Home

Advies van het Comité van de Regio's over een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie

Advies van het Comité van de Regio's over een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie

2.9.2011

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 259/1


Advies van het Comité van de Regio's over een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie

2011/C 259/01

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

acht het van cruciaal belang dat enerzijds meer middelen voor communautair onderzoek worden uitgetrokken en dat anderzijds de nationale programma's beter worden geïntegreerd in het EU-kaderprogramma voor onderzoek;

wijst erop dat industriële, sociale en ecologische innovatie en diensteninnovatie een krachtige hefboom zijn voor een Europees concurrentievermogen dat de territoriale samenhang helpt te versterken;

erkent dat de situaties wat innovatie betreft sterk uiteenlopen in Europa, en dat het regionale beleid op basis van complementariteit een specifieke bijdrage aan het onderzoeksbeleid van de Europese Unie kan leveren, in overeenstemming met de slimme regionale specialisatiestrategieën;

vindt dat de inspanningen ter vereenvoudiging van de procedures, zoals de publicatie en actualisering van een praktische gids waarin de financieringsmogelijkheden van de EU worden beschreven, veel lof verdienen;

dringt erop aan dat lokale en regionale overheden nauw worden betrokken bij de voorbereiding van de wettelijke kaders en de financieringsprogramma's voor overheidsopdrachten;

zou graag zien dat lokale en regionale betrokkenen de nodige inspraak krijgen in de Europese technologieplatforms;

wijst op de rol die de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) kan spelen;

benadrukt dat Europese samenwerking tussen clusters absoluut noodzakelijk is, maar dat ook clusters op mondiaal niveau met elkaar moeten gaan samenwerken.

Rapporteur

Claude GEWERC (FR/PSE), voorzitter van de regioraad van Picardië

Referentiedocument

Groenboek — Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie

COM(2011) 48 definitief

I. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

A. Kernboodschappen

1.

is verheugd dat met dit Groenboek de aanzet wordt gegeven tot een publieke discussie over essentiële kwesties die in aanmerking moeten worden genomen in verband met de toekomstige programma's voor EU-financiering van onderzoek en innovatie.

2.

Het CvdR erkent dat een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie gebaseerd moet zijn op strategische en samenhangende doelstellingen, waarover alle belanghebbende partijen het duidelijk eens zijn.

3.

Dit gemeenschappelijk kader zou de betrekkingen moeten regelen tussen de verschillende niveaus van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zonder dat de specifieke kenmerken van elk van deze gebieden verloren gaan.

4.

Een ambitieuze innovatiestrategie in de Europese Unie vraagt om een solide wetenschappelijke basis, maar ook om een krachtig industriebeleid. Het CvdR is dan ook ingenomen met de kerninitiatieven van de Commissie „Industriebeleid in een tijd van mondialisering” en „Innovatie-Unie” en verwijst in dit verband naar zijn adviezen ter zake(1).

5.

Het lokale en regionale niveau is bijzonder geschikt om synergie te creëren tussen het onderzoeks- en innovatiebeleid en de maatregelen van het cohesiebeleid die van invloed zijn op de economische en industriële activiteiten en op de sociale praktijken.

6.

Feit is dat de resultaten van Europese onderzoeksactiviteiten tegenwoordig niet snel genoeg en niet in voldoende mate worden toegepast. De Commissie zou de betreffende richtsnoeren en regels zodanig moeten veranderen dat de regio's aanzienlijk meer gebruik gaan maken van de structuurfondsen en andere financieringsinstrumenten om de resultaten van het kaderprogramma en de andere onderzoeksactiviteiten op innovatieve wijze in praktijk te brengen, door middel van een decentrale aanpak en een grotere rol voor de regio's, om ervoor te zorgen dat de technologieën van het kaderprogramma beter worden benut en gemakkelijker op de markt kunnen worden gebracht.

7.

Het CvdR hamert op het belang van sociale en ecologische innovatie voor zowel de openbare als de particuliere sector.

8.

Het begrip innovatie moet in ons dagelijks bestaan worden geïntegreerd en aangemoedigd, bijvoorbeeld in het onderwijs en op de arbeidsmarkt.

9.

Het CvdR wijst op het belang van gezamenlijke onderzoeks- en innovatieprogramma's van regio's met verschillende „innovatieprestaties” (RIS), die alle belanghebbende partijen ten goede komen. Dit vraagt bijvoorbeeld een grotere regionale deelname aan de ERA-NET-regeling.

10.

Het huidige communautaire onderzoeksbudget, dat slechts 4 % van het door de overheid gefinancierde onderzoek in Europa bedraagt, is ontoereikend. Het is van cruciaal belang dat enerzijds meer middelen voor communautair onderzoek worden uitgetrokken en dat anderzijds de nationale programma's beter worden geïntegreerd in het EU-kaderprogramma voor onderzoek.

11.

Het CvdR wil de Commissie met name wijzen op de situatie van innovatoren en individuele uitvinders die buiten academische instellingen, grote bedrijven of overheden om actief zijn. Er zijn bij het vaststellen van de toekomstige werkzaamheden strategieën nodig om innovatoren en individuele uitvinders te steunen en onder dezelfde voorwaarden in aanmerking te laten komen voor EU-steunverlening.

12.

Er dient voldoende rekening te worden gehouden met het feit dat 97 % van de economische bedrijvigheid in de EU-27 nog steeds uit low-tech- en medium-tech-activiteiten bestaat. Bij de ontwikkeling van de kennismaatschappij mag de aandacht dan ook niet alleen uitgaan naar de meest geavanceerde technologieën, maar moet er tevens een rol zijn weggelegd voor een innovatiemodel waarmee kennis kan worden opgenomen en verspreid. Het CvdR wijst erop dat de herziening van de aanbestedingsrichtlijn(2) kansen biedt, en onderstreept de mogelijkheden en uitdagingen in verband met de opname van O&O in openbare aanbestedingen(3).

13.

Het Groenboek werpt in zijn huidige vorm geen vragen op ten aanzien van de inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel. Wel moeten de ontwikkelingen die in de toekomst zullen leiden tot financiering of wetgeving op het gebied van onderzoek en innovatie in de EU goed in de gaten worden gehouden om de naleving van het subsidiariteitsbeginsel te waarborgen.

14.

Het in het kerninitiatief „Innovatie-Unie” voorgestelde vereiste dat lidstaten en regio's speciale budgetten opzij moeten zetten voor aan innovatie gerelateerde overheidsopdrachten kan bovendien verregaande gevolgen hebben voor gemeenten en regio's. Het CvdR benadrukt dat de komende follow-up een aandachtige evaluatie moet omvatten van de potentiële financiele en administratieve lasten voor lokale en regionale overheden, evenals van de maatschappelijke gevolgen en andere baten.

15.

Uitnodigingen voor het indienen van projecten zouden in twee fases moeten verlopen: in een eerste fase zouden aanvragers alleen een lijst met partners en het idee van het project moeten indienen, dat zij alleen in detail moeten uitwerken wanneer zij de eerste beoordeling goed hebben doorstaan. Dit is van bijzonder belang voor het mkb, dat op die manier meer wordt gestimuleerd om in te gaan op dergelijke uitnodigingen, omdat de in eerste instantie gevraagde inspanning niet zo groot is.

B. Bevordering van synergie tussen cohesiebeleid en innovatiebeleid

16.

Het CvdR wijst erop dat industriële, sociale en ecologische innovatie en diensteninnovatie een krachtige hefboom zijn voor een Europees concurrentievermogen dat de territoriale samenhang helpt te versterken.

17.

Bij de financiering van onderzoek en innovatie moet rekening worden gehouden met de bredere politieke doelstellingen van de Europese Unie, bijvoorbeeld de totstandkoming van een industriebeleid zoals het CvdR dat heeft aanbevolen in zijn advies over het kerninitiatief „Industriebeleid in een tijd van mondialisering”.

18.

Het CvdR stelt voor dat de territoriale overheden worden erkend als het aangewezen niveau waarop de strategieën van de nationale en Europese programma's op het gebied van onderzoek, innovatie en cohesie onderling worden afgestemd. Deze onderlinge afstemming zou op regionaal niveau in één enkel document kunnen worden geregeld.

19.

Het CvdR erkent dat de situaties wat innovatie betreft sterk uiteenlopen in Europa, en dat het regionale beleid op basis van complementariteit een specifieke bijdrage aan het onderzoeksbeleid van de Europese Unie kan leveren, in overeenstemming met de slimme regionale specialisatiestrategieën.

20.

Net als in de eerdere kaderprogramma's voor onderzoek zou samenwerkingsonderzoek, met name de ondersteuning van collaboratieve projecten, een zwaartepunt moeten zijn in het toekomstige Europese beleid ter ondersteuning van onderzoek. Hierop mag niet worden bezuinigd. Collaboratieve onderzoeksprojecten maken de deelname van universiteiten, onderzoeksinstituten en ondernemingen uit alle EU-regio's mogelijk. Zij kunnen voor de nodige transparantie en vereenvoudiging zorgen en komen daarmee de gebruikers ten goede.

21.

De Commissie en de regio's staan voor de reële uitdaging om synergie te creëren tussen de verschillende financieringsinstrumenten, wat nodig is om de Europa 2020-strategie te kunnen uitvoeren. De resultaten van Europese onderzoeksactiviteiten worden niet snel genoeg en in te beperkte mate toegepast. De Commissie zou de regels en criteria voor de cohesiefinancieringsinstrumenten zodanig moeten aanpassen dat de regio's gebruik kunnen maken van de resultaten van het Kaderprogramma en andere onderzoeksactiviteiten om op regionaal niveau innovatieve toepassingen in praktijk te brengen.

22.

Het volgende kaderprogramma moet meer ruimte bieden voor programma's ter ontwikkeling van de territoriale capaciteiten en ter bevordering van de deelname van territoriale overheden wier onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten complementair zijn. Hiervoor zouden bijvoorbeeld criteria kunnen worden ingevoerd voor het stroomlijnen van de deelname van competente partners uit qua onderzoek achterblijvende regio's aan projecten en programma's onder leiding van bekendere, excellente onderzoekers, zoals het CvdR heeft voorgesteld in zijn advies over het Vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek(4).

23.

De inspanningen ter vereenvoudiging van de procedures, zoals de publicatie en actualisering van een praktische gids waarin de financieringsmogelijkheden van de EU worden beschreven, verdienen veel lof.

C. Regionale dimensie van clusters (concurrentiepolen, bedrijvenclusters, enz.)

24.

Er bestaan geen clusters zonder regionale dimensie.

25.

Hoewel clusters gekenmerkt worden door excellence, hebben niet alle clusters hetzelfde ontwikkelingsniveau of dezelfde internationale zichtbaarheid. Voor een cluster is een zeer hoog wetenschappelijk niveau noodzakelijk maar niet voldoende om excellent te zijn. De topkwaliteit van een cluster ontstaat geleidelijk, dankzij specifieke financiële middelen, een goede structuur, een goed bestuur en de ontwikkeling van een „ecosysteem” van bedrijven, opleidingen, onderzoek en innovatie.

26.

Het CvdR wijst erop dat de wil van veel clusters om hun activiteiten op het eigen grondgebied uit te bouwen, en de aanzienlijke mogelijkheden die worden geboden door de uitwisseling van informatie of goede praktijkvoorbeelden met clusters uit andere lidstaten, niet op gespannen voet met elkaar hoeven te staan. Een cluster die regionaal stevig is verankerd kan immers heel goed een mondiale uitstraling en ambitie hebben.

27.

Even belangrijk als de op clustervorming gebaseerde innovatiepools, en in sommige opzichten zelfs nog belangrijker, zijn de regionale innovatie-ecosystemen, waarvan het complexe functioneren de laatste tijd steeds meer in het centrum van de aandacht is komen te staan, incl. de behoefte aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor de beoogde ontwikkeling ervan. De Commissie zou dan ook m.n. financiële en operationele steun moeten verlenen aan de ontwikkeling van innovatieve activiteiten in de regio's, zodat deze betere voorwaarden kunnen scheppen voor de vernieuwing van het openbaar bestuur en de op groei en het genereren van arbeidsplaatsen gerichte investeringen van het bedrijfsleven.

28.

Eén manier om het begrip „regionaal ecosysteem” concreet inhoud te geven is gebruik te maken van de term „leidende markt” (edge market) en de ideeën over de ontwikkeling hiervan. Gebleken is dat toegang tot een leidende markt vaak gebaseerd is op de plaatselijk voorhanden knowhow en de plaatselijke cultuur en vooral op het vermogen om in wisselwerking hiermee de productie te vernieuwen. In eerdere adviezen (CdR 11/2009 en CdR83/2007) heeft het CvdR benadrukt dat er een adequaat evenwicht moet worden gevonden tussen aan de ene kant de financiering van programma's van met elkaar concurrerende onderzoekscentra, waarvan de financiering van de grote vlaggenschipinitiatieven van de EU een voorbeeld is, en aan de andere kant de basisfinanciering van onderzoeksinstellingen. Het CvdR wil vooral wijzen op het belang van basisfinanciering, omdat deze het mogelijk maakt om zelfstandige en uit de eigen gemeenschap voortkomende projecten van onderzoekscentra te lanceren, vooral met het oog op de grote maatschappelijke uitdagingen alsmede convergentie en samenhang.

D. Hervorming openbare aanbestedingsregels

29.

De Europese Onderzoeksruimte (EOR) zou aan kracht kunnen winnen als de inkoop van diensten op het vlak van onderzoek en ontwikkeling onder de procedures voor overheidsopdrachten zouden vallen. Het CvdR verwijst in dit verband naar zijn advies over het Groenboek inzake overheidsopdrachten(5) en zijn advies over precommerciële inkoop(6), vooropgesteld dat deze diensten niet mogen worden blootgesteld aan concurrentie.

30.

Lokale en regionale overheden zouden nauw betrokken moeten worden bij de voorbereiding van de wettelijke kaders en de financieringsprogramma's voor overheidsopdrachten.

31.

Het CvdR is er voorstander van dat zakenwereld en regeringen actief worden betrokken bij plannen voor de financiering van innovatie, en maakt zich zorgen over de mogelijke gevolgen voor de lokale en regionale overheden van een systeem waarin alleen de publieke sector het risico draagt voor producten en diensten die hun waarde niet hebben bewezen.

32.

De markt voor overheidsopdrachten is nog steeds versnipperd en is maar zelden grensoverschrijdend. Het CvdR adviseert de Commissie en de lidstaten met klem een transparanter kader uit te werken waarmee de markt voor overheidsopdrachten in de EU kan worden opengebroken.

33.

De Europese Commissie zou met een duidelijke en gedetailleerde gids moeten komen en opleidingsmogelijkheden moeten bieden om lokale en regionale overheden bij overheidsopdrachten te helpen.

E. Regionale implicaties van financieringsmaatregelen

34.

Financiering van de complete innovatiecyclus, van het onderzoek naar de uiteindelijke markt, vergt een waaier van instrumenten. Daarom vindt het CvdR het een goede zaak dat ervoor wordt geijverd om financiering door de particuliere sector aan te moedigen, bijv. via plannen voor risicodeling, leningen of durfkapitaal.

35.

Overheidsfinanciering kan zeker helpen om particuliere investeringen te stimuleren. Wanneer zowel publieke als particuliere middelen worden ingezet, kan men echter niet heen om een solide risicomanagement en een transparant beheer.

36.

Bijval verdienen de inspanningen waarmee beoogd wordt te bevorderen dat investeringen van het mkb in innovatie worden gefinancierd door de particuliere sector. Het CvdR pleit er in dit verband voor om prikkels te promoten (fiscale maatregelen, vermindering van administratieve verplichtingen) en eventueel het regelgevingskader te herzien, teneinde het scala aan maatregelen ter ondersteuning en erkenning van de rol van kleine en middelgrote ondernemingen als voornaamste actoren in de bevordering van een innovatiecultuur, te versterken en uit te breiden. Het dringt in dit verband tevens aan op versterking van de instrumenten voor bemiddeling tussen kleine en middelgrote ondernemingen en O&O-betrokkenen.

37.

Het CvdR zou graag zien dat de lokale en regionale betrokkenen de nodige inspraak krijgen in de Europese technologieplatforms (ETP's) om onderzoeks- en innovatiestrategieën te formuleren voor het ontstaan van nieuwe ETP's en voor de ontwikkeling van reeds actieve platforms, uitgaande van de behoeften van de plaatselijke actoren en rekening houdend met de kansen op de wereldmarkt en de participatie van het mkb.

F. Grensoverschrijdende samenwerking

38.

Het Kaderprogramma voor onderzoek levert een unieke bijdrage aan collaboratief onderzoek tussen betrokkenen uit de lidstaten en de decentrale overheden.

39.

Het is belangrijk dat er EU-rechtsvoorschriften bestaan (bijv. voor durfkapitaal en onderzoeksinfrastructuur). Het CvdR wijst in dit verband op de rol die de Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) kan spelen.

40.

Europese samenwerking tussen clusters is absoluut noodzakelijk, maar ook moeten clusters op mondiaal niveau met elkaar gaan samenwerken.

G. Algemene context

41.

In de Europa 2020-strategie wordt met name in de kerninitiatieven „Innovatie-Unie” en „Industriebeleid” erkend dat onderzoek en innovatie cruciaal zijn om de EU competitiever te maken en dat het belangrijk is om innovatie zichtbaarder in beleid te integreren. Bovendien krijgen de Europese steden en regio's een essentiële rol toebedeeld bij de tenuitvoerlegging van de strategie. Het CvdR wil zich achter deze rol scharen en bijdragen tot de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte. Het is immers zo dat steden en regio's onderzoeksprogramma's financieren, participeren in Europese onderzoeksprojecten en de deelname van plaatselijke actoren aan Europese onderzoeksprojecten actief ondersteunen.

42.

Het CvdR is verheugd dat er voor het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7, 2007-2013) meer middelen zijn uitgetrokken dan voor KP6 (2000-2006) en dat de Europese Onderzoeksraad is opgericht. Voorts is het ingenomen met de Europese initiatieven ter bevordering van uitwisseling en samenwerking tussen regionale overheden en academische, wetenschappelijke en economische actoren, met name in het kader van de begrotingslijn Kennisregio's, de cofund-afdeling van het specifieke programma Capaciteiten, en maatregelen zoals de Netwerken van excellentie en de ERA-NET-regeling.

43.

Het CvdR kijkt ook belangstellend uit naar de effectbeoordelingen van de programma's „Kennisregio's” en „Onderzoekspotentieel”. Naarmate deze programma's tot wasdom komen en de doelstellingen ervan duidelijker worden, dringt het CvdR erop aan dat zij een grotere rol krijgen bij de steunverlening aan zeer competitieve regio's die het vermogen hebben om op bepaalde gebieden tot topregio's uit te groeien, bijv. via mentor-(7), partner- of andere regelingen.

44.

Wat het Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP) betreft, is het CvdR ingenomen met de rol die wordt toebedeeld aan regionale clusters en aan de initiatieven ter bevordering van ICT, energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en eco-innovatie. Het CvdR raadt in dit verband aan om deze initiatieven in de toekomst voort te zetten in het licht van de huidige of toekomstige uitdagingen van de EU.

Brussel, 30 juni 2011

De voorzitster van het Comité van de Regio's

Mercedes BRESSO