VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de stand van de algemenebegrotingsgarantiesop 31 december 2010
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over de stand van de algemenebegrotingsgarantiesop 31 december 2010
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding 3
2. Soorten door de EU-begroting gedekte operaties 3
3. Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 30 juni 2010 4
3.1. Betalingsbalanssteun aan lidstaten die niet tot het eurogebied behoren 4
3.2. Macrofinanciële bijstand 4
3.3. Euratom 5
3.4. Begrotingsgarantie van de EU voor externe financiering van de EIB 5
3.5. Europees financieel stabilisatiemechanisme 5
4. Gegevens over het risico voor de begroting 6
4.1. Definitie van risico 6
4.2. Totale uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten gedekt door de begroting 7
4.3. Jaarlijks risico voor de begroting 8
4.3.1. Met lidstaten verband houdend risico 8
4.3.2. Met derde landen verband houdend risico 9
4.4. Ontwikkeling van het risico 10
5. Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden 13
5.1. Gebruik van kasmiddelen 13
5.2. Overmakingen uit de begroting 13
5.3. Gebruik van het Garantiefonds 13
6. Garantiefonds 13
6.1. Teruggevorderde bedragen 13
6.2. Activa 13
6.3. Streefbedrag 13
7. Beoordeling van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waar het risico het grootst is 14
7.1. Doelstellingen 14
7.2. Risicobeoordelingsmethodes 14
INLEIDING
Met dit verslag wordt beoogd de kredietrisico's te bewaken die door de begroting van de Europese Unie worden gedekt als gevolg van de garanties en de leningen die direct door de Europese Unie of indirect via de externe EIB-mandaten zijn toegekend.
Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig artikel 130 van het Financieel Reglement, waarin is bepaald dat de Commissie tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag moet uitbrengen over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's[1]. Het wordt aangevuld met een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat een reeks gedetailleerde tabellen en toelichtingen bevat (het "WDC").
SOORTEN DOOR DE EU-BEGROTING GEDEKTE OPERATIES
De door de begroting van de Europese Unie (de "begroting") gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lenings- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld:
- leningen van de Europese Unie met een macro-economisch doel, namelijk macrofinanciële bijstandsleningen[2] ("MFB-leningen") aan derde landen in samenwerking met de instellingen van Bretton Woods, betalingsbalansleningen[3] ("BB-leningen") ter ondersteuning van lidstaten die niet tot het eurogebied behoren en die betalingsbalansmoeilijkheden ondervinden, alsook leningen in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)[4] ter ondersteuning van lidstaten van het eurogebied die worden geconfronteerd met moeilijkheden die zij niet kunnen beheersen; en
- leningen met een micro-economisch doel, namelijk Euratom-leningen en vooral door EU-garanties[5] gedekte leningen van de Europese Investeringsbank ("EIB") ter financiering van operaties in derde landen ("externe financiering van de EIB")[6].
De door garanties gedekte externe financiering van de EIB, de Euratom-leningen en de MFB-leningen worden sinds 1994 door het Garantiefonds ("het Fonds")[7] gedekt, terwijl BB- en EFSM-leningen rechtstreeks door de begroting worden gedekt.
Het Fonds dekt wanbetalingen in verband met leningen en leninggaranties aan derde landen of in verband met projecten in derde landen en werd ingesteld om:
- een liquiditeitsbuffer te verschaffen om te voorkomen dat bij elke wanbetaling of betalingsachterstand op een gegarandeerde lening een beroep op de begroting moet worden gedaan; en
- om de begrotingsdiscipline te bevorderen door een financieel kader vast te stellen voor de ontwikkeling van een EU-beleid voor garanties op leningen van de Commissie en de EIB aan derde landen[8].
De dekking van het Fonds vervalt indien derde landen lidstaten worden: het risico wordt dan rechtstreeks gedekt door de begroting. Het Fonds wordt van middelen uit de begroting voorzien en moet steeds worden gehandhaafd op een bepaald percentage van het uitstaande bedrag van de leningen en leninggaranties die door het Fonds worden gedekt. Dit percentage, het streefpercentage genoemd, bedraagt momenteel 9%. Wanneer het Fonds onvoldoende middelen bevat, moeten de benodigde middelen uit de begroting worden geput.
GEBEURTENISSEN SINDS HET LAATSTE VERSLAG VAN 30 JUNI 2010
Betalingsbalanssteun aan lidstaten die niet tot het eurogebied behoren
Tijdens het tweede halfjaar van 2010 hebben twee operaties plaatsgevonden, waarmee een totaalbedrag van 1,35 miljard EUR was gemoeid. De vierde tranche van 0,2 miljard EUR van de lening die aan Letland was toegekend, is op 20 oktober 2010 uitbetaald. Deze lening is "back-to-back" gefinancierd via een onderhandse plaatsing bij een bank. Op 22 september 2010 is de derde tranche van 1,15 miljard EUR van de aan Roemenië toegekende lening uitgekeerd. Deze lening is eveneens "back-to-back" gefinancierd, namelijk via de uitgifte van EU-benchmarkobligaties. Gemiddeld 83% van het bedrag van de goedgekeurde BB-leningen is reeds uitbetaald[9].
Macrofinanciële bijstand
Tijdens het tweede halfjaar van 2010 zijn geen leningen uitbetaald.
In juli 2010 hebben het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring gehecht aan een besluit om 500 miljoen EUR aan Oekraïne[10] toe te kennen in de vorm van een lening. Als ook rekening wordt gehouden met een lening van 110 miljoen EUR uit hoofde van een Raadsbesluit van 2002, is in totaal maximaal 610 miljoen EUR beschikbaar voor Oekraïne.
Euratom
Tijdens de verslagperiode hebben geen uitbetalingen van leningen plaatsgevonden.
Begrotingsgarantie van de EU voor externe financiering van de EIB
In het kader van het externe mandaat 2007-2013 heeft er zich in de tweede helft van 2010 een versnelling voorgedaan van het tempo waarin leningsovereenkomsten werden ondertekend en leningen werden uitgekeerd: tijdens de verslagperiode vertegenwoordigden de ondertekende overeenkomsten en uitgekeerde leningen een bedrag van respectievelijk 3 476 miljoen EUR en 1 642 miljoen EUR. Op 31 december 2010 was het totaalbedrag van de in het kader van het mandaat uitgekeerde leningen dan ook gelijk aan 6 129 miljoen EUR, hetgeen neerkomt op een toename met 37% ten opzichte van 30 juni 2010.
Europees financieel stabilisatiemechanisme
- Achtergrond
In reactie op de financiële crisis hebben de Raad en de lidstaten in mei 2010 een maatregelenpakket goedgekeurd om de financiële stabiliteit in het eurogebied en in geheel Europa te vrijwaren.
Op grond van artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)[11] is op 11 mei 2010 het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) [12] ingesteld.
De financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFSM neemt de vorm aan van een lening of kredietlijn die aan de betrokken lidstaat wordt toegekend. In dit verband is de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie leningen op de kapitaalmarkten op te nemen. Het risico van in het kader van het EFSM gesloten transacties wordt volledig gedekt door de EU-begroting, die de terugbetaling van de opgenomen leningen garandeert ingeval de betrokken lidstaat in gebreke blijft.
Het beroep op financiële bijstand van het EFSM is aan strenge voorwaarden onderworpen en de activering ervan vindt plaats in de context van een gezamenlijk ondersteuningsprogramma van de EU en het Internationaal Monetair Fonds (IMF).
Als onderdeel van de reactie op de crisis zijn twee andere mechanismen opgezet die, in tegenstelling tot het EFSM, geen risico voor de EU-begroting inhouden. Deze mechanismen worden immers pro rata gegarandeerd door de lidstaten die eraan deelnemen.
Op grond van de op 9 mei 2010 in het kader van de Raad (Ecofin) genomen besluiten hebben de lidstaten van het eurogebied de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (European Financial Stability Facility - EFSF) opgezet in de vorm van een in Luxemburg geregistreerde vennootschap waarvan zij de eigenaars zijn. De EFSF is in staat voor een maximumbedrag van 440 miljard EUR aan door de lidstaten van het eurogebied gegarandeerde obligaties uit te geven; het aldus opgenomen bedrag wordt vervolgens doorgeleend aan in moeilijkheden verkerende lidstaten van het eurogebied onder voorwaarden die met de Europese Commissie, in samenwerking met de Europese Centrale Bank (ECB) en het IMF, worden afgesproken en door de Eurogroep moeten worden goedgekeurd.
Op verzoek van de Griekse autoriteiten zijn de ministers van het eurogebied op 2 mei 2010 unaniem overeengekomen stabiliteitssteun aan Griekenland te verlenen in de vorm van centraal door de Commissie gepoolde bilaterale leningen van de andere lidstaten van het eurogebied. De steun werd toegekend in de context van een gezamenlijk driejarenprogramma met het IMF. Daarmee is een financieel pakket van 110 miljard EUR gemoeid om Griekenland aan zijn financieringsbehoeften te helpen voldoen. Aan het programma zijn strenge beleidsvoorwaarden[13] verbonden, die zijn vastgesteld na onderhandelingen tussen de Griekse overheid, de Commissie en het IMF, in samenwerking met de ECB. De bijdrage van de lidstaten van het eurogebied beloopt 80 miljard EUR[14], terwijl het IMF dit programma ondersteunt door middel van een stand-by-overeenkomst van circa 30 miljard EUR[15]. Op 5 mei 2010 hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie besloten de Commissie de taken toe te vertrouwen in verband met de coördinatie en het beheer van de gepoolde bilaterale leningen. Deze rol gaat noch met hogere uitgaven bij de Commissie, noch met hogere uitgaven voor enig ander onderdeel van de EU-begroting gepaard.
- Operaties in de tweede helft van 2010
Op 7 december 2010 heeft de Raad besloten Ierland financiële bijstand van de Unie toe te kennen in de context van een gezamenlijk driejarenprogramma van de EU en het IMF ten belope van 85 miljard EUR. Daarvan zal maximaal 22,5 miljard EUR afkomstig zijn van het EFSM (voor nadere bijzonderheden over deze operatie, zie punt 4.4 "Ontwikkeling van het risico").
GEGEVENS OVER HET RISICO VOOR DE BEGROTING
Definitie van risico
Het risico voor de begroting vloeit voort uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot gegarandeerde operaties.
Operaties waarbij er van wanbetaling sprake is, worden gedekt door het Fonds wanneer zij met derde landen verband houden (55% van het gegarandeerde totale uitstaande bedrag per 31 december 2010) en rechtstreeks door de begroting wanneer het lidstaten betreft (BB-leningen en leningen voor of ten gunste van projecten in lidstaten zijn goed voor de resterende 45% van het totale uitstaande bedrag dat op 31 december 2010 door de begroting werd gegarandeerd). Het grote percentage gegarandeerde leningen dat met lidstaten verband houdt, is het gevolg van de uitbreidingsrondes[16] en van de activering van het EU-mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd (het betalingsbalansmechanisme).
In het kader van dit verslag worden de volgende twee methoden gehanteerd om de risico's voor de begroting (hetzij direct, hetzij indirect via het Fonds) te beoordelen:
- berekening van het totale uitstaande bedrag in hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten, met betrekking tot de desbetreffende operaties op een gegeven datum. Deze werkwijze maakt het mogelijk de totale omvang van het risico voor de begroting te bepalen dat op een gegeven datum aan alle toekomstige betalingsverplichtingen verbonden is, ongeacht wanneer deze betalingen verschuldigd zullen zijn en of zij al dan niet door het Fonds worden gedekt;
- de budgettaire benadering omschreven als "het jaarlijkse risico voor de begroting" is gebaseerd op de berekening van het maximumbedrag dat de EU in een begrotingsjaar zou moeten uitbetalen indien er voor alle gegarandeerde leningen van wanbetaling sprake zou zijn[17].
De uitkomsten van deze beide methoden worden in de volgende twee punten gepresenteerd. Ten slotte wordt in een ander punt de ontwikkeling van de risico's behandeld.
Totale uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten gedekt door de begroting
In onderstaande tabel 1 wordt het totale risico weergegeven dat op 31 december 2010 door de begroting werd gedekt.
Tabel 1: totale uitstaande bedragen in miljoen EUR die op 31 december 2010 door de begroting waren gedekt |
Uitstaand bedrag in hoofdsom | Verschuldigde en niet-betaalde interesten | Totaal | % |
Lidstaten* |
MFB | 38 | 0 | 38 | <1% |
Euratom | 417 | 3 | 420 | 1% |
BB | 12 050 | 197 | 12 247 | 35% |
EIB*** | 3 240 | 30 | 3 269 | 9% |
Subtotaal lidstaten | 15 744 | 230 | 15 974 | 45% |
Derde landen** |
MFB | 463 | 2 | 465 | 1% |
Euratom | 49 | 0 | 49 | <1% |
EIB*** | 18 747 | 135 | 18 882 | 53% |
Subtotaal derde landen | 19 256 | 137 | 19 396 | 55% |
Totaal | 35 002 | 367 | 35 370 | 100% |
* Dit risico wordt rechtstreeks door de begroting gedekt. Het omvat ook de MFB-, Euratom- en EIB-leningen die vóór de EU-toetreding zijn toegekend. ** Dit risico wordt door het Fonds gedekt. *** Circa 83% van de door de EIB verstrekte leningen (soevereine en subsoevereine leningsoperaties) zijn gedekt door een alomvattende garantie, terwijl voor de overige operaties van de EIB alleen het politieke risico is gedekt. |
In de tabellen A1, A2, A3 en A4 van het WDC wordt nadere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name wat plafonds, uitbetaalde bedragen en garantiepercentages betreft.
Het totale uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten gedekt door de begroting zijn toegenomen tot 35,4 miljard EUR (stijging met 2,6 miljard EUR ten opzichte van de situatie op 30 juni 2010). De gemiddelde toename is op 8% uitgekomen. Deze stijging valt vooral te verklaren doordat in het kader van het betalingsbalansmechanisme 1,4 miljard EUR is uitbetaald en ook doordat de EIB-uitbetalingen in derde landen zijn toegenomen (1,2 miljard EUR tijdens het tweede halfjaar van 2010).
Jaarlijks risico voor de begroting
In 2011 zal de begroting (rechtstreeks en via het Fonds) 4,8 miljard EUR dekken. Dit is het over deze periode verschuldigde deelbedrag van het op 31 december 2010 uitstaande totaalbedrag.
Daarvan is ongeveer 3 miljard EUR (63%) verschuldigd door de lidstaten, terwijl het saldo verschuldigd is door derde landen.
Met lidstaten verband houdend risico
Het met lidstaten verband houdende risico betreft: a) EIB-, MFB- en Euratom-leningen die vóór de toetreding tot de EU zijn toegekend, en b) de leningen die na de toetreding in het kader van het betalingsbalansmechanisme zijn verstrekt.
In 2011 zal het met lidstaten verband houdende directe maximumrisico voor de begroting 3 miljard EUR[18] vertegenwoordigen (63% van het totale jaarlijkse risico).
Uit tabel 2 blijkt dat wat het uitstaande bedrag betreft, Hongarije en Roemenië de eerste en de tweede plaats onder de lidstaten innemen.
Tabel 2: rangorde van de lidstaten volgens het maximumrisico voor de begroting in 2011 (miljoen EUR) |
Rangorde | Land | Maximumrisico | % van het totale maximumrisico |
1 | Hongarije | 2 209,6 | 73,3% |
2 | Roemenië | 383,9 | 12,7% |
3 | Letland | 98,3 | 3,3% |
4 | Polen | 81,9 | 2,7% |
5 | Bulgarije | 76,9 | 2,6% |
6 | Tsjechië | 73,6 | 2,4% |
7 | Slowakije | 58,1 | 1,9% |
8 | Slovenië | 14,3 | 0,5% |
9 | Cyprus | 9,8 | 0,3% |
10 | Litouwen | 5,5 | 0,2% |
11 | Estland | 1,0 | 0% |
12 | Malta | 0,7 | 0% |
Totaal | 3 013,7 | 100,0% |
Met derde landen verband houdend risico
Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen met betrekking tot derde landen met looptijden tot 2040. In 2011 zal het met derde landen samenhangende jaarlijkse maximumrisico voor het Fonds 1,8 miljard EUR[19] vertegenwoordigen (37% van het totale jaarlijkse risico).
Hierna volgt een lijst van de eerste tien landen (van de vierenveertig) gerangschikt volgens het totale uitstaande bedrag. Zij zijn goed voor 1 387,2 miljoen EUR of 79% van het jaarlijkse risico dat door het Fonds wordt gedekt. De economische situatie van die landen wordt geanalyseerd en toegelicht in het WDC.
Tabel 3: rangorde van de tien belangrijkste derde landen volgens het maximumrisico voor het Fonds in 2011 (miljoen EUR) |
Rangorde | Land | Maximum-risico | % van het totale maximum-risico | Kredietrisicoranking van Euromoney[20] |
03/2010 | 09/2010 |
1 | Turkije | 395,9 | 28,5 | 59/185 | 50/185 |
2 | Egypte | 211,4 | 15,2% | 69/185 | 64/185 |
3 | Marokko | 171,3 | 12,3% | 57/185 | 62/185 |
4 | Tunesië | 166,3 | 12% | 71/185 | 69/185 |
5 | Zuid-Afrika | 99,5 | 7,2% | 53/185 | 44/185 |
6 | Servië | 88,0 | 6,3% | 76/185 | 70/185 |
7 | Syrië | 76,8 | 5,5% | 140/185 | 128/185 |
8 | Libanon | 76,0 | 5,5% | 82/185 | 76/185 |
9 | Brazilië | 55,0 | 4,0% | 51/185 | 42/185 |
10 | Jordanië | 47,1 | 3,4% | 72/185 | 67/185 |
Totaal voor de tien | 1 387,2 | 100,0% |
Ontwikkeling van het risico
Op sommige overheidsobligatiemarkten van de EU bleven er grote spanningen bestaan, ondanks het feit dat er tijdens het tweede halfjaar van 2010 sprake was van een bemoedigende verbetering van het economische sentiment.
- Betalingsbalansmechanisme
Het beroep op het EU-mechanisme voor financiële bijstand op middellange termijn (het betalingsbalansmechanisme) heeft Hongarije, Letland en Roemenië in december 2008 geholpen het marktvertrouwen te herstellen. De eerste leningsterugbetaling zal in december 2011 plaatsvinden.
Het betalingsbalansmechanisme, waarvan het totale plafond 50 miljard EUR bedraagt, heeft een resterende capaciteit van 36,4 miljard EUR om verdere BB-leningen te verstrekken, mocht zulks noodzakelijk blijken[21].
- Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)
Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) bedraagt het totale maximumbedrag van het mechanisme 60 miljard EUR[22], maar de juridische limiet is vastgelegd in artikel 2, lid 2, van de verordening van de Raad, op grond waarvan het uitstaande bedrag wordt beperkt tot de beschikbare marge onder het plafond van de eigen middelen[23].
In reactie op het verzoek van de Ierse autoriteiten van 21 november 2010 is besloten dat de EU en het IMF gedurende drie jaar gezamenlijk financiële steun zouden verlenen. Het totale programma voor Ierland zal 85 miljard EUR bedragen. 17,5 miljard EUR daarvan zal worden gefinancierd door een Ierse bijdrage via de kasreserves van de Schatkist en beleggingen van het nationale pensioenreservefonds (National Pensions Reserve Fund - NPRF). Het restbedrag van het totale pakket zal worden gefinancierd door:
- het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) voor een bedrag van maximaal 22,5 miljard EUR[24] dat door de EU-begroting wordt gedekt;
- de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) voor een bedrag van 17,7 miljard EUR (niet gedekt door de EU-begrotingsgarantie);
- het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor een bedrag van 22,5 miljard EUR;
- bilaterale leningen van het Verenigd Koninkrijk (3,8 miljard EUR), Zweden (0,6 miljard EUR) en Denemarken (0,4 miljard EUR).
- Macrofinanciële bijstandsleningen
MFB-leningen aan derde landen vormen het onderwerp van afzonderlijke besluiten van de Raad[25] en, sinds de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag, van het Europees Parlement en de Raad.
Op 31 december 2010 waren de Raadsbesluiten tot verlening van macrofinanciële bijstand aan Armenië[26], Servië[27] en Bosnië en Herzegovina[28] nog niet ten uitvoer gelegd.
Tijdens het tweede halfjaar van 2010 zijn geen MFB-leningsoperaties uitgevoerd.
Euratom-leningen
Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in bepaalde in aanmerking komende derde landen (de Russische Federatie, Armenië en Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is opgebruikt. De resterende marge bedraagt ongeveer 600 miljoen EUR en kan eventueel worden aangewend voor nieuwe projecten in de lidstaten en Oekraïne.
- EIB-leningen
Het algemene mandaat van de EIB voor de periode 2000-2007 is op 31 juli 2007 afgelopen. Op die datum waren er overeenkomsten gesloten die samen 98% vertegenwoordigden van het totale plafond in het kader van dit mandaat (20 060 miljoen EUR - zie tabel A5 van het WDC). Uit hoofde van dit mandaat moest op 31 december 2010 nog een totaalbedrag van 3 022 miljoen EUR worden uitbetaald, maar dit bedrag kan binnen tien jaar na afloop van dit mandaat nog met een EU-garantie worden uitgekeerd, waarna de EU-garantie voor onbetaalde bedragen vervalt.
Verwacht wordt dat het Parlement en de Raad op basis van het Commissievoorstel tot wijziging van de rechtsgrondslag van het externe mandaat van de EIB voor de resterende periode van de huidige financiële vooruitzichten 2007-2013[29] het desbetreffende besluit uiterlijk op 31 oktober 2011 zullen aannemen. De EU-garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt[30]. Op 31 december 2010 was in het kader van dit mandaat voor een bedrag van in totaal 16 600 miljoen EUR aan overeenkomsten gesloten, waarvan op die datum 10 603 miljoen EUR nog niet was uitbetaald (zie tabel A6 van het WDC).
WANBETALINGEN, BEROEP OP BEGROTINGSGARANTIES EN BETALINGSACHTERSTANDEN
Gebruik van kasmiddelen
De Commissie spreekt haar kasmiddelen aan om in geval van laattijdige betaling van de EU door een debiteur vertragingen bij de dienst van door haar opgenomen leningen en eventueel daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen[31].
Overmakingen uit de begroting
Aangezien er in de tweede helft van 2010 geen wanbetalingen zijn voorgekomen, is niet om een krediet uit hoofde van begrotingsartikel 01 04 01 "Garanties van de Europese Unie voor door de Unie en Euratom opgenomen leningen en voor door de EIB verstrekte leningen" (p.m.) verzocht.
Gebruik van het Garantiefonds[32]
Wanneer de begunstigde van een door de EU toegekende of gegarandeerde lening aan derde landen in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Fonds gedaan[33].
In de tweede helft van 2010 is geen beroep gedaan op het Fonds.
GARANTIEFONDS
Teruggevorderde bedragen[34]
Op 31 december 2010 waren er geen terug te vorderen achterstallige bedragen.
Activa
Op 31 december 2010 bedroegen de netto-activa[35] van het Fonds 1 485 464 411 EUR.
Streefbedrag
Het Fonds dient een passende omvang te hebben (streefbedrag), die is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen die uit elke operatie voortvloeien, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. De verhouding tussen de middelen van het Fonds (1 485 464 411 EUR) en het uitstaande bedrag in hoofdsom van de verplichtingen[36] in de zin van de Fondsverordening (19 395 882 340 EUR) is gedaald van 8,21% op 30 juni 2010 tot 7,7% op 31 december 2010.
Eind 2010 waren de middelen van het Fonds lager dan het streefbedrag. In overeenstemming met de voorzieningsregeling van de Garantiefondsverordening is in het voorontwerp van begroting voor 2012 een voorziening van 260 170 000 EUR opgenomen. Dit bedrag zal in februari 2012 van de begroting naar het Fonds worden overgeheveld.
BEOORDELING VAN DE RISICO'S: ECONOMISCHE EN FINANCIËLE TOESTAND IN DE DERDE LANDEN WAAR HET RISICO HET GROOTST IS
Doelstellingen
In de voorgaande punten van het verslag wordt met betrekking tot derde landen informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de begroting verstrekt. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren (zie punt 4.3 hierboven).
Risicobeoordelingsmethodes
De in het WDC vermelde risicobeoordeling is gebaseerd op de informatie over de economische en financiële situatie, ratings en andere feiten die bekend zijn over de landen die gegarandeerde leningen hebben ontvangen. Deze beoordeling houdt geen rekening met ramingen van verwachte verliezen en terugvorderingen, die onvermijdelijk met veel onzekerheid omgeven zijn.
De in de tabellen van het WDC opgenomen landenrisico-indicatoren geven aan hoe het risico op wanbetalingen zich ontwikkelt. Deze analyse wordt verstrekt in punt 3 van het WDC voor de landen die in 2011 het grootste kredietrisico voor de begroting vertegenwoordigen (inclusief MFB- en Euratom-leningen).
[1] COM(2011) 150 en SEC(2011) 371 vormen het vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 30 juni 2010.
[2] MFB kan ook de vorm aannemen van giften aan derde landen. Voor meer informatie over MFB, zie het verslag van de Commissie COM(2010) 513 en SEC(2010) 1117.
[3] Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1).
[4] Het EFSM is opgericht op 11 mei 2010 op grond van Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1). Het functioneert op dezelfde wijze als het betalingsbalansmechanisme maar het staat open voor alle lidstaten, dus ook voor de lidstaten van het eurogebied.
[5] De meest recente garantie is ingesteld voor de periode 1 februari 2007 - 31 oktober 2011 bij Besluit nr. 633/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 (PB L 190 van 22.7.2009, blz. 1) (het "externe mandaatbesluit"), ter vervanging van Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006.
[6] Zie tabel A1 van het WDC voor de gegevens over de EIB-mandaten en tabel A4 van het WDC voor de verwijzingen naar de rechtsgrondslagen.
[7] Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad van 25 mei 2009 tot instelling van een Garantiefonds (Gecodificeerde versie), de "Garantiefondsverordening", (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 10).
[8] Hoewel externe risico's uiteindelijk door de EU-begrotingsgarantie worden gedekt, fungeert het Garantiefonds als een instrument ter bescherming van de EU-begroting tegen het risico van wanbetaling. Voor een uitvoerig verslag over de werking van het Fonds, zie COM(2010) 418 en het begeleidend werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2010) 968).
[9] Zie tabel A3a van het WDC.
[10] Besluit nr. 388/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 179 van 14.7.2010, blz. 1).
[11] Krachtens artikel 122, lid 2, VWEU kan financiële bijstand worden verleend aan een lidstaat die verkeert in moeilijkheden die worden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen.
[12] Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).
[13] De voornaamste beleidsvoorwaarden zijn vastgelegd in Besluit 2010/320/EU van de Raad van 10 mei 2010 gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen (PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6). De voorwaarden zijn nader uitgewerkt in een memorandum van overeenstemming tussen de Griekse autoriteiten en de Commissie, optredend namens de lidstaten van het eurogebied.
[14] Waarvan in maart 2011 38 miljard EUR beschikbaar was gesteld.
[15] Waarvan in maart 2011 14,6 miljard EUR beschikbaar was gesteld.
[16] Overeenkomstig artikel 1, derde alinea, van de Garantiefondsverordening wordt het aan de leningen verbonden risico voor het Fonds immers naar de begroting overgeheveld zodra een land een lidstaat wordt.
[17] Bij deze berekening wordt aangenomen dat leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd, d.w.z. dat alleen met de verschuldigde betalingen rekening wordt gehouden (zie ook punt 2 van het WDC).
[18] Zijnde de in de loop van 2011 verschuldigde bedragen (van het uitstaande totaalbedrag per 31 december 2010) en ervan uitgaande dat de leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd. Voor nadere bijzonderheden, zie tabel A2 van het WDC.
[19] Zijnde de in de loop van 2011 verschuldigde bedragen (van het uitstaande totaalbedrag per 31 december 2010) en ervan uitgaande dat de leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd. Voor nadere bijzonderheden, zie tabel A2 van het WDC.
[20] Hoe hoger de rankingwaarde, hoe lager de kredietwaardigheid van het land. De landen krijgen een ranking op een schaal van 0 tot en met 185; bij een ranking van 185 is het wanbetalingsrisico het grootst. Een bepaald land kan een betere rating maar toch een slechtere ranking hebben als de gemiddelde mondiale rating van alle landen met een rating verbetert.
[21] Er zij op gewezen dat de resterende capaciteit tijdens het eerste halfjaar van 2011 is gereduceerd tot 35 miljard EUR omdat op 27 mei 2011 is besloten tot een nieuw anticiperend bijstandsprogramma van 1,4 miljard EUR ten gunste van Roemenië.
[22] Zie de persmededeling over de buitengewone vergadering van de Raad (Ecofin) op 9/10 mei 2010 (http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ecofin/121119.pdf).
[23] Verordening (EU) nr. 407/2010 van de Raad van 11 mei 2010 houdende instelling van een Europees financieel stabilisatiemechanisme (PB L 118 van 12.5.2010, blz. 1).
[24] Op 12 januari 2011 is een eerste tranche van 5 miljard EUR uitbetaald. In juni 2011 was 11,4 miljard EUR uitgekeerd.
[25] Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Lissabonverdrag wordt de medebeslissingsprocedure de gewone wetgevingsprocedure.
[26] Besluit 2009/890/EG van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Armenië (een lening van ten hoogste 65 miljoen EUR en een gift van ten hoogste 35 miljoen EUR).
[27] Besluit 2009/892/EG van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Servië (leningfaciliteit van ten hoogste 200 miljoen EUR).
[28] Besluit 2009/891/EG van de Raad van 30 november 2009 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Bosnië en Herzegovina (leningfaciliteit van ten hoogste 100 miljoen EUR).
[29] COM(2010) 174 van 21 april 2010.
[30] Uitgesplitst in een basisplafond van een vast maximumbedrag van 25 800 miljoen EUR en een facultatief mandaat van 2 000 miljoen EUR.
[31] Zie artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1-12).
[32] Sinds de instelling van het Fonds in 1994 is het voor een totaalbedrag van 478 miljoen EUR aangesproken.
[33] Voor nadere bijzonderheden, zie punt 1.4.3 van het WDC.
[34] Sinds de instelling van het Fonds in 1994 heeft het voor een bedrag van in totaal 576 miljoen EUR teruggevorderd (dit bedrag is als volgt berekend: het terugbetaalde bedrag in hoofdsom en de interesten, plus de strafrente voor laattijdige betalingen, plus gerealiseerde wisselkoerswinsten en -verliezen).
[35] Totale activa van het Fonds na aftrek van de te betalen posten (vergoedingen voor de EIB en honoraria voor de accountantscontrole).
[36] Vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten.