Home

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (COM(2010)0611 – C7-0343/2010 – 2010/0303(COD))#P7_TC1-COD(2010)0303 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 15 december 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid Voor de EER relevante tekst

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (COM(2010)0611 – C7-0343/2010 – 2010/0303(COD))#P7_TC1-COD(2010)0303 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 15 december 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid Voor de EER relevante tekst

14.6.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 168/178


Donderdag 15 december 2011
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ***I

P7_TA(2011)0581

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 15 december 2011 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (COM(2010)0611 – C7-0343/2010 – 2010/0303(COD))

2013/C 168 E/46

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2010)0611),

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C7-0343/2010),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 16 februari 2011(1),

na raadpleging van het Comité van de Regio's,

gezien artikel 55 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme en het advies van de Begrotingscommissie en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0372/2011),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast;

2.

benadrukt dat punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(2) van toepassing dient te zijn voor de uitbreiding van het takenpakket van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid; onderstreept dat elk besluit van de wetgever ten behoeve van een dergelijke uitbreiding van het takenpakket de besluiten van de begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure onverlet laat;

3.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.



Donderdag 15 december 2011
P7_TC1-COD(2010)0303

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 15 december 2011 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad(3), die is vastgesteld na de ramp met de olietanker "Erika" en de verwoestende olieverontreiniging die daardoor werd veroorzaakt, is een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (hierna "het Agentschap") opgericht teneinde een hoog, uniform en efficiënt niveau van veiligheid op zee en van voorkoming van verontreiniging door schepen te waarborgen. [Am. 1]

(1 bis)

Na de ramp met de olietanker "Prestige" in 2002 werd Verordening (EG) nr. 1406/2002 gewijzigd om het Agentschap verdergaande bevoegdheden toe te kennen voor het bestrijden van verontreiniging. [Am. 2]

(2)

Overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 heeft de raad van bestuur van het Agentschap in 2007 de opdracht gegeven tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van die verordening. Op grond van deze evaluatie heeft de raad van bestuur in juni 2008 aanbevelingen geformuleerd over wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1406/2002, van het Agentschap, zijn bevoegdheidsgebieden en zijn werkmethoden. [Am. 3]

(3)

Op basis van de resultaten van de externe evaluatie, de aanbevelingen van de raad van bestuur en de meerjarenstrategie die deze in maart 2010 goedkeurde, moeten sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1406/2002 worden verduidelijkt en bijgewerkt. Hoewel het Agentschap de nadruk moet leggen op zijn prioritaire taken op het gebied van maritieme veiligheid,Voorts moet het Agentschapook een aantal aanvullende taken krijgen die de ontwikkeling van het maritieme veiligheidsbeleid op Unie- en internationaal niveau weerspiegelen. Gezien de begrotingsbeperkingen waarmee de Unie kampt, zijn een diepgaande screening en omschakeling noodzakelijk om de kosten- en begrotingsefficiëntie te waarborgen en om duplicatie van werk te voorkomen. Op die manier zou een derde van de In de personeelsbehoefte voor de nieuwe taken zou zoveel mogelijk moeten worden voorzien door middel van interne herschikking binnen het Agentschap. [Am. 4]

(3 bis)

Bij deze herschikking moet de nodige coördinatie met de agentschappen in de lidstaten plaatsvinden. [Am. 5]

(3 ter)

Het Agentschap heeft reeds aangetoond dat bepaalde taken, zoals satellietbewakingssystemen, doeltreffender kunnen worden ondernomen op Europees niveau. Wanneer deze stelsels kunnen worden toegepast om andere beleidsdoelen te steunen, levert dat voor de lidstaten besparingen op hun nationale begrotingen op en ontstaat er werkelijke Europese toegevoegde waarde. [Am. 6]

(3 quater)

Om het Agentschap in staat te stellen de nieuwe taken die hem bij deze verordening worden toegekend naar behoren te vervullen, is een verhoging – zij het in beperkte mate – van zijn middelen nodig. Dit vraagt om speciale aandacht tijdens de begrotingsprocedure. [Am. 7]

(4)

Sommige bepalingen betreffende specifieke governanceaspecten van het Agentschap moeten worden verduidelijkt. Rekening houdend met de uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de Commissie toegekende specifieke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het Uniebeleid, moet de Commissie het Agentschap bij de uitvoering van zijn taken beleidsondersteuning bieden, met volle eerbiediging van de rechtspersoonlijkheid van het Agentschap en de onafhankelijkheid van zijn uitvoerend directeur als bepaald bij Verordening (EG) nr. 1406/2002.

