Home

Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011 over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (2010/2088(INI))

Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011 over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (2010/2088(INI))

11.12.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 380/81


Woensdag 8 juni 2011
Het BBP en verder - Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld

P7_TA(2011)0264

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juni 2011 over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (2010/2088(INI))

2012/C 380 E/11

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 20 augustus 2009 over het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld (COM(2009)0433),

gezien de conferentie "Beyond GDP", die in november 2007 in Brussel werd georganiseerd door het Parlement, de Commissie, de Club van Rome, het WNF en de OESO,

gezien het verslag van de Commissie over het meten van economische prestaties en sociale vooruitgang (Stiglitz-verslag), dat op 14 september 2009 werd gepresenteerd,

gezien het wereldwijde TEEB-initiatief (Economics of Ecosystems and Biodiversity) dat in juni 2007 door de G8+5-leiders werd onderschreven, en de resultaten van de desbetreffende studie die in 2009 en 2010 werden bekendgemaakt,

gezien de "Review on the Economics of Climate Change" (Stern-verslag over de economische aspecten van klimaatverandering), dat op 30 oktober 2006 werd gepubliceerd,

gezien de verklaring van Istanbul die op 30 juni 2007 werd getekend tijdens het tweede Wereldforum van de OESO over statistieken, kennis en beleid,

gezien de conclusies van de Europese Raad van 10 en 11 december 2009, 25 en 26 maart 2010 en 17 juni 2010,

gezien de conclusies van de Raad Economische en Monetaire Zaken van 10 november 2009 over statistieken,

gezien de conclusies van de Raad Milieu van 23 oktober 2009 over een ecologisch verantwoorde economie in het kader van de Lissabon-agenda na 2010 en de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling,

gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening over Europese milieu-economische rekeningen (COM(2010)0132),

gezien de geïntegreerde richtsnoeren voor het economisch en het werkgelegenheidsbeleid van de EU voor 2020, die op 27 april 2010 door de Commissie werden voorgesteld,

gezien de mededelingen over Europese governance: Een betere wetgeving (COM(2002)0275), Betere regelgeving in de Europese Unie: Een strategische evaluatie (COM(2006)0689), Tweede strategische evaluatie van betere regelgeving in de Europese Unie (COM(2008)0032) en Derde strategische evaluatie van betere regelgeving in de Europese Unie (COM(2009)0015),

gezien het EU-actieplan inzake duurzame consumptie en productie (COM(2008)0397),

gezien de bestaande statistische instrumenten, zoals de EU-SILC, de Europese arbeidskrachtenenquête, de Eurobarometers, de European Values Survey en de European Social Survey (ESS),

gezien de door Eurofound gecoördineerde Europese enquête over de kwaliteit van het bestaan (EQLS), die een uitvoerig overzicht biedt van de kwaliteit van leven en de levensomstandigheden in Europa (alle lidstaten van de EU en de kandidaat-lidstaten) en die meer dan 120 indicatoren omvat aan de hand waarvan vergelijkbare gegevens voor alle landen worden verzameld(1),

gezien zijn resoluties van 10 maart(2) en 16 juni 2010(3) over de EU 2020-strategie, zijn resolutie van 8 oktober 2009(4) over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden G20-top, zijn resolutie van 15 juni 2006(5) over de bijgestelde duurzame ontwikkelingsstrategie, en zijn resolutie van 24 april 2008(6) over het Groenboek over marktconforme instrumenten voor milieu- en gerelateerde beleidsdoelstellingen,

gezien artikel 48 van het Reglement,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie economische en monetaire zaken, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A7-0175/2011),

A.

overwegende dat er bij alle internationale instellingen steeds meer erkenning is voor het feit dat gegevens en indicatoren moeten worden verbeterd om het bbp voor de algehele maatschappelijke ontwikkeling te kunnen aanvullen,

1.

is ingenomen met de Commissiemededeling "Het bbp en verder – Meting van de vooruitgang in een veranderende wereld" en ziet deze als aanvullend instrument dat kan bijdragen tot betere beleidsanalyses en -discussies;

2.

wijst erop dat het bbp een indicator is van de economische marktactiviteit en dat het een vast referentiepunt is geworden dat door beleidsmakers in de hele wereld wordt gebruikt; benadrukt dat het bbp een maatstaf van productie is en dat het niets zegt over ecologische duurzaamheid, een doeltreffend hulpbronnengebruik, sociale integratie en sociale vooruitgang in het algemeen; onderstreept bovendien dat het in die zin misleidend kan zijn dat maatregelen die worden getroffen na bepaalde incidenten, zoals ongelukken en natuurrampen, behandeld worden als baten in plaats van als kosten;

3.

merkt op dat er naast het meten van economische ontwikkeling en productiviteit andere indicatoren zijn die de levensomstandigheden van een land beïnvloeden en bepalen en die tot dusver niet zijn gekwantificeerd, hoewel er relevante indicatoren bestaan;

4.

onderstreept de noodzaak om voor het meten van de economische en sociale vooruitgang op middellange en lange termijn aanvullende indicatoren te ontwikkelen; pleit voor de ontwikkeling van heldere en meetbare indicatoren die rekening houden met de klimaatverandering, de biodiversiteit, het efficiënt gebruik van hulpbronnen en sociale integratie; dringt bovendien aan op de ontwikkeling van indicatoren die beter zijn afgestemd op het niveau van het huishouden, rekening houdend met inkomen, consumptie en rijkdom;

5.

is ingenomen met het initiatief van de Commissie om naast het bbp een index voor de milieuschade te introduceren, die in eerste instantie de volgende belangrijke onderdelen van het milieubeleid omvat: klimaatverandering en energiegebruik, natuur en biodiversiteit, luchtverontreiniging en effecten voor de gezondheid, watergebruik en -verontreiniging, afvalproductie en gebruik van grondstoffen;

6.

verwacht dat de verschuiving van de aandacht naar bredere en duurzamere indicatoren tevens zal leiden tot een meer stelselmatige gerichtheid op maatschappelijke en ecologische factoren in ontwikkelingslanden, waaronder de klimaatverandering, de biodiversiteit, gezondheid, opleiding en goed bestuur, en dat het ontwikkelingsbeleid dankzij deze aandachtsverschuiving de meest behoeftige en benadeelde bevolkingen in het vizier zal kunnen nemen; benadrukt dat dergelijke indicatoren verenigbaar moeten zijn met en aansluiting moeten bieden op bestaande wereldwijde initiatieven, zoals de Human Development Index van de Verenigde Naties;

7.

benadrukt dat het belangrijk is metingen te verrichten op het gebied van de kwaliteit van leven van burgers; meent dat het bereiken en handhaven van een zekere kwaliteit van leven belangrijke, algemeen erkende factoren omvat zoals gezondheidszorg, onderwijs, cultuur, werkgelegenheid, huisvesting, goede milieuomstandigheden, enzovoort; is van oordeel dat indicatoren die dergelijke factoren meten een grotere rol moeten krijgen; stelt voor om bij de verdere ontwikkeling van kwalitatieve en kwantitatieve meetmethoden voort te bouwen op de indicatoren van de Europese enquête over de kwaliteit van het bestaan, die betrekking hebben op de hoofdaspecten van levenskwaliteit;

8.

stelt vast dat er diverse maatregelen en hulpmiddelen op Europees niveau zijn goedgekeurd voor het meten en analyseren van eventuele effecten van wetgevingsinitiatieven op vooruitgang, zoals effectbeoordelingen – waaronder kosteneffectiviteits-, multicriteria- en kosten-batenanalyses – risicobeoordelingen, het verzamelen van gegevens, statistieken, milieu-economische rekeningen, politieke analyses op diverse niveaus, voortgangsverslagen over de uitvoering, handhaving en herziening van verschillende sectoren van de EU-wetgeving; stemt ten volle in met de invoering van een solide juridisch kader voor de Europese milieu-economische rekeningen als een stap voorwaarts in het proces van "Het bbp en verder";

9.

constateert dat internationaal wordt ingezien dat het bbp zijn beperkingen heeft als indicator van sociale vooruitgang, natuurlijke hulpbronnen, ecosysteemdiensten, belangrijke omschakelingen zoals die als gevolg van de klimaatverandering en een duurzame ontwikkeling; erkent dat er in diverse fora, zoals de UNDP, Wereldbank, OESO en onder meer ook door de Commissie vooruitgang is geboekt in de ontwikkeling van indicatoren voor het meten en analyseren van vooruitgang;

10.

acht het belangrijk dat er overeenstemming komt over een systemische benadering voor de instelling van een coherent "bbp en verder"-systeem dat kan bijdragen aan betere beleidsanalyses en -debatten;

11.

benadrukt dat er duidelijke en begrijpelijke indicatoren moeten worden ontwikkeld die theoretisch consistent, politiek relevant en empirisch meetbaar zijn en ervoor zorgen dat landen en regio's met elkaar kunnen worden vergeleken; onderstreept dat dit werk het best in nauwe samenwerking met andere relevante instellingen en organisaties kan worden verricht;

12.

onderstreept de behoefte aan betrouwbare, geharmoniseerde en tijdig beschikbare statistieken, alsook aan een reeks gegevens en indicatoren voor de lange termijn die gebruikt kunnen worden bij het opstellen van prognoses van toekomstige ontwikkelingen en bij het uitstippelen van beleidsmaatregelen; beveelt aan dat de verschillende databases van de overheden beter worden gebruikt en gecombineerd en dat in elke lidstaat een vergelijkbare methodologie en gemeenschappelijke normen, definities, classificaties en verslaggevingregels worden gebruikt om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van de gegevens te waarborgen; dringt erop aan dat de gegevens worden verzameld en verwerkt in overeenstemming met de beginselen van professionele onafhankelijkheid, onpartijdigheid, objectiviteit, statistische geheimhouding en kosteneffectiviteit, waarbij de nodige aandacht moet worden besteend aan de bescherming van persoonsgegevens; is van mening dat Eurostat hierbij een belangrijke rol moet spelen;

13.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.