Home

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2009

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2009

TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) was het niet langer mogelijk technische instandhoudingsmaatregelen op voorlopige basis in de jaarlijkse verordening inzake vangstmogelijkheden op te nemen. Die verordening kan namelijk alleen maatregelen betreffende de vaststelling en de toewijzing van de vangstmogelijkheden bevatten, terwijl de zogenoemde “daaraan verbonden voorwaarden”, die wel van belang zijn voor de benutting van de vangstmogelijkheden, maar daar niet functioneel mee samenhangen, volgens de medebeslissingsprocedure moeten worden vastgesteld.

Daarom diende de Commissie in 2008 een voorstel in voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen[1], die bedoeld was om Verordening (EG) nr. 850/98 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen[2] te vervangen en permanent uitvoering te geven aan de technische maatregelen die op voorlopige basis in de jaarlijkse verordening inzake vangstmogelijkheden waren opgenomen. Hierover kon evenwel geen politiek akkoord worden bereikt en in oktober 2010 werd dit voorstel ingetrokken.

Om te garanderen dat de technische instandhoudingsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 43/2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden[3] ook nog bleven gelden op en na 1 januari 2010, stelde de Raad Verordening (EG) nr. 1288/2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011[4] vast. Die verordening voorzag in de voortzetting, op voorlopige basis, van de technische maatregelen gedurende 18 maanden tot en met 30 juni 2011. De looptijd van die maatregelen werd met nog eens 18 maanden verlengd bij Verordening (EU) nr. 579/2011[5], aangezien het ook dan niet mogelijk was om ze uiterlijk op 30 juni 2011 op te nemen in de bestaande Verordening (EG) nr. 850/98 betreffende technische maatregelen (of in een nieuwe verordening ter vervanging daarvan).

De Commissie is voornemens Verordening (EG) nr. 850/98 te herzien na, en in overeenstemming met, de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, waarover momenteel onderhandeld wordt. Daardoor is het niet mogelijk om een nieuwe verordening betreffende technische maatregelen klaar te hebben voor inwerkingtreding op 1 januari 2013. Er moet dus een oplossing worden gevonden waardoor de voorlopige technische maatregelen ook na 31 december 2012 blijven gelden, zodat er tijd ontstaat om een nieuw kader voor technische maatregelen te ontwikkelen.

De technische maatregelen die in Verordening (EG) nr. 43/2009 zijn opgenomen, zijn van belang voor de duurzame visserij. Daarom moet de continuïteit ervan worden gegarandeerd. Stopzetting van deze maatregelen (zelfs tijdelijk) zou negatieve gevolgen hebben voor de instandhouding van de betrokken visbestanden en voor het ecosysteem van kwetsbare diepzeehabitats en zeevogels, onder meer in een aantal NATURA 2000-gebieden die bij Richtlijn 92/43/EEG[6] op het Europese grondgebied zijn ingesteld en in gebieden die zijn gesloten om kwetsbare habitats in internationale wateren te beschermen. Stopzetting zou ook inhouden dat een aantal gerechtvaardigde en aanvaarde afwijkingen van Verordening (EG) nr. 850/98 niet langer meer van toepassing zou zijn.

Voorts moeten op basis van het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) kleinere wijzigingen worden aangebracht in technische maatregelen die niet coherent zijn met of ingaan tegen de maatregelen van Verordening (EG) nr. 850/98.

Ook moeten bestaande maatregelen van Verordening (EG) nr. 43/2009 worden bijgewerkt overeenkomstig de aanbeveling van de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) en moeten bepaalde technische maatregelen worden opgenomen om de teruggooi van pelagische soorten in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan te verminderen, zoals dit tussen Noorwegen, de Faeröer en de EU in 2010 is overeengekomen, maar nog niet in EU-wetgeving is omgezet.

Daarom wordt het dienstig geacht Verordening (EG) nr. 850/98 te wijzigen om daarin de betrokken technische maatregelen op te nemen en, waar mogelijk, duidelijk verouderde bepalingen van zowel Verordening (EG) nr. 850/98 als Verordening (EG) nr. 1288/2009 te schrappen.

2.           UITKOMST VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Het was niet nodig belanghebbende partijen te raadplegen of een effectbeoordeling uit te voeren. Voor het in 2008 door de Commissie voorgelegde voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instandhouding van visbestanden via technische maatregelen werd een effectbeoordeling verricht[7]. Het onderhavige voorstel betreft voornamelijk bestaande maatregelen die reeds in het voorstel van 2008 waren opgenomen en dus onder de effectbeoordeling voor dat voorstel vallen. Gezien de ontwikkelingen die zich sinds 2008 hebben voorgedaan, moeten de meeste maatregelen waarop het onderhavige voorstel betrekking heeft, worden bijgewerkt, maar verandert er in wezen niets. Andere maatregelen vloeien dan weer voort uit internationale verplichtingen, zodat er geen effectbeoordeling vereist is.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

· In hoofdzaak wordt beoogd te voorkomen dat de betrokken technische maatregelen eind 2012 worden stopgezet, wat voor de instandhouding van de betrokken bestanden negatieve gevolgen zou hebben en een weerslag zou hebben op het ecosysteem. Het voorstel zal voor die maatregelen rechtszekerheid bieden nu er, als onderdeel van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid, aan een nieuwe kaderverordening betreffende technische maatregelen wordt gewerkt.

· Rechtsgrondslag

Artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

· Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt.

· Evenredigheidsbeginsel

Dit voorstel bevat zowel bestaande technische maatregelen die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 43/2009, als wijzigingen in maatregelen die reeds bestaan in Verordening (EG) nr. 850/98; bijgevolg zullen geen problemen ten aanzien van het evenredigheidsbeginsel ontstaan.

· Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: verordening van het Europees Parlement en de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: een verordening moet worden gewijzigd bij een verordening.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde maatregel brengt geen extra uitgaven voor de Unie mee.

2012/0158 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2009

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[8],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad van 27 november 2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011[9] en het besluit tot wijziging daarvan, namelijk Verordening (EU) nr. 579/2011 van 8 juni 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen[10], voorzien, op voorlopige basis tot en met 31 december 2012, in de voortzetting van bepaalde technische maatregelen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften[11].

(2)       Er zal een nieuw kader voor technische instandhoudingsmaatregelen worden ingesteld en in afwachting daarvan is het gerechtvaardigd de toepassing van deze technische maatregelen op voorlopige basis uit te breiden. Dit kader zal eind 2012 namelijk nog niet zijn ingesteld omdat de goedkeuring daarvan in hoge mate afhangt van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB).

(3)       Om de voortzetting van de adequate instandhouding en het adequate beheer van de mariene rijkdommen te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 850/98 van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen worden bijgewerkt door de voorlopige technische maatregelen daarin op te nemen.

(4)       Bepaalde maatregelen om zalmachtigen, prikvissen of slijmprikken uit te sluiten uit vangstsamenstellingsbepalingen voor staand vistuig, zijn niet langer relevant en moeten worden geschrapt, aangezien er niet langer op die soorten wordt gevist.

(5)       Het verbod op afromen in alle ICES–gebieden moet worden behouden en om ongewenste vangsten te verminderen moet een verbod worden ingesteld op het terugzetten of laten ontsnappen van sommige soorten voordat de netten volledig zijn binnengehaald en moet, zoals in 2009 met Noorwegen en de Faeröer is overeengekomen, worden bepaald dat van visgrond moet worden veranderd zodra 10 % van de vangst ondermaatse vis bevat.

(6)       In het licht van het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) zijn bepaalde sluitingen van paaiplaatsen voor haring niet langer nodig om de duurzame exploitatie van deze soort in ICES-sector VIa te waarborgen en moeten deze sluitingen worden ingetrokken.

(7)       In het licht van het advies van het WTECV waarin het geringe voortplantingssucces van de drieteenmeeuwen in verband wordt gebracht met de geringe aanwezigheid van zandspiering, moet de gebiedssluiting in ICES-deelgebied IV voor zandspiering worden gehandhaafd, behalve voor een beperkte visserij per jaar die tot doel heeft het bestand te monitoren.

(8)       In het licht van het advies van het WTECV moet het gebruik van vistuig waarmee geen langoustines worden gevangen, worden toegestaan in bepaalde gebieden waar het vissen op langoustines is verboden.

(9)       In het licht van het advies van de ICES en het WTECV moeten bepaalde technische instandhoudingsmaatregelen in de wateren ten westen van Schotland (ICES-sector VIa), de Keltische Zee (de ICES-sectoren VIIf en VIIg) en de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) om de bestanden van Rockall-schelvis, kabeljauw, schelvis en wijting te beschermen, worden gehandhaafd om tot de instandhouding van die visbestanden bij te dragen.

(10)     In het licht van het advies van het WTECV moeten maatregelen op grond waarvan handlijnen en gemechaniseerde peurlijnen mogen worden gebruikt voor het vissen op koolvis in ICES-sector VIa, en maatregelen betreffende het gebruik van sorteerroosters in een afgebakend deel van ICES-sector VIIa worden toegestaan.

(11)     In het licht van het advies van het WTECV moet de gebiedssluiting om jonge schelvis in ICES-sector VIb te beschermen, worden gehandhaafd.

(12)     In het licht van het advies van het WTECV moeten de maatregelen om de paaibestanden van blauwe leng in ICES-sector VIa te beschermen, worden gehandhaafd.

(13)     De maatregelen die in 2011 door de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn vastgesteld om roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II te beschermen, moeten worden gehandhaafd.

(14)     De maatregelen die de NEAFC in 2011 heeft vastgesteld om roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren te beschermen, moeten worden gehandhaafd.

(15)     In het licht van het advies van het WTECV moet het vissen met de boomkor met elektrische stroom ("pulse trawling") onder voorwaarden verder worden toegestaan in de ICES-sectoren IVc en IVb zuid.

(16)     Sommige in 2009 tussen enerzijds de Unie en anderzijds Noorwegen en de Faeröer overeengekomen maatregelen ter beperking van de capaciteit voor het behandelen en lozen van vangsten van pelagische vaartuigen die in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan op makreel, haring en horsmakreel vissen, dienen op permanente basis te worden toegepast.

(17)     In het licht van het advies van het WTECV moeten de technische instandhoudingsmaatregelen om bestanden volwassen kabeljauw in de Ierse Zee tijdens het paaiseizoen te beschermen, worden gehandhaafd.

(18)     In het licht van het advies van het WTECV mag het vissen met kieuw- en warrelnetten in de ICES-sectoren IIIa, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en de ICES-deelgebieden VIII, IX, X en XII in wateren met een diepte van meer dan 200 m, maar minder dan 600 m, alleen worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden die de biologisch kwetsbare diepzeesoorten bescherming bieden.

(19)     Het gebruik van bepaald selectief vistuig in de Golf van Biskaje moet verder worden toegestaan om de duurzame exploitatie van de heek- en de langoustinebestanden te garanderen en de teruggooi van die soorten te verminderen.

(20)     De beperkingen op het vissen in bepaalde gebieden om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen die de NEAFC in 2004 voor het gereglementeerde NEAFC-gebied heeft vastgesteld en die welke de Unie in 2008 heeft vastgesteld voor bepaalde gebieden van de ICES-sectoren VIIc, VIIj en VIIk en ICES-sector VIIIc, moeten worden gehandhaafd.

(21)     Volgens het advies van een gezamenlijke werkgroep Unie/Noorwegen inzake technische maatregelen draagt het weekendverbod op de visserij op haring, makreel of sprot met sleepnetten of ringzegens in het Skagerrak en het Kattegat niet langer bij aan de instandhouding van de pelagische visbestanden als gevolg van de wijzigingen in de visserijpatronen die in 2011 door de Unie, Noorwegen en de Faeröer zijn overeengekomen, zodat dit verbod moet worden geschrapt.

(22)     Duidelijkheidshalve en met het oog op een betere regelgeving moeten bepaalde verouderde bepalingen worden geschrapt.

(23)     De minimummaat van Japanse tapijtschelp moet worden herzien in het licht van de biologische gegevens.

(24)     Om bij te dragen tot de instandhouding van de octopus, en met name om de jonge exemplaren te beschermen, moet een minimummaat worden vastgesteld voor octopus die wordt gevangen in de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen in het gebied van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan (CECAF).

(25)     Er moeten nieuwe specificaties voor een sorteerrooster worden vastgesteld om de bijvangst in de langoustinevisserij in ICES-deelgebied VI en ICES-sector VIIa te verminderen.

(26)     De specificaties voor panelen met vierkante mazen die onder bepaalde voorwaarden moeten worden gebruikt voor de visserij met bepaald gesleept vistuig in de Golf van Biskaje, moeten worden gehandhaafd.

(27)     Om een incoherentie tussen Verordening (EG) nr. 43/2009 en Verordening (EG) nr. 850/98 weg te werken, moet het gebruik van panelen met vierkante mazen van 2 m in vaartuigen met een motorvermogen van minder dan 112 kW in een afgebakend deel van ICES-sector VIa worden toegestaan.

(28)     Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad moet worden ingetrokken.

(29)     Verordening (EG) nr. 850/98 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 850/98 wordt als volgt gewijzigd:

(1) Artikel 13 wordt geschrapt.

(2) De volgende titel III bis wordt ingevoegd:

“TITEL III bis MAATREGELEN OM TERUGGOOI TE VERMINDEREN

Artikel 19 bis Ondermaatse mariene organismen

1. Elke soort waarvoor een quotaregeling geldt en die gevangen wordt tijdens visserijactiviteiten in de gebieden 1 tot en met 4 als omschreven in artikel 2 van deze verordening, wordt aan boord van het vaartuig gebracht en vervolgens aangeland.

2. De in lid 1 bedoelde bepalingen gelden onverminderd de verplichtingen die in deze verordening of in andere visserijvoorschriften zijn vastgesteld.

3. Als in de gebieden 1 tot en met 4 de hoeveelheid ondermaatse makreel, haring of horsmakreel groter is dan 10 % van de in een enkele trek gevangen totale hoeveelheid, verandert het vaartuig van visgrond.”.

(3) In artikel 20, lid 1, wordt punt d) geschrapt.

(4) Artikel 29 bis wordt vervangen door:

“Artikel 29 bis Sluiting van een gebied voor de visserij op zandspiering in ICES-deelgebied IV

Het is verboden zandspiering aan te landen of aan boord te houden die gevangen is in het geografische gebied dat wordt begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– de oostkust van Engeland op 55°30' NB,

– 55°30' NB, 01°00' WL,

– 58°00' NB, 01°00' WL,

– 58°00' NB, 02°00' WL,

– de oostkust van Schotland op 02°00' WL.”.

(5) Artikel 29 ter, lid 3, wordt als volgt gewijzigd:

“3. In afwijking van het verbod in lid 1 is het vissen met korven waarmee geen langoustine wordt gevangen, toegestaan in de in lid 1, onder a) en b), genoemde geografisch gebieden en perioden.”.

(6) De volgende artikelen 29 quater tot en met 29 nonies worden ingevoegd:

“Artikel 29 quater Rockall-schelvisbox in ICES-deelgebied VI

1. Elke vorm van visserij op Rockall-schelvis, met uitzondering van die met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 57o00' NB, 15o00' WL

– 57o00' NB, 14o00' WL

– 56o30' NB, 14o00' WL

– 56o30' NB, 15o00' WL.

Artikel 29 quinquies Beperkingen op de visserij op kabeljauw, schelvis en wijting in ICES-deelgebied VI

1. Elke vorm van visserij op kabeljauw, schelvis en wijting is verboden in het deel van ICES-sector VIa ten oosten of ten zuiden van de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 54o30' NB, 10o35' WL

– 55o20' NB, 09o50' WL

– 55o30' NB, 09o20' WL

– 56o40' NB, 08o55' WL

– 57o00' NB, 09o00' WL

– 57o20' NB, 09o20' WL

– 57o50' NB, 09o20' WL

– 58o10' NB, 09o00' WL

– 58o40' NB, 07o40' WL

– 59o00' NB, 07o30' WL

– 59o20' NB, 06o30' WL

– 59o40' NB, 06o05' WL

– 59o40' NB, 05o30' WL

– 60o00' NB, 04o50' WL

– 60o15' NB, 04o00' WL.

2. Elk vissersvaartuig dat zich in het in lid 1 bedoelde gebied bevindt, ziet erop toe dat meegevoerd vistuig is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad[12].

3. In afwijking van lid 1 is de visserij met vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, sleepnetten en strandzegens, kommen en korven in de betrokken gebieden en de betrokken perioden toegestaan op voorwaarde dat:

(a) geen ander vistuig dan vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, sleepnetten en strandzegens, kommen en korven aan boord wordt gehouden of uitgezet, en

(b) geen andere vis dan makreel, pollak, koolvis of zalm en geen andere schelpdieren dan weekdieren of schaaldieren aan boord worden gehouden, worden aangeland of aan land worden gebracht.

4. In afwijking van lid 1 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:

(a) geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

(b) geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, gouden sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting, evervis en zilversmelt aan boord worden gehouden.

5. In afwijking van lid 1 is de visserij op langoustine toegestaan op voorwaarde dat:

(a) het gebruikte vistuig is uitgerust met een sorteerrooster overeenkomstig bijlage XIV bis of met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quater;

(b) het vistuig is vervaardigd met een minimummaaswijdte van 80 mm;

(c) de aan boord gehouden vangst in gewicht voor ten minste 30 % uit langoustine bestaat;

(d) de aan boord gehouden vangst in gewicht voor maximaal 10 % uit een mengsel van kabeljauw, schelvis en/of wijting bestaat.

6. Lid 5 is niet van toepassing in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 59o05' NB, 06o45' WL

– 59o30' NB, 06o00' WL

– 59o40' NB, 05o00' WL

– 60o00' NB, 04o00' WL

– 59o30' NB, 04o00' WL

– 59o05' NB, 06o45' WL.  

7. In afwijking van lid 1 is de visserij met trawls, bodemzegens of soortgelijke vistuigen toegestaan op voorwaarde dat:

(a) alle netten aan boord van het vaartuig zijn vervaardigd met een minimummaaswijdte van 120 mm voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, respectievelijk 110 mm voor alle andere vaartuigen;

(b) de aan boord gehouden vangst in gewicht voor maximaal 30 % uit een mengsel van kabeljauw, schelvis en/of wijting bestaat;

(c) wanneer de aan boord gehouden vangst minder dan 90 % koolvis bevat, het gebruikte vistuig is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quater, en

(d) wanneer de lengte over alles van het vaartuig 15 meter of minder bedraagt, het gebruikte vistuig — ongeacht de aan boord gehouden hoeveelheden gevangen koolvis — is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quinquies.

8. Lid 7 is niet van toepassing in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 59o05' NB, 06o45' WL

– 59o30' NB, 06o00' WL

– 59o40' NB, 05o00' WL

– 60o00' NB, 04o00' WL

– 59o30' NB, 04o00' WL

– 59o05' NB, 06o45' WL.

9. Elke betrokken lidstaat voert elk jaar van 1 januari tot en met 30 juni een programma voor waarnemers aan boord uit om de vangsten en de teruggooi te bemonsteren van vaartuigen die gebruik maken van de afwijkingen van de leden 6 en 7. De waarnemingsprogramma's worden uitgevoerd zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende voorschriften en dienen de vangsten en de teruggooi van kabeljauw, schelvis en wijting te ramen met een foutmarge van maximaal 20 %.

10. Uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin het programma wordt uitgevoerd, dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie een voorlopig verslag in over de totale vangsten en de totale teruggooi van de onder het waarnemingsprogramma vallende vaartuigen. Het definitieve verslag over het desbetreffende kalenderjaar wordt uiterlijk op 1 februari van het daaropvolgende kalenderjaar ingediend.

Artikel 29 sexies Beperkingen op de kabeljauwvisserij in ICES-deelgebied VII

1. Van 1 februari tot en met 31 maart is elke vorm van visserij verboden in het deel van ICES-deelgebied VII dat bestaat uit de statistische ICES-rechthoeken 30E4, 31E4 en 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijl vanaf de basislijn.

2. In afwijking van lid 1 is de visserij met vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, sleepnetten en strandzegens, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, kommen en korven in de betrokken gebieden en de betrokken perioden toegestaan op voorwaarde dat:

(a) geen ander vistuig dan vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, sleepnetten en strandzegens, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, kommen en korven aan boord wordt gehouden of uitgezet, en

(b) geen andere vis dan makreel, pollak of zalm en geen andere schelpdieren dan weekdieren of schaaldieren aan boord worden gehouden, worden aangeland of aan land worden gebracht.

3. In afwijking van lid 1 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:

(a) geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

(b) geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, gouden sardinella, horsmakreel, sprot, blauwe wijting, evervis en zilversmelt aan boord worden gehouden.

Artikel 29 septies Bijzondere voorschriften voor de bescherming van blauwe leng

1. Van 1 maart tot en met 31 mei is het verboden per visreis meer dan 6 ton blauwe leng aan boord te hebben in het gebied van ICES-sector VIa dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

(a) Rand van het Schotse continentale plat

– 59o58' NB, 07o00' WL

– 59o55' NB, 06o47' WL

– 59o51' NB, 06o28' WL

– 59o45' NB, 06o38' WL

– 59o27' NB, 06o42' WL

– 59o22' NB, 06o47' WL

– 59o15' NB, 07o15' WL

– 59o07' NB, 07o31' WL

– 58o52' NB, 07o44' WL

– 58o44' NB, 08o11' WL

– 58o43' NB, 08o27' WL

– 58o28' NB, 09o16' WL

– 58o15' NB, 09o32' WL

– 58o15' NB, 09o45' WL

– 58o30' NB, 09o45' WL

– 59o30' NB, 07o00' WL

(b) Rand van de Rosemary bank

– 60o00' NB, 11o00' WL

– 59o00' NB, 11º00' WL

– 59º00' NB, 09º00' WL

– 59º30' NB, 09º00' WL

– 59º30' NB, 10º00' WL

– 60º00' NB, 10º00' WL.

Niet inbegrepen is het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 59o15' NB, 10o24' WL

– 59o10' NB, 10o22' WL

– 59o08' NB, 10o07' WL

– 59o11' NB, 09o59' WL

– 59o15' NB, 09o58' WL

– 59o22' NB, 10o02' WL

– 59o23' NB, 10o11' WL

– 59o20' NB, 10o19' WL.

2.         Bij het binnenvaren of verlaten van de in lid 1 omschreven gebieden registreert de kapitein van het vissersvaartuig in het logboek op welke dag, tijd en plaats het vaartuig het gebied binnenvaart of verlaat.

3. Als een vaartuig in een van de twee in lid 1 vastgestelde gebieden de hoeveelheid van 6 ton blauwe leng bereikt:

(a) zet het de visserij onmiddellijk stop en verlaat het onmiddellijk het gebied waarin het zich bevindt;

(b) mag het beide gebieden pas na aanlanding van zijn vangst weer binnenvaren;

(c) mag het geen blauwe leng overboord zetten.

4. De in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2347/2002[13] bedoelde waarnemers die zijn toegewezen aan vissersvaartuigen die zich in een van de in lid 1 omschreven gebieden bevinden, verrichten de uit dat artikel voortvloeiende taken, maar meten ook, bij adequate monsters van de gevangen blauwe leng, de lengte van de vis en bepalen het stadium van geslachtsrijpheid van de submonsters. Op basis van het advies van het WTECV stellen de lidstaten gedetailleerde bemonsteringsprotocollen op en collationeren zij de resultaten.

5. Van 15 februari tot en met 15 april is het verboden bodemtrawls, beuglijnen en kieuwnetten te gebruiken in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 60o58,76' NB, 27o27,32' WL

– 60o56,02' NB, 27o31,16' WL

– 60o59,76' NB, 27o43,48' WL

– 61o03,00' NB, 27o39,41' WL.

Artikel 29 octies Maatregelen voor de visserij op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II

1. Het gericht vissen op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II is enkel toegestaan in de periode van 15 augustus tot en met 30 november voor vaartuigen die al eerder in het gereglementeerde NEAFC-gebied op roodbaars hebben gevist.

2. De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaarzen in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.

3. De omrekeningsfactor voor bij deze visserij gevangen roodbaars die is ontdaan van kop en ingewanden, bedraagt, ook in het geval van Japanse versnijding, 1,70.

4. In afwijking van artikel 9, lid 1, onder b, van Verordening (EU) nr. 1236/2010[14] rapporteren de kapiteins van vissersvaartuigen die bij deze visserij betrokken zijn, dagelijks hun vangsten.

5. Afgezien van het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 is een machtiging om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door de vaartuigen overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1236/2010 verzonden vangstaangiften worden opgeslagen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1236/2010.

6. De lidstaten zien erop toe dat er aan boord van de vaartuigen die hun vlag voeren, wetenschappelijke informatie wordt verzameld door wetenschappelijk waarnemers. De verzamelde informatie dient ten minste representatieve geslachts-, leeftijds- en lengtegegevens met betrekking tot de samenstelling van de visbestanden per diepte te bevatten. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten delen deze informatie aan de ICES mee.

7. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het secretariaat van de NEAFC de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de totaal toegestane vangst (TAC) volledig is opgebruikt. Vanaf die datum verbieden de lidstaten het gericht vissen op roodbaars door vaartuigen die hun vlag voeren.

Artikel 29 nonies Maatregelen voor de visserij op roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren

1. Het is verboden vóór 10 mei van elk jaar roodbaars te vangen in de internationale wateren van ICES-deelgebied V en de uniale wateren van de ICES-deelgebieden XII en XIV die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden, gemeten volgens het WGS84-systeem (hierna het “beschermingsgebied voor roodbaars” genoemd):

– 64°45' NB, 28°30' WL

– 62°50' NB, 25°45' WL

– 61°55' NB, 26°45' WL

– 61°00' NB, 26°30' WL

– 59°00' NB, 30°00' WL

– 59°00' NB, 34°00' WL

– 61°30' NB, 34°00' WL

– 62°50' NB, 36°00' WL

– 64°45' NB, 28°30' WL.

2. Het gebruik van sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 100 mm is verboden.

3. De omrekeningsfactor voor bij deze visserij gevangen roodbaars die is ontdaan van kop en ingewanden, bedraagt, ook in het geval van Japanse versnijding, 1,70.

4. De kapitein van een vissersvaartuig dat betrokken is bij de visserij buiten het beschermingsgebied voor roodbaars zendt dagelijks na afsluiting van de visserijactiviteiten van die kalenderdag een vangstaangifte door als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1236/2010. Hierin worden de sinds de laatste mededeling van vangstgegevens aan boord genomen vangsten aangegeven.

5. Afgezien van het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 is een machtiging om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door de vaartuigen verzonden vangstaangiften in overeenstemming zijn met artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1236/2010 en worden opgeslagen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1236/2010.

6. De in lid 5 bedoelde vangstaangiften worden volgens de desbetreffende voorschriften opgesteld.”.

(7) Het volgende artikel 31 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 31 bis Elektrische visserij in de ICES-sectoren IVc en IVb

1. In afwijking van artikel 31 wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom (“pulse trawling”) toegestaan in de ICES-sectoren IVc en IVb bezuiden een loxodroom die de onderstaande punten met elkaar verbindt, gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem:

– een punt op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk op 55°NB,

– dan oostwaarts tot 55°NB, 5°OL,

– dan noordwaarts tot 56°NB,

– en tenslotte op een punt op de westkust van Denemarken op 56° NB.

2. Het vissen met elektrische stroom wordt alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:

(a) per lidstaat vist ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom;

(b) de maximale elektrische stroom in kW bedraagt voor elke boomkor niet meer dan de lengte in meter van de boomkor vermenigvuldigd met 1,25;

(c) het werkelijke voltage tussen de elektroden bedraagt ten hoogste 15V;

(d) het vaartuig is uitgerust met een automatisch computergestuurd beheerssysteem dat de maximale stroom per boom en het werkelijke voltage tussen de elektroden van ten minste de laatste 100 trekken registreert. Niet-bevoegde personen kunnen dit automatische computergestuurde beheerssysteem niet wijzigen;

(e) het is verboden om vóór de klossenpees één of meer kietelaars (“tickler chains”) te bevestigen.”.

(8) Het volgende artikel 32 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 32 bis Beperkingen op het behandelen en lozen van vangsten voor pelagische vaartuigen

1. De maximumafstand tussen de staven in de waterafscheider aan boord van pelagische vissersvaartuigen die op makreel, haring en horsmakreel vissen in het NEAFC-verdragsgebied als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) nr. 1236/2010, is 10 mm. De staven moeten ter plaatse zijn gelast. Als de waterafscheider niet met staven functioneert, maar met gaten, mag de diameter van die gaten ten hoogste 10 mm bedragen. De diameter van de gaten in de glijgoten vóór de waterafscheider mag ten hoogste 15 mm bedragen.

2. Het is alle pelagische vaartuigen die actief zijn in het NEAFC-verdragsgebied, verboden vis uit buffertanks of tanks met gekoeld zeewater onder de waterlijn van het vaartuig te lozen.

3. De door de bevoegde autoriteiten van de vlaglidstaten gecertificeerde plannen van de installaties voor vangstbehandeling en –lozing van pelagische vaartuigen die in het NEAFC-verdragsgebied op makreel, haring en horsmakreel vissen, en de wijzigingen daarvan moeten door de kapitein van het vaartuig aan de bevoegde visserijautoriteiten van de vlaglidstaat worden toegezonden. De bevoegde autoriteiten van de vlaglidstaat van de vaartuigen controleren regelmatig de juistheid van de voorgelegde plannen. Er moeten altijd kopieën van die plannen aan boord van het vaartuig zijn.”.

(9) De volgende artikelen 34 bis tot en met 34 septies worden ingevoegd:

“Artikel 34 bis Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

1. In de periode van 14 februari tot en met 30 april is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakelnetten, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-sector VIIa dat wordt begrensd door:

– de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland, en

– rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

– een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54°30' NB,

– 54o30' NB, 04o50' WL,

– 53o15' NB, 04o50' WL,

– een punt op de oostkust van Ierland op 53°15' NB.

2. In afwijking van lid 1 is in het gebied en de periode die daar zijn bepaald:

(a) het gebruik van bodemtrawls toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en dat die netten:

– een maaswijdte van hetzij 70-79 mm, hetzij 80-99 mm hebben, en

– op geen enkele plaats in het net een afzonderlijke maas bevatten waarvan de wijdte groter is dan 300 mm, en

– alleen worden uitgezet in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 53o30' NB, 05o30' WL

– 53o30' NB, 05o20' WL

– 54o20' NB, 04o50' WL

– 54o30' NB, 05o10' WL

– 54o30' NB, 05o20' WL

– 54o00' NB, 05o50' WL

– 54o00' NB, 06o10' WL

– 53o45' NB, 06o10' WL

– 53o45' NB, 05o30' WL

– 53o30' NB, 05o30' WL;

(b) het gebruik van bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten die met een scheidingspaneel of sorteerrooster zijn uitgerust, toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en dat die netten:

– in overeenstemming zijn met de in lid 2, onder a), gestelde voorwaarden;

– als er een scheidingspaneel is, zijn vervaardigd volgens de technische details van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad[15], en

– als er sorteerroosters zijn, die in overeenstemming zijn met bijlage XIV bis.

(c) Voorts mogen bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een scheidingspaneel of een sorteerrooster ook worden gebruikt in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

– 53o45' NB, 06o00' WL

– 53o45' NB, 05o30' WL

– 53o30' NB, 05o30' WL

– 53o30' NB, 06o00' WL

– 53o45' NB, 06o00' WL

Artikel 34 ter Gebruik van kieuwnetten in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj, en VIIk en in de ICES-deelgebieden VIII, IX, X en XII

1. Het is vaartuigen van de Unie niet toegestaan in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27°WL geankerde kieuwnetten, warrelnetten en schakelnetten te gebruiken op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt .

2. Alle vaartuigen die in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt, geankerde kieuwnetten of warrelnetten uitzetten, zijn in het bezit van een speciale vismachtiging voor staand tuig die door de vlaglidstaat is afgegeven.

3. In afwijking van lid 1 is het gebruik toegestaan van:

(a) kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27o WL, of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in de ICES-sectoren VIIIa, VIIIb en VIIId en ICES-deelgebied X, of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 110 mm in ICES-sector VIIIc en ICES-deelgebied IX op voorwaarde dat:

– die netten worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte minder dan 600 m bedraagt,

– zij niet meer dan 100 mazen diep zijn en een hanging ratio van minstens 0,5 hebben,

– zij voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

– zij elk een lengte van hoogstens 5 zeemijl hebben en dat de totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten hoogstens 25 km per vaartuig bedraagt,

– de uitzettijd 24 uur ten hoogste bedraagt; of

(b) warrelnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm op voorwaarde dat:

– zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte minder dan 600 m bedraagt,

– zij niet meer dan 15 mazen diep zijn en een hanging ratio van minstens 0,33 hebben,

– zij niet voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

– zij elk een lengte van hoogstens 10 km hebben en dat de totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten hoogstens 100 km per vaartuig bedraagt,

– de uitzettijd ten hoogste 72 uur bedraagt;

(c) kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL op voorwaarde dat:

– zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte meer dan 200 meter en minder dan 600 meter bedraagt,

– zij niet meer dan 100 mazen diep zijn en een hanging ratio van minstens 0,5 hebben,

– zij voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

– zij elk een lengte van hoogstens vier zeemijl hebben en dat de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten hoogstens 20 km per vaartuig bedraagt;

– de uitzettijd ten hoogste 24 uur bedraagt,

– de aan boord gehouden vangst in gewicht ten minste voor 85 % uit heek bestaat;

– het aantal vaartuigen dat aan de visserij deelneemt, niet hoger is dan het in 2008 opgetekende aantal,

– de kapitein van het vaartuig dat aan de visserij deelneemt, vóór het verlaten van de haven in het logboek de hoeveelheid en de totale lengte van het tuig aan boord van het vaartuig vermeldt. Bij ten minste 15 % van de afvaarten vindt inspectie plaats,

– de kapitein van het vaartuig bij het aanlanden ten minste 90 % van de in het communautair logboek voor die reis opgetekende hoeveelheid tuig aan boord heeft, en

– de hoeveelheid van alle gevangen soorten van meer dan 50 kg, inclusief alle teruggegooide hoeveelheden van meer dan 50 kg, zijn vermeld in het communautair logboek.

4. Deze afwijking geldt evenwel niet in het gereglementeerde NEAFC-gebied als omschreven in artikel 3, punt 3, van Verordening (EU) nr. 1236/2010.

5. Vaartuigen mogen op eender welk moment slechts één van de in lid 3, onder a) en b), vermelde vistuigen aan boord hebben. Vaartuigen mogen netten aan boord hebben waarvan de totale lengte 20 % meer bedraagt dan de maximale lengte van de netten die op eender welk moment mogen worden uitgezet.

6. De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in lid 2 bedoelde speciale vismachtiging voor staand tuig, noteert in het logboek het aantal en de lengte van de vistuigen die het vaartuig vóór het verlaten van de haven en bij het terugkeren in de haven aan boord heeft, en verantwoordt elk verschil tussen de twee waarden.

7. Vaartuigen die gebruik maken van de in lid 3, onder c), bedoelde afwijking, worden bij ten minste 15 % van de afvaarten geïnspecteerd.

8. De bevoegde autoriteiten hebben het recht onbeheerd op zee achtergelaten vistuig in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL te verwijderen in de volgende gevallen:

(a) het tuig is niet naar behoren gemerkt;

(b) uit de merken op de boei of de VMS-gegevens blijkt dat de eigenaar ervan gedurende meer dan 120 uur niet meer op een afstand van minder dan 100 zeemijl van het tuig is geweest;

(c) het tuig is uitgezet in wateren met een grotere dan de toegestane kaartdiepte;

(d) het tuig heeft een illegale maaswijdte.

9. De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een in lid 6 bedoelde speciale vismachtiging voor staand tuig, noteert gedurende elke visreis de volgende gegevens in het logboek:

– de maaswijdte van het uitgezette net,

– de nominale lengte van het net,

– het aantal netten per uitzetting,

– het totale aantal uitzettingen,

– de positie van elke uitzetting,

– de diepte van elke uitzetting,

– de uitzettijd per uitzetting,

– een kwantificering van verloren gegaan vistuig, de laatste bekende positie daarvan en de datum van het verlies.

10. Vaartuigen die vissen met een in lid 2 bedoelde vismachtiging voor staand tuig, mogen slechts aanlanden in de havens die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2347/2002[16] door de lidstaten zijn aangewezen.

11. De hoeveelheid haaien aan boord van vaartuigen die vissen met het in lid 3, onder b), beschreven vistuig, mag niet meer bedragen dan 5 % levend gewicht van de totale hoeveelheid aan boord gehouden mariene organismen.

Artikel 34 quater Voorwaarden voor de in de Golf van Biskaje toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

1. In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie[17] mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/202 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70-99 mm als het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig bijlage XIV ter.

2. Bij het vissen in de ICES-sectoren VIIIa en VIIIb mag gebruik worden gemaakt van een selectief rooster, met toebehoren, vóór de kuil en/of een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm in het onderste deel van de tunnel vóór de kuil. De bepalingen van artikel 4, lid 1, artikel 6 en artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening en van artikel 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 zijn niet van toepassing op het gedeelte van de trawl waarin deze selectieve voorzieningen zijn aangebracht.

Artikel 34 quinquies Maatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats in het gereglementeerde NEAFC-gebied

1. De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

de Hecate Seamounts:

– 52o21,2866' NB, 31o09,2688' WL

– 52o20,8167' NB, 30o51,5258' WL

– 52o12,0777' NB, 30o54,3824' WL

– 52o12,4144' NB, 31o14,8168' WL

– 52o21,2866' NB, 31o09,2688' WL

de Faraday Seamounts:

– 50o01,7968' NB, 29o37,8077' WL

– 49o59,1490' NB, 29o29,4580' WL

– 49o52,6429' NB, 29o30,2820' WL

– 49o44,3831' NB, 29o02,8711' WL

– 49o44,4186' NB, 28o52,4340' WL

– 49o36,4557' NB, 28o39,4703' WL

– 49o29,9701' NB, 28o45,0183' WL

– 49o49,4197' NB, 29o42,0923' WL

– 50o01,7968' NB, 29o37,8077' WL

een deel van de Reykjanes Ridge:

– 55o04,5327' NB, 36o49,0135' WL

– 55o05,4804' NB, 35o58,9784' WL

– 54o58,9914' NB, 34o41,3634' WL

– 54o41,1841' NB, 34o00,0514' WL

– 54o00,0000' NB, 34o00,0000' WL

– 53o54,6406' NB, 34o49,9842' WL

– 53o58,9668' NB, 36o39,1260' WL

– 55o04,5327' NB, 36o49,0135' WL

de Altair Seamounts:

– 44o50,4953' NB, 34o26,9128' WL

– 44o47,2611' NB, 33o48,5158' WL

– 44o31,2006' NB, 33o50,1636' WL

– 44o38,0481' NB, 34o11,9715' WL

– 44o38,9470' NB, 34o27,6819' WL

– 44o50,4953' NB, 34o26,9128' WL

de Antialtair Seamounts:

– 43o43,1307' NB, 22o44,1174' WL

– 43o39,5557' NB, 22o19,2335' WL

– 43o31,2802' NB, 22o08,7964' WL

– 43o27,7335' NB, 22o14,6192' WL

– 43o30,9616' NB, 22o32,0325' WL

– 43o40,6286' NB, 22o47,0288' WL

– 43o43,1307' NB, 22o44,1174' WL

de Hatton Bank:

– 59°26,00' NB, 14°30,00' WL

– 59°12,00' NB, 15°08,00' WL

– 59°01,00' NB, 17°00,00' WL

– 58°50,00' NB, 17°38,00' WL

– 58°30,00' NB, 17°52,00' WL

– 58°30,00' NB, 18°22,00' WL

– 58°03,00' NB, 18°22,00' WL

– 58°03,00' NB, 17°30,00' WL

– 57°55,00' NB, 17°30,00' WL

– 57°45,00' NB, 19°15,00' WL

– 58°11,15' NB, 18°57,51' WL

– 58°11,57' NB, 19°11,97' WL

– 58°27,75' NB, 19°11,65' WL

– 58°39,09' NB, 19°14,28' WL

– 58°38,11' NB, 19°01,29' WL

– 58°53,14' NB, 18°43,54' WL

– 59°00,29' NB, 18°01,31' WL

– 59°08,01' NB, 17°49,31' WL

– 59°08,75' NB, 18°01,47' WL

– 59°15,16' NB, 18°01,56' WL

– 59°24,17' NB, 17°31,22' WL

– 59°21,77' NB, 17°15,36' WL

– 59°26,91' NB, 17°01,66' WL

– 59°42,69' NB, 16°45,96' WL

– 59°20,97' NB, 15°44,75' WL

– 59°21,00' NB, 15°40,00' WL

– 59°26,00' NB, 14°30,00' WL

het noordwestelijke deel van Rockall:

– 57o00' NB, 14o53' WL

– 57o37' NB, 14o42' WL

– 57o55' NB, 14o24' WL

– 58o15' NB, 13o50' WL

– 57o57' NB, 13o09' WL

– 57o50' NB, 13o14' WL

– 57o57' NB, 13o45' WL

– 57o49' NB, 14o06' WL

– 57o29' NB, 14o19' WL

– 57o22' NB, 14o19' WL

– 57o00' NB, 14o34' WL

– 56o56' NB, 14o36' WL

– 56o56' NB, 14o51' WL

het zuidwestelijke deel van Rockall (Empress of Britain Bank):

– 56o24' NB, 15o37' WL

– 56o21' NB, 14o58' WL

– 56o04' NB, 15o10' WL

– 55o51' NB, 15o37' WL

– 56o10' NB, 15o52' WL

de Logachev Mound:

– 55°17' NB, 16°10' WL

– 55°34' NB, 15°07' WL

– 55°50' NB, 15°15' WL

– 55°33' NB, 16°16' WL

– 55°17' NB, 16°10' WL

de West Rockall Mound:

– 57o20' NB, 16o30' WL

– 57o05' NB, 15o58' WL

– 56o21' NB, 17o17' WL

– 56o40' NB, 17o50' WL

2. Wanneer tijdens visserijactiviteiten in nieuwe en bestaande bodemvisserijgebieden in het gereglementeerde NEAFC-gebied de hoeveelheid levend koraal of levende sponzen per uitzetting meer dan 60 kg levend koraal en/of 800 kg levende sponzen bedraagt, brengt het vaartuig zijn vlagstaat daarvan op de hoogte, staakt het het vissen en verwijdert het zich ten minste 2 zeemijl van de positie die volgens de beschikbare gegevens het dichtst is gelegen bij de exacte locatie waar deze vangst is gedaan.

Artikel 34 sexies Maatregelen voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats in de ICES-sectoren VIIc, VIIj en VIIk

1. De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

Belgica Mound Province:

– 51o29,4' NB, 11o51,6' WL

– 51o32,4' NB, 11o41,4' WL

– 51o15,6' NB, 11o33,0' WL

– 51o13,8' NB, 11o44,4' WL

Hovland Mound Province:

– 52o16,2' NB, 13o12,6' WL

– 52o24,0' NB, 12o58,2' WL

– 52o16,8' NB, 12o54,0' WL

– 52o16,8' NB, 12o29,4' WL

– 52o04,2' NB, 12o29,4' WL

– 52o04,2' NB, 12o52,8' WL

– 52o09,0' NB, 12o56,4' WL

– 52o09,0' NB, 13o10,8' WL

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied I:

– 53o30,6' NB, 14o32,4' WL

– 53o35,4' NB, 14o27,6' WL

– 53o40,8' NB, 14o15,6' WL

– 53o34,2' NB, 14o11,4' WL

– 53o31,8' NB, 14o14,4' WL

– 53o24,0' NB, 14o28,8' WL

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — gebied II:

– 53o43,2' NB, 14o10,8' WL

– 53o51,6' NB, 13o53,4' WL

– 53o45,6' NB, 13o49,8' WL

– 53o36,6' NB, 14o07,2' WL

het zuidwestelijke deel van de Porcupine Bank:

– 51o54,6' NB, 15o07,2' WL

– 51o54,6' NB, 14o55,2' WL

– 51o42,0' NB, 14o55,2' WL

– 51o42,0' NB, 15o10,2' WL

– 51o49,2' NB, 15o06,0' WL

2. Alle pelagische vaartuigen die vissen in de in lid 1 vermelde beschermde gebieden voor kwetsbare diepzeehabitats, moeten voorkomen op een lijst van toegestane vaartuigen en moeten beschikken over een speciale vismachtiging overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, die aan boord wordt gehouden. Vaartuigen die op de lijst van toegestane vaartuigen voorkomen, mogen uitsluitend pelagisch vistuig aan boord hebben.

3. Pelagische vaartuigen die van plan zijn om in een in lid 1 vermeld beschermd gebied voor kwetsbare diepzeehabitats te vissen, moeten vier uur tevoren hun voornemen om in dat beschermd gebied binnen te varen, melden bij het Ierse visserijcontrolecentrum, als omschreven in artikel 4, lid 15, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Tegelijkertijd moeten zij de aan boord gehouden hoeveelheden vis aangeven.

4. Pelagische vaartuigen die in een in lid 1 vermeld beschermd gebied voor kwetsbare diepzeehabitats vissen, moeten, wanneer zij zich in een dergelijk beschermd gebied bevinden, beschikken over een operationeel, volledig functionerend, veilig satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS) dat volledig in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften.

5. Pelagische vaartuigen die in een in lid 1 vermeld beschermd gebied voor kwetsbare diepzeehabitats vissen, moeten elk uur VMS-meldingen verzenden.

6. Pelagische vaartuigen die hun visserijactiviteit in een in lid 1 vermeld beschermd gebied voor kwetsbare diepzeehabitats hebben beëindigd, moeten het Ierse visserijcontrolecentrum in kennis stellen van hun vertrek uit het gebied. Tegelijkertijd moeten zij de aan boord gehouden hoeveelheden vis aangeven.

7. Visserij op pelagische soorten in een in lid 1 vermeld beschermd gebied voor kwetsbare diepzeehabitats is uitsluitend toegestaan indien er aan boord enkel netten met een maaswijdte van 16-31 mm of 32-54 mm aanwezig zijn, of indien enkel met dergelijke netten wordt gevist.

Artikel 34 septies Maatregelen voor de bescherming van een kwetsbaar diepzeehabitat in ICES-sector VIIIc

1. De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

El Cachucho:

– 44o12,00' NB, 05o16,00' WL

– 44o12,00' NB, 04o26,00' WL

– 43o53,00' NB, 04o26,00' WL

– 43o 53,00' NB, 05o16,00' WL

2. In afwijking van het in lid 1 ingestelde verbod, kunnen vaartuigen die in 2006, 2007 en 2008 met grondbeugen gericht op gaffelkabeljauw hebben gevist, van hun visserijautoriteiten een speciale vismachtiging verkrijgen om die visserij verder te kunnen blijven uitoefenen in het gebied ten zuiden van 44°00,00' NB. Alle vaartuigen die deze speciale vismachtiging hebben verkregen, gebruiken, ongeacht hun lengte over alles, bij het vissen in het in lid 1 vermelde gebied een operationeel, volledig functionerend, veilig VMS, dat volledig in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften.”

(10) Artikel 38 wordt geschrapt.

(11) Artikel 47 wordt geschrapt.

(12) In bijlage I wordt voetnoot 6 bij de tabel geschrapt.

(13) In de tabel in bijlage XII worden de rijen met betrekking tot de Japanse tapijtschelp en de octopus vervangen door:

Soort || Minimummaat

Gebieden 1 tot en met 5, met uitzondering van Skagerrak/Kattegat || Skagerrak/Kattegat

Japanse tapijtschelp (Ruditapes philippinarum) || 35 mm ||

Soort || Minimummaat Gebieden 1 tot en met 5, met uitzondering van Skagerrak/Kattegat

Octopus (Octopus vulgaris) || Het hele gebied met uitzondering van de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van gebied 5: 750 gram De wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van gebied 5: 450 gram (gestript)

(14) In bijlage XIV wordt het volgende ingevoegd, alfabetisch gerangschikt op de Nederlandse naam:

NEDERLANDSE NAAM || WETENSCHAPPELIJKE NAAM

Evervis || Capros aper

Gaffelkabeljauw || Phycis blennoides

Gouden sardinella || Sardinella aurita

Roodbaarzen || Sebastes spp.

(15) De volgende bijlagen XIV bis tot en met XIV quinquies worden ingevoegd:

“BIJLAGE XIV bis

SPECIFICATIES VOOR EEN SORTEERROOSTER

1. Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin een of meer scharnieren aan te brengen om de opslag van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

2. Het rooster moet diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl worden aangebracht op om het even welke plaats tussen onmiddellijk vóór de kuil en het vooreind van het cilindrische gedeelte. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

3. In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

4. Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 15 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

BIJLAGE XIV ter

VOORWAARDEN VOOR DE IN DE GOLF VAN BISKAJE TOEGESTANE VISSERIJ MET BEPAALDE SOORTEN GESLEEPT VISTUIG

1. Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

2. Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

3. Grootte van het paneel

Het paneel is ten minste 2 m lang en 1 m breed.

4. Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel hebben een maaswijdte van ten minste 100 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

5. Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van een meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

6. Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

BIJLAGE XIV quater

PANEEL MET VIERKANTE MAZEN VOOR VAARTUIGEN VAN MEER DAN 15 METER

1. Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 120 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste drie meter, behalve als de panelen deel uitmaken van netten die worden gesleept door vaartuigen met een vermogen van minder dan 112 kilowatt, in welk geval de lengte ten minste twee meter bedraagt.

2. Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. De achterste rand van het paneel eindigt maximaal 12 meter van de pooklijn als omschreven in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie[18].

3. Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn. De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is drie ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 80 mm-kuil of twee ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 120 mm-kuil, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.

BIJLAGE XIV quinquies

PANEEL MET VIERKANTE MAZEN VOOR VAARTUIGEN VAN MINDER DAN 15 METER

1.         Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 110 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste drie meter, behalve als de panelen deel uitmaken van netten die worden gesleept door vaartuigen met een vermogen van minder dan 112 kilowatt, in welk geval de lengte ten minste twee meter bedraagt.

2.         Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. De achterste rand van het paneel eindigt maximaal 12 meter van de pooklijn als omschreven in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie.

3.         Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn. De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is twee ruitvormige mazen per vierkante maas, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.”

Artikel 2 Intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2009

Verordening (EG) nr. 1288/2009 wordt ingetrokken.

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

[1]               COM(2008) 324.

[2]               PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

[3]               PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.

[4]               PB L 347 van 24.12.2009, blz. 6.

[5]               Verordening (EU) nr. 579/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 (PB L 165 van 24.6.2011, blz. 1).

[6]               Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[7]               SEC(2008) 1978.

[8]               PB L 55 van 28.2.2008, blz. 19.

[9]               PB L 347 van 24.12.2009, blz. 6.

[10]             PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

[11]             PB L 22 van 26.1.2009, blz. 1.

[12]             PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

[13]             PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.

[14]             PB L 348 van 31.12.2010, blz. 17.

[15]             PB L 41 van 13.2.2002, blz. 1.

[16]             PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6.

[17]             PB L 77 van 20.3.2002, blz. 8.

[18]             PB L 318 van 7.12.1984, blz. 23.