Home

Advies van het Comité van de Regio's — Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel

Advies van het Comité van de Regio's — Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel

17.5.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 139/11


Advies van het Comité van de Regio's — Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel

2013/C 139/03

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

benadrukt dat het industriebeleid een van de pijlers van de Europese integratie moet zijn: industriebeleid zou evenveel beleidsprioriteit moeten krijgen als cohesie, infrastructuurvoorzieningen of landbouw.;

is ervan overtuigd dat de Commissie alle mogelijkheden in het Verdrag van Lissabon op het gebied van industriebeleid moet aangrijpen, zoals omschreven in artikel 173 van het VWEU;

staat achter het voorstel van het Europees Parlement om een stuurgroep op te richten die de bevoegdheden op Europees, nationaal en regionaal niveau, alsook de middelen die momenteel over alle niveaus en sectoren verspreid zijn, opnieuw te bundelen;

wijst erop dat de ontwikkelingsstrategie van veel lokale en regionale overheden nu al draait om economische, sociale en milieu-innovatie. Die lokale overheden beschikken over de netwerken en de ervaring die nodig zijn om de ecosystemen voor innovatie in het leven te roepen zonder welke kleine en middelgrote ondernemingen zich niet kunnen ontwikkelen;

stelt voor om projectobligaties uit te geven voor de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen. Door die uitgifte van projectobligaties kunnen de fondsen voor investeringen in regio's overvloedig worden voorzien van middelen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen en bedrijven met een middelgroot kapitaal en kan de Europese industrie worden geholpen met risicokapitaal waarvoor gebruik wordt gemaakt van regionale fondsen;

suggereert dat de regionale innovatieplannen zouden moeten evolueren naar regionale plannen voor innovatie en industriële ontwikkeling.

Rapporteur

Claude GEWERC (FR/PSE), lid van de regioraad van Picardië

Referentiedocument

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel

(COM(2012) 582 final)

I. BELEIDSAANBEVELINGEN

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

1.

is ingenomen met de Mededeling van de Commissie waarin duidelijk wordt benadrukt hoe groot het belang van industrie is.

Algemene opmerkingen

2.

Het Comité van de Regio’s (hierna: CvdR) stelt vast dat de industrie - goed voor 80 % van de uitvoer en de particuliere investeringen in O&O - voor Europa nog steeds zijn speerpuntsector is in de mondialisering en een sterk doorwerkingseffect behoudt op de hele economie. Dit laatste geldt vooral voor de werkgelegenheid (35 miljoen banen) en voor de invloed ervan op de dienstensector.

3.

Dat neemt niet weg dat de industriële productiecapaciteiten in Europa de laatste tijd teruglopen, dat de ongelijkheden binnen de EU toenemen en dat de bedrijfsverplaatsingen en het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen steeds meer zorg baren.

4.

De EU is ontstaan uit de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Door de huidige economische en financiële crisis wordt steeds duidelijker dat de welvaart en het voortbestaan van de EU afhangen van haar vermogen om haar industrie een solide ondergrond te blijven geven. Met het oog daarop moet een nieuw industrieel model worden gepromoot waaraan innovatie ten grondslag ligt, alsook meer investeringen in nieuwe technologie en dat de EU tot een eenheid smeedt en de positie van de EU in de wereld weer kracht bijzet. Als bakermat van de industriële revolutie beschikt Europa over alle economische, culturele, wetenschappelijke en politieke troeven zonder welke industriële vernieuwing ondenkbaar is: een grote markt van ruim 500 miljoen consumenten, geschoolde en gekwalificeerde werknemers, de op één na belangrijkste wereldmunt, succesvolle ondernemingen in bijna alle sectoren en politieke stabiliteit.

5.

Gezien het voorgaande heeft de EU alle redenen om van het industriebeleid een van de pijlers van de Europese integratie te maken. Dat beleid moet worden aangeduid als een echte beleidsprioriteit waarvoor blijk wordt gegeven van evenveel beleidsinzet als voor cohesie, infrastructuurvoorzieningen of de landbouw.

6.

De wil daartoe wordt steeds vaker openlijk beleden, maar wordt niet altijd gedeeld door de lidstaten, getuige de door de Europese Raad voorgestelde onevenwichtige bezuinigingen in het kader van de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader in sectoren die van bijzonder belang zijn voor de industrie, zoals onderzoek en innovatie (Horizon 2020) en trans-Europese infrastructuur (de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen).

7.

De Commissie moet elke mogelijkheid in het Verdrag van Lissabon op het gebied van industriebeleid aangrijpen, zoals omschreven in artikel 173 VWEU, met name via de optie om „initiatieven [te] nemen om deze coördinatie [van het industriebeleid door de lidstaten] te bevorderen, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen”.

8.

Het CvdR onderschrijft daarom het voorstel van het Europees Parlement om een stuurgroep op te richten die de bevoegdheden op Europees, nationaal en regionaal niveau, alsook de middelen die momenteel over alle niveaus en sectoren verspreid zijn, opnieuw te bundelen.

9.

De Commissie somt zes prioritaire actiegebieden op (geavanceerde fabricagetechnologieën; sleuteltechnologieën; producten op biobasis; duurzaam industrie- en bouwbeleid en duurzame grondstoffen; schone voertuigen; slimme netwerken): door die acties moeten de randvoorwaarden voor de industrie zoveel worden verbeterd dat haar aandeel in het bbp van de EU oploopt tot 20 %. Verder gaat de Commissie in haar Mededeling uit van vier pijlers.

Het Comité van de Regio's

10.

vindt ook dat het hoog tijd is voor maatregelen ten gunste van de industrie en stemt er dan ook mee in dat de Commissie om die reden haar voorstellen voor maatregelen op de middellange en lange termijn heeft aangevuld met voorstellen die sneller effect zullen sorteren.

11.

De moeilijkheden waarop de industrie in veel lidstaten stuit, zijn van structurele aard en vragen om diepgaande veranderingen in de opzet, governance en financiering van het industriebeleid. Er moet dus meer vaart worden gezet achter die veranderingen en de institutionele en financiële middelen die daartoe worden ingezet, moeten toereikend zijn voor het daarmee nagestreefde doel.

12.

Het CvdR deelt de overtuiging dat de totstandbrenging van basisvoorwaarden die gunstig zijn voor de industrie en investeringen in bedrijven en hun ecosystemen onontbeerlijk zijn voor de verbetering van het industriële concurrentievermogen en de waarborging van duurzame groei. Cruciaal voor het concurrentievermogen van Europese ondernemingen is immers de toename van de productiviteit via een doeltreffend en duurzaam beheer van de - met name personele - middelen, dankzij levenslang leren, innovatie, internationalisering, het delen van verantwoordelijkheden en winstdeling met de werknemers, en niet zozeer de exclusieve aandacht voor de arbeidskosten.

13.

Net als de Commissie heeft het CvdR oog voor de gevolgen van de financiële crisis voor de financiering van de reële economie, maar „een reeks maatregelen” is volgens hem geen afdoende oplossing voor een aan het systeem inherent gebrek aan evenwicht.

14.

Het CvdR wijst op het belang van de „vereiste vaardigheden” voor de ontwikkeling en modernisering van de Europese industrie.

15.

Er moet dringend worden geijverd voor de menselijke, sociale en territoriale dimensie van de industriële reconversie.

16.

De uitbreiding van de eengemaakte markt is tot dusverre niet gelijk op gegaan met een versteviging van de basis voor de industrie van de EU. Verbazing wekt dat de Commissie muntpariteit niet heeft opgenomen in de lijst van voorwaarden voor toegang tot de markten.

17.

Bevordering van ondernemerschap is een goede zaak, maar er zou evenveel belang moeten worden gehecht aan de bevordering van en erkenning voor de diverse beroepen die in de industrie worden uitgeoefend.

18.

Het CvdR verzoekt de Commissie haar analytisch vermogen en de instrumenten voor steunverlening aan ondernemingen te verfijnen, en wel door te overwegen om, net als de Commissie voor de agro-voedingsmiddelenindustrie heeft gedaan, een nieuwe categorie onderneming in te voeren, tussen het mkb en de grote ondernemingen in, met een personeelsbestand van 250 à 750 werknemers en met een omzet van maximaal 200 miljoen euro. Deze categorie zou passende steunpercentages kunnen genieten die hoger zijn dan die voor de grote ondernemingen en lager dan die voor het mkb.

19.

Jammer is dat de territoriale dimensie van industriebeleid slechts terloops ter sprake wordt gebracht. Immers, waar anders dan in de regio's wonen en leven onze medeburgers en waar anders dan in de regio's komen zij tot ontplooiing en vinden zij nieuwe leefwijzen uit? Bovendien zijn juist in de regio's de infrastructuur en platforms voorhanden die uitwisselingen mogelijk maken en worden er in de regio's netwerken en samenwerkingsverbanden opgezet en vertrouwensrelaties tussen mensen opgebouwd.

20.

De pijlers voor een versterkt industriebeleid zijn: investeringen in innovatie en verbetering van de voorwaarden voor toegang tot markten, (menselijk) kapitaal en vaardigheden.

A. BEVORDERING VAN INVESTERINGEN IN NIEUWE TECNOLOGIE EN INNOVATIE

21.

De ontwikkelingsstrategie van veel lokale en regionale overheden draait nu al om economische, sociale en milieu-innovatie. Die lokale overheden beschikken over de netwerken en de ervaring die nodig zijn om de ecosystemen voor innovatie in het leven te roepen zonder welke kleine en middelgrote ondernemingen zich niet kunnen ontwikkelen.

22.

Geavanceerde technologie voor schone productie en duurzame grondstoffen moet uiteraard gepaard gaan met een vorm van industriële ecologie die in het teken staat van recyclage en zuinig omgaan met energie.

23.

Ook bedrijven in de bouw en de productie van duurzame grondstoffen kennen een vergaande lokale verankering en vervullen een voorbeeld- en oriënterende functie voor overheidsinvesteringen.

24.

Elektrische en hybride voertuigen hebben met name ook een toekomst als mobiliteit anders wordt benaderd. Er moet worden toegewerkt naar een nieuwe vorm van intermodaal vervoer, vooral rond stations. Daarnaast kunnen elektrische voertuigen nog op andere manieren worden gebruikt. Belangrijk is vooral dat er nieuwe oplossingen worden gevonden voor problemen met de mobiliteit in en rond steden.

25.

Die nieuwe benadering van mobiliteit is bij uitstek een onderwerp waar een sectorale aanpak kan worden gecombineerd met op cohesie gerichte maatregelen, wat samenloopt in een nauw verband tussen duurzame ruimtelijke ordening en de ontwikkeling van de industrie.

26.

Het CvdR verzoekt de Commissie de thans voor juni 2013 aangekondigde publicatie van het Europees actieplan voor de staalindustrie te vervroegen.

27.

Overigens zijn onze regio's - of het nu gaat om de digitale economie of de vergrijzing van de bevolking - van nature uitermate geschikt als plaats waar experimenten kunnen worden gedaan en waar particuliere en overheidsinitiatieven convergeren.

28.

Op al deze gebieden is het sterke punt van Europa dat het is ingesteld op „samen leven” en op complexiteit. Die troef zal de komende jaren – ook internationaal – moeten worden uitgespeeld als het gaat om economische ontwikkeling.

Het Comité van de Regio's

29.

stemt in met de door de Commissie voorgestelde strategie voor slimme specialisering per regio en benadrukt dat deze strategie van toepassing is op alle sectoren van de industrie: de omschakeling van die sectoren op het hele grondgebied van de EU moet erdoor worden begeleid.

30.

Er moet een lans worden gebroken voor projecten waarvoor territoriale publiekprivate partnerschappen (ppp's) worden gesloten, omdat de partners in die samenwerking dan de kans krijgen om bij te dragen aan de grote strategische keuzen van de EU.

31.

Voor die aanpak zou moeten worden gekozen als onderdeel van een algeheel streven naar samenwerking tussen regio's van de EU: op die manier wordt de opkomst bevorderd van een op innovatie gericht Europa dat daarvoor steunt op zijn regio's.

32.

Het CvdR blijft bij zijn voorstel inzake territoriale pacten als middel om de diverse niveaus van de samenwerking voor een project te organiseren. Ook stelt het voor dat over zo'n territoriaal pact één enkel programmeringdocument wordt opgesteld waardoor nationaal en lokaal beleid op het niveau van de regio’s op één lijn wordt gebracht met het sectoraal en cohesiebeleid van de EU.

33.

Voor investeringen in verband met die gemeenschappelijke programmeringdocumenten zou een speciaal budget voor leningen van de EIB in het leven moeten worden geroepen. De EIB zou zich op die manier kunnen opwerpen als instantie die bevordert dat nieuwe territoriale ecosystemen voor economische en sociale innovatie worden opgezet. Dit kan een bevoorrecht middel worden om bedrijven ertoe aan te zetten om voor innoverende oplossingen te kiezen, om ondernemingen demonstratiemodellen aan te reiken en om te bevorderen dat consortia worden opgericht op gebieden waar behoefte is aan een nieuw partnerschap tussen ondernemingen. Ppp's, ofwel ecosystemen waarmee een tweeledig doel wordt nagestreefd: verbetering van het concurrentievermogen van ondernemingen en van de doeltreffendheid van de openbare-dienstverlening (wat dus neerkomt op de rationalisering van de uitgaven van de overheid).

B. TOEGANG TOT MARKTEN

34.

De Commissie maakt van de toegang tot goederenmarkten een speerpunt van het industriebeleid. Haar voorstellen in dit verband betreffen zowel de uitbreiding van de markten op het gebied van beveiliging, defensie en geneesmiddelen als onderwerpen die gerelateerd zijn aan normen, de industriële eigendom of de ontwikkeling van ondernemerschap.

Het Comité van de Regio's

35.

hecht net als de Commissie belang aan de uitvaardiging van Europese normen die in de EU worden toegepast, maar waarvoor de EU ook opkomt op de wereldmarkt. Door dat laatste moet worden voorkomen dat Europese ondernemingen worden benadeeld door de innovaties waartoe zij overgaan, bv. op milieugebied. Het tegendeel zou moeten gebeuren: die innovaties zouden geleidelijk veld moeten winnen op de wereldmarkt. De EU zou zichzelf moeten voorzien van de middelen die nodig zijn om hierover te onderhandelen en haar normen op het gebied van milieu, industriële veiligheid, preventie van arbeidsrisico's en minimale sociale en arbeidsvoorwaarden aan de rest van de wereld op te leggen, zodat Europese producten onder gelijke voorwaarden kunnen concurreren op de wereldmarkt.

36.

Ook staat het CvdR zonder meer achter de wens van de Commissie om het euvel te verhelpen van de fiscale en sociale verschillen waardoor Europese regio's elkaars concurrent worden zonder dat hierdoor een dynamiek ontstaat die leidt tot nieuwe rijkdommen voor de EU.

37.

De Commissie wijst terecht op strategische gebieden die een grondige verandering teweeg kunnen brengen in consumptiepatronen, de organisatie van de productie, de verhouding industrie-dienstensector, sectoren en bedrijfstakken zoals wij die nu kennen, en een soort netwerkvorming op de markt van onze industrieproducties. Ons bedrijfsleven moet op die nieuwe situatie worden voorbereid. Die grote uitdaging aangaan, betekent dat meer zal moeten worden samengewerkt, dat er consortia zullen moeten worden opgericht en dat er in sommige gevallen ppp's moeten worden aangegaan. Er moet op die aanpassingen aan de nieuwe eisen (die voor een deel dankzij ons zijn ontstaan) worden vooruitgelopen en ondernemingen moeten daarin worden begeleid. Doel is niet alleen op de eengemaakte markt, maar ook op de wereldmarkt een rol te spelen. Europa moet ervoor zorgen dat zijn handelsinstrumentarium zijn technologische capaciteiten evenaart.

38.

Dit handelsinstrumentarium moet een van de dimensies worden van platforms voor wederzijdse uitwisseling tussen regio's.

C. TOEGANG TOT FINANCIERING EN KAPITAALMARKTEN

39.

In Europa vertegenwoordigt het beroep dat op de kapitaalmarkten wordt gedaan voor leningen om bedrijven te financieren, slechts 7 % van het bbp (tegen 35 % in de VS), de verschillen tussen lidstaten daargelaten.

40.

Dit maakt Europa kwetsbaar. Die kwetsbaarheid moet minder groot worden gemaakt door middel van overheidssteun en een reeks maatregelen om de toegang tot de kapitaalmarkten te vergemakkelijken.

Het Comité van de Regio's

41.

stelt vast dat monetaire aangelegenheden en financieringen om een globale benadering vragen. De productiecycli van de industrie duren naar verhouding langer en leveren een vrij laag rendement op. Daarom is de industrie niet erg aantrekkelijk voor beleggers die uit zijn op onmiddellijke hoge rendementen. Investeringen om snel veel winst te behalen, kunnen de langetermijnontwikkeling van een bedrijf in gevaar brengen.

42.

Daarom pleit het CvdR ervoor om de financiering van de industrie weer in het middelpunt van de financiële en monetaire structuur van de EU te plaatsen.

43.

Verder stelt het voor om projectobligaties uit te geven voor de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen. Door die uitgifte van projectobligaties kunnen de fondsen voor investeringen in regio's overvloedig worden voorzien van middelen ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen en bedrijven met een middelgroot kapitaal en kan de Europese industrie worden geholpen met risicokapitaal waarvoor gebruik wordt gemaakt van regionale fondsen.

44.

Het CvdR herhaalt zijn oproep om „particuliere obligaties” in te voeren en te promoten teneinde de lokale ontwikkeling te bevorderen. Dankzij particuliere obligaties zouden door de EU gesteunde projecten extra financiering kunnen genieten die van burgers of andere openbare middelen afkomstig is, in ruil voor een gegarandeerde, evenwaardige tegenprestatie.

45.

De Commissie zou voorstellen moeten uitwerken voor financiële instrumenten ter bevordering van de samenwerking tussen industriële bedrijven en op het grondgebied van de EU.

46.

Het CvdR herhaalt zijn afwijzing van het voorstel van de Commissie om regionale steun aan ondernemingen in de sectoren staalindustrie en synthetische vezels a priori onverenigbaar te verklaren met de interne markt.

47.

In de huidige economische en sociale crisis zijn overheidsinvesteringen van fundamenteel belang voor een algemene groeistrategie. Het CvdR steunt in dit verband de algemene hervorming van de staatssteunregeling, gericht op meer eenvoud, transparantie en flexibiliteit. Deze nieuwe tendens in het staatssteunbeleid van de Commissie moet ook berusten op een meer economische benadering waarbij rekening wordt gehouden met de vraag in hoeverre de intracommunautaire handel daadwerkelijk door de staatssteun wordt getroffen en in hoeverre de mededinging op de interne markt daadwerkelijk wordt verstoord. Ook houdt die tendens gelijke tred met de eis om meer rekening te houden met de kwaliteit van de overheidsuitgaven en met name met de specifieke opname in de Europese regels voor het macro-economisch toezicht van de overheidsinvesteringen in infrastructuur of innovatie, afgezet tegen de uitgaven voor exploitatiekosten van de overheid.

48.

Het CvdR stelt voor de invoering te overwegen van een subcategorie in het kader van de Basel II-overeenkomsten, om banken te verplichten tot investeringen in koolstofarme economie, investeringen ter begeleiding van technologische overgang en sociaal verantwoorde investeringen.

D. DE SLEUTELROL MOET WORDEN GESPEELD DOOR MENSEN

49.

De Commissie herinnert aan de voorrang die aan banengroei wordt gegeven en stelt vast dat een concurrerend en doeltreffend industriebeleid moet worden gegrondvest op een dynamische arbeidsmarkt en beroepsmobiliteit. Beroepsmobiliteit is een onmisbare variabele voor de aanpassingen die dit proces vergt.

50.

In een tijd van economische teruggang kan interne flexibiliteit een probaat middel zijn om de werkgelegenheid in stand te houden en de aanpassingskosten te beperken.

51.

Landen waar de arbeidsmarkten zich nog het beste tegen de crisis hebben verweerd, hebben een uitstekend werkende sociale dialoog gemeen. Daarom roept het CvdR op tot een ruimere inbreng van de sociale partners in het industriebeleid en stemt het in met het voorstel van het Europees Parlement voor een richtlijn houdende verbetering van de voorlichting en raadpleging van werknemers, anticipatie en beheer van herstructurering.

52.

De Commissie stelt voor om in vaardigheden en beroepsopleiding ter begeleiding van de structurele veranderingen te investeren en prognoses te maken van de toekomstige vraag naar banen en vaardigheden.

Het Comité van de Regio's

53.

deelt de overtuiging dat het voor het welslagen van de industriële reconversie in de EU beslist noodzakelijk is om de vaardigheden onder beheer te houden en dat het beheer daarvan tegelijkertijd een instrument van contracyclisch beleid is.

54.

De struikelblokken op de weg naar een dergelijk beheer zijn: het gebrek aan belangstelling onder jongeren voor beroepen in de industrie, het feit dat onderwijs en beroepsopleiding onvoldoende in de juiste richting worden gestuurd en dat daarmee onvoldoende wordt ingespeeld op de nieuwe ontwikkelingen, het ontbreken van een Europese aanpak en van een forum waar over de vooruitzichten en strategie van de industrie kan worden gediscussieerd en de omstandigheid dat vraagstukken waarover een sociale en territoriale dialoog zou moeten worden gevoerd, naar deskundigengroepen worden verwezen.

55.

De noodzakelijke veranderingen moeten niet worden gezien als „ongelukken”, maar als onontbeerlijk voor de industriële overgang waarmee de EU wordt geconfronteerd.

56.

Een anticiperend beheer van vaardigheden en veranderingen zou moeten worden gezien als onlosmakelijk onderdeel van de industriële strategie op alle niveaus.

57.

Om meer kleine en middelgrote bedrijven zover te krijgen dat zij naar landen buiten de EU gaan uitvoeren, zijn meer ICT- en taalvaardigheden nodig. De Commissie zou in kaart moeten brengen hoe groot de hiaten van de kleinste bedrijven op deze gebieden zijn.

58.

Lokale overheden spelen een rol in de coördinatie van de dynamiek werkgelegenheid/opleiding, industriële overgang.

59.

Het CvdR herhaalt voorstander te zijn van handhaving van het Fonds voor de aanpassing aan de mondialisering, omdat dit fonds het vermogen van de lidstaten en regio’s om de gevolgen van de crisis de baas te blijven, kan helpen vergroten en omdat daarmee ten behoeve van werknemers die door herstructureringen worden geraakt, een actief arbeidsmarktbeleid kan worden gevoerd. In aanvulling op het Fonds voor de aanpassing aan de mondialisering zou het nuttig zijn te voorzien in een fonds voor aanpassing aan de industriële reconversie, met als doel om de evolutie van de vaardigheden te bevorderen en als stimulans te dienen voor de industriële overgang. Om te beginnen kan worden overwogen om een bepaald aantal uitgaven in het kader van de structuurfondsen en Horizon 2020 op aanpassing aan de reconversie te richten. De sociale actoren in het bedrijfsleven, de lidstaten en de regio's moeten overigens herstructureringen zo vroeg mogelijk en proactief benaderen om deze te vermijden of in ieder geval hun negatieve impact op de werkgelegenheid te reduceren dan wel de aanpassingen aanbrengen die als gevolg van overcapaciteit nodig zijn en andere noodzakelijke bijstellingen doorvoeren.

60.

De EU zou lokale evenementen moeten organiseren om de industrie aantrekkelijk te maken voor jongeren.

E. GOVERNANCE

Het Comité van de Regio's

61.

is voorstander van een betere coördinatie van het beleid dat de EU en de lidstaten ten behoeve van de industrie voeren.

62.

De sociale en territoriale dialoog moet de kern gaan uitmaken van de ontwikkeling van dat beleid op alle niveaus.

63.

Te dien einde moet er een netwerk van middelen worden opgezet als stof voor het democratisch debat over de toekomst van de industrie.

64.

Het is een goede zaak dat de regio's bij de toepassing van de strategie voor slimme specialisering worden betrokken.

65.

De regionale innovatieplannen zouden moeten evolueren naar regionale plannen voor innovatie en industriële ontwikkeling.

Brussel, 11 april 2013

De voorzitter van het Comité van de Regio's

Ramón Luis VALCÁRCEL SISO