Home

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2010/C 248/07

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad [1] bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

"MIÓD DRAHIMSKI"

EG-Nr.: PL-PGI-0005-0619- 09.07.2007

BGA ( X ) BOB ( )

1. Naam:

"Miód drahimski"

2. Lidstaat of derde land:

Polen

3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1. Productcategorie:

Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong (honing)

3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

Vijf verschillende soorten honing mogen met de benaming "miód drahimski" worden verkocht: boekweithoning, koolzaadhoning, heidehoning, lindehoning en poliflorale honing.

1. De van boekweit (Fagopyrum) afkomstige "miód drahimski" is donderbruin, bijna zwart en neemt na de kristallisatie een roodgouden kleur aan. De honing krijgt na het trage kristallisatieproces een grofkorrelige, ongelijke textuur, met soms een vloeibaar laagje aan de oppervlakte. Deze honing, met zijn zeer intens en aangenaam aroma van boekweitbloemen, heeft een scherpe, zoete en licht doordringende smaak.

2. De van heide (Calluna vulgaris) afkomstige "miód drahimski" is amber- tot oranjebruin van kleur, met lichte en donkere accenten. Vóór het kristallisatieproces is hij amber- of zelfs rood-amberkleurig. Na de kristallisatie krijgt de honing een geeloranje tot bruine kleur. De heidehoning heeft een dikke, smeuïge textuur en kristalliseert tot middelgrote korrels. De geur van heide komt sterk door en de smaak is lichtjes zoet, scherp en zweemt naar het bittere.

3. De van koolzaad (Brassica napus var. arvensis) afkomstige "miód drahimski" is nagenoeg kleurloos of licht strokleurig met een groene zweem, afhankelijk van de planten waarop de honing is verzameld. Na de kristallisatie neem de honing een witte of grijs-beige kleur aan. De snelle kristallisatie levert een fijnkorrelige, kleverige structuur op. Deze honing heeft een zachte, discrete en lichtjes bittere smaak.

4. De van linde (Tilia) afkomstige "miód drahimski" varieert in vloeibare vorm van groenig geel tot licht amberkleurig. Na de kristallisatie wordt hij witgeel tot goudgeel. In vloeibare vorm lijkt hij op ricinusolie (ook wel castorolie genoemd). De kristallisatie levert een fijnkorrelige, enigszins ruwe structuur op. De smaak is tamelijk scherp en vaak enigszins bitter.

5. Poliflorale "miód drahimski" is afkomstig van verschillende planten. Afhankelijk van de oogsttijd varieert de kleur van lichtbeige tot oranjebruin. Na de kristallisatie evolueert de kleur richting lichtgrijs of zacht rood-goud. Deze diklopende honing is gedeeltelijk of volledig gekristalliseerd, afhankelijk van de plaats waar de honing is verzameld. Het sterke aroma herinnert aan was en de smaak wordt weliswaar bepaald door de samenstelling van de nectar, maar is doorgaans mild en zoet. Het komt voor dat de smaak van een bepaalde soort nectar overheerst.

Tabel 1: Kenmerken van "miód drahimski" ("<" betekent "minder dan"; ">" betekent "meer dan")

Soort honing/parameter | Boekweit | Heide | Koolzaad | Linde | Polifloraal |

Toegestaan watergehalte | < 18 % | < 21 % | < 18 % | < 18 % | < 18 % |

Gehalte reducerende suiker (glucose en fructose) | > 67 % | > 67 % | > 67 % | > 67 % | > 67 % |

HMF-gehalte | < 25 mg/kg | < 25 mg/kg | < 25 mg/kg | < 25 mg/kg | < 25 mg/kg |

Vrije zuren | < 40 mval/kg | < 40 mval/kg | < 40 mval/kg | < 40 mval/kg | < 40 mval/kg |

Sacharose-gehalte | < 4 % | < 4 % | < 4 % | < 4 % | < 4 % |

Proline-gehalte: | > 25 mg/100 g | > 25 mg/100 g | > 25 mg/100 g | > 25 mg/100 g | > 25 mg/100 g |

percentage overheersend pollen | > 45 % boekweit pollen - Fagopyrum | > 45 % heide-pollen - Calluna vulgaris | > 45 % koolzaad pollen - Brassica napus var. arvensis | > 20 % linde-pollen - Tilia | < 35 % aandeel pollen van om het even welke plant |

Bij verkoop kan "miód drahimski" vloeibaar (gezeefd) zijn, gecontroleerd gekristalliseerd (door "seeding" of "creaming" - versnelling van de kristallisatie door toevoeging van een kleine hoeveelheid reeds gekristalliseerde honing) of natuurlijk gekristalliseerd (korrelig). "Miód drahimski" is nectarhoning waarin kleine hoeveelheden honingdauw aanwezig kunnen zijn. Dit mag echter niet leiden tot een wijziging van de smaak, geur of kenmerken van de honing. "Miód drahimski" kan ook op de raat worden verkocht.

3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

-

3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

De bijen mogen niet worden gevoerd tijdens de verzamelperiode van de "miód drahimski". Slechts in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer de normale ontwikkeling van de zwermen in gevaar komt, mogen de bijen uiterlijk tot 14 dagen vóór de honingoogst worden gevoederd met witbietsuiker of een speciale stroop met een suikergehalte (glucose, fructose, sacharose) van ten minste 73 %. De dosis mag niet groter zijn dan de bijen voor twee dagen nodig hebben. De witbietsuiker en de stroop hoeven niet afkomstig te zijn uit het gebied waar de "miód drahimski" wordt gewonnen. Dit heeft geen gevolgen voor de kwaliteit van de honing.

3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Alle fasen van het productieproces, van het plaatsen van de bijenkasten tot de uiteindelijke verpakking van de honing, moeten in het afgebakende geografische gebied worden doorlopen. Wanneer de ramen ten minste 75 % verzegelde cellen bevatten, zijn ze oogstrijp en worden ze uit de kast gehaald. De honing wordt op het bedrijf van de imker koud gewonnen met behulp van een slingermachine en met gebruikmaking van centrifugale kracht. De honing mag met mechanische persen koud worden geperst. De geslingerde honing wordt gezeefd en afgegoten in containers. "Miód drahimski" mag niet worden gefilterd om pollen te verwijderen, noch mag hij worden gepasteuriseerd. De temperatuur van de honing mag in geen enkel stadium van de productie meer bedragen dan 42 °C. Tijdens het verzamelen van de honing mogen geen chemische of andere vaste, vloeibare of gasvormige producten waarmee bijen worden verjaagd, worden ingezet. Voor de productie van "miód drahimski" mogen uitsluitend bijen van de soorten Apis mellifera carnica (de grijze of Carnische honingbij), Apis mellifera mellifera (Europese zwarte honingbij) en kruisingen daarvan worden gebruikt.

3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz.:

Om te garanderen dat het product de juiste kwaliteitskenmerken vertoont, mag de honing uitsluitend in het gebied waar hij is verkregen (zie punt 4), worden afgevuld in kleinhandelsverpakkingen. Deze beperking heeft tevens tot doel het toezicht op en de controle van de oorsprong van de honing te versterken. Bovendien wordt op die manier voorkomen dat "miód drahimski" met andere soorten honing wordt vermengd. Tot slot moet dit voorschrift de uitermate grote betrouwbaarheid van het inspectiesysteem op peil houden en factoren elimineren die de kwaliteit van de honing kunnen compromitteren.

3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Alle imkers en de entiteiten die betrokken zijn bij het aankopen en aanbieden van de honing met de beschermde benaming, moeten hetzelfde etiket gebruiken. Deze etiketten worden verdeeld door Stowarzyszenie Producentów Miodu Drahimskiego, een vereniging die de inspectie-instantie voorziet van voorschriften over de distributie van de etiketten. Het systeem waarbij van slechts van één etiket gebruik wordt gemaakt, moet zorgen voor een gegarandeerde productkwaliteit en moet de traceerbaarheid van het product vergemakkelijken. Deze voorschriften en procedures mogen in geen geval de producenten die geen lid zijn van de vereniging, discrimineren.

4. Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied:

"Miód drahimski" wordt verzameld in de gemeenten Czaplinek, Wierzchowo, Barwice, Borne Sulinowo en in de bosrijke gemeente Borne Sulinowo, in het merengebied Drawa. De benaming "miód drahimski" is afgeleid van de naam "Drahim", de oorspronkelijke naam van de plaats Stare Drawsko, die haar naam heeft gegeven aan de regio waarin het productiegebied zich bevindt. Na WO II geraakte de naam Drahim in onbruik aangezien toen de officiële benaming voor het administratieve gebied en de naam Stare Drawo werden ingevoerd. De veranderde naamgeving belet echter niet dat verwijzingen naar de traditionele naam Drahim nog steeds weerklank hebben.

5. Verband met het geografische gebied:

5.1. Specificiteit van het geografische gebied:

Het in punt 4 omschreven gebied maakt deel uit van de klimaatzone aan de Oostzee, waar de invloed van de oceaan geprononceerder is dan in andere regio's van Polen. De nabijheid van de Oostzee zorgt voor de opwarming van de grond en voor koele zomers. Kenmerkend voor het lokale klimaat zijn de door de ligging van het gebied bepaalde temperatuursomstandigheden. Vanwege de relatief hoge ligging krijgt deze regio koelere temperaturen. De gemiddelde temperatuur in de periode mei-juli bedraagt 14,4 °C, terwijl het jaarlijkse gemiddelde rond 7-7,3 °C schommelt. De bodem bestaat grotendeels uit ijsafzettingen en sediment dat door het ijssmeltwater is achtergelaten. De voornaamste bodemtypes zijn podzol bestaande uit los zand met een laag kleigehalte, glaciale bodem en zandbodem boven leem of silt. Het productiegebied van "miód drahimski" ligt grotendeels in het natuurpark Drawski Park Krajobrazowy. Vooral dankzij de afwezigheid van industriële verontreiniging is dit gebied natuurlijk gebleven. Het park bestaat uit zeven natuurreservaten met elk zijn eigen flora en fauna. De activiteit van de mens heeft nauwelijks invloed gehad op de ecosystemen in de natuurreservaten. De diversiteit van de plaatselijke plantengroei kan bovendien profiteren van een uitermate gevarieerd en fijnmazig netwerk van rivieren, stromen en meren. Het gebied omvat lobelia-meren die worden gekenmerkt door bijzonder zuiver water en relictplanten, zoals dikbladige muur (Stellaria crassifolia), kraaiheide (Empetrum nigrum ssp. nigrum) en stijf struisriet (Calamagrostis stricta). Talrijke planten in dit gebied zijn beschermd, zoals de wilde akelei (Aquilegia vulgaris), het peperboompje (Daphne mezereum) en de moeraswespenorchis (Epipactis palustris).

Invloed van het gebied op het voorkomen van andere honingplanten

Boekweit

De plaatselijke podzol, gereguleerde watertoevoer en klimaatomstandigheden zijn ideaal voor de teelt van boekweit. Met name de hoge luchtvochtigheid (tot 81 %) is belangrijk in dit verband. Een vierhonderdtal biologische landbouwbedrijven telen in dit gebied boekweit, op een areaal van ca. 1120 ha.

Linde

Het afgebakende gebied telt een groot aantal monumentale lindebomen, onder meer aan weerszijden van ongeveer 90 % van de wegen die de dorpen in het productiegebied doorsnijden, en langs zijwegen en paden. De proliferatie van lindebomen in het gebied is terug te voeren op de juiste bodemomstandigheden en de afwezigheid van verontreiniging. Lindebomen zijn bijzonder gevoelig voor verontreinigde lucht en het feit dat in dit gebied geen sprake is van luchtverontreiniging door industrie, is bijgevolg een cruciale milieufactor.

Koolzaad

Typisch voor de koolzaadteelt in dit gebied is dat dit gewas wordt aangeplant op akkers die meerdere hectare beslaan en van elkaar worden gescheiden door talrijke bossen. Hierdoor wordt de wind in toom gehouden en kunnen de bijen profiteren van ideale omstandigheden om zich te ontwikkelen en nectar te verzamelen. Bijna 1400 ha grond in het afgebakende gebied wordt gebruikt voor de teelt van koolzaad.

Heide

Het bosdistrict Borne Sulinowo kan bogen op een van de meest uitgestrekte heidegebieden in Europa. Ongeveer 6000 ha is bedekt met verschillende soorten heide, zoals struikhei (Polio-Callunetum), Scabiosa canescentis en Genistetum tinctoriae. De uitgestrektheid van heideland in dit gebied is te danken aan de goede bodemomstandigheden en de juiste mate van blootstelling aan de zon - beide het gevolg van de aanwezigheid van grote oppervlakten onbeboste grond.

