Home

Ruimtevaartstrategie voor de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2012 naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger (2011/2148(INI))

Ruimtevaartstrategie voor de Europese Unie Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2012 naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger (2011/2148(INI))

6.8.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 227/16


Donderdag 19 januari 2012
Ruimtevaartstrategie voor de Europese Unie

P7_TA(2012)0013

Resolutie van het Europees Parlement van 19 januari 2012 naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger (2011/2148(INI))

(2013/C 227 E/04)

Het Europees Parlement,

gezien titel XIX, artikel 189 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 189, over het beleid inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en het ruimtevaartbeleid waarin in het bijzonder de ontwikkeling van een Europees ruimtevaartbeleid wordt genoemd ter bevordering van de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van het beleid van de Unie,

gezien de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010, met als titel "Europa 2020 – Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" (COM(2010)2020),

gezien zijn resolutie van 16 juni 2010 over EU 2020(1),

gezien de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2010 met als titel "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering – Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen" (COM(2010)0614),

gezien zijn resolutie van 9 maart 2011 over een industriebeleid voor het tijdperk van de globalisering(2),

gezien de mededeling van de Commissie van 4 april 2011 met als titel "Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger" (COM(2011)0152),

gezien de conclusies van de Raad van 31 mei 2011 met als titel "Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de Europese burger",

gezien het witboek van de Commissie van 11 november 2003 met als titel "De ruimtevaart, een nieuwe Europese grens voor een uitbreidende Unie - Een actieplan voor de uitvoering van het Europese ruimtevaartbeleid" (COM(2003)0673),

gezien Beschikking 2004/578/EG van 29 april 2004 betreffende het sluiten van de Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Europees Ruimteagentschap(3),

gezien het verslag van de Commissie met als titel "Tussentijdse evaluatie van de Europese programma's voor radionavigatie per satelliet" (COM(2011)0005),

gezien zijn resolutie van 8 juni 2011 over de tussentijdse evaluatie van de Europese satellietnavigatieprogramma's: beoordeling van de uitvoering, toekomstige uitdagingen en financiële vooruitzichten(4),

gezien zijn resolutie van 20 juni 2007 over de financiering van het Europees programma voor satellietradionavigatie (Galileo) overeenkomstig het interinstitutioneel akkoord van 17 mei 2006 en het meerjarig financieel kader 2007-2013(5),

gezien de mededeling van de Commissie van 29 juni 2011 met als titel "Een begroting voor Europa 2020" (COM(2011)0500),

gezien Verordening (EG) nr. 683/2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma's voor navigatie per satelliet (EGNOS en Galileo)(6),

gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): voor een veiliger planeet (COM(2008)0748),

gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES): uitdagingen en volgende stappen voor de ruimtecomponent" (COM(2009)0589),

gezien Verordening (EU) nr. 911/2010 van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013)(7),

gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap(8),

gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Actieplan inzake toepassingen van het wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS)" (COM(2010)0308),

gezien artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie vervoer en toerisme (A7-0431/2011),

A.

overwegende dat de Europese Unie op grond van artikel 189 van het VWEU een expliciete rol speelt bij de ontwikkeling van een ruimtevaartbeleid ter bevordering van de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van haar beleid;

B.

overwegende dat het ruimtevaartbeleid een essentieel onderdeel is van de Europa 2020-strategie en onlosmakelijk met het kerninitiatief voor het industriebeleid is verbonden;

C.

overwegende dat satellietcommunicatiediensten al ter beschikking staan van de EU-regeringen en -burgers;

D.

overwegende dat dit beleid bijdraagt tot de verwezenlijking van een slimme, duurzame en inclusieve economie door de schepping van hooggekwalificeerde banen en nieuwe mogelijkheden op de markt, de bevordering van innovatie en de verbetering van het welzijn en de veiligheid van de burgers;

E.

overwegende dat de ruimtevaart van strategisch belang is voor Europa en een sleutelelement vormt voor de onafhankelijke besluitvorming en het onafhankelijke optreden van Europa;

F.

overwegende dat de Europese ruimtevaartindustrie een geconsolideerde omzet van 5,4 miljard EUR vertegenwoordigt en meer dan 31 000 hooggeschoolde mensen in dienst heeft;

G.

overwegende dat de Europese satellietcommunicatiesector een sleutelelement vormt voor het behoud van een gezonde Europese ruimtevaartindustrie, aangezien ruim de helft van de omzet in deze sector afkomstig is van de productie of lancering van telecommunicatiesatellieten;

H.

overwegende dat het Europees Parlement altijd zijn volle steun heeft verleend aan het Europese GNSS, geïmplementeerd door middel van de programma's Galileo en EGNOS, die zijn gericht op de verbetering van het dagelijks leven van Europese burgers, een waarborg bieden voor de autonomie en onafhankelijkheid van Europa en een belangrijk aandeel nemen in de wereldwijde hightechmarkt die afhankelijk is van satellietnavigatie;

I.

overwegende dat de EU momenteel afhankelijk is van het Amerikaanse Global Positioning System (GPS), en dat activiteiten met een waarde van ruwweg 7% van het BBP op dit systeem zijn gebaseerd, en overwegende dat Galileo naar verwachting duidelijke voordelen zal bieden ten opzichte van het Amerikaanse GPS-systeem, zoals grotere nauwkeurigheid, globale integriteit, authentificatie en servicegarantie, en dat het daarnaast de Europese Unie strategische autonomie zal geven; neemt kennis van de belangrijke rol die Galileo kan spelen bij de verbetering van mededingingsvermogen en kwaliteit van talrijke diensten in Europa;

J.

overwegende dat de toenemende kosten van het programma, die mede het gevolg zijn van onnauwkeurige kostenprognoses en inadequate strategieën voor kostenbeheer, betekenen dat er binnen het huidige budget alleen ruimte is voor het inzetten van de operationele startcapaciteit (IOC);

K.

overwegende dat de Commissie een voorstel heeft ingediend voor de financiering van Galileo overeenkomstig het meerjarig financieel kader 2014-2020, maar dat het kader niet voorziet in de financiering van het GMES-programma, waardoor de toekomst van dat programma ernstig in het gedrang komt;

L.

overwegende dat de Commissie, voordat er een besluit wordt genomen over nieuwe financiële vastleggingen uit de begroting van de Unie in het volgende meerjarig financieel kader, een duidelijke en gedetailleerde beoordeling moet overleggen van alle mogelijke technische opties en van de bijbehorende kosten en voordelen van zowel Galileo als het GMES-programma;

M.

overwegende dat GMES eveneens een door Europa aangevoerd kernprogramma is dat in dienst staat van de Europese burgers door overheidsinstellingen geografische informatie te leveren om hen te helpen hun beleid op het vlak van onder meer milieubeheer, risicobeheer en burgerbescherming uit te voeren; overwegende dat het GMES-programma moet zorgen voor ononderbroken toegang tot informatie over het milieu en de veiligheid, op basis van blijvende ruimteobservatie- en in-situ-infrastructuur, waardoor optimaal gebruik wordt gemaakt van de in Europa beschikbare middelen;

N.

overwegende dat een geslaagd ruimtevaartbeleid in eerste instantie gekenmerkt wordt door het duurzame concurrentievermogen van de technisch geavanceerde ruimtevaartindustrie, ondersteund door een omvangrijk O&O-programma en bijkomende activiteiten zoals ruimteverkenning, beveiliging van de ruimtevaartinfrastructuur en internationale samenwerking;

O.

overwegende dat de onafhankelijke toegang tot de ruimte gewaarborgd moet zijn om de doelen van het Europees ruimtebeleid te kunnen verwezenlijken, zoals ook de Europese Commissie beklemtoont;

P.

overwegende dat de industriële knowhow in Europa van doorslaggevend belang is voor het welslagen van het ruimtebeleid en de belangrijke bijdrage die de grote Europese programma’s leveren tot Europese eenwording en mededingingsvermogen;

Doelen van de Europese ruimtevaartstrategie

1.

is verheugd over de mededeling van de Commissie met de titel “Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de Europese burger” als eerste stap in de richting van een algemeen en op de gebruiker gericht ruimtevaartbeleid van de Europese Unie ten dienste van haar burgers, beleid en diplomatie; gelooft dat de Europese Unie haar inspanningen moet toespitsen op de ontwikkeling van ruimtediensten op een lager niveau die voordelen opleveren voor de burgers en erop gericht zijn de beleidsvorming en -uitvoering te verbeteren; is van mening dat adequaat gebruik van ruimteprogramma’s zoals Galileo en GMES zou leiden tot aanzienlijke besparingen in de betrokken sectoren en tot voordelen verderop in het proces voor regio's en de lokale gemeenschappen;

2.

benadrukt dat het ruimtevaartbeleid een realistisch beleid moet zijn met als doel het dagelijks leven van de Europese burgers te verbeteren, nieuwe economische groei mogelijk te maken, innovatiemogelijkheden te ontsluiten en wetenschappelijke vooruitgang van uitmuntende kwaliteit te ondersteunen; benadrukt dat ruimtevaartoplossingen gebaseerd op ultramoderne technologieën en een competitieve Europese industrie van wezenlijk belang zijn voor het aanpakken van de grote uitdagingen in onze hedendaagse samenleving, zoals natuurrampen, het beheer van natuurlijke hulpmiddelen en klimaattoezicht, de ontwikkeling van de telecommunicatiesector en het aanmoedigen van ter zake dienende toepassingen op het gebied van het beleid inzake klimaatverandering, ruimtelijke ordening, milieubeheer, landbouw, maritieme veiligheid, visserij en vervoer;

3.

wijst op de belangrijke rol van satellietnetwerken voor de invoering van breedbandinternet in de hele EU uiterlijk in 2013 en bijgevolg de verwezenlijking van de doelen die zijn opgenomen in de digitale agenda van de EU;

4.

is verheugd over het voornemen van de Commissie om een industrieel ruimtevaartbeleid vast te stellen dat op de specifieke behoeften van elke subsector toegesneden is; wijst er wel op dat dit beleid niet alleen met het ESA en de lidstaten maar ook met het Europees Parlement moet worden afgestemd;

5.

is van mening dat de Europese Unie verantwoordelijk is voor de coördinatie en de consolidatie van nationaal ruimtevaartbeleid en nationale ruimtevaartprogramma's met het oog op de ontwikkeling van een samenhangende Europese aanpak in samenwerking met alle relevante belanghebbenden; wijst erop dat deze benadering gericht moet zijn op ondersteuning van een stevige, mededingingskrachtige en onafhankelijke Europese industriële grondslag en op consolidatie van een industriebeleid dat in staat is op middellange en lange termijn ruimtevaartsystemen te ontwerpen, ontwikkelen, op gang brengen, in bedrijf houden en uitbaten, met inbegrip van financiële en wetgevende mechanismen;

6.

is verheugd dat de strategie als doel heeft de ruimtevaartinfrastructuur van Europa uit te breiden en het onderzoek sterker te ondersteunen om de technologische onafhankelijkheid van de Europese industriebasis te doen toenemen, de kruisbestuiving tussen de ruimtevaartsector en andere industriële sectoren aan te moedigen en innovatie te bevorderen als aandrijvende kracht van het Europees concurrentievermogen;

7.

merkt echter op dat in de mededeling van de Commissie weliswaar prioritaire acties worden genoemd, maar dat deze gedeeltelijk enigszins onduidelijk blijven; benadrukt dat deze acties duidelijker moeten worden omschreven en dat een beoordeling moet worden gegeven van alle technische opties en de bijbehorende kosten, gevaren en voordelen, en van de maatschappelijke gevolgen, o.m. van alle mogelijke gevolgen voor de Europese industriebasis en het Europees industriebeleid; is van mening dat met name een Europees ruimteprogramma zich moet toespitsen op domeinen met een toegevoegde waarde voor Europa, en versnippering van inspanningen alsook overlappingen met activiteiten van het ESA moet vermijden;

8.

benadrukt de noodzaak van duidelijke beheersstructuren in verband met ruimtevaartbeleid, met optimale gebruikmaking van de in Europa beschikbare competenties, met doeltreffende mechanismen voor toezicht en coördinatie, met als doel de prioriteiten op elkaar af te stemmen en ervoor te zorgen dat de middelen uit nationale en Europese-Uniefondsen, van het ESA en andere Europese agentschappen die zich met de ruimte bezig houden en voor de EU relevant zijn, verantwoord worden beheerd;

9.

wijst erop dat tijdens de zeven bijeenkomsten van de Raad "Ruimtevaart" tot dusver slechts éénmaal zijdelings is verwezen naar het vervoer in Europa en dat de betekenis van een ruimtevaartbeleid dat ten goede komt aan het vervoer niet in bijzonderheden is behandeld tijdens de beraadslagingen van de Raad "Ruimtevaart" zoals die tot uitdrukking komen in het resultaat van de besprekingen;

10.

onderstreept dat er meer besef moet komen van het feit dat essentiële sectoren afhankelijk zijn van de ruimte, en moedigt de lidstaten en de Commissie meer aandacht te schenken aan de betekenis van de ruimte;

11.

herinnert eraan dat de vervoerssector een sleutelrol moet vervullen bij de verwezenlijking van de EU 20-20-20-doelen voor wat betreft CO2-emissies en energieverbruik en van de doelen van de Europa 2020-strategie, en dat er geen duurzame groei mogelijk is zonder een efficiënte vervoerssector;

12.

is van mening dat er een ruimtevaartstrategie voor de Europese Unie nodig is om te waarborgen dat ruimtetechnologie ten volle bijdraagt tot veiliger en efficiënter beheer en sturing van het verkeer in alle vervoerssectoren;

13.

is het met de Commissie eens dat Europa onafhankelijke toegang tot de ruimte moet blijven houden om de doelen van zijn ruimtebeleid te kunnen verwezenlijken en te kunnen blijven profiteren van de neveneffecten van de ruimtevaarttoepassingen; spoort de Commissie dan ook aan om concrete voorstellen te doen op het strategische gebied van de draagraketten en hieraan in het kader van het industriebeleid voor de ruimtevaart bijzondere aandacht te besteden;

14.

wijst erop dat het vraagstuk van lanceerinstallaties binnen het ruimtebeleid een bijzonder belangrijke dimensie heeft en onderstreept de noodzaak van een nieuwe impuls voor het Europese beleid op dit gebied, gezien de huidige wereldwijde kritieke situatie ten aanzien van lanceerinstallaties;

De kernprojecten Galileo en GMES

15.

is van mening dat Galileo een kernprogramma van de Europese Unie is, evenals het eerste satellietnavigatiesysteem ter wereld dat voor civiele doeleinden is ontworpen en de Unie onafhankelijkheid zou kunnen verlenen in een strategisch belangrijke sector;

16.

verzoekt de Commissie om op gepaste wijze het wetgevings- en financieel kader te voltooien, in het bijzonder met het oog op het financieel kader 2014-2020, de ontwikkeling van een doeltreffende beheersstructuur en de invoering van Galileo-diensten en van voorschriften betreffende aansprakelijkheid; benadrukt dat in dit kader, om Galileo operationeel te maken en het programma volledig te kunnen gebruiken:

beginselen voor het beheer van de toekomstige activiteiten van Galileo moeten worden vastgesteld;

de organisatiestructuur van het programma globaal moet worden gestroomlijnd;

17.

is van mening dat de initiële operationele capaciteit, waarmee de eerste diensten kunnen worden geleverd, uiterlijk in 2014 voltooid moet zijn, om ervoor te zorgen dat Galileo daadwerkelijk de tweede GNSS-referentieconstellatie wordt voor fabrikanten van ontvangers; is er verheugd over dat er op 21 oktober 2011 vanaf de Europese lanceerbasis Kourou twee operationele satellieten voor validatie in een baan om de aarde zijn gebracht;

18.

is ervan overtuigd dat het doel van volledige operationele capaciteit, waarbij wordt uitgegaan van een constellatie van 27 satellieten plus een passend aantal reservesatellieten en adequate infrastructuur op de grond, een vereiste is om Galileo de meerwaarde te geven in termen van authentificatie, grote nauwkeurigheid en ononderbroken service en dus voor het binnenhalen van de economische en maatschappelijke voordelen; vreest dat de door Galileo opgebouwde voorsprong verloren gaat als het systeem niet op tijd wordt voltooid en als de diensten niet op de juiste wijze op de markt worden gebracht en worden geïnternationaliseerd; is van mening dat duidelijke en eenduidige steun van alle Europese instellingen voor het bereiken van de volledige operationele capaciteit (FOC) nodig is om gebruikers en investeerders te verzekeren van de betrokkenheid van de Europese Unie op lange termijn;

19.

is van mening dat het toekomstig financieel plan voor Galileo waarborgen voor de lange termijn en continuïteit moet bieden, onder meer met het oog op de exploitatie- en onderhoudskosten en de kosten voor reserveonderdelen;

20.

roept de Commissie en het GNSS-Agentschap van de EU dringend op om veel meer te doen voor de vergroting van de geïnformeerdheid over GNSS onder potentiële gebruikers en investeerders, om het gebruik van op GNSS gebaseerde diensten te bevorderen, en om de vraag naar deze diensten in Europa in kaart te brengen en te concentreren;

21.

is er sterk van overtuigd dat aanvullende financiering voor GNSS alleen kan worden verzekerd als het bewustzijn van de economische en maatschappelijke voordelen die GNSS oplevert voor economie en maatschappij van de Unie aanzienlijk wordt versterkt bij besluitnemers en het burgers in het algemeen; juicht concrete initiatieven toe, zoals de ideeënwedstrijd Galileo Masters;

22.

brengt in de herinnering dat het EGNOS-programma werkelijkheid is geworden en reeds operationeel is; is ervan overtuigd dat dit programma volledig moet worden benut en dat op concrete wijze munt moet worden geslagen uit de toepassingen hiervan; wijst erop hoe belangrijk het is dat EGNOS voor de EU als geheel geldt, teneinde de interne luchtvaartmarkt te consolideren, en onderstreept de noodzaak om het systeem uit te breiden in het zuiden, oosten en zuidoosten van Europa, het Middellandse-Zeegebied, Afrika en het Noordpoolgebied;

23.

onderstreept dat Galileo en EGNOS van essentieel belang zijn bij de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees luchtruim en bij de verdere ontwikkeling van een veilig en rendabel luchtverkeersbeheer in Europa, en dringt daarom aan op de vaststelling van een ambitieus en bindend tijdschema, in combinatie met stabiele financiering van onderzoek en innovatie, die technologische vooruitgang en de groei van de industriële capaciteit zullen waarborgen, en tevens op het vergemakkelijken van de toegang van het MKB tot financiering, met als doel de uitvoering van deze twee programma's als voorwaarde voor een spoedige start van het gemeenschappelijke Europese luchtruim, daar dit een essentiële strategische stap vormt naar meer Europese integratie en een sterkere Europese interne markt;

24.

is van mening dat bevordering van het gebruik van EGNOS en Galileo in de burgerluchtvaart een strategische vereiste is voor de toepassing van SESAR, vooral wat betreft het gebruik ervan bij landingsprocedures en op kleine luchthavens;

25.

roept de lidstaten op opnieuw hun inzet te bekrachtigen voor ruimteprojecten van de EU zoals SESAR, die van vitaal belang zullen blijken voor toekomstige groei en werkgelegenheid in diverse sectoren;

26.

verzoekt de Commissie en de lidstaten transparantie bij de financiering en samenwerking tussen militaire en civiele strategieën voor het gebruik van de ruimte te waarborgen;

27.

onderstreept dat Galileo en EGNOS van vitaal belang zijn voor een efficiënt en in milieuopzicht duurzaam beheer van het wegverkeer, tolheffingssystemen, eCall en systemen voor plaatsbepaling zonder tijdsverschil, alsmede toekomstige digitale tachografen;

28.

onderstreept dat toezicht op vervoer van gevaarlijke en verontreinigende stoffen een prioriteit zou moeten vormen bij satellietsystemen voor waarneming en navigatie;

29.

is van mening dat GMES eveneens een kernprogramma van de Europese Unie is, dat een cruciale rol speelt bij het observeren van de aarde; onderstreept dat GMES een significante bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen doordat het informatie kan opleveren voor de bestrijding van de klimaatverandering en de ondersteuning van de groei en de groene economie, alsook van langetermijninvesteringen in technologie en infrastructuur; onderstreept nogmaals het belang van de GMES als wezenlijk wapen in de strijd tegen de klimaatverandering en de aantasting van het milieu; wijst erop dat de GMES, door het vergaren en bestuderen van informatie op nationale, regionale en wereldschaal, de mogelijkheid zal bieden nauwkeurige en nuttige gegevens te extrapoleren voor: de waarneming van lucht, zee en land, de civiele bescherming, risicopreventie, systemen voor vroegtijdige waarschuwing, rampenbeheersing en wederopbouwmaatregelen na milieu- en natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, zee- en kustbewaking, landbouwontwikkeling, water- en bodembeheer en regionale planning, daarbij gebruik makend van innoverende technologieën voor milieubeoordeling en -rapportage die een combinatie van ruimteobservatie en in-situgegevens mogelijk maken;

30.

verzoekt de Commissie met klem het wetgevingskader af te ronden en een voorstel voor daadwerkelijke sturing van de diverse niveaus van ontwikkeling en beheer van het programma in te dienen door gebruik te maken van de deskundige kennis waarover overheidsorganen in de EU, met inbegrip van EU-agentschappen en de particuliere sector beschikken, met het oog op ontwikkeling en coördinatie van op de gebruiker gerichte diensten; verzoekt de Commissie en de andere instellingen met klem de financiering van het GMES-programma op te nemen in het meerjarig financieel kader 2014-2020; herhaalt dat de integratie van de GMES in het Meerjarig Financieel Kader zou voorkomen dat de investeringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek al zijn gedaan voor diensten en informatie verloren gaan; wijst erop dat de tot op heden gedane investeringen zonder financieel plan voor economische ondersteuning op de lange termijn geen vruchten zullen afwerpen; is van mening dat het verzoek aan de lidstaten de kosten van op gang brengen en het jaarlijkse onderhoud van het programma te blijven betalen ertoe zou kunnen leiden dat de kosten op lange termijn stijgen, dat de toegang tot de verkregen informatie en de voordelen niet voor alle burgers gelijk zijn, dat het programma zelf waarschijnlijk wordt stopgezet, dat bijgevolg de verspreiding van gegevens stilvalt en, tot slot, dat wij afhankelijk blijven van niet-Europese ruimte-infrastructuur, waardoor de ondernemingen van de sector in een economisch onzekere situatie worden gedrongen;

31.

wijst erop dat de totale kosten van de GMES al tot 2013 zijn gedekt (in totaal 3 miljard euro, waarvan 2,3 miljard euro voor satellieten en 700 miljoen euro voor diensten) en dat de geraamde operationele kosten van het programma tussen 2014 en -2020 gemiddeld 850 miljoen euro belopen; verzoekt de Commissie publiek-private partnerschappen te bevorderen en meer particulier kapitaal aan te trekken;

32.

verzoekt de Commissie een sturings- en financieringsprogramma voor de lange termijn voor te stellen dat gebaseerd is op het onderzoek van alle mogelijke alternatieven en een operationele organisatie op te zetten die zorgt voor het behoorlijke beheer en de verstrekking van gegevens vanuit de diensten om het succes voort te zetten dat het programma momenteel kent en om het doel te verwezenlijken met ingang van 2014 volledig operationeel te zijn; is van mening dat dit moet worden gekoppeld aan een gemeenschappelijk Europees gegevensbeleid om ervoor te zorgen dat bestaande gegevens daadwerkelijk vrij toegankelijk en beschikbaar zijn; is van mening dat moet worden vastgesteld welke overeenkomsten met de nationale agentschappen moeten worden gesloten voor een maximaal interoperabiliteitsniveau van het systeem en om de continuïteit en het beheer te optimaliseren; meent dat het noodzakelijk is onderscheid te maken tussen enerzijds wetenschappelijk en commercieel gebruik en anderzijds de ontwikkelingsactiviteiten door het ESA en de stationeringsactiviteiten, operaties en systeemontwikkeling waarvoor Europese structuren en specifieke competenties vereist zijn;

33.

erkent de sociale voordelen van de diensten die de GMES levert aan de gebruikers, voor wie de continuïteit en de duurzaamheid van cruciaal belang zijn om optimaal gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden van de observatie-infrastructuur waarin het programma voorziet;

Een beveiligde ruimte ter verwezenlijking van de veiligheids- en defensiedoelstellingen

34.

staat achter de ideeën van de Commissie over de versterking van het onderdeel veiligheid van het GMES-programma voor de bewaking van de grenzen, de ondersteuning van het externe optreden van de Unie, de maritieme surveillance, complexe noodgevallen, humanitaire hulp en civiele bescherming enz., waarbij rekening moet worden gehouden met de gevoeligheid van de verwerkte gegevens en met de noodzaak om de privacy en andere rechten van de burger te beschermen;

35.

is van mening dat het ruimtevaartbeleid tevens het beleid inzake beveiliging van de kritische Europese ruimtevaartinfrastructuur en de veilige recycling van afgedankte installaties moet omvatten; erkent dat de Europese economie, politiek en maatschappij steeds afhankelijker worden van ruimtevaartinfrastructuur en wijst erop dat deze kritische infrastructuur van wezenlijke betekenis is voor uitbreiding van de zelfbeschikking van de Europese besluitvorming; is van mening dat het opzetten van een Europees ruimtecontrolesysteem dat leidt tot situatiekennis in de ruimte ("space situational awareness") zou bijdragen tot de bescherming van belangrijke Europese ruimte-infrastructuur tegen het risico van botsingen tussen ruimtevaartuigen of met ruimteschroot of aardscheerders, en tegen de risico's in verband met ruimtemeteorologie; is van mening dat alle nieuwe Europese programma's moeten worden gebaseerd op de bestaande capaciteiten, competenties en infrastructuur, waarin alle lidstaten hebben moeten investeren, en dienen te leiden tot de ontwikkeling van thans ontbrekende capaciteiten;

36.

is van mening dat een maximaal gebruik van satellietcommunicatiediensten het concurrentievermogen van de Europese productiebedrijven rechtstreeks zal steunen, de grondslag van de bedrijfstak in Europa zal aanmoedigen en een antwoord zal bieden op de volgende belangrijke beleidsdoelstellingen:

de invoering van breedbandinternet in de hele EU, onder meer voor diensten van de volgende generatie, aangezien satellietnetwerken een essentieel onderdeel vormen van de combinatie van technieken die nodig is om de doelstellingen van de digitale agenda van de EU te verwezenlijken;

de tenuitvoerlegging van duurzaam, veilig en intelligent vervoer te land, ter zee en in de lucht;

de optimalisering van de bijdrage van de EU aan samenwerkingsprogramma's met ontwikkelingslanden en consolidering van de EU-bijdrage aan verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen;

de garantie van een gepast optreden van de EU bij toekomstige rampen binnen en buiten de EU;

Onderzoek en innovatie stimuleren

37.

is van mening dat de Europese Unie, indien zij onafhankelijk moet optreden en moet beschikken over een mededingingskrachtige ruimtevaartindustrie die in staat is op eerlijke voorwaarden te concurreren met niet-Europese industrieën, een solide basis van kennis en technologie nodig heeft voor een optimaal gebruik van ruimtegerelateerde toepassingen in dienst van de burger; benadrukt dat een wetgevings-, administratief en financieel kader van wezenlijk belang zijn voor de investeringen van de industrie in onderzoek en innovatie; is van oordeel dat de EU investeringen moet doen om de toegang van Europa tot de ruimte en de infrastructuur die zich in een baan om de aarde bevindt te garanderen;

38.

benadrukt het belang van een strategie voor onderzoek en innovatie op het gebied van het ruimtevaartbeleid waarmee de technologische vooruitgang, de industriële ontwikkeling en het concurrentievermogen van de EU worden gewaarborgd en in de EU werkgelegenheid wordt geschapen; is van mening dat een Europees O&O-beleid voor de ruimtevaart de beschikbaarheid van benodigde naar behoren uitgerijpte technologieën moet garanderen, met het vereiste niveau van onafhankelijkheid en op competitieve voorwaarden; verzoekt de Commissie een strategisch tijdschema op te stellen om ervoor te zorgen dat de inspanningen van de Europese Unie op het gebied van O&O een samenhangend geheel vormen met de inspanningen van het ESA en de lidstaten wat betreft alle benodigde technologieën, vaardigheden en double-sourcing om een sterke concurrentiepositie en onafhankelijkheid voor Europa te bereiken, toegang tot de internationale markten te verkrijgen en de risico's van de Europese programma's te verkleinen;

39.

wijst op de noodzaak mechanismen en programma's te ontwikkelen om een impuls te geven aan de markt voor van Galileo, EGNOS en GMES afgeleide toepassingen en diensten, evenals voor de telecommunicatiesector en voor de diensten die medegebruik zullen maken van de verschillende ruimtediensten, waardoor op doeltreffende wijze op de behoeften van de burgers wordt ingespeeld;

40.

meent eveneens dat de onafhankelijke toegang tot de ruimte, om Europese onafhaankelijkheid en concurrentievermogen te consolideren, op betaalbare voorwaarden behouden moet blijven, door het gebruik van Europese draagraketten te bevorderen en de relevantie van de operationele en industriële organisatie te onderzoeken ten opzichte van de gemeenschappelijke eisen, en spoort de Commissie daarom aan concrete voorstellen te doen ten behoeve van de strategische subsector draagraketten en daaraan in het kader van het ruimtevaartindustriebeleid bijzondere aandacht te schenken;

41.

verzoekt de Commissie de financiële en praktische eisen op gepaste wijze in de toekomstige kaderprogramma's voor onderzoek aan te pakken; is met name van mening dat het onderzoek naar en de ontwikkeling van ruimtegerelateerde toepassingen moeten worden opgenomen als essentiële ondersteunende technologieën voor een aantal sectorale onderzoeksgebieden, zoals klimaatverandering, milieu, vervoer, landbouw enz. en niet als het afzonderlijke onderwerp ruimte;

42.

verzoekt de Commissie om in samenwerking met het ESA de alternatieven voor ruimteverkenning te bestuderen, met inbegrip van de mogelijke kosten en voordelen ervan; is in dit verband van mening dat een gemeenschappelijke strategie met de internationale partners moet worden ontwikkeld door middel van een samenwerkingsovereenkomst die gebaseerd is op algemene consensus van alle belanghebbende partijen en op redelijke bijdragen van de Europese Unie;

Internationale samenwerking

43.

herhaalt dat internationale samenwerking met vredelievende doeleinden een van de fundamentele waarden van de Europese Unie vormt en ten grondslag ligt aan haar beleid; is van mening dat Europese kennis van techniek, infrastructuren en diensten, geavanceerde wetenschappelijke, technische en industriële kennis, zo goed mogelijke toegang tot gegevens voor Europese gebruikers, delen van kennis en interoperabele ontwikkeling van toepassingen die nuttig zijn voor het aanpakken van de omvangrijke maatschapplijke problemen waarmee Europa en de wereld momenteel worden geconfronteerd, door internationale samenwerking moeten worden bevorderd; wijst erop dat de Europese Unie op ruimtevaartgebied voorop moet lopen en mondiaal gezien een wezenlijke strategische rol moet blijven spelen, met name bij de internationale onderhandelingen over een systeem voor "space situational awareness" en verkenning van de ruimte; benadrukt dat de werkzaamheden in het kader van het ruimtebeleid op doeltreffender wijze kunnen worden volbracht door middel van industriële samenwerkingsverbanden en de verdeling van de investeringen over de grote programma's, zoals het Internationaal Ruimtestation;

44.

beklemtoont dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat de EU bij toekomstige rampen binnen en buiten de EU op gepaste wijze kan optreden;

45.

verzoekt de Commissie om in overleg met de lidstaten en het ESA een internationale samenwerkingsstrategie te ontwikkelen om de dialoog op het gebied van het ruimtevaartbeleid met de strategische partners (Verenigde Staten, de Russische Federatie en Japan) te versterken en te onderzoeken of een soortgelijke dialoog met andere opkomende machten zoals China, India en Brazilië op gang kan worden gebracht;

46.

herinnert de beleidsmakers van de Europese Unie eraan dat het merendeel van de institutionele markten in de wereld helaas niet openstaat voor internationale concurrentie en dat de beoogde internationale samenwerking moet stoelen op voorwaarden die faire uitwisseling mogelijk maken;

47.

beklemtoont dat internationale samenwerking, met name op het gebied van research, alleen wenselijk is als er sprake is van wederkerigheid en wederzijds voordeel; betreurt dat de institutionele markten van onze voornaamste concurrenten niet toegankelijk zijn voor ondernemingen uit het buitenland en dus ook uit Europa;

Betrekkingen tussen de Europese Unie en het ESA

48.

herinnert eraan dat krachtens artikel 189 VWEU, de Europese Unie elke nuttige relatie met het ESA aangaat met het oog op de vaststelling van de wederzijdse verantwoordelijkheden zonder overlappingen wat betreft taken en investeringen;

49.

is van mening dat de betrekkingen tussen de Unie en het ESA en de nationale agentschappen vanwege de sterkere betrokkenheid van de Unie bij de sector ruimtevaart, opnieuw moeten worden omschreven, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat de technische expertise en kennis op het gebied van programmering van het ESA en de nationale agentschappen van wezenlijk belang zijn voor het behoud van de technologische capaciteiten en het concurrentievermogen van de Europese industrie en dat de Europese Unie zich zou kunnen concentreren op de operaties, de ontwikkelingen en de continuïteit van de ruimtesystemen die voor de EU noodzakelijk zijn en op de internationale expansie van de markten en de vraag van gebruikers;

50.

spoort de Commissie aan haar rol als politiek aansturings- en controleorgaan te vervullen tegenover organisaties die in opdracht van haar werken;

*

* *

51.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.