Algemene richtsnoeren voor de begroting 2013 - Afdeling III - Commissie Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013 - afdeling III - Commissie (2012/2000(BUD))
Algemene richtsnoeren voor de begroting 2013 - Afdeling III - Commissie Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013 - afdeling III - Commissie (2012/2000(BUD))
31.8.2013 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | CE 251/37 |
Woensdag 14 maart 2012
Algemene richtsnoeren voor de begroting 2013 - Afdeling III - Commissie
P7_TA(2012)0077
Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2012 over algemene richtsnoeren voor de voorbereiding van de begroting 2013 - afdeling III - Commissie (2012/2000(BUD))
2013/C 251 E/06
Het Europees Parlement,
— | gezien artikel 313 en artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— | gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1) (hierna IIA genoemd), |
— | gezien de geactualiseerde financiële programmering van de Commissie voor de periode 2007-2013, die is ingediend in overeenstemming met punt 46 van het voornoemde IIA van 17 mei 2006, |
— | gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2012(2), |
— | gezien de conclusies van de Raad van 21 februari 2012 over de begrotingsrichtsnoeren voor 2013, |
— | gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A7-0040/2012), |
De rol van de EU-begroting in de bestrijding van de economische en financiële crisis
1. | neemt kennis van de pogingen tot begrotingsconsolidatie die de meeste lidstaten wegens de financiële en begrotingscrisis hebben ondernomen; benadrukt evenwel het feit dat de EU nooit behoorlijk op de huidige economische en sociale crisis zal kunnen reageren of toekomstige crisissen zal kunnen voorkomen zonder verdere politieke eenmaking, gemeenschappelijke instrumenten, bijvoorbeeld automatische sancties, en het recht voor de Commissie om gerechtelijke stappen te ondernemen in het kader van een tekortprocedure, maar evenmin zonder gemeenschappelijke door de EU gefinancierde programma's, en de middelen om deze te activeren; benadrukt het feit dat voor economisch herstel maatregelen nodig zijn om de solidariteit te versterken en duurzame ontwikkeling en werkgelegenheid te bevorderen; is tevreden met het feit dat de Europese Raad dit heeft erkend in zijn verklaring van 30 januari 2012 en in zijn conclusies na de top van 1-2 maart 2012, maar benadrukt het feit dat concrete maatregelen moeten worden genomen, met name door gebruik te maken van de EU-begroting als gemeenschappelijk instrument; onderstreept het feit dat de prioriteiten die worden genoemd in bovengenoemde verklaringen, precies degene zijn die door het Parlement zijn verdedigd tijdens vorige begrotingsprocedures; |
2. | blijft bezorgd over de ongeziene wereldwijde crisis, die de economische groei en de financiële stabiliteit heeft ondermijnd en de overheidstekorten en de schulden van de lidstaten ernstig heeft doen oplopen; begrijpt de bezorgdheid van de Raad, wat economische en budgettaire beperkingen op nationaal niveau betreft, en beklemtoont dat 2013 een cruciaal jaar wordt voor het economisch herstel; |
3. | herinnert eraan dat de begroting van de Europese Unie een van de belangrijkste instrumenten is waar solidariteit wordt getoond tussen de lidstaten en tussen de generaties en dat zij onmiskenbaar een meerwaarde biedt, die blijkt uit haar enorme impact op de reële economie en het dagelijkse leven van de Europese burgers; herinnert eraan dat, als het beleid van de Unie alleen zou worden gefinancierd door de lidstaten, de uitgaven van de lidstaten pijlsnel omhoog zouden schieten en dat de Europese begroting, gelet hierop, mits bij het gebruik ervan sprake is van synergie, intrinsiek een duidelijke gemeenschappelijke besparing vormt voor het welzijn van iedereen; is van mening dat de op nationaal niveau genomen soberheidsmaatregelen niet mogen leiden tot een overeenkomstige verlaging op EU-niveau, omdat één euro die op dit niveau wordt uitgegeven, besparingen kan opleveren in de 27 lidstaten; |
4. | benadrukt dat de EU met name in crisistijd meer collectieve inspanningen moet leveren om haar acties in resultaten om te zetten; onderstreept dat de jaarlijkse begroting van de Europese Unie met haar hefboomeffect, de prioriteiten in de nationale begrotingen en alle andere Europese instrumenten het herstelbeleid van de lidstaten moeten ondersteunen en moeten worden afgestemd op de Europa 2020-strategie voor groei en werkgelegenheid, omdat dit essentieel is voor het welslagen van de strategie en voor het vertrouwen in het EU-beleid, met name bij de burgers; benadrukt het feit dat de EU-begroting fungeert als katalysator voor investeringen en dat een verlaging ervan dus een nadelig effect zou hebben op de creatie van groei en de werkgelegenheid in de Unie; |
5. | is van mening dat voor de bevordering van de groei en de werkgelegenheid specifieke maatregelen en bijkomende budgettaire inspanningen nodig zijn ter ondersteuning van een duurzaam en op de lange termijn gericht industriebeleid, het concurrentievermogen, innovatie en kmo's, aangezien het grootste deel van het economische potentieel van de EU berust bij kmo's: volgens recent onderzoek schiepen deze tussen 2002 en 2010 85% van de netto nieuwe banen in de EU, waarmee zij de motor van onze economische groei vormen; hecht daarom het grootste belang aan de bevordering van een ondernemingsgerichte mentaliteit en de oprichting van bedrijven via concrete acties en is van mening dat hiervoor de nodige middelen moeten worden uitgetrokken; merkt daarom op dat inspanningen moeten worden geleverd om de EU-financiering ter ondersteuning van groei-inspanningen verder op te voeren; |
6. | benadrukt dat deze ondersteuning kan helpen te voorkomen dat kmo's hun investeringen terugschroeven, vooral in onderzoek en ontwikkeling, en dat zij tegelijk bevorderlijk kan zijn voor aanwervingen en beroepsopleiding, met name voor jonge burgers, en ervoor kan zorgen dat vaardigheden behouden blijven; is van oordeel dat meer EIB-steun voor kmo's en infrastructuur als een sleutelprioriteit moet worden beschouwd, zodat zij ertoe bijdraagt het innovatiepotentieel van kmo's ten volle te benutten, hetgeen cruciaal is voor de welvaart in de EU en voor de totstandkoming van een kennismaatschappij; benadrukt in verband hiermee het feit dat de aanvraagprocedure voor door de EU gefinancierde programma's voort moet worden vereenvoudigd; benadrukt in verband hiermee het feit dat de aanvraagprocedure voor door de EU gefinancierde programma's voort moet worden vereenvoudigd; |
7. | is van mening dat, als met de EU-begroting meer wordt geïnvesteerd in een duurzame economie, dit kan leiden tot de schepping van meer banen dan met de huidige begroting; is van oordeel dat er op deze manier, met de bedoelde investeringen, aanzienlijk toe kan worden bijgedragen de EU terug op een groeispoor te brengen; |
8. | benadrukt dat het resultaat van de Europa 2020-strategie grotendeels afhangt van de jongeren, die de meest opgeleide, technisch onderlegde en mobiele generatie ooit vormen en daarom een sleutelrol spelen en zullen spelen in het streven naar meer groei en werkgelegenheid in de EU; is bezorgd over het hoge peil van de jeugdwerkloosheid in de lidstaten; onderstreept gelet hierop dat zowel de EU als de lidstaten alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat groei en werkgelegenheid een feit zijn, vooral voor jongeren, die de gemeenschappelijke toekomst van de EU vertegenwoordigen; wijst er ook op dat dringend de uitdagingen moeten worden aangepakt van werkloosheid en toenemende armoede in de Europese Unie in de geest van het vlaggenschipinitiatief "Europees platform tegen armoede en sociale uitsluiting"; |
9. | neemt kennis van het voorstel van de Commissie om 82 miljard EUR van de nog toe te wijzen middelen in het kader van alle structuurfondsen van de EU (EFRO en ESF) een nieuwe bestemming te geven, namelijk hulp aan kmo's en bestrijding van de jeugdwerkloosheid; wil over dit initiatief, de uitvoering ervan en de eventuele gevolgen ervan voor de begroting 2013 naar behoren op de hoogte worden gehouden; |
Een goed gecoördineerde en verantwoordelijke begroting voor 2013
10. | benadrukt dat alle maatregelen die tot dusver zijn genomen om de crisis te bestrijden, moeten helpen om de groei te herstellen; onderstreept in verband hiermee dat de reeds getroffen specifieke bezuinigingsmaatregelen gepaard moeten gaan met gerichte investeringen die resulteren in duurzame economische ontwikkeling; wijst erop dat de EU-begroting in het kader hiervan en doorslaggevende rol te spelen heeft, als instrument om te zorgen voor snelle en gecoördineerde acties op alle terreinen om de gevolgen van de crisis voor de reële economie te verlichten en te fungeren als katalysator voor investeringen, groei en werkgelegenheid in Europa; |
11. | benadrukt dat een goed gecoördineerde, samenhangende en tijdige uitvoering van de gezamenlijke politieke toezeggingen en prioriteiten van de EU en de lidstaten vereist dat de nationale en Europese instellingen samenwerken om de overheidsmiddelen prioritair in te zetten voor groeisectoren en de gevolgen van geplande maatregelen vooraf in te schatten, alsmede de onderlinge synergie te vergroten en ervoor te zorgen dat zij een positieve impact heeft, door de belemmeringen weg te nemen en gebruik te maken van onderbenutte mogelijkheden; onderstreept in verband hiermee het feit dat het belangrijk is voort te gaan met de organisatie, vóór de voorjaarstop, de presentatie door de Commissie van haar ontwerpbegroting en de start van de nationale begrotingsprocedures in de lidstaten, van interparlementaire debatten over gemeenschappelijke economische en begrotingsrichtsnoeren voor de lidstaten en de Unie, om coördinatie tussen de nationale begrotingen en de EU-begroting te waarborgen, in het kader van de opgewaardeerde algemene activiteiten van het Parlement in het raam van het Europees semester, om de democratische legitimiteit van het Parlement te verbeteren, zoals het Parlement vraagt in zijn resolutie van 1 december 2011 over het Europees Semester voor economische beleidscoördinatie; |
12. | pleit voor de goedkeuring van een verantwoordelijke en resultaatgerichte begroting, die is gebaseerd op doeltreffende uitgaven en een optimaal en tijdig gebruik van de bestaande EU-middelen; benadrukt in de geest van de verklaring van de leden van de Europese Raad van 30 januari 2012 dat er investeringen nodig zijn in groei en werkgelegenheid, vooral ten aanzien van kmo's en jongeren; onderstreept zijn voornemen om samen met de gespecialiseerde parlementaire commissies te onderzoeken op welke concrete gebieden meer maatregelen nodig zijn, maar ook eventuele negatieve prioriteiten vast te stellen; |
13. | benadrukt dat met de EU-begroting uitsluitend geïnvesteerd wordt in beleid en maatregelen die een meerwaarde hebben voor de EU; wijst erop dat de begroting van de EU, die altijd in evenwicht moet zijn, een veel groter hefboomeffect heeft op de groei en de werkgelegenheid dan de begrotingen van de lidstaten en dat de EU-begroting een groter effect heeft met betrekking tot de stimulering van investeringen, de totstandbrenging van stabiliteit in Europa en het helpen van de EU om de huidige economische en financiële crisis te overwinnen; onderstreept evenwel het feit dat meer investeringen moeten worden aangetrokken, om projecten die van centraal belang zijn voor het economisch herstel en het concurrentievermogen, niet in gevaar te brengen; onderstreept in verband hiermee het feit dat de ontwikkeling van nieuwe, betere financieringsinstrumenten het hefboomeffect van de EU-bestedingen op de groei nog kan versterken, door particuliere investeringen aan te trekken, zodat de beperkingen op nationaal niveau worden gecompenseerd en de overheidsuitgaven worden geoptimaliseerd; |
14. | herinnert eraan dat de nationale begrotingen in de EU tussen 2000 en 2011 gemiddeld zijn toegenomen met 62%, terwijl de betalingen uit de EU-begroting zijn toegenomen met iets minder dan 42%, hoewel de EU is uitgebreid van 15 tot 27 lidstaten; |
15. | zal in het kader van de begrotingsprocedure 2013 specifiek aandacht besteden aan de uitvoering van de begrotingsprioriteiten die het Parlement de voorbije jaren heeft vastgesteld en zal met name van nabij de financiering en de uitvoering volgen van de door alle lidstaten onderschreven Europa 2020-strategie, met name wat de bevordering van het concurrentievermogen en de werkgelegenheid betreft, alsmede van de andere sectorale prioriteiten; |
16. | is tevreden met het feit dat de Commissie in de recentste versie van de financiële programmering voor 2012-2013 rekening met de begrotingsprioriteiten van het EP voor 2012 heeft gehouden door net als in 2011 verhogingen uit het verleden niet te compenseren; vraagt dat deze lijn ook voor de ontwerpbegroting 2013 wordt gevolgd; |
17. | benadrukt het feit dat de maxima voor diverse rubrieken in het huidige financiële kader, met name rubriek 1a (concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid) en rubriek 4 (de EU als mondiale partner), ontoereikend zijn voor de beleidsmaatregelen die het Parlement, de Raad en de Commissie als prioriteiten hebben aangemerkt; wijst er voorts op dat de kredieten voor sommige beleidsmaatregelen diverse keren zijn moeten worden aangepast aan nieuwe doelstellingen en nieuwe taken en dat met andere woorden in bijna elke jaarlijkse begroting gebruik moet worden gemaakt van het flexibiliteitsinstrument; benadrukt niet te zullen aanvaarden dat gevestigde politieke engagementen van de EU in het gedrang komen; herinnert er met name aan dat financiële engagementen die zijn opgenomen in internationale overeenkomsten en/of overeenkomsten tussen de EU en internationale organisaties, moeten worden nagekomen en naar behoren in de ontwerpbegroting moeten worden opgenomen; |
Een begroting voor 2013 ter uitvoering van de programma's en de prioriteiten van de Unie
18. | herinnert eraan dat het meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013 ontworpen was om de welvaart en de levenskwaliteit van de burgers te verbeteren en het potentieel van de uitbreiding ten volle te benutten, maar dat de EU sinds 2008 kampt met een ongeziene crisis, die ook gevolgen heeft gehad voor de jaarlijkse begrotingen; onderstreept in verband hiermee het feit dat het MFK 2007-2013 niet is herzien om rekening te houden met de bijkomende financieringsbehoeften als gevolg van de huidige crisis, maar dat integendeel in elke jaarlijkse begroting sinds 2007 aanzienlijke globale marges onder de algemene maxima van het MFK zijn gelaten en dat alle jaarlijkse begrotingen hierdoor beperkt en zuinig zijn gebleven; benadrukt het feit dat de overeenkomstige betalingen bijgevolg op zijn minst moeten worden verricht volgens de normale begrotingscyclus; herinnert eraan dat betalingskredieten alleen worden onderscheiden van vastleggingskredieten wegens het tijdsverloop in meerjarenprogramma's vóór de feitelijke betaling van de bedragen; |
19. | benadrukt dat er, aangezien 2013 het laatste jaar is van de huidige programmeringsperiode, een inhaalbeweging nodig zal zijn wat de betalingen betreft, zoals altijd het geval is aan het einde van financiële vooruitzichten, door het begin van de voltooiingsfase van de programma's van de periode 2007-2013 en, wat de vastleggingen betreft, om de bedragen te eerbiedigen in de financiële programmering, voor 2013 bijna 152 miljard EUR; herhaalt dat iedere kunstmatige verlaging van het niveau van de betalingen zou betekenen dat contractuele verplichtingen en eerdere vastleggingen van de EU niet tijdig worden nagekomen en ook kan resulteren in moratoire rente en verlies van vertrouwen in het Europees beleid en van geloofwaardigheid van de EU-instellingen; onderstreept daarom dat contractueel verschuldigde bedragen in het kader van de begrotingsdiscipline zo snel mogelijk moeten worden betaald; |
20. | merkt op dat het niveau van de betalingen, dat louter het resultaat is van vroegere vastleggingen en daarom zou moeten worden bepaald aan de hand van technische criteria zoals uitvoeringscijfers, prognoses over het absorptievermogen of het niveau van openstaande verplichtingen (RAL), in de laatste begrotingsprocedures tot het belangrijkste politieke hangijzer in de Raad is uitgegroeid; wijst op het stijgende niveau van de RAL eind 2011: 207 miljard EUR, bijna 7% meer dan eind 2010; zal met het oog op de komende interinstitutionele vergadering over het verschil tussen vastleggingen en betalingen een dialoog starten met de Commissie om volledige duidelijkheid te verkrijgen over de samenstelling van de RAL; dringt er bij de Raad op aan om niet a priori het niveau van de betalingen te bepalen, zonder rekening te houden met de werkelijke behoeften en de wettelijke verplichtingen; merkt voorts op dat een toenemende RAL in feite een slechte zaak is voor een transparante EU-begroting waar duidelijk is hoe vastleggingen en betalingen in een bepaald begrotingsjaar met elkaar verband houden; |
21. | benadrukt dat bij een zuivere "nettobijdrager aan de EU-begroting/netto-ontvanger van EU-begrotingsmiddelen"-benadering onvoldoende rekening wordt gehouden met het feit dat de EU-begroting zeer positieve spill-overeffecten tussen de lidstaten genereert, die de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de EU ten goede komen; is ernstig verontrust door de erg bescheiden stijging van de betalingen in de voorbije twee begrotingen – in de begroting 2012 was de stijging zelfs minder dan de inflatie – terwijl deze periode cruciaal is en alle investeringsprogramma's op volle kracht zouden moeten draaien en het potentieel ervan ten volle zou moeten worden benut; |
22. | benadrukt dat een te lage begroting moet worden vermeden, aangezien dat niet strookt met het beginsel van goed financieel beheer, en dat de kredieten moeten worden afgestemd op realistische ramingen van het absorptievermogen; wijst erop dat een kunstmatige verlaging van het niveau van de kredieten, die niet is afgestemd op de realistische ramingen van de Commissie, ertoe kan leiden dat de mogelijkheden van de laatste fase van de begrotingsuitvoering onderbenut blijven; herinnert eraan dat het door de Commissie in haar ontwerpbegroting voorgestelde niveau van de betalingskredieten vooral wordt bepaald door de eigen ramingen van de lidstaten en door hun uitvoeringscapaciteit, aangezien de lidstaten meer dan 80% van de EU-financiering samen met de Commissie beheren; |
23. | betreurt dat de Raad in december 2011 heeft geweigerd vastgestelde extra behoeften te financieren en dat als gevolg hiervan een aantal betalingsaanvragen, in totaal goed voor meer dan 10 miljard EUR, eind 2011 niet konden worden ingewilligd, hetgeen nu rechtstreekse gevolgen heeft voor de betalingen die beschikbaar zijn voor 2012; vindt het verontrustend dat dit te wijten is aan het feit dat de Raad de uitvoeringsgegevens en de behoeftenbeoordelingen van de Commissie aanvecht, zonder alternatieve gegevens of bronnen aan te reiken; |
24. | is daarom bijzonder bezorgd over de situatie van de betalingen in 2012 en verzoekt de Commissie voorstellen in te dienen, om zo vroeg mogelijk dit jaar een oplossing te vinden, teneinde het probleem niet nogmaals te verschuiven naar later, in 2013; is bovendien van mening dat dit gebruik van kredieten van het komende jaar voor de financiering van behoeften van dit jaar getuigt van slecht financieel beheer en schending inhoudt van het jaarperiodiciteitsbeginsel; spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit dat deze praktijk het principe van de Unie om geen schulden te maken, ondermijnt; |
25. | herhaalt zijn verzoek aan de Raad om tijdens de begrotingsprocedure af te zien van een kunstmatige verlaging van de betalingen en benadrukt dat dit leidt tot een onhoudbaar niveau van de betalingen; verzoekt de Raad, als hij toch een verlaging wil doorvoeren, duidelijk en publiekelijk aan te geven welke programma's of projecten van de EU volgens hem kunnen worden uitgesteld of zelfs geschrapt, en om hier toelichting bij te geven; |
26. | verzoekt de Raad in verband hiermee om in zijn standpunt te kiezen voor een realistische en verantwoordelijke begroting en is van plan om permanent te blijven toezien op de uitvoering van de kredieten en vooral de betalingen voor 2012; verzoekt de Raad om zijn voorbeeld te volgen, zodat de begrotingsautoriteit gebruik kan maken van gemeenschappelijke, geactualiseerde uitvoeringsgegevens en betrouwbare ramingen van de uitgaven kan opstellen; nodigt de Raad en de Commissie daarom uit op een interinstitutionele vergadering op een adequaat politiek niveau in het eerste semester van 2012, om na te gaan welke misverstanden er bestaan op het gebied van uitvoeringscijfers en geraamde betalingsbehoeften en hoe deze kunnen worden opgelost en om samen een inventaris te maken van de situatie van de betalingen voor de begrotingsjaren 2012 en 2013; |
27. | wijst op het belang van financiering voor de Europese toezichthoudende autoriteiten (EBA, EAVB en ESMA) voor een alomvattende tenuitvoerlegging van de agenda inzake financiële regelgeving en de structuren voor toezicht, teneinde crises in de toekomst te vermijden; onderstreept dat financiering voor de Europese toezichthoudende autoriteiten en voor hen werkende onafhankelijke juridische diensten op de begroting prioriteit moeten krijgen; |
28. | is verheugd over het in december 2011 bereikte akkoord over de financiering van de extra kosten van het ITER-project; verzoekt de Commissie met klem de gezamenlijke conclusies van dit akkoord volledig na te leven en concrete voostellen te formuleren voor dit bedrag van 360 miljoen EUR in de ontwerpbegroting voor 2013, met volledige toepassing van de bepalingen van het Financieel Reglement en het IIA van 17 mei 2006 en met uitsluiting van verdere herzieningen in verband met ITER in het MFK; herlaat er sterk van overtuigd te zijn dat de veiligstelling van het bedrag van 360 miljoen EUR in de begroting 2013 niet ten koste mag gaan van de geslaagde uitvoering van ander EU-beleid, met name het beleid dat bijdraagt tot het halen van de doelstellingen van de EU 2020-strategie, tijdens dit laatste jaar van de programmeringsperiode, en verzet zich specifiek tegen herschikkingen die deze begrotingsprioriteit schaden; onderstreept het feit dat de Commissie in haar financiële programmering voorziet in een marge van 47 miljoen EUR in rubriek 1a, hetgeen gedeeltelijk de ITER-behoeften dekt; |
29. | verwacht, gelet op de komende toetreding van Kroatië op 1 juli 2013, dat de herziening van het MFK snel zal worden aangenomen, in overeenstemming met punt 29 van het IIA ("Aanpassing van het financiële kader in verband met de uitbreiding") en verzoekt de Commissie haar voorstel voor de overeenkomstige bijkomende kredieten in te dienen zodra alle lidstaten de toetredingsakte geratificeerd hebben; herhaalt dat de toetreding van Kroatië gepaard moet gaan met de nodige extra financiering, met nieuw geld in plaats van herschikkingen voor de tweede helft van 2013; |
Administratieve uitgaven
30. | neemt kennis van de brief van de commissaris voor Begroting en financiële programmering van 23 januari 2012, waarin de Commissie zich bereid verklaart het aantal posten in haar personeelsformatie al in 2013 met 1% te verminderen, naar behoren rekening houdend met de verschillende gevolgen voor grote, middelgrote en kleine directoraten-generaal; is voornemens een nauwkeurig onderzoek te wijden aan het voornemen van de Commissie om het personeelsbestand van de instellingen en de organen van de EU tegen 2018 te verminderen met 5% ten opzichte van 2013 en herinnert eraan dat dit als een algemene doelstelling moet worden gezien; herinnert eraan dat elke verandering van de personeelsformatie rechtstreekse gevolgen heeft voor de begroting en dat een verandering van de personeelsformatie in geen geval de begrotingsprerogatieven van de Begrotingscommissie en van het Europees Parlement mag aantasten; meent dat bij iedere korte- of langetermijnmaatregel tot inkrimping van het personeelsbestand vooraf een effectbeoordeling moet worden uitgevoerd en onder meer rekening moet worden gehouden met de wettelijke verplichtingen van de Unie en met de uit de Verdragen voortvloeiende nieuwe bevoegdheden en uitgebreide taken van de instellingen; |
31. | herinnert eraan dat nauwe en constructieve interinstitutionele samenwerking tijdens de gehele begrotingsprocedure belangrijk is en bevestigt eens te meer zijn bereidheid om ten volle aan deze samenwerking bij te dragen, in volstrekte overeenstemming met de bepalingen van het VWEU; verwacht dat tijdens de begrotingsprocedure en bij de voorbereiding van de ontwerpbegroting ten volle rekening met deze richtsnoeren wordt gehouden; |
*
* *
32. | verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. |