Menselijke factoren

De bijenteelt in dit gebied kan terugkijken op een lange geschiedenis waarin de plaatselijke imkers hun vakmanschap hebben kunnen ontwikkelen. In de loop der tijden hebben zij zich vertrouwd gemaakt met beginselen van de honingoogst en de bijenhouderij die een rechtstreekse invloed hebben op de chemische samenstelling van dit product. Omdat de honing doorgaans uitsluitend wordt gehaald uit ramen die voor ten minste 75 % verzegeld zijn, is de rijpheid van de geoogste honing gegarandeerd. De temperatuur van de honing mag in geen enkel stadium van de productie meer bedragen dan 42 °C.

5.2. Specificiteit van het product:

"Miód drahimski" is kwaliteitshoning met een laag HMF-gehalte en een hoog gehalte reducerende suiker. Specifieke kenmerken van "miód drahimski" zijn het hoge gehalte overheersend pollen (zie ook punt 3.2) en het aandeel pollen van unieke relict- en inheemse planten. De poliflorale honing onderscheidt zich in het bijzonder door de uitermate diverse pollensamenstelling (geen enkele plant neemt meer dan 35 % voor haar rekening) en het daaruit voortvloeiende rijke aromaboeket.

5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

"Miód drahimski" wordt verkregen uit planten die typisch zijn voor de regio en is bijgevolg nauw verweven met het gebied van oorsprong. Er zijn verschillende soorten honing die met de benaming "miód drahimski" mogen worden verkocht: boekweithoning, koolzaadhoning, heidehoning, lindehoning en poliflorale honing. Het in punt 5.1 omschreven gebied wordt gekenmerkt door relatief weinig regenval, een zeer groot aantal waterlichamen, een hoge relatieve vochtigheid en een matige wind. Al deze factoren zijn uitermate bevorderlijk voor de aanwezigheid en de kwaliteit van de individuele honingplanten die de honing voor de uit één bloemsoort gewonnen "miód drahimski" leveren. De aanwezigheid van diverse ecosystemen als gevolg van de puurheid en natuurlijkheid van de omgeving, zorgt bovendien voor een zeer gevarieerde pollensamenstelling. De poliflorale "miód drahimski" is hiervan een typisch voorbeeld. Het feit dat geen enkele plantensoort meer dan 35 % van het totale pollengehalte in de poliflorale "miód drahimski" levert, bewijst hoe rijk de vegetatie in dit gebied is. Naast pollen van landbouwgewassen bevat zowel de monoflorale als de poliflorale honing pollen van beschermde planten die endemisch zijn in dit gebied. Deze planten komen er voor als gevolg van het specifieke karakter van het gebied, met zijn natuurreservaten en landschapspark. Bijgevolg is het onmogelijk om buiten dit gebied "miód drahimski" te produceren. Vanwege de gebruikte honingoogstmethode (de honing wordt pas uit de ramen gehaald wanneer die voor ten minste 75 % verzegeld zijn) is de honing niet alleen rijp (met een hoog gehalte reducerende suiker (fructose en glucose)), maar bovendien zeer vers en van natuurlijke oorsprong, zoals blijkt uit het lage HMF-gehalte. Aangezien de honing niet tot meer dan 42 °C mag worden verwarmd, blijven de talrijke enzymen bewaard die worden gevormd dankzij de natuurlijke oorsprong van de honing. De typische smaak en de uitstekende reputatie van elk soort "miód drahimski" (zie punt 3.2) zijn het resultaat van het samenspel van meerdere factoren: de ongerepte natuurlijke omgeving, de rijke vegetatie en het traditionele vakmanschap van de plaatselijke producenten. De methoden voor het produceren en het oogsten van "miód drahimski" zijn generatie na generatie ontwikkeld en geperfectioneerd en hebben uiteindelijk geresulteerd in een product dat onlosmakelijk verbonden is met het vakmanschap van de plaatselijke imkers.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(Artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 510/2006)

http://www.minrol.gov.pl/DesktopDefault.aspx?TabOrgId=1620&LangId=0

[1] PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

--------------------------------------------------