IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling inzake huishoudelijk personeel Resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2011 over het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel
IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling inzake huishoudelijk personeel Resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2011 over het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel
7.12.2012 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 377/128 |
Donderdag 12 mei 2011
IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling inzake huishoudelijk personeel
P7_TA(2011)0237
Resolutie van het Europees Parlement van 12 mei 2011 over het voorgestelde IAO-verdrag, aangevuld door een aanbeveling, over huishoudelijk personeel
2012/C 377 E/16
Het Europees Parlement,
— | gezien de vraag aan de Commissie van 24 februari 2011 over het verdrag van de IAO over huishoudelijk personeel (O-000092/2011 – B7-0305/2011), |
— | gezien zijn resolutie van 23 maart 2006 over demografische uitdagingen en de solidariteit tussen de generaties(1), |
— | gezien zijn resolutie van 15 januari 2008 over de communautaire strategie 2007-2012 voor gezondheid en veiligheid op het werk(2), |
— | gezien zijn resolutie van 19 oktober 2010 over vrouwen in onzeker dienstverband(3), |
— | gezien zijn resolutie van 20 oktober 2010 over de rol van het minimuminkomen bij de bestrijding van armoede en de bevordering van een inclusieve samenleving in Europa(4), |
— | onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2010 over atypische arbeidsovereenkomsten, verzekerde beroepstrajecten, flexizekerheid en nieuwe vormen van sociale dialoog(5), |
— | gezien Richtlijn 89/391/EEG van 12 juni 1989 van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (kaderrichtlijn)(6) en de bijzondere richtlijnen hierover, |
— | gezien de mededeling van de Commissie van 24 mei 2006 getiteld "Bevordering van waardig werk voor iedereen - Bijdrage van de Europese Unie aan de uitvoering van de agenda voor waardig werk over de hele wereld" (COM(2006)0249), en onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 mei 2007(7) over bevordering van waardig werk voor iedereen, |
— | gezien de verslagen van het IAO IV (1) en IV (2), getiteld "Waardig werk voor huishoudelijk personeel", opgesteld voor de 99ste bijeenkomst van de Internationale Arbeidsconferentie in juni 201, en de verslagen IV (1) (ofwel het zogenoemde "Brown Report") en IV (2) (ofwel het zogenoemde "Blue Report", gepubliceerd in twee delen), getiteld "Waardig werk voor huishoudelijk personeel", opgesteld voor de 100ste bijeenkomst van de Internationale Arbeidsconferentie in juni 2011, |
— | gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de professionalisering van huishoudelijk personeel(8), |
— | gezien het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en inzonderheid artikel 4, lid 1, inzake het verbod op slavernij en dwangarbeid en artikel 14 inzake het verbod op discriminatie, |
— | gezien het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers (1977), |
— | gezien de Europese overeenkomst over au-pairwerk (1969), |
— | gezien aanbeveling 1663 van het Europees handvest van rechten voor huishoudelijk personeel (2004), |
— | gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement, |
A. | overwegende dat de crisis miljoenen banen heeft vernietigd en de onbestendigheid van banen en de armoede heeft verergerd; overwegende dat 17 % van de inwoners van de EU het risico van armoede lopen; overwegende dat 23 miljoen inwoners van de EU werkloos zijn, |
B. | overwegende dat een groot deel van de huishoudelijke werkzaamheden zich in sommige landen in de informele economie afspeelt onder onbestendige arbeidsomstandigheden en/of in de vorm van zwart werk, |
C. | overwegende dat in de industrielanden huishoudelijk werk 5 à 9 % van alle banen vertegenwoordigt; overwegende dat het grootste deel van de mensen die in deze sector werken vrouwen zijn; overwegende dat dergelijk werk ondergewaardeerd, onderbetaald wordt, en dat de kwetsbaarheid van dienstpersoneel maakt dat het dikwijls gediscrimineerd wordt en gemakkelijk op ongelijke of oneerlijke voorwaarden behandeld kan worden of dat er van zijn diensten misbruik gemaakt wordt, |
D. | overwegende dat migrerende werknemers die laag geschoold werk in de marge van de arbeidsmarkt aannemen of zich als hulp in de huishouding in dienst laten nemen, dubbel gediscrimineerd kunnen worden aangezien ze vaak onder ongunstige, onregelmatige omstandigheden werken; overwegende dat ernaar gestreefd moet worden de mishandeling van, onregelmatige betalingen aan en daden van geweld of seksueel misbruik tegen migrerende werknemers zoveel mogelijk te beperken; overwegende dat zij dikwijls hun rechten niet kennen, weinig toegang tot de openbare diensten en geringe kennis van de plaatselijke taal hebben en zich niet in netwerken aaneen kunnen sluiten; en overwegende dat de situatie van huishoudelijk personeel dat zijn werkgever uit een derde land vergezelt bijzonder kwetsbaar is; |
E. | overwegende dat het verdrag ten doel heeft huishoudelijke werkzaamheden wettelijk als werk te erkennen, aan alle huishoudelijk personeel rechten te verschaffen en schendingen en misbruik te voorkomen, zodat voor alle huishoudelijk personeel een rechtskader wordt geschapen en ervoor gezorgd wordt dat hun werk zich niet buiten het regelgevingskader om afspeelt, |
F. | overwegende dat het veel werkgevers van huishoudelijk personeel zelf ontbreekt aan kennis of passend advies en passende hulp op het gebied van arbeidswetgeving, sociale zekerheid en de verplichtingen van werkgevers van huishoudelijk personeel, |
G. | overwegende dat au pairs een groep huishoudelijk personeel vormen die vaak niet als reguliere werknemers wordt beschouwd; overwegende dat uit een groot aantal rapporten blijkt dat dit tot misbruik kan leiden, bijvoorbeeld doordat au pairs gedwongen worden uitzonderlijk lang achtereen te werken; overwegende dat au pairs dezelfde bescherming als ander huishoudelijk personeel moeten genieten, |
1. | verwelkomt en steunt het initiatief van de IAO een met een aanbeveling aangevuld verdrag over fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel vast te stellen; doet een beroep op de EU-landen die ook lid van de IAO zijn deze instrumenten op de IAO-conferentie in juni 2011 aan te nemen; vraagt de lidstaten van de EU om een snelle ratificering en uitvoering van het verdrag en de aanbeveling; |
2. | is van oordeel dat de aanneming, ratificering en uitvoering van een IAO-verdrag over fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel een bijdrage kan leveren aan de verlaging van het aantal werkende armen; |
3. | is van oordeel dat met de aanneming, ratificering en uitvoering van een dergelijk verdrag zou worden ingegaan op de behoeften van een van de meest kwetsbare categorieën werknemers; |
4. | is van oordeel dat de aanneming, ratificering en uitvoering van een dergelijk verdrag niet alleen verbetering zal brengen in de situatie van het grote aantal vrouwen op de arbeidsmarkt voor huishoudelijk personeel door het waarborgen van fatsoenlijke arbeidsomstandigheden, maar ook hun sociale integratie zal verbeteren; |
5. | is volledig voorstander van de op rechten gebaseerde benadering van de werkgelegenheid die de ontwerptekst van het verdrag en de aanbevelingen voorstaat; erkent het feit dat de nadruk wordt gelegd op het creëren van fatsoenlijk werk voor huishoudelijk personeel en steunt de definitie van huishoudelijk personeel die in het verdrag wordt gegeven; is er verheugd over dat duidelijk vermeld wordt dat iedere onder deze definitie vallende werknemer het recht heeft te worden behandeld op een wijze die strookt met de fundamentele arbeidsnormen, toegang tot sociale zekerheid, niet-discriminatie en gelijke behandeling bij het zoeken naar werk of na aanstelling, bescherming tegen misbruikpraktijken van arbeidsbureaus, recht op beroepsopleiding en loopbaanontwikkeling, bescherming van zijn gezondheid en veiligheid, moederschapsbescherming en bepalingen over werk- en rusttijden, bescherming tegen misbruik en pesterij, vrijheid van vereniging en vertegenwoordiging, collectief onderhandelen, collectieve actie en permanente educatie; steunt het feit dat in het verdrag gevraagd wordt een minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces vast te stellen en een einde te maken aan verschillen in beloning op grond van gender en etnische afkomst; |
6. | dringt erop aan om ruimere toegang tot direct beschikbare, betaalbare en kwaliteitsvolle opvangvoorzieningen voor kinderen en ouderen te bieden, zodat personeel niet verplicht is om dergelijke taken buiten elk formeel dienstverband op zich te nemen; benadrukt bovendien dat erop toegezien moet worden dat onzekere werkgelegenheid in de thuiszorg zo veel mogelijk in fatsoenlijke en goedbetaalde duurzame werkgelegenheid omgezet wordt; |
7. | dringt erop aan een campagne op te zetten om werknemers in onzekere vormen van dienstverband geleidelijk aan naar vaste werkgelegenheid over te hevelen; vraagt om steun voor een programma te verlenen om de werknemers over de gevolgen en weerslag van onzekere werkgelegenheid in te lichten, ook voor de veiligheid en gezondheid op het werk; |
8. | is van oordeel dat het gebruik van optimale praktijken uit bepaalde gebieden of lidstaten, bij voorbeeld van modelarbeidsovereenkomsten, stabielere vormen van werkgelegenheid kan bieden aan huishoudelijk personeel dat in gezinssituaties werkt; |
9. | is van mening dat het zwaartepunt van het verdrag moet liggen op de bevordering van productieve, dankbare banen van hoge kwaliteit en de ontwikkeling van arbeidswetgevingsbepalingen die de rechten van huishoudelijk personeel daadwerkelijk beschermen, een gelijke behandeling garanderen, een maximale bescherming bieden en hun persoonlijke waardigheid waarborgen; |
10. | constateert dat de trend naar een groei van het aandeel van niet-standaard of atypische arbeidsovereenkomsten sterke genderaspecten en een generatieoverschrijdende dimensie vertoont en dat zulks in de tekst van het verdrag en de aanbeveling tot uiting dient te komen; |
11. | wijst erop dat de hoge werkloosheid en de segmentatie van de arbeidsmarkt moeten worden ondervangen door alle werknemers gelijke rechten te geven en te investeren in het scheppen van arbeidsplaatsen, vaardigheden en permanente educatie; |
12. | onderstreept dat de bestrijding van zwart werk gepaard moet gaan met maatregelen die erop zijn gericht levensvatbare en duurzame alternatieve werkgelegenheidsvormen te scheppen en mensen te helpen toegang tot de open arbeidsmarkt te krijgen, onder meer door een werkelijk zelfstandig ondernemerschap; |
13. | acht het wenselijk in het verdrag beleid te verwerken dat allen, ook de zwakste en meest benadeelde groepen, daadwerkelijk toegang tot de officiële arbeidsmarkt en gelijke kansen geeft; |
14. | roept de lidstaten op om het Internationale Verdrag ter bescherming van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden(9), dat op 18 december 1990 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen, te ratificeren; |
15. | wenst dat het vraagstuk van het zwart werken wordt opgelost; stelt vast dat de sector van het huishoudelijk werk zich kenmerkt door een hoog niveau van informaliteit en zwart werk en dat een groot aantal migrerende werknemers in deze sector werkzaam is, waarbij hun rechten vaak geweld wordt aangedaan; acht het cruciaal dat ook onzeker werk in het algemeen wordt bestreden, aangezien dit probleem in het bijzonder migrerende werknemers aangaat, en hun toch al kwetsbare situatie nog verder aantast; |
16. | denkt dat een aanpassing van de wetgeving wellicht noodzakelijk is om flexibele en zekere contractuele regelingen mogelijk te maken die garant staan voor een gelijke behandeling; acht het van eminent belang een onderzoek te wijden aan de specifieke situatie waarmee migrerende werknemers en hun gezinnen zich zien geconfronteerd; |
17. | verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de IAO. |