ervan in het kader van het strategisch toezicht

In de GLB-vereenvoudigingsexercitie hebben de lidstaten verzocht om een vermindering van het aantal aan de Commissie uit te brengen verslagen. In het kader van de plattelandsontwikkeling moeten zij namelijk naast de jaarverslagen over de uitvoering van programma's ook samenvattende verslagen bij de Commissie indienen over de vooruitgang die geboekt is bij de uitvoering van hun nationale strategie en doelstellingen en over de bijdrage van die strategie en doelstellingen aan de verwezenlijking van de communautaire strategische richtsnoeren.

Volgens de huidige regels moeten deze samenvattende verslagen vanaf 2010 tot en met 2014 elk tweede jaar worden ingediend. In totaal gaat het dus om drie verslagen. Voorgesteld wordt om dit aantal te beperken tot twee, waarbij het eerste verslag in 2010 in het kader van de mid-termevaluatie en het tweede verslag in 2015 in het kader van de ex-postevaluatie worden ingediend.

Daarnaast moet het verslag thans een samenvatting bevatten van de jaarverslagen van de voorgaande jaren over de uitvoering. Om dubbel werk te voorkomen, dient deze eis te vervallen.

Een en ander betekent dat ook het aantal door de Commissie op te stellen samenvattende verslagen over de belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen met betrekking tot de uitvoering van de nationale strategieën en van de communautaire strategische richtsnoeren beperkt mag blijven tot twee (een in 2011 en een in 2016).

Uitbreiding van het toepassingsgebied van de maatregel om producentengroeperingen te steunen

In vervolg op de mededeling van de Commissie over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa en op de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau voor melk moet de huidige bepaling op grond waarvan alle sectoren in de nieuwe lidstaten voor de oprichting en de administratieve werking van producentengroeperingen aanspraak kunnen maken op steun, worden uitgebreid tot de EU 15. Producentengroeperingen in de sector groenten en fruit mogen daarvoor echter niet in aanmerking komen omdat zij al in het kader van de artikelen 103 ter-103 octies van de integrale GMO-verordening steun kunnen krijgen voor hun werkzaamheden.

Bevorderen van een gerichter gebruik van de adviesdiensten

In de GLB-vereenvoudigingsexercitie hebben de lidstaten ook verzocht om een wijziging van de regels voor het gebruik van adviesdiensten. Thans moeten de adviesdiensten aan de landbouwer ten minste betrekking hebben op de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de goede landbouw- en milieuconditie in het kader van de randvoorwaarden en op arbeidsveiligheidsnormen op basis van de EU-wetgeving.

Om ervoor te zorgen dat het gebruik van de adviesdiensten meer kan worden toegesneden op de individuele behoeften van de begunstigde, hoeft de adviesdienst niet meer alle vermelde aspecten te omvatten, maar slechts een of meer ervan.

Continue, lineaire kenmerken en verbindingsfunctie

Overeenkomstig artikel 10 van de Habitatrichtlijn moeten de lidstaten, wanneer zij zulks in verband met hun ruimtelijkeordeningsbeleid en hun ontwikkelingsbeleid nodig achten, en met name om Natura 2000 ecologisch meer coherent te maken, streven naar een adequater beheer van landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.

Het gaat daarbij om elementen die door hun lineaire en continue structuur (zoals waterlopen met hun oevers of traditionele systemen van terreinbegrenzing) of hun verbindingsfunctie (zoals vijvers of bosjes) essentieel zijn voor de migratie, de geografische verdeling en de genetische uitwisseling van wilde soorten.

Deze gebieden kunnen voor de coherentie van Natura 2000-gebieden een belangrijke rol spelen. Daarom moet worden voorzien in bepalingen die Natura 2000-betalingen voor deze nationaal afgebakende natuurbeschermingsgebieden mogelijk maken als een met steekhoudende argumenten onderbouwd verband kan worden gelegd tussen artikel 10 van de Habitatrichtlijn en deze gebieden. Om ervoor te zorgen dat de betalingen hoofdzakelijk bestemd zullen blijven voor de aangewezen Natura 2000-gebieden, moet het aandeel ervan in deze Natura 2000-gebieden tot een bepaald percentage worden beperkt. Deze bepaling laat het streven van de lidstaten in het kader van de Habitatrichtlijn naar een adequater beheer van landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna, onverlet en staat los van de vraag wanneer er sprake is van een adequate omzetting van artikel 10 van de Habitatrichtlijn.

Follow-up van niet-nalevingen van de randvoorwaarden

De lidstaten kunnen besluiten om gebruik te maken van de mogelijkheid om een geval van niet-naleving als van gering belang te beschouwen en om geen verlaging of uitsluiting toe te passen wanneer het gaat om een bedrag van minder dan 100 euro. Thans moet de bevoegde controleautoriteit in het jaar daarop ervoor zorgen dat de landbouwer de geconstateerde niet-naleving corrigeert. Met het oog op een verlichting van de administratieve last moet echter worden voorzien in een vereenvoudiging van het systeem van nacontroles.

Invoering van een stimulerend element voor maatregelen die onder artikel 43 van het Verdrag vallen

Om als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt te kunnen worden beschouwd, moeten steunmaatregelen een stimulerend element bevatten of een tegenprestatie van de begunstigde vergen. Steun die achteraf wordt toegekend voor activiteiten die de begunstigde reeds heeft ondernomen, bevat per definitie niet het vereiste stimulerende element. Voor medegefinancierde plattelandsontwikkelingsmaatregelen die in het kader van artikel 43 van het Verdrag zijn goedgekeurd , bevat de EU-wetgeving momenteel echter geen bepaling die voorschrijft dat deze een stimulerend element moeten bevatten, behalve in het geval van aanvullende financiering die als onderdeel van de programmering is goedgekeurd en waarvoor geen aparte meldingsprocedure hoeft te worden gevolgd, maar waarop wel de regels voor staatssteun in de landbouw van toepassing zijn. Daarom moet de toekenning achteraf van steun ook worden verboden voor medegefinancierde landbouwmaatregelen en moet worden voorzien in een begindatum van de subsidiabiliteit.

RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

- Raadpleging van belanghebbende partijen

- Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Het was niet nodig belanghebbende partijen te raadplegen en er behoefde ook geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

- Effectbeoordeling

Een effectbeoordeling was niet nodig.

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Specificatie van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen van de Commissie in Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad en vaststelling van de desbetreffende goedkeuringsprocedure voor deze handelingen.

Daarnaast wordt een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd, wordt het toepassingsgebied voor de steun voor de oprichting van producentengroeperingen verruimd, worden de Natura 2000-betalingen uitgebreid tot de in artikel 10 van de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) bedoelde gebieden en wordt een stimulerend element ingevoerd voor maatregelen die in het kader van artikel 43 van het Verdrag zijn goedgekeurd.

- Rechtsgrondslag

Artikel 43 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

- Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel valt onder de gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten en is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

- Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: een verordening van het Europees Parlement en de Raad

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: een verordening moet per definitie worden gewijzigd bij een verordening.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregel brengt geen extra uitgaven voor de Unie mee.

5. AANVULLENDE INFORMATIE

- Vereenvoudiging

De wijzigingen op het gebied van de randvoorwaarden, de strategische rapportage en het gebruik van adviesdiensten vormen een belangrijke vereenvoudiging en zullen leiden tot een verlichting van de administratieve last voor de lidstaten.

2010/0266 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, eerste alinea, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie[2],

Na toezending van het voorstel aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[3],

Gezien het advies van het Comité van de Regio's[4],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[5],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad[6] zijn de Commissie bevoegdheden verleend om uitvoeringsbepalingen vast te stellen voor een aantal bepalingen van die verordening.

2. Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de in het kader van Verordening (EG) nr. 1698/2005 aan de Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het Verdrag).

3. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 1698/2005. De onderdelen waarvoor deze bevoegdheid mag worden uitgeoefend, en de voorwaarden waaraan deze delegatie onderworpen moet worden, moeten worden vastgelegd.

4. Om een uniforme toepassing van Verordening (EG) nr. 1698/2005 in alle lidstaten te waarborgen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag vast te stellen. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, moet de Commissie deze uitvoeringshandelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. XX/XXX van het Europees Parlement en de Raad van . vaststellen.

5. Sommige bepalingen inzake plattelandsontwikkeling die de Commissie tot dusver heeft vastgesteld uit hoofde van de bevoegdheden die haar bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 zijn verleend, worden van dermate groot belang geacht dat ze in die verordening moeten worden opgenomen.

6. Om een uniforme presentatie van de bijgewerkte nationale strategische plannen door de lidstaten te waarborgen, moet de Commissie daarvoor middels uitvoeringshandelingen uniforme regels kunnen opstellen.

7. De lidstaten en de Commissie moeten verslag uitbrengen over het toezicht op de uitvoering van de nationale en de communautaire strategie. Om de administratieve last te verlichten en dubbel werk te voorkomen, moet het aantal strategische samenvattende verslagen dat de lidstaten moeten indienen, worden beperkt tot twee en hoeven deze verslagen minder informatie te bevatten.

8. Om ervoor te zorgen dat de programma's voor plattelandsontwikkeling die de lidstaten overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 indienen, op een uniforme en vergelijkbare wijze kunnen worden beoordeeld, moet de Commissie middels uitvoeringshandelingen uniforme regels vaststellen voor de presentatie van dergelijke programma's.

9. Omwille van de rechtszekerheid moet de Commissie de programma's voor plattelandsontwikkeling middels uitvoeringshandelingen goedkeuren.

10. Om de transparantie en doelmatigheid bij de vaststelling van programma's voor plattelandsontwikkeling te waarborgen, moet de Commissie de betrokken procedures middels uitvoeringshandelingen kunnen vastleggen.

11. Ook moet de Commissie middels uitvoeringshandelingen besluiten over een verzoek tot herziening van een programma voor plattelandsontwikkeling nadat de lidstaat zo'n verzoek heeft ingediend.

12. Om de transparantie en doelmatigheid bij de herziening van programma's voor plattelandsontwikkeling te waarborgen, moet de Commissie de betrokken procedures middels uitvoeringshandelingen vastleggen.

13. Het gebruik van diensten die worden verleend in het kader van het bedrijfsadviseringssysteem, dient de landbouwers te helpen om de prestaties van hun landbouwbedrijf te beoordelen en om na te gaan welke verbeteringen noodzakelijk zijn voor de naleving van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de eisen inzake een goede landbouw- en milieuconditie die in Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers[7] worden genoemd, en van de communautaire normen betreffende arbeidsveiligheid. Nu de steun voor het gebruik van deze diensten al een aantal jaren beschikbaar is, moet ervoor worden gezorgd dat dit meer kan worden toegesneden op de individuele behoeften van de begunstigde.

14. In vervolg op de mededeling van de Commissie over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa en op de werkzaamheden van de deskundigengroep op hoog niveau voor melk[8] moeten de huidige mogelijkheden om steun te verlenen voor de oprichting en de administratieve werking van producentengroeperingen, worden uitgebreid tot alle lidstaten. Om te voorkomen dat de sector groenten en fruit daarvoor tegelijkertijd uit verschillende bronnen steun kan ontvangen, moet deze sector in de onderhavige context echter worden uitgesloten van steun voor de oprichting van producentengroeperingen.

15. Bij bepaalde maatregelen worden meerjarige verbintenissen gewoonlijk aangegaan voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar. Om rekening te kunnen houden met bijzondere omstandigheden in bepaalde gebieden, moet de Commissie, waar dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is, programma's voor plattelandsontwikkeling kunnen goedkeuren waarin voor specifieke typen van verbintenissen een langere periode is opgenomen.

16. De lidstaten moeten de begrenzingen van berggebieden en gebieden die met een specifieke handicap te kampen hebben, bevestigen en moeten gebieden die te kampen hebben met een grote natuurlijke handicap, afbakenen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten zulks volgens uniforme criteria doen, moet de Commissie middels uitvoeringshandelingen de specifieke bepalingen vaststellen overeenkomstig welke deze gebieden moeten worden bevestigd of afgebakend.

17. In artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[9] is bepaald dat de lidstaten ernaar moeten streven een adequaat beheer te bevorderen van landschapselementen die door hun lineaire en continue structuur of hun verbindingsfunctie van primair belang zijn voor de migratie, de geografische verdeling en de genetische uitwisseling van wilde soorten, teneinde Natura 2000 ecologisch meer coherent te maken. Dergelijke gebieden moeten in aanmerking komen voor Natura 2000-betalingen. Om ervoor te zorgen dat de betalingen hoofdzakelijk bestemd zullen blijven voor de aangewezen Natura 2000-gebieden, moet het aandeel ervan in de aangewezen Natura 2000-gebieden echter tot een bepaald percentage worden beperkt.

18. Wanneer een lidstaat besluit gebruik te maken van de mogelijkheid om een geval van niet-naleving als van gering belang te beschouwen of om geen verlaging of uitsluiting toe te passen wanneer het gaat om bedragen van minder dan 100 euro, moet de bevoegde controleautoriteit in het daaropvolgende jaar nagaan of de landbouwer de betrokken geconstateerde niet-naleving corrigeert. Met het oog op een verlichting van de administratieve last moet echter worden voorzien in een vereenvoudiging van het systeem van nacontroles.

19. Elke lidstaat is verplicht om een nationaal netwerk voor het platteland op te zetten. Om ervoor te zorgen dat de diverse nationale netwerken voor het platteland op een coherente en uniforme wijze worden opgericht, moet de Commissie middels uitvoeringshandelingen nadere bijzonderheden voor het opzetten en functioneren van deze netwerken vastleggen.

20. Om te zorgen voor een objectieve en transparante verdeling van de beschikbare vastleggingskredieten over de lidstaten, moet de Commissie middels uitvoeringshandelingen een verdeling per lidstaat en per jaar verrichten. Gezien de bijzondere aard van deze handelingen moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om deze zonder de hulp van het in Verordening (EU) nr. XX/XXXX bedoelde comité vast te stellen.

21. Om als verenigbaar met de interne markt te kunnen worden beschouwd, moeten steunmaatregelen een stimulerend element bevatten of een tegenprestatie van de begunstigde vergen. Steun die achteraf wordt toegekend, bevat per definitie niet het vereiste stimulerende element. Daarom moet ten aanzien van maatregelen die onder artikel 42 van het Verdrag vallen, worden bepaald dat geen steun mag worden verleend voor activiteiten die al vóór de indiening van een steunaanvraag zijn ondernomen.

22. De lidstaten moeten worden verplicht om controles te verrichten overeenkomstig de door de Commissie middels gedelegeerde handelingen vast te stellen regels voor met name het type en de intensiteit van de controles, die moeten zijn aangepast aan de aard van de verschillende maatregelen voor plattelandsontwikkeling. Verder moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om middels uitvoeringshandelingen uniforme voorwaarden vast te stellen voor de invoering van controles door de autoriteiten van de lidstaten, teneinde een coherente uitvoering van controles te waarborgen.

23. De Commissie en de lidstaten moeten gezamenlijk een gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader opzetten. Omwille van de transparantie moet de Commissie dit middels uitvoeringshandelingen vaststellen.

24. De lidstaten zijn verplicht om de Commissie jaarlijks een jaarverslag over de uitvoering van hun programma's voor plattelandsontwikkeling te doen toekomen. De Commissie moet middels uitvoeringshandelingen bijzonderheden vaststellen voor de jaarverslagen over de uitvoering voor specifieke programma's voor de nationale netwerken voor het platteland, teneinde te zorgen voor een uniforme en vergelijkbare inhoud.

25. Er moet een informatiesysteem tot stand worden gebracht om de veilige uitwisseling van gegevens van gemeenschappelijk belang tussen de Commissie en elke lidstaat mogelijk te maken. De Commissie moet middels uitvoeringshandelingen uniforme voorwaarden vaststellen voor de werking van dit systeem.

26. Verordening (EG) nr. 1698/2005 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1698/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1) artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 wordt vervangen door:

"2. De Commissie en de lidstaten zorgen ervoor dat de bijstand van het ELFPO en van de lidstaten coherent is met de activiteiten, het beleid en de prioriteiten van de Unie. De bijstand van het ELFPO moet coherent zijn met de doelstellingen inzake economische en sociale samenhang en met de doelstellingen van het EU-steuninstrument voor de visserij in het bijzonder. Om ervoor te zorgen dat de bijstand van het ELFPO ook coherent is met andere EU-steuninstrumenten, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen de specifieke EU-maatregelen ter waarborging van deze coherentie vastleggen.";

b) lid 6 wordt vervangen door:

"6. Op grond van deze verordening wordt geen steun verleend voor maatregelen die in aanmerking komen voor steun in het kader van de gemeenschappelijke marktordeningen. Om rekening te houden met de specifieke omstandigheden in programmeringsregio's, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen uitzonderingen maken op deze regel.";

(2) aan artikel 12 wordt het volgende lid toegevoegd:

"3. De nationale strategische plannen kunnen in de loop van de programmeringsperiode worden bijgewerkt. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen regels vastleggen voor het bijwerken van deze plannen.";

(3) in artikel 13 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

"1. Elke lidstaat dient bij de Commissie twee samenvattende verslagen in die betrekking hebben op de bij de uitvoering van zijn nationale strategie en doelstellingen geboekte vooruitgang en op de bijdrage van die strategie en doelstellingen aan de verwezenlijking van de communautaire strategische richtsnoeren. Het eerste verslag wordt in 2010 en het tweede in 2015 ingediend, in beide gevallen uiterlijk op 1 oktober.

2. In het verslag worden met name beschreven:

a) de outputs en de resultaten van de programma's voor plattelandsontwikkeling op basis van de in het nationale strategische plan gedefinieerde indicatoren;

b) voor elk programma, de resultaten van de evaluatie tijdens de uitvoering.";

(4) in artikel 14, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

"De Commissie brengt twee verslagen uit waarin de belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen met betrekking tot de uitvoering van de nationale strategische plannen en van de communautaire strategische richtsnoeren worden samengevat. Het eerste verslag wordt in 2011 en het tweede in 2016 uitgebracht.";

(5) artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

27. aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Met het oog op deze beoordeling stelt zij middels uitvoeringshandelingen uniforme voorwaarden vast voor de presentatie van programma's voor plattelandsontwikkeling.";

28. lid 4 wordt vervangen door:

"4. De Commissie keurt elk programma voor plattelandsontwikkeling middels uitvoeringshandelingen goed.

Ook kan zij middels uitvoeringshandelingen de procedure voor een dergelijke goedkeuring vastleggen.";

(6) artikel 19, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De Commissie besluit middels uitvoeringshandelingen over een verzoek tot herziening van een programma voor plattelandsontwikkeling nadat de lidstaat zo'n verzoek heeft ingediend.

Om doelmatige en evenredige procedures te kunnen toepassen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen vastleggen voor welke wijzigingen haar goedkeuring niet vereist is en voor welke haar goedkeuring zonder de hulp van het in artikel 91 quater bedoelde comité vereist is.

De Commissie stelt de procedurele bepalingen voor de indiening, beoordeling en goedkeuring van wijzigingen middels uitvoeringshandelingen vast.";

(7) artikel 20, onder d), punt ii), wordt vervangen door:

"ii) steun voor de oprichting van producentengroeperingen;";

(8) het volgende artikel 20 bis wordt vóór onderafdeling 1 ingevoegd:

" Artikel 20 bis Specifieke voorwaarden

Om een efficiënt en gericht gebruik van de middelen en een coherente aanpak in de behandeling van begunstigden te waarborgen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen specifieke voorwaarden vast voor de in artikel 20 genoemde maatregelen.";

(9) in artikel 24, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

"De adviesdienst aan de landbouwer bestrijkt ten minste een of meer voorgeschreven beheerseisen en eisen inzake een goede landbouw- en milieuconditie als bepaald in de artikelen 5 en 6 van en de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 73/2009 en, indien relevant, een of meer op EU-wetgeving gebaseerde arbeidsveiligheidsnormen.";

(10) artikel 32, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

"b) geldt voor de EU-voedselkwaliteitsregelingen of voor door de lidstaten erkende voedselkwaliteitsregelingen die voldoen aan precieze criteria die de Commissie middels gedelegeerde handelingen heeft vastgesteld om de coherentie van deze maatregel met het beleid en de prioriteiten van de EU te waarborgen. Regelingen die uitsluitend tot doel hebben de controle te verscherpen op de naleving van uit het nationale of het EU-recht voortvloeiende dwingende normen, komen niet voor steun in aanmerking;";

(11) aan artikel 33 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De steun wordt verleend aan producentengroeperingen bestaande uit marktdeelnemers die actief deelnemen aan een voedselkwaliteitsregeling zoals bedoeld in artikel 32. Beroeps- en/of kolomorganisaties die één of meer sectoren vertegenwoordigen, kunnen niet als producentengroepering worden aangemerkt.";

(12) artikel 35, lid 3, wordt vervangen door:

"3. De steun wordt verleend aan producentengroeperingen die uiterlijk op 31 december 2013 officieel door de bevoegde autoriteit van de lidstaat zijn erkend. Er wordt echter geen steun verleend voor de oprichting van producentengroeperingen in de sector groenten en fruit.";

(13) het volgende artikel 36 bis wordt vóór onderafdeling 1 ingevoegd:

"Artikel 36 bis Specifieke voorwaarden

Om een efficiënt en gericht gebruik van de middelen en een coherente aanpak in de behandeling van begunstigden te waarborgen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen specifieke voorwaarden vast voor de in artikel 36 genoemde maatregelen.";

(14) artikel 38, lid 2, wordt vervangen door:

"2. De steun beperkt zich tot de in de bijlage I bij de onderhavige verordening vastgestelde maxima. Om overlapping te voorkomen tussen de steun waarin artikel 20, onder c), punt i), voorziet en de steun waarin artikel 36, onder a), punt iii), voorziet, legt de Commissie middels gedelegeerde handelingen de regels voor de nadelen die verband houden met specifieke eisen die zijn ingevoerd bij Richtlijn 2000/60/EG, alsmede de voorwaarden inzake de hoogte van het jaarlijkse steunbedrag voor betalingen die verband houden met deze richtlijn, vast.";

(15) in artikel 39, lid 3, wordt de tweede alinea vervangen door:

"Deze verbintenissen worden in de regel aangegaan voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar. Waar dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen programma's voor plattelandsontwikkeling goedkeuren waarin voor specifieke typen van verbintenissen een langere periode is opgenomen.";

(16) in artikel 40, lid 2, wordt de tweede alinea vervangen door:

"Deze verbintenissen worden in de regel aangegaan voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar. Waar dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen programma's voor plattelandsontwikkeling goedkeuren waarin voor specifieke typen van verbintenissen een langere periode is opgenomen.";

(17) aan artikel 41 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Om voor dergelijke steun in aanmerking te komen, mogen de betrokken investeringen geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben.";

(18) aan artikel 43, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), wordt onder "landbouwer" verstaan een persoon die een wezenlijk deel van zijn arbeidstijd aan landbouwwerkzaamheden besteedt en daaruit een belangrijk deel van zijn inkomen haalt, zulks in overeenstemming met door de lidstaat op te stellen criteria.";

(19) in artikel 47, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

"Deze verbintenissen worden in de regel aangegaan voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar. Waar dat noodzakelijk en gerechtvaardigd is, kan de Commissie middels uitvoeringshandelingen programma's voor plattelandsontwikkeling goedkeuren waarin voor specifieke typen van verbintenissen een langere periode is opgenomen.";

(20) aan artikel 49 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Om voor dergelijke steun in aanmerking te komen, mogen de betrokken investeringen geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben.";

(21) artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

29. de leden 4 en 5 worden vervangen door:

"4. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen regels vast overeenkomstig welke de lidstaten in hun programma's:

a) de op grond van lid 2 en lid 3, onder b), bestaande begrenzingen moeten bevestigen dan wel wijzigen,

b) de in lid 3, onder a), bedoelde gebieden moeten afbakenen.

5. De volgende landbouwgebieden komen in aanmerking voor de in artikel 36, onder a), punt iii), bedoelde betalingen:

a) overeenkomstig de Richtlijnen 2009/147/EG en 92/43/EEG aangewezen Natura 2000-landbouwgebieden;

b) andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied voor de landbouw, die bijdragen tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG;

c) landbouwgebieden die zijn opgenomen in beheersplannen voor stroomgebieden van rivieren overeenkomstig Richtlijn 2000/60/EG.";

30. lid 7 wordt vervangen door:

"7. De volgende bosgebieden komen in aanmerking voor de in artikel 36, onder b), punt iv), bedoelde betalingen:

a) overeenkomstig de Richtlijnen 2009/147/EG en 92/43/EEG aangewezen Natura 2000-bosgebieden;

b) andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied voor bossen, die bijdragen tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG.";

31. het volgende lid wordt toegevoegd:

"9. De in lid 5, onder b), en in lid 7, onder b), van het onderhavige artikel bedoelde gebieden maken per programma voor plattelandsontwikkeling niet meer uit dan 5% van de Natura 2000-gebieden die onder het territoriale toepassingsgebied van het programma vallen.";

(22) artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

32. in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

"Wanneer een lidstaat besluit gebruik te maken van de in de tweede alinea geboden mogelijkheid, neemt de bevoegde autoriteit het volgende jaar de nodige maatregelen om na te gaan of de begunstigde de betrokken geconstateerde niet-naleving corrigeert. De constatering van de niet-naleving en de verplichting corrigerende actie te ondernemen worden de begunstigde meegedeeld.";

33. in lid 4 wordt de inleidende zin vervangen door:

"Om te zorgen voor een coherente toepassing van verlagingen en uitsluitingen van betalingen overeenkomstig het onderhavige artikel, legt de Commissie middels gedelegeerde handelingen de desbetreffende regels vast voor de toepassing van het beginsel van transparantie en van evenredigheid. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter en de herhaling van de niet-naleving, alsook met de volgende criteria:";

(23) het volgende artikel 52 bis wordt vóór onderafdeling 1 ingevoegd:

"Artikel 52 bis Specifieke voorwaarden

Om een efficiënt en gericht gebruik van de middelen en een coherente aanpak in de behandeling van begunstigden te waarborgen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen specifieke voorwaarden vast voor de in artikel 52 genoemde maatregelen.";

(24) aan artikel 53 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de toepassing van het onderhavige artikel wordt onder "lid van het landbouwhuishouden" verstaan een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden in het nationale recht, uitgezonderd werknemers in de landbouw. Wanneer een lid van het landbouwhuishouden een rechtspersoon dan wel een groep van rechtspersonen is, moet dit lid ten tijde van het aanvragen van de steun een landbouwactiviteit op het landbouwbedrijf uitoefenen.";

(25) het volgende artikel 63 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 63 bis Specifieke voorwaarden

Om een efficiënt en gericht gebruik van de middelen en een coherente aanpak in de behandeling van begunstigden te waarborgen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen specifieke voorwaarden vast voor de in artikel 63 genoemde maatregelen.";

(26) artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

34. aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Om de coherentie met het beleid, de prioriteiten en het recht van de EU te waarborgen, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen voorwaarden voor de procentuele bijdrage voor technische bijstand in het geval van programma's voor plattelandsontwikkeling die betrekking hebben op zowel onder de convergentiedoelstelling vallende regio's als niet onder de convergentiedoelstelling vallende regio's, alsmede voorwaarden voor de toewijzing van middelen voor het opzetten en het functioneren van het in artikel 68 bedoelde nationale netwerk voor het platteland vaststellen.";

35. in lid 3 wordt de derde alinea vervangen door:

"De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen regels vast voor het opzetten en het functioneren van het nationale netwerk voor het platteland.";

(27) artikel 69, lid 4, wordt vervangen door:

"4. De Commissie verricht middels uitvoeringshandelingen zonder de hulp van het in artikel 91 quater bedoelde comité een verdeling per lidstaat en per jaar van de in lid 1 genoemde bedragen, na aftrek van het in lid 2 genoemde bedrag, met inachtneming van:

a) de bedragen die zijn gereserveerd voor de onder de convergentiedoelstelling vallende regio's,

b) de in het verleden geleverde prestaties en

c) bijzondere situaties en behoeften, uitgaande van objectieve criteria.";

(28) artikel 70, lid 1, wordt vervangen door:

"1. In het besluit tot vaststelling van een programma voor plattelandsontwikkeling wordt de maximumbijdrage uit het ELFPO vastgesteld voor elke as. Om de lidstaten enige flexibiliteit te bieden in die zin dat zij ELFPO-middelen in geringe mate tussen assen kunnen verschuiven, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen een flexibiliteitsmarge vast. In voorkomend geval worden de kredieten die worden toegewezen aan regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen, in het besluit duidelijk als zodanig vermeld.";

(29) artikel 71 wordt als volgt gewijzigd:

36. in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door de volgende twee alinea's:

"Nieuwe uitgaven die worden toegevoegd bij een wijziging van het programma als bedoeld in artikel 19, zijn subsidiabel vanaf de datum waarop de Commissie het verzoek tot wijziging van het programma heeft ontvangen. De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor de uitgaven tussen de datum waarop de Commissie hun verzoek tot wijziging van een programma ontvangt, en de datum van het besluit tot goedkeuring van de wijziging.

In de programma's voor plattelandsontwikkeling kan worden bepaald dat in geval van noodmaatregelen wegens een natuurramp de subsidiabiliteit van uitgaven die verband houden met wijzigingen in het programma kan ingaan op een vroegere datum dan de in de tweede alinea bedoelde datum.";

37. aan lid 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:

"Bij maatregelen die onder artikel 42 van het Verdrag vallen, wordt alleen steun verleend voor uitgaven die na de indiening van een aanvraag bij de bevoegde autoriteit zijn gedaan.

De tweede alinea is echter niet van toepassing op de maatregelen die genoemd worden in artikel 20, onder a), artikel 20, onder b), punt vi), artikel 20, onder c), punten i) en ii), artikel 20, onder d), punten i), ii) en iii), artikel 36, onder a), punten i) tot en met v), en artikel 36, onder b), punt i), met uitzondering van de aanlegkosten in het kader van artikel 36, onder b), punt i).";

38. lid 5 wordt vervangen door:

"5. In afwijking van lid 3, onder b), mag de bijdrage uit het ELFPO worden verleend in een andere vorm dan niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand. Om een efficiënte en coherente uitvoering van het ELFPO te waarborgen en de financiële belangen van de Unie te beschermen, stelt de Commissie middels gedelegeerde handelingen specifieke voorwaarden vast voor de medefinanciering van rentesubsidies en van andere vormen van financiële instrumentering.";

(30) artikel 74, lid 4, wordt vervangen door:

"4. De lidstaten verrichten controles overeenkomstig door de Commissie middels gedelegeerde handelingen vastgestelde regels betreffende de controlebeginselen, sancties, uitsluitingen en de terugvordering van onverschuldigde betalingen, die moeten zijn aangepast aan de aard van de verschillende maatregelen voor plattelandsontwikkeling om een efficiënte toepassing ervan en een gelijke behandeling van alle begunstigden te waarborgen. De Commissie legt middels uitvoeringshandelingen uniforme voorwaarden vast voor de uitvoering van controles door de autoriteiten van de lidstaten.";

(31) aan artikel 78 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voor de toepassing van punt f) gaat het bij de "voorstellen inzake substantiële wijzigingen" om wijzigingen waarvoor de Commissie middels uitvoeringshandelingen haar goedkeuring moet verlenen, behalve de in artikel 19, lid 2, tweede alinea, bedoelde wijzigingen, alsmede om wijzigingen van financiële uitsplitsingen over maatregelen binnen assen, wijzigingen die betrekking hebben op de toevoeging van nieuwe maatregelen en soorten van concrete acties, en de intrekking van bestaande maatregelen en soorten van concrete acties.";

(32) artikel 80 wordt vervangen door:

"Artikel 80

Gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader

Het gemeenschappelijke toezicht- en evaluatiekader wordt opgesteld in samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten en wordt door de Commissie middels uitvoeringshandelingen vastgesteld. In het kader wordt een beperkt aantal, voor alle programma's geldende gemeenschappelijke indicatoren opgenomen.";

(33) artikel 82, lid 4, wordt vervangen door:

"4. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen regels vast voor de jaarverslagen over de uitvoering voor specifieke programma's overeenkomstig artikel 66, lid 3.";

(34) aan artikel 86 wordt het volgende lid toegevoegd:

"9. Om ervoor te zorgen dat de evaluaties binnen het tijdschema van het onderhavige artikel worden verricht, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen passende boetes vastleggen bij niet-inachtneming van het desbetreffende tijdschema.";

(35) in titel IX wordt het volgende artikel 89 bis ingevoegd:

"Artikel 89 bis

Uitwisseling van informatie en documenten

In samenwerking met de lidstaten brengt de Commissie een informatiesysteem tot stand om de veilige uitwisseling van gegevens van gemeenschappelijk belang tussen de Commissie en elke lidstaat mogelijk te maken. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen uniforme voorwaarden vast voor de werking van dit systeem.";

(36) de artikelen 90 en 91 worden geschrapt;

(37) de volgende artikelen 91 bis, 91 ter en 91 quater worden ingevoegd:

"Artikel 91 bis

Bevoegdheden van de Commissie

Tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt bepaald, handelt de Commissie, wanneer haar bevoegdheden worden verleend, bij gedelegeerde handelingen overeenkomstig de procedure van artikel 91 ter en bij uitvoeringshandelingen overeenkomstig de procedure van artikel 91 quater.

Artikel 91 ter

Gedelegeerde handelingen

1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan tegelijk in kennis.

2. De bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in dat besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekenen binnen twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met [twee] maanden worden verlengd.

Indien noch het Europees Parlement, noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar tegen de gedelegeerde handeling hebben aangetekend, wordt de gedelegeerde handeling in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en treedt zij in werking op de daarin bepaalde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij niet voornemens zijn bezwaar aan te tekenen, mag de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van deze termijn in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt en in werking treden.

Als het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar aantekent, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar tegen de gedelegeerde handeling aantekent, geeft aan waarom zij dit doet.

Artikel 91 quater

Uitvoeringshandelingen - Comité

[Te redigeren na de vaststelling, overeenkomstig artikel 291, lid 2, VWEU, van de thans in het Europees Parlement en de Raad voorliggende verordening tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de controlemechanismen.]";

(38) artikel 92, lid 1, wordt vervangen door:

"1. Mochten specifieke maatregelen nodig zijn om de overgang van de geldende regeling naar de bij deze verordening ingestelde regeling te vergemakkelijken, dan worden die maatregelen door de Commissie middels gedelegeerde handelingen vastgesteld.";

(39) in bijlage I wordt voetnoot (***) vervangen door:

"(***) Om rekening te houden met de bijzondere omstandigheden op Malta, kan de Commissie middels gedelegeerde handelingen een minimaal steunbedrag vaststellen voor productiesectoren waarin de totale productie uiterst gering is.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM | AGRI/I1/Ares/2010/483446 (JGS/TM) 6.20.2010.6 |

DATUM: 15.7.2010 |

1. | BEGROTINGSONDERDEEL: 05 04 05 01 | KREDIETEN 2010: VK: 14 335 536 182 EUR BK: 12 606 200 000 EUR |

2. | TITEL: Ontwerpverordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) |

3. | RECHTSGRONDSLAG: - |

4. | DOEL VAN DE MAATREGEL: Aanpassing van Verordening 1698/2005 aan het Verdrag van Lissabon en invoering van een aantal vereenvoudigingsvoorstellen in het kader van de GLB-vereenvoudigingsexercitie |

5. | FINANCIELE GEVOLGEN (1) | PERIODE VAN 12 MAANDEN (mln euro) | HUIDIG BEGROTINGSJAAR 2009 (mln euro) | VOLGEND BEGRO-TINGSJAAR 2010 (mln euro) |

5.0 | UITGAVEN TEN LASTE VAN - DE EU-BEGROTING (lopende prijzen) - NATIONALE AUTORITEITEN - ANDERE | - | - | - |

5.1 | ONTVANGSTEN - EIGEN MIDDELEN VAN DE EG (HEFFINGEN/DOUANERECHTEN) - OP NATIONAAL VLAK | - | - | - |

2011 | 2012 | 2013 |

5.0.1 | RAMING VAN DE UITGAVEN (lopende prijzen) VK: BK: | - - | - - | - - |

5.1.1 | RAMING VAN DE ONTVANGSTEN | - | - | - |

5.2 | BEREKENINGSMETHODE: - |

6.0 | FINANCIERING MOGELIJK UIT KREDIETEN DIE IN HET BETROKKEN HOOFDSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING ZIJN OPGEVOERD? | JA NEEN |

6.1 | FINANCIERING MOGELIJK DOOR OVERSCHRIJVING VAN EEN HOOFDSTUK NAAR EEN ANDER HOOFSTUK VAN DE LOPENDE BEGROTING? | JA NEEN |

6.2 | AANVULLENDE BEGROTING NODIG? | JA NEEN |

6.3 | MOETEN OP DE VOLGENDE BEGROTINGEN KREDIETEN WORDEN OPGEVOERD? | JA NEEN |

6.4 | OVERIGE | (2) |

OPMERKINGEN: 1) Voor de vastleggingskredieten heeft de wijziging van Verordening 1698/2005 geen financiële gevolgen omdat het totale bedrag dat voor plattelandsontwikkeling is uitgetrokken, alsmede de verdeling van dit bedrag over de jaren ongewijzigd blijven. Ook bij de betalingskredieten doen zich gezien de aard van de voornaamste wijzigingen, namelijk een aanpassing aan het Verdrag van Lissabon en een vereenvoudiging van de administratieve last voor de lidstaten, geen financiële gevolgen voor. Slechts drie wijzigingen (uitbreiding van het toepassingsgebied van de steun voor de administratieve werking van producentengroeperingen, uitbreiding van Natura 2000 tot bepaalde beschermingsgebieden en invoering van een stimulerend element voor maatregelen die onder artikel 43 van het Verdrag vallen) leiden mogelijk op korte termijn tot een zeer beperkte herverdeling van betalingen. Dit is echter nauwelijks van invloed op de evaluatie van de budgettaire behoeften. |

[1] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

[2] PB C [.] van [.], blz. [.].

[3] PB C [.] van [.], blz. [.].

[4] PB C [.] van [.], blz. [.].

[5] PB C [.] van [.], blz. [.].

[6] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.

[7] PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16.

[8] COM(2009) 591 van 28.10.2009.

[9] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.