Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma — „Gezondheid voor groei, het derde meerjarig actieprogramma van de EU op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020” (COM(2011) 709 final — 2011/0339 (COD))

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma — „Gezondheid voor groei, het derde meerjarig actieprogramma van de EU op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020” (COM(2011) 709 final — 2011/0339 (COD))

22.5.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 143/102


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma — „Gezondheid voor groei, het derde meerjarig actieprogramma van de EU op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020”

(COM(2011) 709 final — 2011/0339 (COD))

2012/C 143/19

Algemeen rapporteur: Béatrice OUIN

Het Europees Parlement en de Raad hebben op respectievelijk 30 november en 12 december 2011 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) te raadplegen over het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Gezondheid voor groei, het derde meerjarig actieprogramma van de EU op het gebied van gezondheid voor de periode 2014-2020

COM(2011) 709 final – 2011/0339 (COD).

Op 6 december 2011 heeft het bureau van het EESC besloten om de afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten (algemeen rapporteur: Béatrice OUIN).

Gezien de urgentie van de werkzaamheden heeft het EESC tijdens zijn op 22 en 23 februari 2012 gehouden 478e zitting (vergadering van 23 februari) mevrouw OUIN als algemeen rapporteur aangewezen en vervolgens onderstaand advies met 169 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 4 onthoudingen, goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Europees Economisch en Sociaal Comité verheugt zich over het initiatief van de Commissie omdat het derde programma in deze tijden van crisis een positief signaal geeft aan de Europese burgers. Het is ingenomen met dit specifieke programma voor gezondheid waarvan het (weliswaar bescheiden) budget is opgetrokken.

1.2

Het is zeer tevreden dat het programma op een beperkt aantal prioriteiten is toegespitst en dat de maximumsubsidie voor landen met een bruto nationaal inkomen per inwoner van minder dan 90% van het EU-gemiddelde wordt verhoogd(1).

1.3

Het deelt de mening dat er moet worden gestreefd naar een beter gebruik van de personele en financiële hulpmiddelen en waarschuwt tegen pogingen om in tijden van crisis te snijden in overheidsbegrotingen en -diensten voor gezondheid.

1.4

Op gezondheidsgebied wordt een Europese meerwaarde verworven door uitwisseling van goede praktijken aan te moedigen en door breder invulling te geven aan de principes dat gezondheid in alle beleidslijnen moet worden meegenomen, dat ongelijkheid op gezondheidsgebied moet worden bestreden en dat armoede en sociale uitsluiting moeten worden tegengegaan.

1.5

Preventie is van cruciaal belang om de bevolking gezond te houden. Gezondheidseducatie, verbetering van de arbeids-, leef- en woonomstandigheden spelen daarbij een rol. Gezond ouder worden wordt gedurende het hele leven voorbereid.

1.6

Ook al is er een algemeen gebrek aan arbeidskrachten in deze sector, toch kan naar gemeenschappelijke oplossingen worden gezocht. Zo kan worden gedacht aan gelijke behandeling van vrouwen en mannen in het beroepsleven, herwaardering van vaardigheden en lonen, erkenning van de technische hoogwaardigheid, aandacht voor opgedane kennis in het kader van informeel werk voor het gezin, gemengde beroepen, verbetering van de arbeidsomstandigheden en de organisatie van de werktijd, levenslang leren, loopbaanbeëindiging rekening houdend met de fysieke en psychologische lasten voor zorgwerkers.

1.7

Het is beter om werklozen voor de bedoelde beroepen op te leiden dan om reeds opgeleide werknemers aan te trekken uit derde landen of andere EU-landen, daar die landen het anders immers zonder hun competenties moeten stellen.

1.8

Het moet voor de familie en de gemeenschap (vrienden, buren, enz.) daadwerkelijk mogelijk worden om voor zieken en hulpbehoevenden te zorgen; dit kan door de tijd waarin gewerkt wordt, beter over het hele leven te spreiden.

1.9

Er moeten meer ervaringen worden uitgewisseld m.b.t. het gebruik van e-gezondheidssystemen door zowel zorgwerkers als particulieren. Ook moet een Europees kader worden uitgewerkt om:

vertrouwelijke gegevens te beschermen in geval van grensoverschrijdende uitwisseling van patiëntendossiers of voorschriften;

de juistheid van de op websites verspreide informatie voor allen te verzekeren via een systeem van accreditatie door de bevoegde gezondheidsautoriteiten.

1.10

Wat de prioriteiten (tabak, alcohol, obesitas en hiv) betreft, dient melding te worden gemaakt van de volgende nieuwe risico's i.v.m.:

klimaatverandering, vervuiling, verspreiding van chemische producten, nanotechnologieën;

veiligheid van medicijnen en prothesen, en overconsumptie van geneesmiddelen;

veranderde levens- en voedingsgewoonten en de gevolgen daarvan voor de voortplanting;

de geestelijke gezondheid, stress, depressie, de ziekte van Alzheimer.

1.11

Nieuwe technologieën in de gezondheidszorg moeten volgens het EESC verder worden bevorderd teneinde de werklast van zorgwerkers te verlichten, de zorgkwaliteit en de steun aan patiënten te verbeteren en mobiliteit van ouderen te vergroten en in stand te houden.

2. De context

2.1

Het Comité heeft de laatste twee jaar tal van adviezen over gezondheidskwesties uitgebracht, gaande van de bestrijding van ongelijkheid in de gezondheidszorg, over de bestrijding van alcoholmisbruik, de ziekte van Alzheimer, kanker en tabaksverslaving tot de patiëntveiligheid(2).

2.2

Ook al kan de sector van de gezondheidszorg een waardevolle bijdrage leveren aan de economische groei, voor gezondheid is méér nodig. Als gestreefd wordt naar verbetering van de duurzaamheid van de gezondheidsstelsels, waarvan gebruik wordt gemaakt als er reeds van ziekte sprake is, dan is het eerst en vooral zaak de bevolking gezond te houden door preventieve en volksgezondheidsmaatregelen, alsook door gezondheid in alle beleidslijnen mee te nemen. Het zou van nut zijn als meer statistieken over de prestaties van de zorgstelsels beschikbaar zouden zijn.

2.3

De economische crisis leidt tot zware bezuinigingen, die de kwaliteit van de openbare gezondheidsdiensten en de toegang van iedereen tot zorg op de helling zetten. Om de gezondheid van de bevolking in een context van demografische en klimaatverandering te beschermen moeten voldoende middelen worden ingezet.

2.4

Om in goede gezondheid te blijven moet al vanaf jonge leeftijd gezondheidsvoorlichting worden gegeven (in gezinsverband, door onderwijsinstellingen en media). Deze kan betrekking hebben op gezonde voeding voor alle leeftijden, het tegengaan van blootstelling aan gevaarlijke stoffen, waardige levensomstandigheden, fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, enz. Bijzondere nadruk moet worden gelegd op gezond ouder worden, daar ouderen – naast pasgeborenen – immers de grootste zorggebruikers zijn. Gezond oud worden moet vroeg worden voorbereid.

2.5

Om de gezondheidstoestand van de bevolking op peil te houden, en vandaar absenteïsme op het werk tegen te gaan en de kosten van de gezondheidszorg te verminderen, moeten de levens- en werkomstandigheden worden verbeterd en moet aan preventie worden gedaan.

2.6

Eerst en vooral dient de strijd te worden aangebonden tegen armoede en sociale uitsluiting. Koude, honger, onevenwichtige voeding, een gebrek aan hygiëne, ongezonde woonomstandigheden, vaak gekoppeld aan eenzaamheid, en het ontbreken van preventieve geneeskunde zijn maar enkele van de vele factoren die de ontwikkeling van ziekten in de hand werken, met name chronische ziekten, die met een zeer hoog kostenplaatje gepaard gaan voor de socialezekerheidsstelsels, d.i. voor alle burgers die aan de financiering ervan deelnemen.

2.7

Het Comité onderschrijft de doelstelling om bij te dragen aan innoverende en duurzame gezondheidszorgstelsels. Daarvoor moeten dan wel de nodige gemeenschappelijke instrumenten en mechanismen in het leven worden geroepen om het tekort aan personele en financiële middelen het hoofd te bieden. Er moeten meer middelen worden vrijgemaakt voor thuiszorg en lichte zorg door de uitgaven voor ziekenhuiszorg te herbekijken. Zo zou worden erkend dat er voor gezinnen een belangrijke rol is weggelegd wil men de volksgezondheid in stand houden en de duurzaamheid van het zorgstelsel verbeteren.

2.8

Gezondheidseducatie begint op prille leeftijd binnen het gezin en heeft betrekking op aspecten als hygiëne, evenwichtige voeding, gedrag alsook op stabiele affectieve relaties. Het gezin is niet alleen de plek waar in eerste instantie wordt aangeleerd hoe men gezond kan blijven, maar is ook de plek waar zieken verzorgd worden. Tal van ziekten vergen immers geen ziekenhuisopname, zodat zieken thuis in de familiekring kunnen blijven. Is opname wel noodzakelijk, dan zijn het naast de ziekenhuismedewerkers ook de gezinsleden en verwanten die de zieke psychologische en materiële steun bieden. Deze centrale functie van gezin en entourage moet behouden blijven, want personen die door ziekte verzwakt zijn, willen zich eerst en vooral door hun verwanten omringd en gesteund weten.

2.9

De wijzigingen in de gezinsstructuren zijn niet zonder gevolgen voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid. Daarom moet ook in een vroeg stadium worden opgetreden om te garanderen dat het gezin een gevoel van zekerheid kan blijven geven.

2.10

Het is geen vaststaand feit dat "de beschikbaarheid van informele zorg door de familie afneemt". Zieken verlangen in eerste instantie geen professionele zorg. Gezinsleden kunnen gezondheidswerkers niet vervangen voor handelingen die gespecialiseerde vakkennis vergen. Zieken en hun familie moeten evenwel een keuzemogelijkheid hebben wat betreft begeleidende taken bij thuisverzorging. Werkenden moeten dan ook de kans krijgen om tijdelijk niet te werken indien een gezinslid verzorging nodig heeft.

2.11

Nu alle pensioenstelsels moeten worden herzien, moet van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om de tijd waarin gewerkt wordt, op een meer evenwichtige manier over het hele leven te spreiden. Door de langere levensduur kunnen mensen langer werken, en in dat verband moeten mannen en vrouwen ook de wens kunnen uiten om tijdens hun actieve leven gedurende langere perioden op voltijdse of deeltijdse basis vrij te nemen en daarbij, zoals bij een pensioen, een inkomen te blijven krijgen. Zo kunnen ze zich dan bezighouden met zieke naastefamilieleden, met zorgbehoevende ouderen, enz. Er moeten meer keuzemogelijkheden worden geboden zodat werknemers naargelang van hun behoeften kunnen beschikken over de tijd die door hun arbeid gefinancierd is, en niet alleen bij hun pensioen. De Europese sociale partners die reeds over ouderschapsverlof hebben onderhandeld, zouden dit ook kunnen doen voor de bedoelde vrije tijd of het tijdskrediet dat opgenomen wordt om indien nodig gezins- en beroepsleven beter op elkaar af te stemmen.

2.12

Wil het gezin een plek van solidariteit bij uitstek blijven, dan moet het ook over de nodige middelen kunnen beschikken. Er moet bij de berekening van de socialezekerheids- en pensioenrechten meteen rekening worden gehouden met de tijd die mensen hebben besteed aan de zorg voor een ziek of afhankelijk familielid.

2.13

Ook moet worden voorzien in diensten om zorgafhankelijken te helpen in hun dagelijks leven. Daarbij zij gedacht aan hulp bij het zich wassen, in het huishouden, bij het bereiden van maaltijden, alsook aan nachtoppas. De sector gezinshulp is dan ook volop in ontwikkeling en creëert tal van banen. In te veel landen is thuiswerk nog informeel werk, d.i. niet aangegeven en niet beschermd werk, zonder erkende kwalificatie, dat vaak door migrantenvrouwen wordt verricht. Op dit gebied is het van cruciaal belang gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bewerkstelligen, want de rolpatronen zijn er nog erg stereotiep, vakmanschap wordt niet erkend, de contracten zijn tijdelijk of onbestaand en het loon is erg laag. Niettemin zijn dergelijke banen onontbeerlijk om de economie draaiende te houden. De conventie die de Internationale Arbeidsorganisatie onlangs heeft aangenomen over fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor huishoudelijk personeel zou de sector op een betere morele en professionele leest moeten helpen schoeien. Wel moeten hiervoor dan ook de nodige financieringsmiddelen worden gevonden, die niet alleen kunnen komen van de zieken of hun familie die deze zorg nodig hebben.

3. Doelstellingen van het programma

3.1

In het programma wordt gepleit voor innoverende oplossingen om het personeelstekort aan te pakken. Nu er in Europa massale werkloosheid heerst, moet worden nagedacht over de moeilijkheden die de zorgsector niettemin heeft om mensen aan te werven. Deze bedrijfstak waarin vooral vrouwen werkzaam zijn, trekt niet genoeg jongeren en mannen aan. Een en ander is te wijten aan de kwalificaties en vaardigheden die onvoldoende worden erkend, de lastige werktijden en arbeidsvoorwaarden, alsook de lage lonen. Om op dit gebied gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bewerkstelligen is een herwaardering van de lonen nodig, alsook meer erkenning van de technische vaardigheden en toegang tot levenslang leren.

3.2

Een belangrijke innovatie zou zijn de participatie van mannen te verhogen. Daarvoor zijn echter maatregelen nodig. De sociale partners moeten maatregelen aanmoedigen om de deelname van ondervertegenwoordigde groepen te bevorderen. Er moet op worden toegezien dat mensen die als zelfstandige zorgwerkers werken, toch de nodige rusttijd in acht nemen en niet doorgaan tot ze uitgeput zijn. Er moet meer aandacht uitgaan naar alle technische, organisatorische en sociale innovaties die de werkomstandigheden kunnen verbeteren en de vereiste inspanningen kunnen verlichten.

3.3

Een baan in de zorgsector is veeleisend omdat zieken de klok rond en iedere dag van de week hulp nodig hebben. Er moet 's nachts worden gewerkt en de arbeidstijden zijn moeilijk verenigbaar met een gezinsleven. Om tot aanvaardbare werkomstandigheden te komen moet het personeel nauw bij de beslissingen ter zake worden betrokken. De sociale partners moeten in het kader van het sociaal overleg in de sector nadenken over het hanteren van innoverende benaderingen van werken. Zo zou individueel beheer van de werktijd (self-rostering) in overweging kunnen worden genomen, met ondersteuning van ICT-instrumenten (informatie- en communicatietechnologie).

3.4

De sociale partners moeten samenwerken met overheden ter ondersteuning van opleiding en levenslang leren, interne mobiliteit van banen en het verwerven van beheers- en organisatorische vaardigheden. Om werk en scholing gemakkelijker te combineren moeten zij opties als detachering, inservice-opleiding en online leren in overweging nemen. Om het personeel vast te houden is het van belang dat de loopbaanmogelijkheden worden verruimd.

3.5

Om het tekort aan personeel op te vangen zou het beter zijn om werklozen op te leiden en een passend loon aan te bieden dan om reeds opgeleide werknemers uit derde landen aan te trekken. Artsen, verpleegkundigen en fysiotherapeuten die bv. uit Afrika, Azië of Latijns-Amerika komen, zullen immers een gemis vormen voor de landen die hun opleidingen hebben gefinancierd. De Europese sociale partners in de gezondheidssector hebben een gedragscode uitgewerkt voor ethisch verantwoord grensoverschrijdend aanwerven en in dienst houden van ziekenhuispersoneel. Deze gedragscode moet worden toegepast en uitgebreid. In een advies van 2007 over gezondheid en migratie(3) heeft het Comité voorgesteld om indien gezondheidswerkers uit derde landen zich toch in Europa willen vestigen, een compensatiefonds op te richten om ervoor te zorgen dat andere beroepskrachten in hun land een opleiding kunnen krijgen.

3.6

Het programma is er allereerst op gericht Europese samenwerking inzake evaluatie van gezondheidstechnologie te bevorderen en het potentieel van e-gezondheid en ICT voor gezondheid af te tasten. Er moet een Europees kader worden uitgewerkt om vertrouwelijke gegevens te beschermen in geval van grensoverschrijdende uitwisseling (van bv. patiëntendossiers of voorschriften).

3.7

De tweede doelstelling van het programma is "toezien op een betere toegang tot medische deskundigheid en informatie voor specifieke aandoeningen, ook over de nationale grenzen heen, en komen tot gezamenlijke oplossingen en richtsnoeren om de kwaliteit van de gezondheidszorg en de veiligheid van de patiënten te verbeteren en aldus de toegang tot een betere en veiligere gezondheidszorg voor EU-burgers te vergroten". Voor het grote publiek bestemde websites over gezondheidskwesties, die druk worden bezocht, verspreiden medische informatie en dragen bij aan de gezondheidseducatie. Bij goedaardige kwaaltjes kunnen zij helpen vermijden dat een beroep moet worden gedaan op een arts. Door informatie te verstrekken over de heilzame werking van traditionele geneeskunde of zachte geneeskunde, fytotherapie, thermale kuren, massages, enz. helpen zij om een goede gezondheid te bewaren. Bevordering van een betere zelfkennis en een beter inzicht in psychologische en fysiologische behoeften is van nut om de bevolking in goede gezondheid te houden en overconsumptie van zowel zorg als medicijnen te vermijden. Er moet meer uitwisseling komen en een Europees kader worden uitgewerkt om de juistheid van de publiek verspreide informatie te garanderen (accreditatie) en te vermijden dat in dit verband steeds meer figuren opstaan die misbruik maken van de goedgelovigheid van zieken en alleen maar op profijt uit zijn.

3.8

Uitwisseling van goede praktijken moet worden aangemoedigd wat betreft regelingen die in specifieke regio's worden toegepast om zorg op het platteland en in kansarme wijken toegankelijker te maken en artsen en gekwalificeerde zorgwerkers te behouden of aan te trekken, alsook wat betreft planning van gezondheidsstelsels en –maatregelen en persoonsgebonden dienstverlening.

3.9

De derde doelstelling is erop gericht "gevalideerde optimale werkwijzen voor kosteneffectieve preventiemaatregelen te inventariseren en te verspreiden … door de belangrijkste risicofactoren, namelijk roken, alcoholmisbruik en obesitas, alsook hiv/aids, aan te pakken". In dit programma, waarin innovatie een belangrijke plaats inneemt, moet ook worden voorzien in informatie-uitwisseling over nieuwe risicofactoren die voor de toekomst van even groot belang zijn.

3.10

Nieuwe pathologieën en nieuwe chronische ziekten steken de kop op en zullen in deze eeuw voor grote problemen zorgen. Ze zijn te wijten aan de klimaatverandering, de toegenomen milieuvervuiling, de gewijzigde levensstijl (sedentaire levensstijl, langdurig voor een computerscherm zitten, enz.) en de verspreiding van tal van chemische stoffen waarvan de gevolgen voor de gezondheid op lange termijn nog onbekend zijn.

3.11

Asbest heeft de dood veroorzaakt van tienduizenden werknemers in de periode tussen eind 19e eeuw, toen het in de industrie en de bouwsector gebruikt begon te worden, en eind 20e eeuw, toen het verboden werd.

3.12

In de landbouw wordt gebruikgemaakt van pesticiden en andere chemische producten waarvan pas op lange termijn blijkt of zij schadelijk zijn voor de gezondheid. In studies wordt ongerustheid geuit over het aantal gevallen van kanker bij landbouwers. De bedoelde producten verspreiden zich in de lucht, het water en de voeding. Om levensmiddelen langer te kunnen bewaren en de smaak ervan te wijzigen, worden in de agrovoedingssector ook additieven gebruikt.

3.13

Ook schoonmaak- en onderhoudsproducten thuis en voor de werkplek, de talloze producten die in de industrie worden gebruikt en medicijnen verdienen de nodige aandacht. De overconsumptie van geneesmiddelen leidt reeds tot resistentie tegen antibiotica. Ook aan landbouwhuisdieren worden antibiotica toegediend, die later in het water terechtkomen. Andere stoffen, gassen, roet, enz. verspreiden zich in de lucht. Samen vormen deze producten een "chemische soep" die in het milieu aanwezig is en o.m. leidt tot een snelle toename van allergieën en kanker. Ook straling kan schadelijk zijn.

3.14

Eveneens zorgwekkend zijn de gevolgen van blootstelling aan producten en straling en van wijzigingen in levensstijl voor de reproductiecapaciteit van de menselijke soort. Ook al zijn de oorzaken van het dalende geboortecijfer vooral van sociologische aard, toch mag ook niet worden voorbijgegaan aan de toenemende fysiologische problemen van tal van paren die graag een kind willen hebben.

3.15

Een nieuw risico is de stress op het werk, die o.m. tot depressies en zelfs tot zelfmoord kan leiden. Ook stress van werklozen en algemeen van degenen die zich nutteloos voelen in de samenleving moet worden bestreden. Geestelijke gezondheid is een wezenlijk deel van de gezondheidstoestand van de bevolking.

3.16

Met gezond ouder worden moet men vroeg beginnen. Werkomstandigheden zijn van doorslaggevend belang daar mensen met een kantoorbaan, arbeiders in ploegendienst en werknemers in de landbouw niet dezelfde levensverwachting hebben. Om ervoor te zorgen dat mensen zich kunnen voorbereiden op een oude dag in goede gezondheid, moet werk minder zwaar worden gemaakt, moet nachtwerk worden beperkt en moet stress worden tegengegaan.

3.17

Om gezond ouder te worden is het zaak dat mensen zich nuttig blijven voelen voor de samenleving, een netwerk van relaties in stand houden, nieuwsgierig blijven, een beroeps- of vrijwilligersactiviteit blijven uitoefenen, doorgaan met sporten en een gezonde levensstijl volgen.

3.18

Over het levenseinde zou ook op Europees niveau van gedachten moeten worden gewisseld daar dit verband houdt met de verantwoordelijkheid van elke burger en met zijn idee van een waardig leven. De overgrote meerderheid van de bevolking sterft thans in het ziekenhuis; het levenseinde is hoe dan ook een belangrijke kwestie.

3.19

Er moeten dan ook absoluut palliatieve zorgdiensten worden ontwikkeld die het lijden kunnen verzachten van terminale patiënten voor wie medische behandelingen nutteloos zijn. Niet alle ziekenhuizen bieden dergelijke diensten aan of kunnen alle patiënten opvangen die daaraan behoefte hebben.

3.20

De vierde doelstelling van het programma is "Gemeenschappelijke benaderingen ontwikkelen en aantonen wat de waarde daarvan is om beter voorbereid te zijn op en beter te coördineren in noodsituaties op gezondheidsgebied teneinde burgers tegen grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen te beschermen". Epidemieën kennen geen grenzen en samenwerking op dit gebied is van wezenlijk belang. Uit de getroffen maatregelen moeten lessen worden getrokken om in de toekomst verspilling te voorkomen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen preventiemaatregelen die onder educatie vallen en op duurzame basis kunnen worden genomen en andere maatregelen die betrekking hebben op de aankoop van medicijnen met beperkte houdbaarheid. Informatie-uitwisseling over kosten en resultaten zou het mogelijk moeten maken methoden uit te werken die op de doelstellingen afgestemd zijn.

Brussel, 23 februari 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON