Home

/* COM(2011) 150 definitief */

/* COM(2011) 150 definitief */

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 29.3.2011

COM(2011) 150 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de stand van de algemenebegrotingsgarantiesop 30 juni 2010

SEC(2011) 371 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIEAAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de stand van de algemenebegrotingsgarantiesop 30 juni 2010

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 4

2. Soorten door de EU-begroting gedekte operaties 4

3. Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 31 december 2009 5

3.1. Betalingsbalanssteun aan lidstaten die niet tot het eurogebied behoren 5

3.2. Macrofinanciële bijstand 6

3.3. Euratom 6

3.4. Begrotingsgarantie van de EU voor externe financiering van de EIB 6

3.5. Europees financieel stabilisatiemechanisme 6

4. Gegevens over het risico voor de begroting 7

4.1. Definitie van risico 7

4.2. Met lidstaten verband houdend risico 8

4.3. Met derde landen verband houdend risico 9

4.4. Totaal risico voor de begroting 10

4.5. Ontwikkeling van het risico 10

5. Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden 12

5.1. Gebruik van kasmiddelen 12

5.2. Overmakingen uit de begroting 12

5.3. Beroep op het Garantiefonds 12

6. Garantiefonds 13

6.1. Teruggevorderde bedragen 13

6.2. Activa 13

6.3. Streefbedrag 13

7. Beoordeling van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waar het risico het grootst is 13

7.1. Doelstellingen 13

7.2. Risicobeoordelingsmethodes 14

INLEIDING

Met dit verslag wordt beoogd de kredietrisico's te bewaken die door de begroting van de Europese Unie worden gedekt als gevolg van de garanties en de leningen die direct door de Europese Unie of indirect via de externe EIB-mandaten zijn toegekend.

Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig artikel 130 van het Financieel Reglement, waarin is bepaald dat de Commissie tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's [1]. Het wordt aangevuld met een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat een reeks gedetailleerde tabellen en toelichtingen bevat (het "WDC").

SOORTEN DOOR DE EU-BEGROTING GEDEKTE OPERATIES

De door de begroting van de Europese Unie (de "begroting") gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lenings- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld:

- EU-leningen met een macro-economisch doel (macrofinanciële bijstandsleningen[2] ("MFB-leningen") aan derde landen) en, in samenwerking met de instellingen van Bretton Woods, betalingsbalansleningen[3] ("BB-leningen") ter ondersteuning van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren en die betalingsbalansmoeilijkheden ondervinden, alsook leningen ter ondersteuning van lidstaten van het eurogebied in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)[4]; en

- leningen met een micro-economisch doel (Euratom-leningen en vooral door EU-garanties[5] gedekte leningen van de Europese Investeringsbank ("EIB") ter financiering van operaties in derde landen ("externe financiering van de EIB"))[6].

De externe financiering van de EIB, de Euratom-leningen en de MFB-leningen worden sinds 1994 door het Garantiefonds ("het Fonds")[7] gedekt, terwijl BB- en EFSM-leningen rechtstreeks door de begroting worden gedekt. Het Fonds dekt wanbetalingen in verband met leningen en leninggaranties aan derde landen of in verband met projecten in derde landen en werd ingesteld om:

- een liquiditeitsbuffer te verschaffen om te voorkomen dat bij elke wanbetaling of betalingsachterstand op een gegarandeerde lening een beroep op de begroting moet worden gedaan; en

- om de begrotingsdiscipline te bevorderen door een financieel kader vast te stellen voor de ontwikkeling van een EU-beleid voor garanties op leningen van de Commissie en de EIB aan derde landen[8].

Door een wijziging[9] van de Garantiefondsverordening in 2004 vervalt de dekking van het Fonds indien derde landen lidstaten worden en wordt het risico van het Fonds overgedragen naar en rechtstreeks gedekt door de begroting. Het Fonds wordt van middelen uit de begroting voorzien en moet steeds worden gehandhaafd op een bepaald percentage van het uitstaande bedrag van de leningen en leninggaranties die door het Fonds worden gedekt. Dit percentage, bekend als het streefpercentage, bedraagt momenteel 9%. Wanneer het Fonds onvoldoende middelen bevat, wordt een beroep gedaan op de begroting.

In 2007 is door een wijziging[10] in de verordening van de Raad een nieuw voorzieningsmechanisme ingesteld. Het mechanisme werkt via jaarlijkse overdrachten uit de begroting en bestaat uit onder meer een afvlakkingsmechanisme om het effect van beroepen op het Fonds te beperken (zie ook punt 5.3).

GEBEURTENISSEN SINDS HET LAATSTE VERSLAG VAN 31 DECEMBER 2009

Betalingsbalanssteun aan lidstaten die niet tot het eurogebied behoren

Tijdens het eerste halfjaar van 2010 hebben twee operaties plaatsgevonden, waarmee een totaalbedrag van 1,5 miljard EUR was gemoeid. Op 11 maart 2010 is zowel de derde tranche van 0,5 miljard EUR van de lening aan Letland als de tweede tranche van 1 miljard EUR van de lening aan Roemenië uitbetaald. Beide leningen zijn "back-to-back" gefinancierd via de uitgifte van EU-benchmarkobligaties en hebben het vertrouwen in de financiële situatie van deze beide niet tot het eurogebied behorende lidstaten helpen opkrikken. Gemiddeld 73% van het bedrag van de goedgekeurde leningsoperaties[11] is reeds uitbetaald.

Macrofinanciële bijstand

In het eerste halfjaar van 2010 zijn geen leningtranches uitgekeerd en in het tweede halfjaar worden evenmin nieuwe uitbetalingen verwacht.

Wat de Raadsbesluiten van 30 november 2009 tot toekenning van nieuwe MFB-pakketten aan Armenië[12], Bosnië en Herzegovina[13], en Servië[14] betreft (waarbij de bijstand telkens de vorm aannam van een lening, die in het geval van Armenië met een gift is gecombineerd), zijn de eerste uitkeringen in 2011 gepland.

Euratom

Tijdens de verslagperiode hebben geen uitbetalingen van leningen plaatsgevonden.

Begrotingsgarantie van de EU voor externe financiering van de EIB

In het kader van het externe mandaat 2007-2013 is het tempo waarin er lenings- en garantieovereenkomsten werden ondertekend en leningen werden uitgekeerd, vertraagd ten opzichte van 2009: tijdens de verslagperiode vertegenwoordigden de ondertekende overeenkomsten en uitgekeerde leningen een bedrag van respectievelijk 1 197 miljoen EUR en 1 443 miljoen EUR. Op 30 juni 2010 was het totaalbedrag van de in het kader van het externe mandaat 2007-2013 uitgekeerde leningen gelijk aan 4 366 miljoen EUR.

Europees financieel stabilisatiemechanisme

Naar aanleiding van de financiële crisis in Griekenland hebben de Raad en de lidstaten in mei 2010 een maatregelenpakket goedgekeurd om de financiële stabiliteit in Europa te vrijwaren.

Op 5 mei 2010 is de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) opgezet met een financiële draagkracht van 440 miljard EUR. Deze faciliteit wordt pro rata gegarandeerd door de deelnemende lidstaten en kan steun verlenen aan zowel tot het eurogebied behorende als niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten. Zij houdt geen enkel risico voor de EU-begroting in.

Op 11 mei 2010 is het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)[15] in het leven geroepen. Dit mechanisme is gebaseerd op artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie[16]. De activering van het mechanisme is aan strenge voorwaarden onderworpen in de context van gezamenlijke steun van de EU en het IMF. De gehanteerde voorwaarden zijn vergelijkbaar met die welke door het IMF worden gesteld (het risico van in het kader van het EFSM gesloten transacties wordt gedekt door de EU-begroting).

De financiële steun aan Griekenland wordt rechtstreeks door de deelnemende lidstaten verleend en houdt geen enkel risico voor de EU-begroting in.

Het mechanisme bestaat uit een pool van door lidstaten van het eurogebied verstrekte bilaterale leningen ten belope van in totaal 80 miljard EUR. Door het IMF wordt 30 miljard EUR verstrekt in de context van een gezamenlijk steunpakket van de EU en het IMF ter grootte van in totaal 110 miljard EUR.

GEGEVENS OVER HET RISICO VOOR DE BEGROTING

Definitie van risico

Het risico voor de begroting vloeit voort uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot gegarandeerde operaties.

Operaties waarbij er van wanbetaling sprake is, worden gedekt door het Fonds wanneer zij met derde landen verband houden (55% van het gegarandeerde totale uitstaande bedrag per 30 juni 2010) en rechtstreeks door de begroting wanneer het lidstaten betreft (BB-leningen en leningen voor of ten gunste van projecten in lidstaten zijn goed voor de resterende 45% van het totale uitstaande bedrag dat door de begroting wordt gegarandeerd). Het grote percentage gegarandeerde leningen dat met lidstaten verband houdt, is het gevolg van de uitbreidingsrondes[17] en van de activering van het EU-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd (het betalingsbalansmechanisme).

In het kader van dit verslag worden twee methoden gehanteerd om de risico's voor de begroting (hetzij direct, hetzij indirect via het Fonds) te beoordelen:

- berekening van het totale uitstaande bedrag in hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten, met betrekking tot de desbetreffende operaties op een gegeven datum. Deze werkwijze maakt het mogelijk het totale risicobedrag voor de begroting op een gegeven datum voor alle toekomstige betalingsverplichtingen te bepalen, ongeacht wanneer deze betalingen verschuldigd zullen zijn en of zij al dan niet door het Fonds worden gedekt (zie tabel 1);

- de budgettaire benadering omschreven als "het jaarlijkse risico voor de begroting" is gebaseerd op de berekening van het maximumbedrag dat de EU in een begrotingsjaar zou moeten uitbetalen indien er voor alle gegarandeerde leningen van wanbetaling sprake zou zijn[18]. Het jaarlijkse risico dat door de begroting wordt gedekt, is opgenomen in tabel A2 van het WDC.

Tabel 1: Totale uitstaande bedragen gedekt op 30 juni 2010 in miljoen EUR |

Uitstaand bedrag in hoofdsom | Verschuldigde en niet-betaalde interesten | Totaal | % |

Lidstaten* |

MFB | 65 | 0 | 65 | <1% |

Euratom | 422 | 2 | 424 | 1% |

BB | 10 700 | 142 | 10 842 | 33% |

EIB | 3 363 | 31 | 3 394 | 10% |

Subtotaal lidstaten | 14 550 | 175 | 14 725 | 45% |

Derde landen** |

MFB | 492 | 2 | 494 | 2% |

Euratom | 55 | 0 | 55 | <1% |

EIB | 17 468 | 140 | 17 608 | 54% |

Subtotaal derde landen | 18 014 | 142 | 18 157 | 55% |

Totaal | 32 563 | 317 | 32 882 | 100% |

* Dit risico wordt rechtstreeks door de begroting gedekt. Het omvat ook de MFB-, Euratom- en EIB-leningen die vóór de EU-toetreding zijn toegekend. ** Dit risico wordt door het Fonds gedekt. |

In de tabellen A1, A2, A3 en A4 van het WDC wordt nadere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name wat plafonds, uitbetaalde bedragen en garantiepercentages betreft.

Het totale uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten gedekt door de begroting namen toe met 3 126 miljoen EUR tot 32 882 miljoen EUR ten opzichte van de situatie op 31 december 2009. Deze stijging valt vooral te verklaren doordat in het kader van het betalingsbalansmechanisme 1,5 miljard EUR is uitbetaald en ook doordat de EIB-uitbetalingen in derde landen zijn toegenomen (1,9 miljard EUR tijdens het eerste halfjaar van 2010).

Met lidstaten verband houdend risico

De huidige risico's ten aanzien van de lidstaten houden verband met vóór de toetreding toegekende leningen en het gebruik van het betalingsbalansmechanisme.

In het tweede halfjaar van 2010 zal het met lidstaten verband houdende directe maximumrisico voor de begroting 450,5 miljoen EUR vertegenwoordigen (zijnde de in de loop van het tweede halfjaar van 2010 verschuldigde bedragen en ervan uitgaande dat de leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd). Uit tabel 2 blijkt dat wat het uitstaande bedrag betreft, Hongarije en Roemenië de eerste en de tweede plaats onder de lidstaten innemen.

Tabel 2: Rangorde van de lidstaten volgens het maximumrisico voor de begroting op 30 juni 2010 (miljoen EUR) |

Rangorde | Land | Maximumrisico (miljoen EUR, afgerond) | % van het totale maximumrisico |

1 | Hongarije | 146,7 | 32,6% |

2 | Roemenië | 121,1 | 26,9% |

3 | Bulgarije | 51,6 | 11,5% |

4 | Polen | 42,1 | 9,3% |

5 | Tsjechië | 40,8 | 9,1% |

6 | Slowakije | 27,3 | 6,1% |

7 | Slovenië | 8,5 | 1,9% |

8 | Cyprus | 5,1 | 1,1% |

9 | Letland | 3,7 | 0,8% |

10 | Litouwen | 2,8 | 0,6% |

11 | Estland | 0,5 | 0,1% |

12 | Malta | 0,3 | 0,1% |

Totaal | 450,5 | 100,0% |

Het met lidstaten verband houdende risico betreft EIB-, MFB- en Euratom-leningen die vóór de toetreding tot de EU zijn toegekend, en de leningen die in het kader van het betalingsbalansmechanisme zijn verstrekt.

Met derde landen verband houdend risico

Aan het begin van het tweede halfjaar van 2010 zal het met derde landen verband houdende jaarlijkse maximumrisico voor het Fonds 918 miljoen EUR vertegenwoordigen (zijnde de in de loop van het tweede halfjaar van 2010 verschuldigde bedragen en ervan uitgaande dat de leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd). Hierna volgt een lijst van de eerste tien landen gerangschikt volgens het totale uitstaande bedrag. Zij zijn samen goed voor 77% van het risico voor het Fonds. De economische situatie van die landen wordt geanalyseerd en toegelicht in het WDC.

Tabel 3: Rangorde van de 10 belangrijkste derde landen volgens het maximumrisico voor het Fonds in het tweede halfjaar van 2010 (miljoen EUR) |

Rangorde | Land | Maximumrisico (miljoen EUR, afgerond) | % van het totale maximumrisico |

1 | Turkije | 199,0 | 21,7% |

2 | Egypte | 98,3 | 10,7% |

3 | Tunesië | 81,1 | 8,8% |

4 | Marokko | 81,1 | 8,8% |

5 | Zuid-Afrika | 70,6 | 7,7% |

6 | Libanon | 55,5 | 6,0% |

7 | Servië | 35,4 | 3,9% |

8 | Syrië | 30,1 | 3,3% |

9 | Brazilië | 26,6 | 2,9% |

10 | Mexico | 25,3 | 2,8% |

Totaal voor de 10 | 703,2 | 76,6% |

Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen van 44 landen met looptijden tot 2040. In tabel A2 van het WDC worden nadere bijzonderheden per land verstrekt.

Totaal risico voor de begroting

In het tweede halfjaar van 2010 zal de begroting (rechtstreeks en via het Fonds) een bedrag van 1 368 miljoen EUR (de in de loop van deze periode verschuldigde bedragen) dekken, waarvan 33% voor rekening komt van lidstaten (zie tabel A2 van het WDC).

Ontwikkeling van het risico

- Betalingsbalansmechanisme

Tijdens het eerste halfjaar van 2010 begon de wereldeconomie zich langzaam te stabiliseren na een periode van ernstige neergang. De gevolgen van de staatsschuldcrisis bleven echter in alle lidstaten doorwerken. Het beroep op het EU-mechanisme voor financiële bijstand op middellange termijn (het betalingsbalansmechanisme) in december 2008 heeft sommige van de niet tot het eurogebied behorende landen geholpen het vertrouwen bij de beleggers te herstellen. Het betalingsbalansmechanisme, waarvan het totale plafond 50 miljard EUR bedraagt, heeft een resterende capaciteit van 35,4 miljard EUR om verdere BB-leningen te verstrekken, mocht zulks noodzakelijk blijken.

- Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

De financiële bijstand in het kader van het EFSM kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn die door de EU-begroting wordt gegarandeerd. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) bedraagt het totale maximumbedrag van het mechanisme 60 miljard EUR[19], maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van de verordening van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen[20]. Op 30 juni 2010 was op het EFSM nog geen beroep gedaan.

Tijdens het tweede halfjaar van 2010 bleef de staatsschuldcrisis een bedreiging vormen voor de landen van het eurogebied. In reactie op het verzoek van de Ierse autoriteiten van 21 november 2010 zullen de EU en het IMF gedurende drie jaar gezamenlijk financiële steun verlenen. Het totale programma voor Ierland zal 85 miljard EUR bedragen. 17,5 miljard EUR zal worden gefinancierd door een Ierse bijdrage via de kasreserves van de Schatkist en beleggingen van het nationale pensioenreservefonds (National Pensions Reserve Fund - NPRF). Het restbedrag van het totale pakket zal afkomstig zijn van:

- het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) voor een bedrag van maximaal 22,5 miljard EUR dat door de EU-begroting wordt gedekt;

- de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) voor een bedrag van 17,7 miljard EUR (niet gedekt door de begrotingsgarantie);

- bilaterale leningen van het Verenigd Koninkrijk (3,8 miljard EUR), Zweden (0,6 miljard EUR) en Denemarken (0,4 miljard EUR); en

- het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor een bedrag van 22,5 miljard EUR.

- Macrofinanciële bijstandsleningen

MFB-leningen aan derde landen vormen het onderwerp van afzonderlijke besluiten van de Raad[21] en, sinds de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag, van het Europees Parlement en de Raad.

- Euratom-leningen

Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in bepaalde in aanmerking komende derde landen (de Russische Federatie, Armenië en Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is opgebruikt. De resterende marge bedraagt ongeveer 600 miljoen EUR en kan eventueel worden aangewend voor nieuwe projecten in de lidstaten en Oekraïne.

- EIB-leningen

Het vorige algemene mandaat van de EIB voor de periode 2000-2007 is op 31 juli 2007 afgelopen. Op die datum waren er overeenkomsten gesloten die tezamen 98% vertegenwoordigden van het totale plafond in het kader van dit mandaat (20 060 miljoen EUR - zie tabel A5 van het WDC). Uit hoofde van dit mandaat moest op 30 juni 2010 nog een totaalbedrag van 3 517 miljoen EUR worden uitbetaald, maar dit bedrag kan binnen tien jaar na afloop van dit mandaat nog met een EU-garantie worden uitgekeerd, waarna de EU-garantie voor onbetaalde bedragen vervalt.

Verwacht wordt dat het Parlement en de Raad op basis van het Commissievoorstel tot wijziging van de rechtsgrondslag van het externe mandaat van de EIB voor de resterende periode van de huidige financiële vooruitzichten 2007-2013[22] het desbetreffende besluit uiterlijk op 31 oktober 2011 zullen aannemen. De EU-garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt[23]. Op 30 juni 2010 was in het kader van dit mandaat voor een bedrag van in totaal 13 124 miljoen EUR aan overeenkomsten gesloten, waarvan op die datum 8 930 miljoen EUR nog niet was uitbetaald (zie tabel A6 van het WDC).

WANBETALINGEN, BEROEP OP BEGROTINGSGARANTIES EN BETALINGSACHTERSTANDEN

Gebruik van kasmiddelen

De Commissie spreekt haar kasmiddelen aan om in geval van laattijdige betaling van de EU door een debiteur vertragingen bij de dienst van door haar opgenomen leningen en eventueel daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen[24].

Overmakingen uit de begroting

Aangezien er in de eerste helft van 2010 geen wanbetalingen zijn voorgekomen, is niet om een krediet uit hoofde van begrotingsartikel 01 04 01 " Garanties van de Europese Unie voor door de Unie en Euratom opgenomen leningen en voor door de EIB verstrekte leningen " (p.m.) verzocht.

Beroep op het Garantiefonds

Wanneer de begunstigde van een door de EU toegekende of gegarandeerde lening aan derde landen in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Fonds gedaan[25].

In de eerste helft van 2010 is geen beroep gedaan op het Fonds.

GARANTIEFONDS

Teruggevorderde bedragen

Op 30 juni 2010 waren er geen terug te vorderen achterstallige bedragen.

Activa

Op 30 juni 2010 bedroegen de nettoactiva[26] van het Fonds 1 490 459 064 EUR.

Streefbedrag

Het Fonds dient een passende omvang te hebben (streefbedrag), die is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen die uit elke operatie voortvloeien, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. De verhouding tussen de middelen van het Fonds (1 490 459 064 EUR) en het uitstaande bedrag in hoofdsom van de verplichtingen[27] in de zin van de Fondsverordening (18 156 522 331 EUR) is licht gestegen, namelijk van 8,15% op 31 december 2009 tot 8,21% op 30 juni 2010.

Eind 2009 waren de middelen van het Fonds lager dan het streefbedrag. In overeenstemming met de voorzieningsregeling van de Garantiefondsverordening is in de aangenomen begroting voor 2011 een voorziening van 138 880 000 EUR opgenomen. Dit bedrag zal in februari 2011 van de begroting naar het Fonds worden overgeheveld.

BEOORDELING VAN DE RISICO'S: ECONOMISCHE EN FINANCIËLE TOESTAND IN DE DERDE LANDEN WAAR HET RISICO HET GROOTST IS

Doelstellingen

In de voorgaande punten van het verslag wordt met betrekking tot derde landen informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de begroting verstrekt. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren (zie punt 4.3).

Risicobeoordelingsmethodes

De in het WDC vermelde risicobeoordeling is gebaseerd op de informatie over de economische en financiële situatie, ratings en andere feiten die bekend zijn over de landen die gegarandeerde leningen hebben ontvangen. Deze beoordeling houdt geen rekening met ramingen van verwachte verliezen en terugvorderingen, die onvermijdelijk met veel onzekerheid omgeven zijn.

De in de tabellen van het WDC opgenomen landenrisico-indicatoren geven aan hoe het risico op wanbetalingen zich ontwikkelt. Deze analyse wordt verstrekt in punt 2 van het WDC voor de landen die in het tweede halfjaar van 2010 het grootste kredietrisico voor de begroting vertegenwoordigen (inclusief MFB- en Euratom-leningen).

[1] COM(2010) 580 en SEC(2010) 1218 vormen het vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 31 december 2009.

[2] MFB kan ook de vorm aannemen van giften aan derde landen. Voor meer informatie over MFB, zie het verslag van de Commissie COM(2010) 513 en SEC(2010) 1117.

[3] Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).

[4] Op 11 mei 2010 is op grond van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1) een met het betalingsbalansmechanisme vergelijkbaar mechanisme opgezet dat alle lidstaten van het eurogebied bestrijkt. Op 30 juni 2010 was op het EFSM nog geen beroep gedaan.

[5] De meest recente garantie is ingesteld voor de periode 1 februari 2007 - 31 oktober 2011 bij Besluit nr. 633/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 (PB L 190 van 22.7.2009, blz. 1) (het "externe mandaatbesluit"), ter vervanging van Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006.

[6] Zie tabel A1 van het WDC voor de gegevens over de EIB-mandaten en tabel A4 van het WDC voor de verwijzingen naar de rechtsgrondslagen.

[7] Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (Gecodificeerde versie), de "Garantiefondsverordening", (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).

[8] Hoewel externe risico's uiteindelijk door de EU-begrotingsgarantie worden gedekt, fungeert het Garantiefonds als een instrument ter bescherming van de EU-begroting tegen het risico van wanbetaling. Voor een uitvoerig verslag over de werking van het Fonds, zie COM(2006) 695 en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2006) 1460).

[9] Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/2004 van de Raad (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28).

[10] Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad van 30 januari 2007, (PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1).

[11] Zie tabel A3a van het WDC.

[12] Besluit 2009/890/EG van de Raad van 30.11.2009 (PB L 320 van 5.12.2009, blz. 3-5).

[13] Besluit 2009/891/EG van de Raad van 30.11.2009 (PB L 320 van 5.12.2009, blz. 6-8).

[14] Besluit 2009/892/EG van de Raad van 30.11.2009 (PB L 320 van 5.12.2009, blz. 9-11).

[15] Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).

[16] Krachtens artikel 122, lid 2, VWEU kan financiële bijstand worden verleend aan een lidstaat die verkeert in moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen.

[17] Overeenkomstig artikel 1, derde alinea, van de Garantiefondsverordening wordt het aan de leningen verbonden risico voor het Fonds immers naar de begroting overgeheveld zodra een land een lidstaat wordt.

[18] Bij deze berekening wordt aangenomen dat leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd, d.w.z. dat alleen met de verschuldigde betalingen rekening wordt gehouden (zie ook punt 1 van het WDC).

[19] Zie de persmededeling over de buitengewone vergadering van de Raad (Ecofin) op 9/10 mei 2010 (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/114324.pdf).

[20] Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).

[21] Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag wordt de medebeslissingsprocedure de gewone wetgevingsprocedure.

[22] COM(2010) 174 van 21 april 2010.

[23] Uitgesplitst in een basisplafond van een vast maximumbedrag van 25 800 miljoen EUR en een facultatief mandaat van 2 000 miljoen EUR. Het Europees Parlement en de Raad kunnen in het kader van de tussentijdse evaluatie besluiten op het facultatief mandaat een beroep te doen.

[24] Zie artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1-12).

[25] Voor nadere bijzonderheden, zie punt 1.4.3 van het WDC.

[26] Totale activa van het Fonds na aftrek van de te betalen posten (vergoedingen voor de EIB en honoraria voor de accountantscontrole).

[27] Vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten.