Home

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Wegnemen van de onzekerheid over de vermogensrechtelijke rechten van internationale paren

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Wegnemen van de onzekerheid over de vermogensrechtelijke rechten van internationale paren

/* COM/2011/0125 def.*/ MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Wegnemen van de onzekerheid over de vermogensrechtelijke rechten van internationale paren


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 16.3.2011

COM(2011) 125 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Wegnemen van de onzekerheid over de vermogensrechtelijke rechten van internationale paren

{COM(2011) 126 definitief}{COM(2011) 127 definitief}{SEC(2011) 327 definitief}{SEC(2011) 328 definitief}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Wegnemen van de onzekerheid over de vermogensrechtelijke rechten van internationale paren

1. INLEIDING

De totstandbrenging van een Europese rechtsruimte heeft als belangrijkste doel de Europese burgers in grensoverschrijdende situaties rechtszekerheid en een vlotte toegang tot de rechter te bieden. Hiertoe heeft de Europese Unie verschillende instrumenten aangenomen.

Uit het verslag over het EU-burgerschap 2010, dat de Commissie op 27 oktober 2010 heeft ingediend[1], blijkt echter dat er nog veel belemmeringen bestaan waardoor de aan het burgerschap van de Unie verbonden rechten, en met name het recht op vrij verkeer, niet volledig kunnen worden uitgeoefend. Een van de belemmeringen die de Commissie heeft vastgesteld, is de onzekerheid over de eigendomsrechten van internationale paren waarbij, onder meer, de partners onderdaan zijn van verschillende lidstaten of in een andere lidstaat wonen dan die waaruit zij afkomstig zijn.

Van de ongeveer 122 miljoen huwelijken in de EU zijn er zowat 16 miljoen (13%) met een internationale dimensie. In 2007 ging het om ongeveer 300 000 van de 2,4 miljoen huwelijken die dat jaar in de Unie werden gesloten. Ook 140 000 (13%) van de 1 040 000 echtscheidingen die in dat jaar in de EU werden uitgesproken, hadden een grensoverschrijdende dimensie. Voorts werden 8 500 internationale geregistreerde partnerschappen ontbonden door een scheiding en 1 266 door het overlijden van een van de partners.

Doordat de verschillende nationale rechtsstelsels onderling afwijken, ondervinden de internationale paren bij het beheer van hun goederen vaak onvoorziene, soms nadelige gevolgen.

Wanneer een verbintenis wordt ontbonden door een echtscheiding, een scheiding of het overlijden van een van de partners, krijgt het paar of de langstlevende partner immers te maken met tal van problemen, met name bij de verdeling van de goederen die tijdens het samenleven zijn verworven. Een voorbeeld:

Een Grieks-Hongaars paar huwt in Griekenland en woont daar drie jaar samen. Vervolgens gaat het paar in Hongarije wonen. Nadat het paar daar twee jaar heeft gewoond, wordt het huwelijk ontbonden. Volgens het Griekse recht is de vereffening van het huwelijksvermogen onderworpen aan de Griekse wet door toepassing van de collisieregel (het aanknopingspunt is de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de echtgenoten op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk ). Maar volgens de Hongaarse collisieregel is de Hongaarse wet van toepassing op de vereffening van het huwelijk (het aanknopingspunt is de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de echtgenoten op het ogenblik van de echtscheiding ).

Hoe wordt bepaald welk gerecht bevoegd is? Het paar heeft in Griekenland gewoond, maar ook in Hongarije. Zijn de Griekse of de Hongaarse gerechten bevoegd voor de vereffening van het huwelijksvermogen?

Als de Hongaarse echtgenoot in dit voorbeeld denkt dat de Hongaarse wet voor hem gunstiger uitvalt omdat zijn belangen daardoor beter worden beschermd, kan hij zich haasten om de zaak bij de Hongaarse rechter aanhangig te maken. Dit wordt de „rush naar de rechter” genoemd. Volgens de thans geldende regels kan de best geïnformeerde echtgenoot een procedure starten en de andere echtgenoot in een zwakke positie plaatsen.

Momenteel is het op grond van de regels op het gebied van de vermogensrechtelijke betrekkingen van internationale paren niet mogelijk dit te voorkomen. Er wordt m.a.w. niet de nodige rechtszekerheid geboden voor het beheer en de verdeling van de goederen van deze paren.

2. RECHTSKADER

De Unie is beleid aan het ontwikkelen om het leven van de burgers, waaronder internationale paren, in grensoverschrijdende situaties gemakkelijker te maken.

Hiertoe zijn verschillende instrumenten van internationaal privaatrecht aangenomen op het gebied van het familierecht, namelijk de verordening „Brussel II bis” van 27 november 2003[2] en de verordening „Rome III” van 20 december 2010[3].

Wanneer een internationaal paar besluit uit de echt te scheiden of te scheiden, kunnen de echtgenoten aan de hand van de regels van de verordening "Brussel II bis" weten welk gerecht bevoegd is voor hun echtscheiding, hoe de beslissing inzake hun echtscheiding door een lidstaat met een andere lidstaat kan worden uitgewisseld, en hoe die beslissing in een andere lidstaat kan worden erkend en ten uitvoer gelegd.

De verordening "Rome III" vult deze regels aan door de echtgenoten de mogelijkheid te bieden te kiezen welk recht op hun echtscheidingsprocedure zal worden toegepast. Die verordening is het resultaat van een nauwere samenwerking[4] op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding. Het gaat om de eerste toepassing van de nauwere samenwerking.

Deze instrumenten bieden de echtgenoten meer rechtszekerheid, voorspelbaarheid en soepelheid in echtscheidingsprocedures en procedures van scheiding van tafel en bed. Op basis van objectieve criteria kan worden bepaald welk recht van toepassing is en welk gerecht bevoegd.

Maar geen enkele bepaling van deze instrumenten regelt de vraagstukken van internationaal privaatrecht in verband met de vermogensrechtelijke betrekkingen van internationale paren.

In het voorstel voor een verordening betreffende de erfopvolging[5], waarover momenteel onderhandeld wordt, is dit evenmin het geval. Dit voorstel heeft als doel de burgers van de Europese Unie in staat te stellen hun erfopvolging van tevoren te organiseren, en de rechten van de erfgenamen, van de andere personen die met de overledene een band hadden en van de schuldeisers van de nalatenschap op een efficiënte manier te waarborgen. De aspecten die verband houden met de vermogensrechtelijke betrekkingen in het huwelijk en het geregistreerde partnerschap worden echter niet door dat voorstel geregeld.

3. VERMOGENSRECHTELIJKE ASPECTEN: WAAROM ER NU MOET WORDEN OPGETREDEN

IN HET PROGRAMMA VAN STOCKHOLM – EEN OPEN EN VEILIG EUROPA TEN DIENSTE EN TER BESCHERMING VAN DE BURGER [6] heeft de Europese Raad recentelijk gevraagd om de wederzijdse erkenning uit te breiden tot gebieden die van groot belang zijn voor het dagelijkse leven van de burgers. De vraagstukken in verband met het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van de scheiding van paren zijn uitdrukkelijk bij die gebieden genoemd[7].

Daarnaast heeft het Europees Parlement een initiatief van de Commissie in verband met huwelijksvermogensstelsels ondersteund[8], waarbij het beklemtoonde dat de prioriteiten op het gebied van civiel recht moeten worden toegespitst op de behoeften van de individuele burgers, terwijl het raderwerk van justitie moet worden vereenvoudigd en meer duidelijke en toegankelijke procedures moeten worden gecreëerd.

Al in juli 2006 heeft de Commissie een groenboek over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels gepubliceerd[9], waarin ook de rechterlijke bevoegdheid en de wederzijdse erkenning aan bod kwamen. Uit de resultaten van de brede publieke raadpleging die daarmee werd gestart, bleek dat er behoefte bestaat aan Europese instrumenten, zowel voor de huwelijksvermogensstelsels als voor de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

De Commissie is van mening dat het moment gekomen is om de verwachtingen van de burgers volledig in te lossen door het bestaande rechtskader aan te vullen met bepalingen in verband met de vermogensrechtelijke betrekkingen. Daarom komt zij de verplichting na die zij is aangegaan in het verslag over het EU-burgerschap 2010 en dient zij voorstellen in die duidelijke Europese antwoorden geven op de vragen van internationale paren in verband met deze kwesties.

4. EEN BENADERING VAN INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT VOOR DE BURGERS

Het beheer van de goederen van de echtgenoten tijdens het samenleven en bij de ontbinding van de verbintenis wordt geregeld door het nationale recht van de lidstaten.

Het materiële huwelijksvermogensrecht varieert van lidstaat tot lidstaat, ook al kennen de meeste lidstaten een onderscheid tussen, enerzijds, het wettelijke huwelijksvermogensstelsel en, anderzijds, het contractuele stelsel. Het wettelijke stelsel is het stelsel dat zal worden toegepast wanneer de echtgenoten niet voor een andere regeling hebben geopteerd. Wanneer de echtgenoten dat wel hebben gedaan, spreekt men van een contractueel huwelijksvermogensstelsel.

De goederen die de echtgenoten bezitten of verwerven, worden volgens de regels van het toepasselijke huwelijksvermogensstelsel al dan niet geacht toe te behoren aan de beide echtgenoten. In het stelsel van gemeenschap van goederen wordt een deel of het geheel van de goederen die een echtgenoot bezit of verwerft gemeenschappelijk eigendom. De goederen behoren dan toe aan beide echtgenoten. In het stelsel van scheiding van goederen behoren de goederen toe aan de ene of de andere echtgenoot. In de wetgevingen van de lidstaten worden deze algemene beginselen op verschillende manieren ingevuld.

Het geregistreerde partnerschap is de levensgemeenschap van twee personen die als een echtpaar samenleven en die hun verbintenis bij een overheidsinstantie van hun lidstaat van verblijf hebben geregistreerd. Het gaat om een recente instelling, die momenteel in de wetgeving van veertien lidstaten[10] is opgenomen. Net als het huwelijk heeft het geregistreerde partnerschap gevolgen voor het vermogen van de partners, die door het nationale recht worden geregeld. De verschillen tussen de nationale wetgevingen zijn nog meer uitgesproken dan bij de huwelijksvermogensstelsels.

Net als het materiële recht lopen de nationale regels van internationaal privaatrecht die van toepassing zijn op de eigendomsrechten van internationale paren sterk uiteen van lidstaat tot lidstaat. Voor paren die besloten hebben hun recht op vrij verkeer uit te oefenen, biedt deze situatie geen afdoende rechtszekerheid.

Er zijn drie mogelijke benaderingen die op Europees niveau kunnen worden overwogen om de burgers de nodige rechtszekerheid te bieden bij al die verschillen.

- De eerste oplossing, die al in de praktijk wordt toegepast, bestaat erin de lidstaten zelf voor oplossingen te laten zorgen door middel van bilaterale akkoorden. Het Duits-Franse akkoord van februari 2010[11] is een voorbeeld van die benadering. Maar zelfs als andere lidstaten daartoe kunnen toetreden (zoals bij het Duits-Franse akkoord), kunnen dergelijke akkoorden geen oplossing bieden voor alle praktische problemen die zich voordoen en bijgevolg geen volledig Europees antwoord bieden.

- Een tweede benadering is de harmonisatie van het materiële recht dat de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk en het geregistreerde partnerschap regelt. Deze benadering is echter uitgesloten door de Verdragen. Deze verlenen de Unie immers geen bevoegdheid op deze gebieden, evenmin als in verband met de vormen van verbintenis die aan de basis liggen van deze vermogensrechtelijke betrekkingen, namelijk het huwelijk en het geregistreerde partnerschap.

- Een derde benadering, die wel mogelijk is op grond van de Verdragen, bestaat in de goedkeuring op Europees niveau van regels van internationaal privaatrecht op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk en het geregistreerde partnerschap.

Daarom stelt de Commissie - zoals aangekondigd in haar actieplan ter uitvoering van het programma van Stockholm van 20 april 2010[12] - de volgende initiatieven voor:

- een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels;

- een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

Hoewel de structuur en inhoud van deze twee voorstellen erg gelijkend zijn, is de Commissie van mening dat het met twee aparte rechtsinstrumenten gemakkelijker zal zijn om rekening te houden met de specifieke kenmerken van elke vorm van verbintenis, dan in één enkel rechtsinstrument dat voor beide vormen van verbintenis geldt. Het huwelijk en het geregistreerde partnerschap zijn immers verschillende juridische instituten in de EU. Het huwelijk is een juridisch instituut dat al heel lang bestaat en in alle 27 EU-lidstaten bekend is, terwijl het geregistreerde partnerschap een recenter juridisch instituut is dat zoals gezegd slechts in veertien lidstaten bestaat. Daarom zijn bepaalde van de voorgestelde juridische oplossingen onvermijdelijk anders voor elk van deze instituten.

Daarnaast kunnen het huwelijk en het geregistreerde partnerschap naar gelang de lidstaat zowel voor paren van verschillend geslacht als paren van hetzelfde geslacht openstaan. De voorstellen zijn daarom sekseneutraal[13]. De twee voorstellen hebben als doel een duidelijk juridisch antwoord te geven op de problemen waarmee internationale paren op dit gebied te maken hebben en met twee verschillende rechtsinstrumenten worden de regels die per instituut toepasselijk zijn, duidelijker en begrijpelijker voor de burgers en de betrokken beroepsbeoefenaars.

Gelet op de nauwe banden die tussen de twee voorstellen bestaan, worden zij tegelijkertijd en als een pakket aangenomen, om duidelijk te maken dat de Commissie vastbesloten is om het dagelijkse leven van internationale paren, of het nu gaat om echtgenoten of geregistreerde partners, gemakkelijker te maken. De Commissie verzoekt de Raad deze globale aanpak te volgen.

De twee voorstellen zijn belastingneutraal en laten de nationale wetgeving van de lidstaten op het gebied van belastingheffing ongewijzigd.

5. EERBIEDIGING VAN DE GRONDRECHTEN

Overeenkomstig de strategie van de Unie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie[14] heeft de Commissie gecontroleerd of de twee voorstellen de in het Handvest opgenomen rechten eerbiedigen.

Zij doen geen afbreuk aan het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en het gezinsleven en aan het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, die respectievelijk in de artikelen 7 en 9 van het Handvest zijn opgenomen.

Het recht op eigendom, dat in artikel 17 van het Handvest is opgenomen, wordt versterkt. Echtgenoten en geregistreerde partners zullen hun eigendomsrecht doeltreffender kunnen uitoefenen, als het voorspelbaar wordt welk recht van toepassing zal zijn op alle goederen van het paar.

De Commissie heeft ook gecontroleerd of er rekening is gehouden met artikel 21, dat discriminatie verbiedt en heeft er daarom op toegezien dat de twee voorgestelde teksten sekseneutraal zijn. Er wordt derhalve geen onderscheid gemaakt op basis van de seksuele geaardheid.

Ten slotte verlenen de voorgestelde bepalingen voor de burgers, en in het bijzonder echtgenoten en geregistreerde partners, een vlottere toegang tot de rechter in de Unie. Zij vergemakkelijken de tenuitvoerlegging van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, dat het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht garandeert. Door de vaststelling van objectieve criteria om te bepalen welk gerecht bevoegd is, worden parallelle procedures en de rush naar de rechter van de meest actieve partij voorkomen.

6. INHOUD VAN DE VOORSTELLEN

DE VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE WILLEN een antwoord bieden op de volgende vragen:

- Welk gerecht is bevoegd voor de vereffening van het huwelijksvermogen of de vermogensrechtelijke gevolgen van het partnerschap?

- Welk recht is van toepassing op die vereffening?

- Wordt een beslissing van een gerecht of een andere bevoegde instantie van een lidstaat gemakkelijk erkend en uitgevoerd in een andere lidstaat?

6.1. Bepalen welk gerecht bevoegd is: centralisering van de procedures en samenhang met het bestaande acquis

De voorstellen voor een verordening bepalen welk gerecht bevoegd zal zijn om een huwelijksvermogen of de vermogensrechtelijke gevolgen van een geregistreerd partnerschap te vereffenen. De Commissie stelt voor de verschillende procedures voor één gerecht te centraliseren: de echtscheidingsprocedure, de scheidingsprocedure en de procedure voor de vereffening van het huwelijksvermogen.

Daarnaast wordt gestreefd naar samenhang met de Europese bevoegdheidsregels die reeds gelden of die in andere wetgevingsinstrumenten van de Unie zijn voorgesteld.

Bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed zullen de gerechten die volgens de verordening Brussel II bis bevoegd zijn, hun bevoegdheid uitgebreid zien tot de vereffening van het huwelijksvermogen die het gevolg is van de echtscheiding of de scheiding van tafel en bed.

Evenzo zal, in geval van overlijden van een van de echtgenoten of de partners, het gerecht dat bevoegd is voor de erfopvolging[15], tevens bevoegd zijn voor vraagstukken in verband met het huwelijksvermogen of de vermogensrechtelijke gevolgen van het partnerschap.

Door alles bij één enkel gerecht te hergroeperen, kan een besparing worden gerealiseerd die per procedure naar schatting 2 000 tot 3 000 euro kan bedragen. Op die manier kan worden voorkomen dat burgers zich volgens de betrokken materie, bijvoorbeeld de vereffening van de erfopvolging of de verdeling van de goederen bij de ontbinding van een geregistreerd partnerschap door overlijden, tot verschillende gerechten moeten wenden.

6.2. Bepalen welk recht toepasselijk is: een facultatieve mogelijkheid voor de echtgenoten

Hier wordt een verschillende benadering voorgesteld voor het huwelijk en voor het geregistreerde partnerschap, vanwege de specifieke kenmerken van elke instelling.

De echtgenoten kunnen kiezen welk recht toepasselijk is. Het gaat echter om een beperkte keuze, om te voorkomen dat de echtgenoten opteren voor een rechtsstelsel waarmee hun huwelijk geen enkele band heeft. Het gekozen recht kan dat zijn van de gewone gemeenschappelijke verblijfplaats of dat van de nationaliteit. Als er geen rechtskeuze is gemaakt, voorziet het voorstel in objectieve aanknopingspunten waarmee het toepasselijke recht kan worden bepaald.

Aldus kan rekening worden gehouden met de mobiliteit van de burgers en de wilsautonomie van de echtgenoten worden geëerbiedigd, terwijl elke echtgenoot rechtszekerheid heeft. Bij overbrenging van de gewone verblijfplaats van de ene lidstaat naar de andere kunnen de echtgenoten bijvoorbeeld zonder problemen wijzigen welk huwelijksvermogensrecht op hen toepasselijk is. Deze benadering is dezelfde als die welke is gevolgd in de recente verordening Rome III betreffende het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

Die autonomie wordt niet voorgesteld voor geregistreerde partners. In het voorstel is zeer precies bepaald welk recht toepasselijk is op de vermogensrechtelijke gevolgen van partnerschappen, namelijk het recht van de staat waar het partnerschap geregistreerd is. Omdat het geregistreerde partnerschap niet bekend is in alle lidstaten van de Unie en er grote verschillen bestaan tussen de wetgevingen van de lidstaten die deze instelling in hun rechtsstelsel hebben ingevoerd, neemt het voorstel de registratie als aanknopingspunt.

Deze regel heeft echter als voordeel dat de bepaling van het op een geregistreerd partnerschap toepasselijke recht transparanter wordt en dat de mogelijke vermogensrechtelijke gevolgen bij een scheidingsprocedure voorspelbaar worden.

De Commissie zal het publiek algemene informatie ter beschikking stellen over de nationale wetgevingen en procedures inzake huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Zij zal hiervoor passende middelen gebruiken, bijvoorbeeld de website van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. Dit zal ook gebeuren voor de nationale bepalingen inzake de werking jegens derden.

6.3. Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen: snelle uitwisseling en tenuitvoerlegging van de beslissingen in de Unie

De voorgestelde bepalingen in verband met de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen en akten lijken op die welke zijn voorgesteld in het voorstel van een verordening betreffende de erfopvolging[16]. Die zijn afgestemd op de bestaande bepalingen voor burgerlijke en handelszaken[17].

De voorgestelde bepalingen willen ervoor zorgen dat de beslissingen vrij worden uitgewisseld in de Unie en daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd, terwijl vandaag elke lidstaat zijn eigen nationale regels toepast voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van de beslissingen terzake.

De voorstellen vormen de eerste maatregelen die op het niveau van de Unie worden voorgesteld op het gebied van de vermogensrechtelijke betrekkingen van internationale paren. Het gaat om een domein dat onder het familierecht valt. Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet voor maatregelen die met familierecht verband houden, in de Raad eenparigheid van stemmen worden bereikt. Daarom heeft Commissie het opportuun geacht om in de lidstaat waar de erkenning en de tenuitvoerlegging worden gevraagd, een controle van de beslissingen terzake te handhaven. Bijgevolg zullen de beslissingen die in een lidstaat worden gegeven, op basis van een exequaturprocedure worden erkend voor het gerecht van de lidstaat waar de tenuitvoerlegging wordt gevraagd. In een exequaturprocedure worden de stukken die door de eiser worden overgelegd, aan een formele controle onderworpen, zoals vandaag de dag in burgerlijke en handelszaken.

Deze nieuwe bepalingen vormen een aanzienlijke vooruitgang ten opzichte van de huidige situatie, waarin elke lidstaat zijn eigen procedureregels en zijn eigen gronden tot weigering van tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen hanteert, met als gevolg dat de uitwisseling van de gerechtelijke beslissingen terzake ernstig wordt belemmerd.

In een latere fase zal de Commissie na de evaluatie van de tenuitvoerlegging van de voorgestelde maatregelen en de gelijkwaardige maatregelen van de verordening Brussel II bis nagaan of een meer eenvoudige en automatische procedure kan worden overwogen.

7. CONCLUSIES

DE TWEE DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE VERORDENINGEN HEBBEN ALS DOEL HET LEVEN VAN DE BURGERS TE VEREENVOUDIGEN OP EEN VAAK MOEILIJK MOMENT IN HUN BESTAAN. ZIJ ZIJN OOK IN OVEREENSTEMMING MET DE VERBINTENISSEN DIE DE COMMISSIE IS AANGEGAAN IN HET VERSLAG OVER HET EUROPESE BURGERSCHAP.

Zij bieden een grotere rechtszekerheid voor internationale paren, of het nu gaat om echtgenoten of geregistreerde partners. Bij de ontbinding van een verbintenis kan worden bepaald welk recht toepasselijk is op de verdeling van de goederen en welk gerecht bevoegd is. Daarnaast zal de vrije uitwisseling van de beslissingen gegarandeerd zijn door een automatische erkenning in de hele Unie, terwijl er voor de tenuitvoerlegging een eenvormige vereenvoudigde procedure zal gelden.

Samen met het geldende acquis en het acquis waarover onderhandeld wordt, vullen de twee voorstellen het huidige rechtskader aan en zorgen zij voor de nodige samenhang op het gebied van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, in het bijzonder op het gebied van het familierecht. Net als de andere maatregelen die op dit gebied zijn genomen, doen zij geen afbreuk aan het materiële recht van de lidstaten op het gebied van de huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Overeenkomstig de Verdragen blijft het materiële recht tot de nationale bevoegdheid behoren.

[1] Verslag over het EU-burgerschap 2010: het wegnemen van belemmeringen voor de rechten van EU-burgers, COM(2010) 603.

[2] Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 12).

[3] Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed (PB L 343 van 29.12.2010, blz. 10).

[4] 14 lidstaten nemen aan deze nauwere samenwerking deel: België, Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Letland, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje.

[5] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, COM(2009) 154 definitief.

[6] PB C 115 van 4.5.2010.

[7] Die vragen waren al in 1998 aan bod gekomen in het actieplan van Wenen (PB C 19 van 23.1.1999) en, twee jaar later, in het programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB C 12 van 15.1.2001).

[8] Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2009 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burgers – Programma van Stockholm en resolutie van het Europees Parlement van 23 november 2010 over de civielrechtelijke, handelsrechtelijke, familierechtelijke en internationaal-privaatrechtelijke aspecten van het actieplan tot uitvoering van het programma van Stockholm.

[9] COM(2006) 400. Groenboek over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, met inbegrip van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en van de wederzijdse erkenning {SEC(2006) 952}.

[10] België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Oostenrijk, Nederland, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Slovenië en Zweden.

[11] Bilateraal akkoord tussen Duitsland en Frankrijk waarbij een facultatief huwelijksvermogensstelsel van deelname aan de winsten wordt ingevoerd, ondertekend in februari 2010.

[12] COM(2010) 171 definitief.

[13] Zo zal een huwelijk tussen echtgenoten van hetzelfde geslacht dat op grond van de Portugese wet mogelijk is, in het kader van het voorstel betreffende de huwelijksvermogensstelsels op dezelfde manier worden behandeld als een huwelijk tussen echtgenoten van verschillend geslacht. In Frankrijk kan zowel een homoseksueel als een heteroseksueel partnerschap worden geregistreerd en beide soorten partnerschap worden geacht onder het voorstel betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen te vallen.

[14] Mededeling van de Commissie, COM(2010) 573 van 19 oktober 2010.

[15] Volgens het toekomstige instrument waarover thans wordt onderhandeld.

[16] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, COM(2009) 154.

[17] Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1). Op 14 december 2010 is een voorstel tot herschikking van de verordening Brussel I goedgekeurd, COM(2010) 748.