Home

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

/* COM/2010/0797 def. - NLE 2010/0329 */ Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 13.12.2010

COM(2010) 797 definitief

2010/0329 (NLE)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

SEC(2010) 1608 def.

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut neemt de Raad vóór het eind van elk jaar een besluit over de door de Commissie voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen, gebaseerd op het verslag van Eurostat, met ingang van 1 juli. |

Algemene context Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut vloeit de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen rechtstreeks voort uit de ontwikkeling van de koopkracht van de nationale ambtenaren (specifieke indicator), de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel (internationaal indexcijfer) en de door Eurostat vastgestelde economische pariteiten. De specifieke indicator meet de ontwikkeling van de nettobezoldigingen, exclusief inflatie, van de nationale ambtenaren in dienst van de centrale overheid van de lidstaten. Eurostat heeft deze indicator vastgesteld aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI genoemde acht lidstaten. In juni 2010 werd Eurostat door het Franse nationale instituut voor de statistiek ingelicht over een correctie van het cijfer van de Franse specifieke indicator voor de periode juli 2008-juli 2009. Deze correctie werd tijdig meegedeeld overeenkomstig de methodologie die goedgekeurd is door de werkgroep artikel 65, en werd door Eurostat gevalideerd. De gecorrigeerde Franse cijfers waren niet opgenomen in de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van 2009. Overeenkomstig het statuut en de rechtsorde van de Unie zal in de aanpassing van de bezoldigingen en de pensioenen van 2010 met inachtneming van het methodologisch handboek voor de berekening van specifieke indicatoren echter volledig rekening worden gehouden met deze correctie. In het addendum bij het verslag van Eurostat is de berekening van de gecorrigeerde specifieke indicator voor Frankrijk en de gecorrigeerde globale specifieke indicator toegelicht. Het internationale indexcijfer van Brussel meet de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de EU-ambtenaren. Eurostat heeft dit indexcijfer vastgesteld aan de hand van de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens. De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. |

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Elk jaar wordt een voorstel ingediend om de bezoldigingen en pensioenen aan te passen. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

211 | Wijze van raadpleging, voornaamste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel. |

212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling - Het voorstel beoogt de bezoldigingen en pensioenen aan te passen overeenkomstig de vigerende wetgeving. - De geldende regelgeving laat geen ruimte voor alternatieven. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

Samenvatting van de voorgestelde actie Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten voortvloeien. 3.1. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN IN BELGIË EN LUXEMBURG De gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de referentieperiode, gemeten met de specifieke indicator, is gelijk aan -2,2 %. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de referentieperiode, gemeten met het internationale indexcijfer dat door Eurostat werd berekend, is gelijk aan 2,4 %. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage XI van het Statuut is de waarde van de aanpassing gelijk aan het product van de specifieke indicator en het internationale indexcijfer van Brussel, berekend door Eurostat. De voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg is derhalve 0,1 %. Op grond van artikel 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut is in België en Luxemburg geen aanpassingscoëfficiënt van toepassing. 3.2. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN BUITEN BELGIË EN LUXEMBURG Buiten België en Luxemburg wordt de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen verkregen door vermenigvuldiging van de aanpassing in België en Luxemburg met de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënten en de wisselkoers. De in de verordening genoemde aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldigingen, de pensioenen en de overmaking van een deel van de bezoldiging zijn als volgt berekend: - Aanpassingscoëfficiënten voor AMBTENAREN buiten België en Luxemburg: Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen Brussel en de andere standplaatsen per 1 juli. De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die in de lidstaten buiten België en Luxemburg werkzaam zijn, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. - Aanpassingscoëfficiënten voor de PENSIOENEN buiten België en Luxemburg en aanpassingscoëfficiënten voor de OVERMAKINGEN: Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekend die moeten zorgen voor de gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen Brussel en de andere landen van verblijf per 1 juli. De aanpassingscoëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen van de personen die buiten België en Luxemburg verblijven, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. Overeenkomstig artikel 17 van bijlage VII bij het Statuut zijn deze coëfficiënten rechtstreeks van toepassing op de overmakingen voor de ambtenaren en de andere personeelsleden. Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten. - Datum waarop de aanpassingscoëfficiënten van kracht worden: De aanpassingscoëfficiënten worden van kracht op 1 juli voor alle plaatsen, met uitzondering van die met een sterke stijging van de kosten van levensonderhoud: voor de laatstgenoemde plaatsen is die datum 16 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 6,3 %, of 1 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 12,6 %. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg wordt gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers. Deze indexcijfers komen overeen met het product van het internationale indexcijfer van Brussel en de schommeling van de economische pariteit. De datum waarop deze aanpassing van kracht wordt, wordt vervroegd voor de in de verordening genoemde plaatsen. |

310 | Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag is het Statuut en met name bijlage XI. |

329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel heeft betrekking op een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

331 | - In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt. |

332 | - De financiële last is het rechtstreekse gevolg van de toepassing van de bij het Statuut vastgestelde aanpassingsmethode. |

Keuze van instrumenten |

341 | Voorgesteld instrument: verordening. |

342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden niet geschikt zijn: - In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

401 | De gevolgen van de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen voor de administratieve uitgaven en voor de ontvangsten worden uiteengezet in bijgaand financieel memorandum. |

2010/0329 (NLE)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, en met name artikel 12,

Gezien het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, en met name de artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIII bij dat Statuut, alsmede artikel 20, eerste alinea, en de artikelen 64, 92 en 132 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren moeten de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie in het kader van de jaarlijkse herziening 2010 te worden aangepast,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2010 wordt in artikel 63, tweede alinea, van het Statuut „1 juli 2009” vervangen door „1 juli 2010”.

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2010 wordt in artikel 66 van het Statuut de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassing is voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door de volgende tabel:

[pic]

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 2010 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 januari 2011 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2010 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 16 mei 2010 worden de aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut van toepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van de onderstaande tabel. De datum waarop de jaarlijkse aanpassing voor die standplaatsen van kracht wordt is 16 mei 2010.

[pic]

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de toelage bij het in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het Statuut bedoelde ouderschapsverlof 911,73 euro, en die voor alleenstaande ouders 1 215,63 euro.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt het basisbedrag van de in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kostwinnerstoelage 170,52 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kindertoelage 372,61 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 252,81 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 91,02 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt het minimumbedrag van de in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde ontheemdingstoelage 505,39 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de in artikel 134 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding 363,31 euro.

Artikel 6

Met ingang van 1 januari 2011 wordt de in artikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoeding als volgt aangepast:

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 0 en 200 km

0,3790 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 201 en 1 000 km

0,6316 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3790 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1262 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0609 euro per km voor het gedeelte van de afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 euro per km voor het gedeelte van de afstand dat hoger ligt dan 10 000 km.

Aan deze vergoeding wordt een forfaitair supplement toegevoegd van:

- 189,48 euro als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt;

- 378,93 euro als de afstand per spoor tussen de standplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt.

Artikel 7

Met ingang van 1 juli 2010 bedraagt de in artikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

- 39,17 euro voor ambtenaren die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

- 31,58 euro voor ambtenaren die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2010 wordt het minimumbedrag van de in artikel 24, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

- 1 114,99 euro voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

- 662,97 euro voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2010 wordt het minimumbedrag van de in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde werkloosheidsuitkering vastgesteld op 1 337,19 euro en het maximumbedrag op 2 674,39 euro, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 215,63 euro.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2010 wordt de in artikel 93 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

[pic]

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2010 wordt het minimumbedrag van de in artikel 94 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

- 838,66 euro voor personeelsleden die recht hebben op de kostwinnerstoelage;

- 497,22 euro voor personeelsleden die geen recht hebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2010 wordt het minimumbedrag van de in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde werkloosheidsuitkering vastgesteld op 1 002,90 euro en het maximumbedrag op 2 005,78 euro, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 911,73 euro.

Met ingang van 1 juli 2010 wordt het minimumbedrag van de in artikel 136 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde werkloosheidsuitkering vastgesteld op 882,33 euro en het maximumbedrag op 2 076,07 euro.

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2010 worden de in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad[1] bedoelde toeslagen voor continu- of ploegendienst vastgesteld op 382,17 euro, 576,84 euro, 630,69 euro en 859,84 euro.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2010 wordt op de in artikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad[2] genoemde bedragen een coëfficiënt toegepast van 5,516766.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2010 wordt de tabel in artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de hiernavolgende tabel:

[pic]

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2010 wordt, voor de toepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vaste vergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij het Statuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

- 131,84 euro per maand voor ambtenaren in de rangen C4 en C5;

- 202,14 euro per maand voor ambtenaren in de rangen C1, C2 en C3.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2010 wordt de in artikel 133 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de hiernavolgende tabel:

[pic]

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

Benaming van het voorstel/initiatief

Gewijzigd voorstel voor een verordening houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2010 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen.

Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[3]

Betreft potentieel alle beleidsterreinen en activiteiten.

Motivering van het voorstel/initiatief

Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Ervoor zorgen dat de koopkracht van de bezoldigingen en de pensioenen van de EU-ambtenaren gelijke tred houdt met de koopkracht van de ambtenaren van de centrale overheid in de lidstaten, overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut.

Duur van de actie en van de financiële gevolgen

( Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

- Uitvoering met een opstartperiode vanaf 1 juli 2010,

- gevolgd door een volledige uitvoering.

Beheersvorm(en)[4]

( Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie: PMO.

GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonde(e)l(en) van de uitgaven

- Het voorstel heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen in verband met personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderde(e)l(en)

Rubriek van het meerjarige financiële kader | Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Bijdrage |

Aantal [Beschrijving …………………….] | GK/NGK[5] | van EVA[6]-landen | van kandidaat-lidstaten[7] | van derde landen | in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement |

XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Assistentie aan de leden | NGK | NEEN | NEEN | NEEN | NEEN |

Geraamde gevolgen voor de uitgaven

Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader: | Aantal | XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Assistentie aan de leden |

miljoen euro (tot op 3 decimalen)

-

Geraamde personeelsbehoeften

- ( Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

- ( Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

Bijdragen van derden aan de financiering

- Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

- ( Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

- ( Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

- ( voor de eigen middelen

- ( voor de diverse ontvangsten

miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten | De voor het lopende jaar opgenomen bedragen | Gevolgen van het voorstel/initiatief |

Jaar 2010 | Jaar 2011 | Jaar 2012 | Jaar 2013 | Volgende jaren |

Artikel 410 Pensioenbijdrage | 392,2 | 0,2 |0,4 |0,4 |0,4 |0,4 |0,4 |0,4 | |Artikel 400 Belastingen | 469,2 | 0,2 |0,5 |0,5 |0,5 |0,5 |0,5 |0,5 | |Artikel 410 Speciale heffing | 52,0 | 0,0 |0,1 |0,1 |0,1 |0,1 |0,1 |0,1 | |Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

De gevolgen voor de ontvangsten zijn berekend op basis van de betaling van bezoldigingen en pensioenen voor de maand juli en met toepassing van het effect van de aanpassing.

[1] Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).

[2] Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8).

[3] ABM: activiteitsgestuurd beheer – ABB: activiteitsgestuurde begroting.

[4] Nadere informatie over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn te vinden op de website BudgWeb: http://www.cc.cec./budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[5] GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.

[6] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[7] Kandidaat-lidstaten en indien van toepassing potentiële kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan.

[8] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.

[9] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), indirect onderzoek, direct onderzoek.