(4 bis)

Bij de benoeming van leden van de raad van bestuur moet ten volle het belang om te zorgen voor een evenwichtigere gendervertegenwoordiging in acht worden genomen. Ook bij de verkiezing van de voorzitter en ondervoorzitter en bij de keuze van de vertegenwoordigers van derde landen moet dit doel worden nagestreefd. [Am. 8]

(5)

Het Agentschap moet in het belang van de Unie handelen en moet de richtsnoeren van de Commissie volgen. Dit betekent dat het Agentschap in het kader van zijn bevoegdheid buiten het grondgebied van de Unie mag optreden, door het Uniebeleid inzake maritieme veiligheid via technische en wetenschappelijke samenwerking met derde landen te bevorderen. [Am. 9]

(5 bis)

Het Agentschap moet op verzoek van een lidstaat aanvullende, kostenefficiënte maatregelen bieden om de bestrijding van mariene verontreiniging te ondersteunen, ook wanneer die afkomstig is van offshoregas- en olie-installaties. Wanneer het gaat om mariene verontreiniging in een derde land, moet het verzoek worden ingediend door de Commissie. [Am. 10]

(6)

Het Agentschap moet de Commissie en de lidstaten ten volle bijstaan bij onderzoeksactiviteiten met betrekking tot zijn bevoegdheidsgebied. Overlappingen met de werkzaamheden van het bestaande onderzoekskader van de Unie moeten echter worden vermeden. Het Agentschap dient derhalve geen onderzoeksprojecten te beheren. Bij de uitbreiding van de taken van het Agentschap moet erop gelet worden dat deze duidelijk en nauwkeurig worden omschreven, dat er geen overlappingen zijn en dat elke onduidelijkheid wordt vermeden. [Am. 11]

(6 bis)

In het licht van de ontwikkeling van nieuwe innovatieve toepassingen en diensten en de verbetering van de bestaande toepassingen en diensten en met een blik gericht op het tot stand brengen van een Europese maritieme zone zonder grenzen, moet het Agentschap ten volle gebruik maken van de mogelijkheden die worden geboden door de programma's EGNOS, Galileo en GMES. [Am. 12]

(7)

Wanneer het Uniekader voor samenwerking op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee, dat is opgezet bij Beschikking nr. 2850/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad(4), verstrijkt, moet het Agentschap enkele activiteiten voortzetten die eerder onder dat kader werden uitgevoerd, door met name een beroep te doen op de deskundigheid van de raadgevende technische groep voor paraatheid ten aanzien van en bestrijding van verontreiniging van de zee.

(7 bis)

Het Agentschap stelt aan de lidstaten gedetailleerde gegevens over verontreiniging door schepen ter beschikking, zodat deze hun verantwoordelijkheden uit hoofde van Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten(5) kunnen nakomen. De doelmatigheid van de handhaving en de sancties variëren evenwel in aanzienlijke mate, ondanks het feit dat dergelijke verontreiniging mogelijkerwijs in de nationale wateren van andere landen terecht kan komen. [Am. 13]

(8)

Recente gebeurtenissen hebben de risico's aangetoond van offshorewinning-, gasexploratie- en productie-installaties voor het zeevervoer en het mariene milieu. Het gebruik van de responsmogelijkheden van het Agentschap moet uitdrukkelijk worden uitgebreid naar bestrijding van verontreiniging door dergelijke activiteiten. Voorts moet het Agentschap de Commissie bijstaan bij het analyseren van de veiligheid van mobiele offshoregas- en olie-installaties om mogelijke zwakheden op te sporen, op basis van de deskundigheid die het heeft ontwikkeld met betrekking tot maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, de preventie van verontreiniging door schepen en de bestrijding van mariene verontreiniging. Deze aanvullende rol, die Europese toegevoegde waarde biedt omdat gebruik wordt gemaakt van de bestaande kennis en deskundigheid van het Agentschap, moet vergezeld gaan van passende financiële en personele middelen. [Am. 14]

(8 bis)

Met name moet het CleanSeaNet-systeem van het Agentschap, dat momenteel wordt gebruikt om aan de hand van foto's aan te tonen dat schepen olie spuien, ook worden ingezet om olieverontreiniging door kust- en offshore-installaties op te sporen en te melden. [Am. 15]

(8 ter)

Om de interne markt te verwezenlijken moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van het zeevervoer over korte afstand en moeten de bureaucratische lasten waaraan de schepen onderworpen zijn, worden verminderd. Het "blauwe gordel"-project zal bijdragen tot de vermindering van de meldingsformaliteiten die van handelsschepen worden verlangd bij het binnenkomen en verlaten van havens in de lidstaten. [Am. 16]

(9)

De Unie heeft een algemene zeevervoerstrategie tot 2018 opgesteld, daarin begrepen het e-maritimeconcept. Voorts werkt de Unie aan een Europees maritiem toezichtsnetwerk. Het Agentschap beschikt over maritieme systemen en toepassingen die van belang zijn voor de verwezenlijking van deze beleidsopties en met name voor het "blauwe gordel"-project. Daarom moet het Agentschap de systemen en gegevens ter beschikking stellen van belanghebbende partners. [Am. 17]

(9 bis)

Om bij te dragen tot de verwezenlijking van een "Interne Europese Zee" en mariene verontreiniging te helpen bestrijden, moeten er synergieën tot stand worden gebracht tussen de autoriteiten, met inbegrip van de kustwachtdiensten. [Am. 18]

(9 ter)

Het Agentschap moet de Commissie en de lidstaten bijstaan bij de ontwikkeling en de uitvoering van het zogeheten "e-maritime"-initiatief van de Unie dat tot doel heeft de maritieme sector doeltreffender te maken dankzij een betere toepassing van informatietechnologieën, onverminderd de verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties. [Am. 19]

(9 quater)

Gezien het belang voor Europa om nieuwe hoogopgeleide zeevarenden aan te trekken ter vervanging van de generatie die thans met pensioen gaat, moet het Agentschap de lidstaten en de Commissie steunen bij het bevorderen van maritieme opleiding. In het bijzonder moet het werken aan de verspreiding van goede praktijken en het vergemakkelijken van uitwisselingen tussen instellingen voor maritieme opleidingen op basis van het Erasmus model. [Am. 20]

(10)

Het Agentschap is uitgegroeid tot een autoriteit op het gebied van maritieme verkeersgegevens op Unieniveau die van belang en relevant zijn voor andere activiteiten van de Unie. Door zijn activiteiten, met name betreffende havenstaatcontrole, toezicht op maritiem verkeer en scheepsroutes en bijstand bij het opsporen van potentiële verontreinigers, moet het Agentschap helpen op Unieniveau synergieën betreffende bepaalde kustwacht operaties opgezet om mariene verontreiniging te voorkomen en te bestrijden, door aldus de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de verschillende kustwachtdiensten te bevorderentot stand te brengen. Daarnaast moet het Agentschap bij het vergaren en controleren van gegevens ook basisinformatie verzamelen bijvoorbeeld over piraterij en over potentiële bedreigingen voor het zeevervoer en het mariene milieu door offshore-activiteiten in verband met de exploratie, de productie en het vervoer van olie en gas. [Am. 21]

(10 bis)

Om het toenemende risico op piraterij in de Golf van Aden en de westelijke Indische Oceaan te bestrijden, moet het Agentschap de nauwkeurige positie van onder EU-vlag varende schepen die deze als zeer risicovol aangemerkte gebieden doorkruisen, doorgeven aan –de zeemacht van de EU (operatie Atalanta). Tot op heden hebben niet alle lidstaten toestemming verleend voor een dergelijke activiteit. Deze verordening moet hen daartoe verplichten, zodat de rol van het Agentschap bij de bestrijding van piraterij wordt versterkt. [Am. 22]

(11)

De systemen, toepassingen, deskundigheid en gegevens van het Agentschap zijn ook van belang om bij te dragen tot de doelstelling van goede milieutoestand van de zeewateren overeenkomstig Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie)(6), met name voor elementen die verband houden met scheepvaart, zoals ballastwater, zwerfvuil op zee en onderwaterlawaai.

(11 bis)

Op het gebied van havenstaatcontrole werkt de Unie nauw samen met het Memorandum van Parijs betreffende de havenstaatcontrole. Omwille van een zo groot mogelijke efficiëntie moeten het Agentschap en het Memorandum van Parijs inzake havenstaatcontrole zo nauw mogelijk samenwerken, en moeten de Commissie en de lidstaten alle mogelijkheden onderzoeken om die efficiëntie nog verder te verbeteren. [Am. 23]

(11 ter)

De deskundigheid van het Agentschap op het gebied van de bestrijding van verontreiniging en ongelukken in het mariene milieu kan ook waardevol zijn bij het ontwikkelen van richtsnoeren voor het verlenen van vergunningen voor de exploratie en productie van olie en gas. Het Agentschap moet daarom de Commissie en de lidstaten in deze taak bijstaan. [Am. 24]

(12)

Het Agentschap voert inspecties uit om de Commissie bij te staan bij de beoordeling van de efficiënte tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving. De rollen van het Agentschap, de Commissie, de lidstaten en de raad van bestuur moeten duidelijk worden vastgesteld.

(13)

De Commissie en het Agentschap moeten nauw samenwerken ombij de voorbereiding van de operationele werkmethoden van het Agentschap wat inspecties betreft met de grootst mogelijke spoed voor te bereiden. Zolang de maatregelen betreffende die werkmethoden niet in werking zijn getreden, moet het Agentschap blijven werken volgens de bestaande inspectiepraktijk. [Am. 25]

(14)

Teneinde de vereisten voor de operationele werkmethoden van het Agentschap voor het uitvoeren van inspecties moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(7).vast te stellen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen. [Am. 26]

(14 bis)

Al deze maatregelen en de bijdrage van het Agentschap aan de coördinatie tussen de lidstaten en de Commissie, moeten gericht zijn op de ontwikkeling van een echte Europese Maritieme Ruimte. [Am. 27]

(14 ter)

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(8) (het Financieel reglement), en in het bijzonder artikel 185 daarvan, en het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(9), en in het bijzonder punt 47 daarvan, moeten in acht worden genomen. [Am. 28]

(15)

Verordening (EG) nr. 1406/2002 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1406/2002

Verordening (EG) nr. 1406/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De artikelen 1 tot en met 3 worden vervangen door:

"Artikel 1

Doelstellingen

1. Bij deze verordening wordt een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ("het Agentschap") opgericht. Het Agentschap handelt in het belang van de Unie.

2. Het Agentschap biedt de lidstaten en de Commissie de nodige technische en wetenschappelijke bijstand en een hoog niveau van deskundigheid, teneinde hen te helpen bij de correcte toepassing van de Uniewetgeving met het oog op het verwezenlijken van een hoog, uniform en efficiënt niveauop het gebied van maritieme veiligheid, en maritieme beveiliging, met gebruikmaking van hun bestaande capaciteiten voor bijstand, preventie en bestrijding van mariene verontreiniging, met inbegrip verontreiniging afkomstig van offshoregas- en olie-installaties, en het tot stand brengen van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen,en de voorkoming van verontreiniging door schepen bij de controle op de uitvoering daarvan en bij de beoordeling van de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen. [Am. 29]

3. Het Agentschap biedt de lidstaten en de Commissie technische en wetenschappelijke bijstand op het gebied van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke mariene verontreiniging en steunt de mechanismen voor verontreinigingsbestrijding van de lidstaten op verzoek met extra middelen die qua kostprijs doeltreffend zijn, onverminderd de verantwoordelijkheid van de kuststaten om te beschikken over geëigende mechanismen ter bestrijding van verontreiniging en om bestaande samenwerkingsafspraken tussen lidstaten op dit gebied te respecteren. Het ondersteunt met zijn optreden het bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom van de Raad van 8 november 2007 tot vaststelling van een communautair mechanisme voor civiele bescherming(10)(11).

Artikel 2

Taken van het Agentschap

1. Met het oog op de correcte verwezenlijking van De in artikel 1 vermelde doelstellingen vormen de primaire taken vanvoert het Agentschap en dienen dus prioriteit te krijgen. De toekenning aan het Agentschap van de in lid 2 van dit artikel genoemde taken uitzorgt ervoor dat er geen duplicatie van inspanningen is en is afhankelijk van de goede uitvoering van de taken op het gebied van maritieme veiligheid en maritieme beveiliging,en de preventie en bestrijding van mariene verontreiniging door schepenop verzoek van de lidstaten of de Commissie. [Am. 30]

2. Het Agentschap ondersteunt de Commissie:

a)

bij de voorbereidende werkzaamheden voor de bijwerking en ontwikkeling van de relevante Uniewetgeving, met name in samenhang met de ontwikkeling van de internationale wetgeving betreffende maritieme veiligheid en maritieme beveiliging;

b)

bij de efficiënte uitvoering van de relevante Uniewetgeving, met name bij de uitvoering van inspecties als bedoeld in artikel 3 van deze verordening en door de Commissie technische ondersteuning te bieden bij de uitvoering van de haar overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten(12)(13) toegewezen inspectietaken; het Agentschap kan de Commissie suggesties doen voor eventuele verbeteringen van de relevante Uniewetgeving;

b bis)

bij het verstrekken van de technische bijstand die nodig is voor de uitvoering van de controletaken zoals die hem krachtens artikel 13, lid 2 van Richtlijn 2005/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende het verhogen van de veiligheid van havens zijn opgedragen(14); [Am. 31]

c)

bij het actualiseren en het ontwikkelen van de bepalingenverstrekken van de technische bijstand die nodig iszijn om deel te nemen aan de werkzaamheden van de technische organen van de IMO, de IAO, het Memorandum van Overeenstemming van Parijs betreffende de havenstaatcontrole en andere relevante internationale en regionale instellingen; [Am. 32]

d)

bij de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van het Uniebeleid inzake de taken van het Agentschap, zoalsin het bijzonder op het gebied van de maritieme veiligheid en van de snelwegen op zee, de Europese maritieme vervoersruimte zonder grenzen, het "blauwe gordel"-project, het e-maritimeprogramma, de binnenwateren, de Kaderrichtlijn mariene strategie, de klimaatverandering, en bij de analyse van de veiligheid van mobiele offshore gas- en olieinstallatiesoffshore olie- en gasinstallaties en de bestrijding van verontreiniging; [Am. 33]

d bis)

bij de informatie-uitwisseling betreffende elk ander beleid waar dit gezien zijn bevoegdheidsterreinen en expertise passend kan zijn; [Am. 34]

e)

bij de tenuitvoerlegging van Unieprogramma's met betrekking tot de taken van het Agentschap, zoals het Europees programma voor aardmonitoring (GMES) en samenwerkingsprogramma's met de Europese buurlanden;

e bis)

bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid ter verbetering van de kwaliteit van de opleiding van Europese zeevarenden en bij de bevordering van maritieme loopbanen, rekening houdend met de vraag naar hooggekwalificeerde banen in de zeevaartsector van de Unie; [Am. 35]

f)

bij de analyse van lopende en voltooide onderzoeksprojecten die tot het actieterrein van het Agentschap behoren; dit omvat het bepalen van mogelijke regelgevende follow-upmaatregelen die voortvloeien uit specifieke onderzoeksprojecten en het selecteren van kernthema's en -prioriteiten voor verder onderzoek op EU-niveau; [Am. 36]

f bis)

bij de ontwikkeling van voorschriften of richtsnoeren in verband met het verlenen van vergunningen voor de exploratie en productie van olie en gas in het mariene milieu en in het bijzonder de aspecten daarvan die verband houden met het milieu en met de bescherming van de burgerbevolking; [Am. 37]

g)

bij de uitvoering van de haar overeenkomstig de bestaande en toekomstige Uniewetgeving op het desbetreffende gebied toegewezen taken.

3. Het Agentschap werkt samen met de lidstaten om:

a)

waar nodig, relevante opleidingsactiviteiten te organiseren op de gebieden die onder de bevoegdheden van de havenstaat, de vlaggenstaat en de kuststaat vallen;

b)

technische oplossingen te ontwikkelen, daarin begrepen het verstrekken van de relevante diensten, en technische bijstand te verlenen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving;

b bis)

het toezicht te ondersteunen van de erkende organisaties die namens de lidstaten certificatietaken uitvoeren overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties(15), onverminderd de rechten en plichten van de vlaggenstaat; [Am. 38]

b ter)

de Commissie te assisteren bij de uitvoering van de taken genoemd in de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties(16) en te adviseren inzake de toepassing en uitvoering van artikel 10 van die verordening; [Am. 39]

c)

met extra middelen en op een kostenefficiënte manier, via het bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom opgerichte mechanisme voor civiele bescherming van de EU, de lidstaten op verzoek te ondersteunen bij hun acties ter bestrijding van door ongevallen veroorzaakte of opzettelijke verontreiniging van de zee; in dit verband ondersteunt het Agentschap de lidstaat onder wiens gezag de schoonmaakoperaties worden uitgevoerd door passende technische middelen ter beschikking te stellen; [Am. 40]

c bis)

gegevens over opleiding en werkzaamheid van zeevarenden te verzamelen en te analyseren met het oog op de uitwisseling van de beste praktijken die op Europees niveau bestaan op het gebied van de opleiding van zeevarenden; [Am. 41]

c ter)

de programma's van opleidingsscholen te coördineren om samenhang zeker te stellen; [Am. 42]

c quater)

de instelling te vergemakkelijken van uitwisselingen op basis van het Erasmus model tussen instituten voor maritieme opleidingen; [Am. 43]

c quinquies)

technische expertise te leveren op het gebied van de scheepsbouw of andere relevante activiteiten met betrekking tot het zeevervoer, om zo het gebruik van milieuvriendelijke technologieën te bevorderen en zorg te dragen voor een hoog niveau van veiligheid. [Am. 44]

4. Het Agentschap staat de lidstaten en de Commissie bij op de volgende gebieden:

a)

op het gebied van verkeersmonitoring, waar het Agentschap de samenwerking bevordert tussen oeverstaten in de zeegebieden, als bedoeld in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart(17)(18), en informatiesystemen ontwikkelt en beheert die nodig zijn om de doelstellingen van die richtlijn te verwezenlijken. Daarnaast draagt het bij tot de ontwikkeling van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur van de EU op maritiem gebied;

a bis)

bij het ondersteunen van de acties die zij ondernemen tegen illegale handel en daden van piraterij, door gegevens en informatie te verstrekken, die deze acties kunnen vergemakkelijken, en in het bijzonder door gebruik te maken van zijn Automatic Identification System (AIS) en satellietbeelden; [Am. 45]

a ter)

bij het ontwikkelen en het uitvoeren van macroregionaal Uniebeleid met betrekking tot de activiteiten behorend tot het terrein van het Agentschap; [Am. 46]

b)

bij het onderzoek van ongevallen op zee overeenkomstig Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector(19)(20); het Agentschap biedt indien de bevoegde lidstaat hierom verzoekt, de lidstaten ondersteuning bij de uitvoering van onderzoeken met betrekking tot ernstige ongevallen op zee en analyseert de verslagen van het ongevallenonderzoek om na te gaan welke lering hieruit kan worden getrokken met een toegevoegde waarde op EU-niveau. In dit verband wordt het Agentschap verzocht om de lidstaten bij te staan in het kader van onderzoeken naar ongevallen met kust- of offshore-installaties, met inbegrip van ongevallen die olie- en gasinstallaties betreffen, terwijl de lidstaten worden verzocht volledig en tijdig met het Agentschap samen te werken; [Am. 47]

b bis)

met betrekking tot olielekkages vanaf offshore-installaties; het Agentschap staat de lidstaten en de Commissie bij door zijn CleanSeaNet-dienst in te zetten voor het monitoren van de omvang en de milieugevolgen van dergelijke lekkages; [Am. 48]

b ter)

met betrekking tot offshoregas- en olie-installaties; het Agentschap beoordeelt de regelingen van de lidstaten inzake noodplannen en paraatheid en coördineert de bestrijding van olieverontreiniging in geval van ongelukken; [Am. 49]

b quater)

met betrekking tot offshore-installaties; het Agentschap treedt op als onafhankelijke toezichtinstantie inzake de maritieme aspecten met betrekking tot veiligheid, preventie, milieubescherming en rampenbestrijdingsplan; [Am. 50]

c)

bij het verstrekken van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare statistieken, informatie en gegevens; het Agentschap stelt de Commissie en de lidstaten in staat de noodzakelijke maatregelen te treffen om hun acties te verbeteren en de doeltreffendheid en de kostenefficiëntie van bestaande maatregelen te beoordelen. Dit omvat het verzamelen, registreren en beoordelen van technische gegevens, de systematische exploitatie van bestaande databanken, met inbegrip van hun kruisbestuiving en, waar aangewezen, de ontwikkeling van aanvullende databanken. Op basis van de verzamelde gegevens staat het Agentschap de Commissie bij bij de bekendmaking van informatie met betrekking tot schepen overeenkomstig Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole(21)(22). Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten in het kader van Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake verontreiniging vanaf schepen en de invoering van sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, voor verontreinigingsdelicten(23)(24) ook bij in hun activiteiten ter bevordering van de identificatie en vervolging van schepen die illegale lozingen hebben verricht. [Am. 51]

4 bis.Het Agentschap stelt een jaarlijks overzicht op van ongevallen op zee, met inbegrip van ernstige ongevallen en bijna-ongevallen, op basis van door de bevoegde instanties van de lidstaten verstrekte gegevens. Dit overzicht wordt elk jaar voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. [Am. 91]

5. Op verzoek van de Commissie verstrekt het Agentschap technische bijstand over de tenuitvoerlegging van de relevante EU-wetgeving aan kandidaat-lidstaten, aan alle Europese nabuurschapspartnerlanden, indien van toepassing, en aan landen die partij zijn bij het Memorandum van Overeenstemming van Parijs betreffende de havenstaatcontrole. [Am. 53]

Het Agentschap verleent op verzoek van de Commissie ook bijstand in het geval deze staten getroffen worden door al dan niet opzettelijke verontreiniging van de zee, via het bij Beschikking 2007/779/EG, Euratom opgerichte mechanisme voor civiele bescherming van de EU, naar analogie met de voorwaarden die gelden voor de lidstaten uit hoofde van lid 3, onder c), van dit artikel.

Deze taken worden gecoördineerd met de bestaande regionale samenwerkingsprogramma's en omvatten waar nodig het organiseren van relevante opleidingsactiviteiten.

Artikel 3

Inspecties

1. Voor het vervullen van zijn taken en om de Commissie bij te staan bij het vervullen van haar verplichtingen in het kader van de Verdragen en met name de beoordeling van de efficiënte tenuitvoerlegging van de Uniewetgeving, voertassisteert het Agentschap de Commissie bij het beoordelen van milieueffectbeoordelingen en voert het op verzoek van de Commissie inspecties uit in de lidstaten. [Am. 54]

De nationale autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijken het werk van het personeel van het Agentschap.

Voorts voert het Agentschap namens de Commissie inspecties uit in derde landen, zoals vereist bij de Uniewetgeving, met name wat betreft organisaties die door de Unie erkend zijn overeenkomstig Verordening (EG) nr. 391/2009(25) en wat betreft de opleiding en certificering van zeevarenden overeenkomstig Richtlijn 2008/106/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden(26)(27).

2. De operationele werkmethoden van het Agentschap voor het uitvoeren van de in lid 1 bedoelde inspecties zijn onderworpen aan vereisten die zullen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 23, lid 2artikel 23 bedoelde procedures. [Am. 55]

3. Waar aangewezen, en in elk geval wanneer een inspectiecyclus is afgerond, analyseert het Agentschap de verslagen van die cyclus met het oog op horizontale bevindingen en algemene conclusies over de doeltreffendheid en de kostenefficiëntie van de maatregelen. Het Agentschap legt deze analyse voor aan de Commissie voor verdere bespreking met de lidstaten, en stelt deze ter beschikking van het publiek in een gemakkelijk toegankelijk formaat, onder meer in elektronische vorm. [Am. 56]

2)

Artikel 5, leden 3 en 4, worden vervangen door:

"3. Op verzoek van de Commissie kan de raad van bestuur met toestemming van en in samenwerking met de desbetreffende lidstaten besluiten de plaatselijke kantoren op te richten die noodzakelijk zijn om de taken van het Agentschap op de meest efficiënte en effectieve manier uit te voeren, waarbij de samenwerking met bestaande regionale en nationale netwerken die zich reeds met preventiemaatregelen bezighouden wordt versterkt en de precieze reikwijdte van de activiteiten van de regionale centra wordt gedefinieerd, terwijl onnodige financiële kosten worden vermeden. [Am. 57]

4. Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur kan namens het Agentschap administratieve overeenkomsten sluiten met andere instellingen die actief zijn op de actieterreinen van het Agentschap, na de raad van bestuur daarvan op de hoogte te hebben gebracht."

3)

Artikel 10, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

-a)

punt b) wordt vervangen door:

"b)

stelt het jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap vast en dient dit uiterlijk op 15 juni in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Europese Rekenkamer en de lidstaten.

Het Agentschap doet de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie met betrekking tot de resultaten van de evaluatieprocedures toekomen.";
[Am. 58]

a)

punt c) wordt vervangen door:

"c)

onderzoekt, in het kader van de voorbereiding van het werkprogramma, verzoeken van de lidstaten om technische bijstand, zoals bedoeld in artikel 2, lid 3;

c bisa)

stelt een meerjarenstrategie voor het Agentschap vast voor een periode van vijf jaar, rekening houdend met het adviesde adviezen van het Europees Parlement en de Commissie; [Am. 59]

c terb)

stelt het meerjarig personeelsbeleidsplan van het Agentschap vast;";

b)

punt g) wordt geschrapt;

b bis)

punt h) wordt vervangen door:

"h)

verricht zijn taken in verband met de begroting van het Agentschap overeenkomstig de artikelen 18, 19 en 21, en houdt rekening met en geeft een passend gevolg aan de aanbevelingen van de verschillende interne en externe auditverslagen en beoordelingen;";

[Am. 60]

c)

punt i) wordt vervangen door:

"i)

treedt als tuchtraad op ten aanzien van de uitvoerend directeur en de in artikel 16 bedoelde afdelingshoofden;";

d)

punt l) wordt vervangen door:

„l)

herziet de financiële uitvoering van het onder k) vermelde gedetailleerde plan en de in Verordening (EG) nr. 2038/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over meerjarenfinanciering voor de acties van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid op het gebied van de bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging(28)(29). vastgestelde budgettaire verbintenissen.

3 bis)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:

"De leden van de raad van bestuur worden benoemd op basis van de mate van hun relevante ervaring en deskundigheid op het gebied van maritieme veiligheid, beveiliging en bestrijding van mariene verontreiniging. Zij beschikken eveneens over ervaring en deskundigheid op het gebied van algemeen financieel beheer, administratie en personeelsbeheer. [Am. 61]

De leden van de raad van bestuur leggen een schriftelijke verbintenisverklaring af en een schriftelijke verklaringomtrent alle directe of indirecte belangen die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Zij leggen op elke vergadering een verklaring af omtrent belangen die met betrekking tot de agendapunten geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, en nemen niet deel aan de bespreking van en de stemming over die punten.";

[Am. 62]

b)

leden 3 en 4 worden vervangen door:

"3.De duur van de ambtstermijn bedraagt vier jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. [Am. 63]

4.In voorkomend geval worden de deelname van vertegenwoordigers van derde landen en de voorwaarden daarvan vastgesteld krachtens de in artikel 17, lid 2, bedoelde regelingen. Dergelijke deelname laat het aandeel van de vertegenwoordigers van de Commissie in de stemmen binnen de raad van bestuur onverlet.".

[Am. 64]

3 ter)

aan artikel 12 wordt het volgende lid 1 bis toegevoegd:

"1 bis.Ook bij de benoeming van de voorzitter en de vice-voorzitter wordt het genderevenwicht in acht genomen.".

[Am. 88]

3 quater)

Artikel 14, lid 2, eerste alinea, wordt vervangen door:

"2.75 % van het totaal aantal stemmen wordt gelijk verdeeld tussen de vertegenwoordigers van de lidstaten. De overige 25 % van het totaal aantal stemmen wordt gelijk verdeeld tussen de vertegenwoordigers van de Commissie. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt niet aan de stemming deel.".

[Am. 65]

4)

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 worden de punten a) en b) vervangen door:

"a)

hijhij/zij bereidt de meerjarenstrategie van het Agentschap voor en legt die na raadpleging van de Commissie en de bevoegde commissie van het Europees Parlement voor aan de raad van bestuur, ten minste 8 weken vóór de desbetreffende vergadering van de raad van bestuur; [Am. 66]

a bisa)

hijhij/zij stelt het meerjarenpersoneelsbeleidplan van het Agentschap op en legt het aan de raad van bestuur voor na raadpleging van de Commissie en de bevoegde commissie van het Europees Parlement; [Am. 67]

a terb)

hijhij/zij bereidt het jaarlijks werkprogramma, met een indicatie van de personele en financiële middelen die naar verwachting aan elke activiteit zullen worden toegewezen, en het gedetailleerd plan voor de paraatheid voor en bestrijding van verontreiniging van het Agentschap voor en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur, ten minste 8 weken vóór de desbetreffende vergadering van de raad van bestuur. Hij/zij geeft gehoor aan elke uitnodiging van de bevoegde commissie van het Europees Parlement om het jaarlijks werkprogramma toe te lichten en er een gedachtewisseling over te houden.HijHij/zij neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering daarvan en Hij geeft gehoor aan alle verzoeken om bijstand van een lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder c); [Am. 68]

b)

hijhij/zij besluit tot uitvoering van inspectiebezoeken zoals bedoeld in artikel 3, na raadpleging van de Commissie en overeenkomstig de in artikel 3 bedoelde vereisten. HijHij/zij werkt nauw samen met de Commissie bij de voorbereiding van de in artikel 3, lid 2 bedoelde maatregelen;"; [Am. 69]

b)

lid 2, onder d), komt als volgt te luiden:

"d)

hijhij/zij organiseert een efficiënt toetsingssysteem teneinde de verwezenlijkingen van het Agentschap te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde operationele doelstellingen en taken. Hiertoe stelt hij/zij in overeenstemming met de Commissie op maat gesneden prestatie-indicatoren vast waarmee de behaalde resultaten doeltreffend kunnen worden beoordeeld.HijHij/zij zorgt ervoor dat de organisatorische structuur van het Agentschap binnen de beschikbare financiële en personele middelen regelmatig wordt aangepast aan de zich ontwikkelende behoeften. Op basis hiervan stelt de uitvoerend directeur elk jaar een ontwerp van een algemeen verslag op dat hij aan de raad van bestuur voorlegt. Het verslag omvat een specifieke afdeling betreffende de financiële uitvoering van het gedetailleerd plan voor de paraatheid voor en bestrijding van verontreiniging door het Agentschap en een stand van zaken van alle in het kader van dat plan gefinancierde acties. HijHij/zij voert een methode van geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoet;";

[Am. 70]

c)

in lid 2, wordt punt g) geschrapt;

d)

lid 3 wordt geschrapt.

5)

Artikel 16 wordt vervangen door:

"Artikel 16

Benoeming van de uitvoerend directeur en de afdelingshoofden

1. De uitvoerende directeur wordt benoemd en ontslagen door de raad van bestuur. Hij wordt geselecteerd uit een door de Commissie voorgestelde lijst met kandidaten en wordt door de raad van bestuur voor een periode van vijf jaar benoemd op grond van verdienste en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook bekwaamheid en ervaring die relevant is voor maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, de voorkoming van verontreiniging door schepen en de bestrijding van mariene verontreiniging. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. Het eventuele advies van deze commissie wordt voor deofficiële benoeming in overweging genomen. De raad van bestuur neemt een besluit met een meerderheid van vier vijfde van alle stemgerechtigde leden. [Am. 71]

2. Op voorstel van de Commissie kan de raad van bestuur, rekening houdende met het beoordelingsverslag, het mandaat van de uitvoerende directeur verlengen met maximaal drievijf jaar. De raad van bestuur neemt een besluit met een meerderheid van vier vijfde van alle stemgerechtigde leden. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn of haar ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. Het eventuele advies van deze commissie wordt voor de officiële herbenoeming in overweging genomen. Indien de ambtstermijn niet wordt verlengd, blijft de uitvoerend directeur in functie totdat er een opvolger is aangewezen. [Am. 72]

3. De uitvoerend directeur kan worden bijgestaan door één of meer afdelingshoofden. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, neemt een van de afdelingshoofden zijn/haar plaats in.

4. De afdelingshoofden worden, met inachtneming van het genderevenwicht, benoemd op grond van verdienste en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook professionele bekwaamheid en ervaring die relevant is voor maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, de voorkoming van verontreiniging door schepen en de bestrijding van mariene verontreiniging. De afdelingshoofden worden benoemd en ontslagen door de uitvoerend directeur na een positief advies van de raad van bestuur.".

[Am. 73 en 90]

6)

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder c), wordt vervangen door:

"c)

tarieven en vergoedingen voor publicaties, opleiding en/of andere door het Agentschap geleverde diensten.";

b)

lid 3 wordt vervangen door het volgende:

"3.De uitvoerend directeur stelt een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, op basis van activiteitsgestuurde begroting, en zendt deze tezamen met een personeelsformatie aan de raad van bestuur.";

[Am. 74]

c)

leden 7 en 8 worden vervangen door:

"7.De raming wordt samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad (hierna: "de begrotingsautoriteit").

8.Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 314 van het VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit, tezamen met een beschrijving en motivering van eventuele verschillen tussen de raming van het Agentschap en de subsidie ten laste van de algemene begroting.";

[Am. 75]

d)

lid 10 vervangen door het volgende:

"10.De begroting wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt zo nodig dienovereenkomstig aangepast, tezamen met het jaarlijkse werkprogramma.".

[Am. 76]

7)

In artikel 22 worden de leden 1 en 2 vervangen door het volgende:

"1. Op gezette tijden en ten minste om de vijf jaar geeft de raad van bestuur de opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van deze verordening, waarin de relevantie, de effectiviteit en de kostenefficiëntie ervan worden beoordeeld. De Commissie verstrekt het Agentschap alle gegevens welke het voor deze evaluatie relevant acht. [Am. 77]

2.Bij die evaluatie worden het nut, de relevantie, de gerealiseerde toegevoegde waarde en de effectiviteit van het Agentschap en zijn werkmethoden beoordeeld. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van alle betrokkenen, zowel op Europees als op nationaal niveau. Bij de evaluatie wordt in het bijzonder nagegaan of het nodig is de taken van het Agentschap te wijzigen of uit te breiden dan wel zijn activiteiten te beëindigen indien zijn rol overbodig is geworden.".

[Am. 78]

(7 bis)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 22 bis

Haalbaarheidsstudie

Binnen …(30) dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een haalbaarheidsstudie in over een coördinatiestelsel voor de nationale kustwachten, waarin de kosten en baten ervan duidelijk worden gemaakt.

Deze studie gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel. [Am. 79]

"Artikel 22 ter

Voortgangsverslag

Binnen …(31) dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de wijze, waarop het Agentschap de aanvullende taken heeft vervuld die hem bij deze verordening zijn toegekend en waarin wordt uiteengezet of zijn doelstellingen of taken al dan niet moeten worden uitgebreid. Dit verslag bevat in het bijzonder:

a)

een analyse van de efficiëntiewinst die de nauwere band tussen het Agentschap en het Memorandum van Parijs betreffende de havenstaatcontrole heeft opgeleverd;

b)

gegevens over de doeltreffendheid en de samenhang van de door de lidstaten uitgevoerde handhaving van Richtlijn 2005/35/EG en gedetailleerde statistische informatie over de sancties die zijn opgelegd.

Dit verslag gaat indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel..

[Am. 80]

8)

Artikel 23 wordt vervangen door:

"Artikel 23

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad(32) ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS).is bevoegd overeenkomstig artikel 23 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de operationele werkmethoden van het Agentschap voor het verrichten van inspecties die naar hem zijn verwezen krachtens artikel 3, lid 1.. [Am. 81]

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 3 en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit."

[Am. 82]

(8 bis)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 23 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 23 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van 5 jaar na de datum van inwerkingtreding. De Commissie stelt uiterlijk 6 maanden voor het einde van de termijn van 5 jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 23 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 23 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement of de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.".

[Am. 83]

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter


(+)

Een jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

(++)

Drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening."