Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het boekbedrijf in beweging” (initiatiefadvies)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het boekbedrijf in beweging” (initiatiefadvies)

29.6.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 191/18


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het boekbedrijf in beweging” (initiatiefadvies)

2012/C 191/04

Rapporteur: mevrouw ATTARD

Corapporteur: mevrouw VAN LAERE

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 juli 2011 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over het

Boekbedrijf in beweging

(initiatiefadvies).

De adviescommissie Industriële Reconversie (CCMI), die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 12 april 2012 goedgekeurd. Rapporteur was mevrouw Attard; corapporteur was mevrouw Van Laere.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 april gehouden 480e zitting (vergadering van 25 april) onderstaand advies uitgebracht, dat met 156 stemmen vóór en 2 tegen, bij 1 onthouding, werd goedgekeurd.

1. Conclusies en aanbevelingen

1.1 Het boekbedrijf ondergaat in het digitale tijdperk een aantal moderniseringen waarvan de gevolgen niet te onderschatten zijn.

1.2 Een algemene analyse van de rol van het boekbedrijf in de sociale, economische, culturele, wetenschappelijke en artistieke ontwikkeling van Europa, waarbij wordt gekeken naar de rechten en behoeften van alle betrokkenen, dus ook boekhandelaars, schrijvers, wetenschappers, illustrators, de grafische industrie, bibliotheken, organisaties die reproductierechten beheren en consumenten, zou bovenaan de EU-agenda moeten worden gezet. Bij de uitwerking van haar strategieën voor een digitaal Europa mag de Commissie het uitgeversbedrijf niet vergeten.

1.3 De lacunes op het vlak van EU-wetgevings en –beleidsmaatregelen die van invloed zijn op het uitgeversbedrijf moeten zo snel mogelijk worden opgevuld. We denken dan m.n. aan intellectuele eigendom (m.n. auteursrechten) en de handhaving daarvan, belastingen, de informatiemaatschappij en het cultureel beleid.

1.4 Er moet een einde komen aan discriminerende regelingen, waarvan niet alleen sprake is binnen de EU, waar op dit moment de concurrentieverhoudingen worden scheefgetrokken omdat standaardtarieven van toepassing zijn op onlineversies van culturele producten, terwijl het toch om vergelijkbare inhoud gaat, maar ook in vergelijking met de VS, waar onlinepublicaties belastingvrij zijn, zodat het onmogelijk is op gelijke voet te concurreren.

1.5 De grafische sector moet worden aangemoedigd om de voor zijn ontwikkeling kenmerkende economische en technologische modellen drastisch te herzien, door een centrale positie in te nemen in het beheer en de distributie van de informatie, zonder zich te beperken tot de rol van dienstverlener en zulks overeenkomstig het Europees plan voor de grafische sector.

1.6 Het Comité herhaalt hier zijn pleidooi voor de oprichting van een Europese Waarnemingspost die in kaart brengt welke vaardigheden de drukkerijsector nodig heeft (of zal hebben). Aan de hand van die gegevens kunnen werknemers ertoe worden aangezet een beroepsopleiding te volgen, zich om te scholen of van loopbaan te veranderen. Hiertoe dienen overheidsmiddelen te worden vrijgemaakt, met name via het ESF, het EFRO en het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering. Voorts dient met behulp van het KP7 en Horizon 2020 te worden nagegaan hoe de grafische industrie concurrerend kan blijven.

1.7 De manier waarop met intellectuele-eigendomsrechten wordt omgegaan is niet alleen cruciaal om de Europese cultuur, wetenschappen en kunsten tot bloei te brengen en de levenskwaliteit van de Europese burgers te verbeteren, maar is ook de sleutel tot technologische en commerciële innovatie.

1.8 De gebruiker zal pas echt garen spinnen bij de digitale markten als hem een veilige digitale omgeving wordt geboden en hij zelf de controle heeft over zijn persoonsgegevens en privacy.

1.9 Het is een sociale en economische verplichting ervoor te zorgen dat in alle lidstaten zoveel mogelijk mensen van alle leeftijden de vruchten kunnen plukken van de digitale revolutie.

1.10 Via sociale dialoog en collectieve overeenkomsten op nationaal en EU-niveau moet worden gezorgd voor fatsoenlijk werk voor alle werknemers, ook voor werknemers met een zelfstandigenstatuut en werknemers van externe bedrijven.

1.11 Er zijn open, interoperabele normen voor de digitale sector nodig om de concurrentie aan te zwengelen en te voorkomen dat markten worden afgesloten en monopolieposities ontstaan.

1.12 Het Comité hamert op het belang van een meer geïntegreerde interne markt voor diensten in het kader van de Europa 2020-strategie(1). Alleen zo kan het uitgeversbedrijf groeien en meer jobs creëren.

1.13 De Commissie zou de inspanningen van uitgevers en drukkers moeten aanmoedigen, opdat zij blijven streven naar een grotere participatie en de totstandbrenging van een transparant gemeenschappelijk organisatiekader, waarin de economische, sociale, technologische en milieudimensies beter op elkaar aansluiten.

1.14 De Commissie moet de dialoog aangaan met de Europese uitgeverswereld, zodat zij samen een strategie kunnen uitstippelen om de concrete uitdagingen voor gedrukte en elektronische boeken in het digitale tijdperk aan te gaan en zo de concurrentiepositie van de sector te versterken. Het Comité dringt er nogmaals bij de Commissie op aan een groep op hoog niveau in het leven te roepen met vertegenwoordigers van met name de uitgeverswereld, de grafische sector en de papierindustrie, om de vooruitzichten van deze sectoren op het vlak van investeringen en werkgelegenheid te bekijken tegen de achtergrond van de multimediarevolutie.

2. Inleiding en achtergrond

2.1 Als grootste culturele industrie in Europa speelt het boekbedrijf een sleutelrol in de economische, sociale, politieke, ethische, educatieve, artistieke en wetenschappelijke ontwikkeling van Europa. De Europese literatuur behoort tot het voornaamste Europese artistieke en culturele erfgoed en weerspiegelt de enorme Europese verscheidenheid: alle Europese talen, regio's en minderheden komen aan bod en worden bewaard voor het nageslacht. Daarnaast is literatuur ook bevorderlijk voor de interculturele dialoog.

2.2 De Europese uitgevers (EU-lidstaten plus Noorwegen en IJsland) haalden in 2010 een omzet van circa 23,5 miljard euro, publiceerden om en nabij de 525 000 nieuwe titels en verschaften zo'n 135 000 mensen voltijds werk. Het aantal leverbare titels bedroeg nagenoeg 7,5 miljoen. Het boekbedrijf zorgt overigens ook indirect voor banen: Europa telt meer dan 100 000 schrijvers, illustrators en literair vertalers, en meer dan 25 000 zelfstandige boekhandels. Voor een gedetailleerder beeld van de sector zijn meer specifieke gegevens nodig.

2.3 De productieprocessen in het boekbedrijf, van de aankoop tot het redigeren, drukken en verdelen, zijn in de loop der eeuwen ingrijpend veranderd, zij het niet qua opzet. Boeken zelf zijn in wezen niet veranderd, zij zijn nog steeds de creatieve producten die zij altijd waren. Met de opmars van digitale publicaties worden deze processen grondig vernieuwd.

2.4 De belangrijkste creatieve bedrijfstakken vertegenwoordigden in 2008 4,5 % van het bbp van de EU, wat goed was voor 8,5 miljoen banen(2), terwijl de creatieve sector in zijn geheel datzelfde jaar voor 6,9 % van het bbp stond. De uitgeverssector droeg in 2003 met 1,07 % bij tot het bbp van de EU, tegenover 0,41 % voor de radio/tv/film/video-industrie en 0,06 % voor de muziekindustrie.

2.5 Op internationaal niveau is het Europese boekbedrijf meer waard dan dat van de VS, dat de afgelopen jaren een jaarlijkse omzet haalde van 24 à 25 miljard USD (of 17 à 18 miljoen euro). Bovendien staan elk jaar wel 6 tot 8 bedrijven in Europese handen op de lijst van de tien grootste uitgeversgroepen ter wereld. Daar komt nog bij dat de drie grootste internationale boekenbeurzen plaatsvinden in EU-steden, nl. Frankfurt, Londen en Bologna.

2.6 Het maatschappelijke belang van boeken blijkt eens te meer uit een studie van de OESO: kinderen die veel lezen, hebben de meeste kans op succes in het leven. Als drijvende kracht achter meningsvorming, dialoog en de vrijheid van meningsuiting, is het uitgeversbedrijf de hoeksteen van de democratische samenleving.

3. De overstap naar het digitale tijdperk

3.1 De digitalisering heeft tot gevolg dat de boeksector qua dynamiek, betrekkingen en economische en culturele modellen een heel ander aanzicht krijgt.

3.2 De versnippering en diversificatie van de Europese markten voor digitale boeken is groot. De groeicijfers op de ontwikkelde markten liggen erg hoog, maar ook daar is het aandeel van digitale uitgaven te verwaarlozen in vergelijking met gedrukte boeken (gaande van minder dan 1 % tot maximum 5 % van de boekenmarkt). Dat er tot enkele jaren geleden zo weinig schot in de zaak zat was grotendeels te wijten aan het gebrek aan goede draagbare leestoestellen.

3.3 Er zijn echter steeds meer uitgevers die elektronische boeken aanbieden. Na een aantal jaren waarin werd geëxperimenteerd met nieuwe technologie en innovatie, is een ruime waaier aan businessmodellen voor de toegang tot digitale boeken ontstaan. Mensen kunnen hun boeken lezen op hun pc, speciale e-readers, tabletcomputers en smartphones, die steeds verfijnder en gebruiksvriendelijker worden, maar vooral ook steeds betaalbaarder. Bovendien zullen de prijzen van e-readers naar verwachting blijven dalen, wat de markt waarschijnlijk nog zal doen groeien.

3.4 Nieuwe spelers, die in andere opzichten belangrijk zijn voor de eindgebruiker, doen hun intrede: we denken aan zoekmachines/portalen als Google, internetspelers, m.i.v. onlinewinkels zoals Amazone, het bedrijf dat ook de Kindle op de markt brengt, elektronicaproducenten als Apple die zich met het oog op de verspreiding van hun toestellen meer op de contentmarkt gaan richten en hun eigen winkels voor digitale boeken oprichten, en aanbieders van mobiele diensten en internetproviders.

3.5 Digitale boeken zijn een handige manier om kennis, cultuur en ontspanning vlotter toegankelijk te maken, ook voor kwetsbare groepen met leesmoeilijkheden zoals ouderen, gehandicapten en mensen die in een andere dan hun moedertaal lezen.

3.6 Digitale boeken hebben gevolgen voor de ecologische voetafdruk van het uitgeversbedrijf. Papier is een hernieuwbare en recycleerbare grondstof. Hoe het zit met de impact op het milieu van elektronische apparaten moet nog verder worden onderzocht; daarbij dient aandacht te worden besteed aan de grondstoffen en het elektriciteitsverbruik.

3.7 Uitgevers blijven ook in het digitale tijdperk een sleutelrol vervullen: zij houden zich op de eerste plaats bezig met het selecteren van manuscripten en het bewaken van de kwaliteit, ongeacht het formaat waarin een werk wordt uitgegeven. Ook de ervaring van uitgevers op het vlak van redactie en marketing mag niet zomaar overboord worden gegooid.

3.8 De strijd tegen online-inbreuken op het auteursrecht, het investeren in de aanpassingen, het personeel en de technologie waarmee de overstap naar digitalisering gepaard gaat, en het omzetten van bestanden in specifieke formaten, zijn stuk voor stuk nieuwe kostenposten waarmee elektronische uitgaven gepaard gaan. Er wordt bespaard op afdrukken, fysieke opslag en verdeling, wat evenwel minder dan een zesde van de totale kosten vertegenwoordigt; royalty's, redactioneel werk, marketing, distributie, digitale opslag en archivering blijven ook in een digitale context een prijskaartje hebben.

4. Het boekbedrijf in het digitale tijdperk: de uitdagingen

4.1 In 2009 hebben de Raad(3) en de Commissie(4) een Europees Waarnemingscentrum voor namaak en piraterij opgericht om meer inzicht te krijgen in inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (IER)(5).

4.2 Met de auteursrechten wordt de waarde van een culturele sector als de uitgeverij wettelijk erkend. Een evenwichtige auteursrechtenregeling is dan ook van cruciaal belang om investeringen op lange termijn veilig te stellen en auteurs ertoe aan te zetten nieuw werk te produceren.

4.3 Het Comité wijst op de noodzaak van efficiënte handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten, zowel in de offline- als in de onlineomgeving. Piraterij ondermijnt de cultuur en de creativiteit, staat nieuwe ondernemingsmodellen in de weg en belemmert de ontwikkeling van de markt omdat uitgevers en auteurs zich gaan afvragen of hun financiële en intellectuele investeringen wel lonend zullen zijn(6).

4.4 De wetgeving inzake auteursrechten dateert van voor de digitale revolutie; er is dus niet altijd rekening gehouden met de mogelijkheden op het gebied van downloaden, „peer-to-peer file sharing” (uitwisseling van bestanden zonder centrale server) en het beheer van digitale rechten. Deze tekortkoming wordt overigens erkend in de Digitale Agenda voor Europa, die bedoeld is om de internemarktregels aan te passen aan het digitale tijdperk(7). De regels en handhaving verschillen van lidstaat tot lidstaat: een overkoepelende regelgeving op EU-niveau is dan ook noodzakelijk.

4.5 Om het consumentenvertrouwen te versterken moeten geschillen inzake namaak en piraterij snel en op samenhangende wijze kunnen worden beslecht; strenge handhaving is daarbij een vereiste. Die handhaving is geregeld in de Europese wetgeving, nl. in artikel 8, lid 3, van de Richtlijn auteursrechten (2001/29/EG), op grond waarvan de rechthebbenden kunnen verzoeken om een verbod ten aanzien van tussenpersonen wier diensten door een derde worden gebruikt om inbreuk te maken op een auteursrecht, en artikel 8 van de handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) waarbij de rechthebbende het recht wordt toegekend informatie over de identiteit van de inbreukmaker op te vragen.

5. Digitalisering en globalisering in de grafische sector in Europa: de uitdagingen

5.1 De grafische industrie in Europa staat voor grote uitdagingen, die samenhangen met het wijdverbreide gebruik van internet, dat maar blijft toenemen, en de aantrekkingskracht van de nieuwe media die het aanzien van de markt op het vlak van informatie en reclame geleidelijk aan veranderen.

5.2 Andere factoren die hun stempel drukken op de concurrentie zijn enerzijds de goedkope import uit lagekostenlanden (China) van boeken waarbij er geen tijdsdruk is, en anderzijds de grote concentratie van papier- en inktproducenten, waardoor de wereldwijde concurrentiestrijd sterk wordt aangewakkerd. Vooral India en China, waar de prijzen het laagst liggen, zijn geduchte concurrenten. Het Comité benadrukt dat in alle productielanden vergelijkbare sociale en milieucriteria moeten worden gerespecteerd.

5.3 Deze factoren en het ongunstige economische klimaat hebben in bepaalde gevallen tot prijsdalingen geleid en de werkgelegenheid sterk beïnvloed.

5.4 Volgens cijfers van Eurostat uit 2009 telt de Europese grafische industrie 119 000 bedrijven (terwijl dat er in 2007 nog 132 571 waren) die werk verschaffen aan 735 000 mensen (853 672 in 2007) en een omzet halen van meer dan 88 miljard euro (in 2007 bedroeg die omzet nog 110 miljard euro).

5.5 Anderzijds heeft de invoering van het digitaal drukken de samenwerking tussen uitgevers, drukkers en gebruikers op een nieuwe leest werd geschoeid: het is nu mogelijk op verzoek één enkel exemplaar van een boek af te drukken (POD of print on demand).

5.6 Drukkerijen maken zich op om in de waardeketen ook diensten op te nemen als opslag, beheer van gegevensbanken, web- en printdesign en het uitgeven van elektronische boeken. Ook zou de prepressafdeling worden uitgebreid.

5.7 Het Comité staat achter de voorstellen uit het verslag van de Commissie van 2007 over het concurrentievermogen van de Europese grafische industrie. Wel roept het de Commissie op een Europees Comité voor de sociale dialoog op te richten dat de hele sector zou bestrijken. Op dit moment beperkt het formele sociale overleg tussen werkgevers en vakbonden zich tot het nationale en het bedrijfsniveau.

5.8 Het Comité kan zich vinden in de aanbevelingen van Intergraf, m.n. het advies om een onafhankelijke studie op te stellen over de ontwikkeling van de technologie (druktechnieken maar ook mobiele en internettechnologie), demografische invloeden en consumentengedrag.

6. De boekhandel: de uitdagingen

6.1 Het feit dat belangrijke detailhandelaars hun onlineverkoop territoriale beperkingen opleggen zorgt voor problemen. De traditionele distributie moet het steeds vaker afleggen tegen de onlineverkoop van digitale boeken.

6.2 De klassieke boekhandelaars vervullen een belangrijke culturele rol: zij staan persoonlijk in contact met hun klanten, ook online, en leveren diensten die via het internet onmogelijk zijn.

6.3 Vandaag fungeren boekhandels als een showroom voor de consument die daarna zijn aankopen doet via het internet; zij maken met andere woorden gratis reclame waar hun onlineconcurrenten van profiteren. Wel is het een feit dat bepaalde traditionele boekhandelaars zich zouden moeten bijscholen omdat zij te weinig weten over de sociale media; ook zouden zij moeten overstappen op innovatieve methoden voor marketing en selectie. Op het vlak van standaardisering kampt de digitale uitgeverij nog met lacunes: terwijl nagenoeg alle gedrukte boeken een ISBN-nummer hebben, is dat voor elektronische boeken lang niet het geval.

6.4 Europese verenigingen van bibliotheken en boekverkopers moeten nauwer gaan samenwerken om een synergie-effect te bereiken. Digitalisering veroorzaakt wrijving tussen enerzijds de boekhandelaars en uitgevers, die zich zorgen maken om digitale piraterij, en anderzijds de bibliotheken, die het uitlenen van elektronische boeken op grotere schaal willen toepassen. Er moet wettelijk onderscheid worden gemaakt tussen het uitlenen van gedrukte boeken en het uitlenen van elektronische boeken, en er moet op worden toegezien dat alle partijen zich aan de regels houden. De sector moet daarom bekijken hoe bescherming tegen piraterij kan worden ingebouwd en bibliotheken gemakkelijker elektronische boeken kunnen gaan uitlenen en tegelijk een bescherming tegen piraterij in hun systeem kunnen inbouwen.

6.5 Amazon en Apple hebben als verkoopplatform en producent van e-readers (Kindle en iPad) een dubbele monopoliepositie en kunnen alle andere spelers in de sector prijzen en voorwaarden opleggen. Slachtoffer van deze machtspositie van niet-Europese spelers zijn ook de kleine uitgeverijen, die niet sterk genoeg staan om over de door Amazon en Apple opgelegde voorwaarden te onderhandelen.

6.6 Er zijn open, interoperabele normen nodig om de concurrentie aan te zwengelen en te voorkomen dat monopolieposities ontstaan waarbij een aantal grote spelers gebruik maakt van propriëtaire technologie zodat gedeelten van de markt worden afgesloten, omdat hun aanbod. enkel beschikbaar is via hun eigen elektronische apparaten, en vice versa.

7. Belastingheffing en prijsvorming

7.1 In de meeste landen, zowel binnen als buiten de EU, geldt een verlaagd btw-tarief voor de verkoop van gedrukte boeken; dat is te danken aan het feit dat de culturele, educatieve en maatschappelijke waarde van boeken algemeen wordt erkend.

7.2 Op de onlineversies van deze culturele producten is in de EU echter het normale tarief van toepassing, wat neerkomt op concurrentievervalsing: het gaat immers om vergelijkbare inhoud.

8. Bescherming van verweesde en uitverkochte werken(8)

8.1 Het EESC kan zich in het algemeen vinden in de voorgestelde richtlijn voor een rechtskader om wettige en grensoverschrijdende onlinetoegang tot verweesde werken te verzekeren(9).

8.2 Wel is de toegang tot verweesde werken volgens de weinige bestaande wettelijke bepalingen beperkt tot de burgers die op het grondgebied van de lidstaat in kwestie verblijven.

8.3 In artikel 5.2.c van de Richtlijn auteursrechten wordt bepaald dat openbare bibliotheken, onderwijsinstellingen, musea en archieven auteursrechtelijk beschermde werken mogen reproduceren zonder voorafgaandelijke toestemming, als zij daarmee tenminste geen direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven en wordt voldaan aan de voorwaarden van de driestappentoets van de Berner Conventie; voor het openbaar maken van materiaal via het internet op welke andere wijze dan ook is wel toestemming vooraf nodig.

8.4 De uitgeverssector heeft een dialoog opgestart over uitverkochte werken, die heeft geleid tot de ondertekening door alle betrokkenen van een memorandum van overeenstemming over de basisprincipes voor digitalisering en het beschikbaar stellen van uitverkochte werken. Tot nog toe ontbreekt echter het wettelijke kader om de grensoverschrijdende erkenning van vrijwillige overeenkomsten over uitverkochte werken tussen de verschillende betrokkenen mogelijk te maken.

8.5 Als deze dialoog tot een goed einde worden gebracht zal dat een stimulans betekenen voor de ontwikkeling van digitale bibliotheken zoals Europeana en andere openbare instellingen die een publiek belang dienen.

8.6 Het Arrowproject, dat is opgezet door de boeksector en gesteund wordt door de Commissie, is voor de gebruikers een praktische, kostenefficiënte manier om snel en doeltreffend informatie te vinden over de auteursrechtelijke status van een werk.

8.7 Publiek-private partnerschappen tussen bibliotheken en uitgevers kunnen de toegang tot nog verkrijgbare werken vergemakkelijken via digitale bibliotheken. Er is overigens al een heel aantal van dergelijke partnerschappen opgericht.

8.8 De kwestie van het wettelijk depot van elektronische boeken moet door de hele sector worden besproken zodat evenwichtige oplossingen uit de bus komen en de belangen van bibliotheken, die elektronische boeken verzamelen, bewaren en beschikbaar stellen, niet botsen met de noodzaak van bescherming tegen onrechtmatige elektronische verspreiding.

9. Taal en mobiliteit

9.1 Taal kan niet los worden gedacht van het uitgeversbedrijf, wat logischerwijze de nodige consequenties heeft op mobiliteitsvlak, vooral voor kleine en middelgrote uitgeverijen.

9.2 Op de Engelstalige uitgevers na is het voor de hele sector een probleem om zich op de markt van een andere lidstaat te begeven. De meeste uitgeverijen zijn immers kleine of middelgrote bedrijven en publiceren maar in één taal(10).

9.3 Bovendien verhinderen sommige van de nieuwste platforms voor elektronische boeken dat van de ene taal op de andere wordt overgeschakeld. Op de Kindle, de e-reader van Amazon – een Amerikaans bedrijf en de grootste producent van e-readers – is het gebruik van minderheidstalen, waaronder 18 van de 23 officiële EU-talen, onmogelijk. De literatuur van 18 EU-talen wordt daarmee geweerd van het grootste e-boekplatform ter wereld.

10. Consumentenvertrouwen en -voorlichting

10.1 De houding van de consument ten aanzien van boeken verandert: digitale boeken kunnen onmiddellijk en zonder tussenstappen worden aangekocht.

10.2 Bij de uitwerking van beleid inzake intellectuele-eigendomsrechten moet steeds voor ogen worden gehouden dat ook de mening van de consument telt.

10.3 De voorraad gedrukte boeken wordt steeds verder aangevuld met digitale exemplaren. Die ontwikkeling moet echter geleidelijk verlopen en het voortbestaan van de drukkerijsector mag niet in gevaar komen. Veel Europese burgers zijn nog niet vertrouwd met elektronische aankopen en de toegang tot digitale content. Maatregelen om het vertrouwen aan te wakkeren en de digitale kloof te dichten kunnen de sociale integratie helpen bevorderen.

10.4 Het Comité schaart zich achter de Europese consumentenorganisatie (BEUC), die webneutraliteit heeft uitgeroepen tot regelgevingsprincipe. De Commissie moet voortbouwen op de werkzaamheden van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en een bindend instrument aannemen om de webneutraliteit in heel Europa op coherente en doeltreffende wijze veilig te stellen.

11. Markttoegang voor het mkb

11.1 Het overwicht van boekhandelketens overal in de EU maakt dat de kleinere uitgeverijen moeilijker toegang krijgen tot de markt. Uitgevers die financieel niet sterk genoeg in hun schoenen staan om een plaats binnen die ketens te veroveren, blijven ondervertegenwoordigd in de winkelrekken en kunnen dus een groot gedeelte van de klanten niet bereiken.

11.2 Het zijn traditioneel de kleinere uitgevers die aan de wieg staan van innovatie en creativiteit; als hun toegang tot de markt wordt beperkt dreigt de creatieve sector de kop te worden ingedrukt.

11.3 Niche-uitgevers zijn voor hun voortbestaan vaak afhankelijk van subsidies.

11.4 Het bedrijfsleven, en m.n. het mkb, moet investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie(11); dat impliceert dat de nodige wettelijke, bestuurlijke, fiscale en financiële randvoorwaarden in het leven worden geroepen.

11.5 Momenteel doet slechts zo'n 8 % van de Europese mkb-ondernemingen zaken in andere lidstaten. 92 % van de ondernemingen zijn microbedrijven(12) die op zeer uiteenlopende markten opereren; in het kader van de Small Business Act dient daarom meer aandacht uit te gaan naar de specifieke behoeften van deze bedrijven.

11.6 Typerend voor het boekbedrijf is dat het financieel afhankelijk is van een relatief klein aantal bestsellers, die de publicatie van commercieel minder interessante maar vanuit cultureel en maatschappelijk oogpunt essentiële literaire genres mogelijk maken.

11.7 Kleine en middelgrote uitgeverijen kunnen niet zonder financiële en organisatorische ondersteuning: uit het kostenmodel blijkt dat alternatieve literatuur zelden rendabel is. Bovendien beschikken zij meestal niet over de middelen om haalbare voorstellen te doen i.v.m. de toegang tot EU-financiering van O&O.

11.8 Het Comité hamert op het belang van een meer geïntegreerde interne markt voor diensten in het kader van de Europa 2020-strategie(13). Dat is een conditio sine qua non om het boekbedrijf, met inbegrip van de kleine en middelgrote ondernemingen, te doen bloeien en er meer banen te creëren.

Brussel, 25 april 2012

De voorzitter van hetEuropees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON