Home

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel

110 || Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut neemt de Raad vóór het eind van elk jaar een besluit over de door de Commissie voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen, gebaseerd op het verslag van Eurostat, met ingang van 1 juli.

120 || Algemene context Overeenkomstig artikel 3 van bijlage XI bij het Statuut vloeit de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen rechtstreeks voort uit de ontwikkeling van de koopkracht van de nationale ambtenaren (specifieke indicator), de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel (internationaal indexcijfer) en de door Eurostat vastgestelde economische pariteiten. De specifieke indicator meet de ontwikkeling van de nettobezoldigingen, exclusief inflatie, van de nationale ambtenaren die in dienst zijn van de centrale overheid van de lidstaten. Eurostat heeft deze indicator vastgesteld aan de hand van de gegevens die zijn verstrekt door de in artikel 1, lid 4, van bijlage XI genoemde acht lidstaten. Het internationale indexcijfer van Brussel meet de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de EU-ambtenaren. Eurostat heeft dit indexcijfer vastgesteld aan de hand van de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens. De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek.

130 || Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Elk jaar wordt een voorstel ingediend om de bezoldigingen en pensioenen aan te passen.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

|| Raadpleging van belanghebbende partijen

211 || Wijze van raadpleging, voornaamste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel.

212 || Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen.

|| Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

229 || Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

230 || Effectbeoordeling - Het voorstel beoogt de bezoldigingen en pensioenen aan te passen overeenkomstig de vigerende wetgeving. - De vigerende wetgeving laat geen ruimte voor alternatieven.

Juridische elementen van het voorstel

305 || Samenvatting van de voorgestelde actie Overeenkomstig artikel 1 van bijlage XI bij het Statuut heeft Eurostat een verslag opgesteld over de ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel, de ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren en de economische pariteiten waaruit de aanpassingscoëfficiënten voortvloeien. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN IN BELGIË EN LUXEMBURG De gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de referentieperiode, gemeten met de specifieke indicator, bedraagt -1,1 %. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de referentieperiode, gemeten met het internationale indexcijfer dat door Eurostat werd berekend, bedraagt 2,8 %. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van bijlage XI van het Statuut is de waarde van de aanpassing gelijk aan het product van de specifieke indicator en het door Eurostat berekende internationale indexcijfer van Brussel. De voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg is derhalve 1,7 %. Op grond van artikel 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut is in België en Luxemburg geen aanpassingscoëfficiënt van toepassing. AANPASSING VAN DE BEZOLDIGINGEN EN PENSIOENEN BUITEN BELGIË EN LUXEMBURG Buiten België en Luxemburg wordt de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen verkregen door vermenigvuldiging van de aanpassing in België en Luxemburg met de ontwikkeling van de aanpassingscoëfficiënten en de wisselkoers. De in de verordening genoemde aanpassingscoëfficiënten voor de bezoldigingen, de pensioenen en de overmaking van een deel van de bezoldiging zijn als volgt berekend: - Aanpassingscoëfficiënten voor AMBTENAREN buiten België en Luxemburg: Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekent die zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen Brussel en de andere standplaatsen per 1 juli. De aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op de bezoldigingen van de ambtenaren en de andere personeelsleden die in de lidstaten buiten België en Luxemburg werkzaam zijn, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. - Aanpassingscoëfficiënten voor de PENSIOENEN buiten België en Luxemburg en aanpassingscoëfficiënten voor de OVERMAKINGEN: Eurostat heeft, in overleg met de nationale diensten voor de statistiek, de economische pariteiten berekent die zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen België en de andere landen van verblijf per 1 juli. De aanpassingscoëfficiënten die zijn berekend voor de pensioenen van de personen die buiten België en Luxemburg verblijven, worden verkregen door de economische pariteiten en de wisselkoersen op 1 juli aan elkaar te relateren. Overeenkomstig artikel 17 van bijlage VII bij het Statuut zijn deze coëfficiënten rechtstreeks van toepassing op de overmakingen door de ambtenaren en de andere personeelsleden. Overeenkomstig artikel 20 van bijlage XIII bij het Statuut zijn de aanpassingscoëfficiënten voor de pensioenen uitsluitend van toepassing op het deel van het pensioen dat overeenkomt met de vóór 1 mei 2004 verworven rechten. - Datum waarop de aanpassingscoëfficiënten van kracht worden: De aanpassingscoëfficiënten worden van kracht op 1 juli voor alle plaatsen, met uitzondering van die met een sterke stijging van de kosten van levensonderhoud: voor de laatstgenoemde plaatsen is die datum 16 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 6,3 %, of 1 mei bij een stijging van de kosten van levensonderhoud van meer dan 12,6 %. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud buiten België en Luxemburg wordt gemeten met behulp van de impliciete indexcijfers. Deze indexcijfers komen overeen met het product van het internationale indexcijfer van Brussel en de verandering van de economische pariteit. De datum waarop deze aanpassing van kracht wordt, wordt vervroegd voor de in de verordening genoemde plaatsen. - Aanpassingscoëfficiënten voor Kroatië: Vanaf de datum van toetreding van Kroatië tot de Europese Unie moeten de in artikel 3, lid 5, van bijlage XI bij het Statuut bedoelde aanpassingscoëfficiënten worden toegepast voor EU-ambtenaren en andere personeelsleden in Kroatië.

310 || Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag is het Statuut en met name bijlage XI. De Europese Commissie betwist de rechtsgeldigheid van Besluit 2011/866/EU van de Raad van 19 december 2011 betreffende het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2011 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen en heeft daartoe bij het Hof van Justitie een beroep tot nietigverklaring ingesteld. Daarnaast heeft de Commissie een beroep wegens nalaten ingesteld in verband met de jaarlijkse aanpassing van 2011. Omdat volgens vaste rechtspraak de rechtshandelingen van de Unie worden geacht rechtsgeldig te zijn zolang zij niet door het Hof van Justitie nietig zijn verklaard, heeft de Commissie evenwel de jaarlijkse aanpassing van 2010 gebruikt als uitgangspunt voor de jaarlijkse aanpassing van 2012. Mocht het Hof van Justitie het beroep van de Commissie gegrond verklaren, dan moet de voorgestelde verordening worden herzien overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Uitzonderingsclausule De Commissie beoordeelde de meest recente sociale en economische gegevens en concludeerde dat er geen ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaal-economische toestand in de Europese Unie heeft plaatsgevonden na de indiening van het verslag van 31 augustus 2012 (COM(2012) 476) die een wijziging van de conclusies van dat verslag zou rechtvaardigen. De wettelijke criteria van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut zijn derhalve niet vervuld en de Commissie is van oordeel dat het niet passend is een voorstel in te dienen uit hoofde van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut.

329 || Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel heeft betrekking op een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

|| Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

331 || - In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

332 || - De financiële last is het rechtstreekse gevolg van de toepassing van de bij het Statuut vastgestelde aanpassingsmethode.

|| Keuze van instrumenten

341 || Voorgesteld instrument: verordening.

342 || Andere instrumenten zouden om de volgende redenen niet geschikt zijn: - In bijlage XI bij het Statuut is bepaald dat de Raad een verordening vaststelt.

Gevolgen voor de begroting

401 || De gevolgen van de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen voor de administratieve uitgaven en voor de ontvangsten worden uiteengezet in bijgaand financieel memorandum.

2012/0350 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

houdende aanpassing met ingang van 1 juli2012 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de anderepersoneelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiëntendie van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking vande Europese Unie,

Gezien het Protocol betreffende de voorrechtenen immuniteiten van de Europese Unie, en met name artikel 12,

Gezien het Statuut van de ambtenaren en deRegeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de EuropeseUnie, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68, en met namede artikelen 63, 64, 65 en 82 van het Statuut en de bijlagen VII, XI en XIIIbij dat Statuut, alsmede artikel 20, eerste alinea, en de artikelen 64, 92 en 132van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Teneinde te waarborgen dat dekoopkracht van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Unie gelijketred houdt met die van de nationale ambtenaren moeten de bezoldigingen en depensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Uniein het kader van de jaarlijkse herziening 2012 te worden aangepast.

(2)       Er moetenaanpassingscoëfficiënten worden ingevoerd voor Kroatië die van toepassingzouden zijn vanaf de datum van toetreding van Kroatië tot de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENINGVASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2012 wordt in artikel 63,tweede alinea, van het Statuut "1 juli 2010" vervangen door "1 juli 2012".

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2012 wordt in artikel 66van het Statuut de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassingis voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door devolgende tabel:

Artikel 3

De aanpassingscoëfficiënten die op grond vanartikel 64 van het Statuut met ingang van 1 juli 2012 van toepassing zijn op debezoldiging van de ambtenaren en de andere personeelsleden, zijn vermeld inkolom 2 van de onderstaande tabel.

De aanpassingscoëfficiënten die op grond vanartikel 17, lid 3, van bijlage VII bij het Statuut met ingang van 1 januari 2013van toepassing zijn op de overmakingen van de bezoldiging van de ambtenaren ende andere personeelsleden, zijn vermeld in kolom 3 van de onderstaande tabel.

De aanpassingscoëfficiënten die op grond vanartikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut met ingang van 1 juli 2012 vantoepassing zijn op de pensioenen, zijn vermeld in kolom 4 van de onderstaandetabel.

De aanpassingscoëfficiënten die op grond vanartikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut met ingang van 16 mei 2012 vantoepassing zijn op de pensioenen, zijn vermeld in kolom 5 van de onderstaandetabel. De datum waarop de jaarlijkse aanpassing voor die lidstaten van krachtwordt, is 16 mei 2012.

Vanaf de datum van toetreding van Kroatië totde Europese Unie zijn de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op debezoldigingen, overmakingen en pensioenen vastgesteld zoals aangegeven inonderstaande tabel.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de toelagevoor het in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het Statuut bedoeldeouderschapsverlof 927,23 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1236,30 EUR.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt hetbasisbedrag van de in artikel 1, lid 1, van bijlage VII bij het Statuutbedoelde kostwinnerstoelage 173,42 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kindertoelage 378,94EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 257,11EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde schooltoelage 92,57 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt hetminimumbedrag van de in artikel 69 van het Statuut en in artikel 4, lid 1,tweede alinea, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde ontheemdingstoelage513,98 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 134 van de Regeling welke van toepassing is op de anderepersoneelsleden bedoelde ontheemdingstoelage 369,49 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 januari 2013 wordt de inartikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoedingals volgt aangepast:

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstandtussen  0 tot en met 200 km

0,3854 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen     201 tot en met 1 000 km

0,6423 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen     1 001 tot en met 2 000 km

0,3854 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen     2 001 tot en met 3 000 km

0,1283 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen     3 001 tot en met 4 000 km

0,0619 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen     4 001 tot en met 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van de afstanddat hoger ligt dan         10 000 km.

Aan deze kilometervergoeding wordt eenforfaitair supplement toegevoegd van:

- 192,70 EUR als de afstand per spoor tussen destandplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt;

- 385,37 EUR als de afstand per spoor tussen destandplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt.

Artikel 7

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

- 39,84 EUR voor ambtenaren die recht hebben op dekostwinnerstoelage;

- 32,12 EUR voor ambtenaren die geen recht hebben opde kostwinnerstoelage.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 24, lid 3, van de Regeling welke van toepassingis op de andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

- 1 133,94 EUR voor personeelsleden die recht hebbenop de kostwinnerstoelage;

- 674,24 EUR voor personeelsleden die geen rechthebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 28 bis, lid 3, tweede alinea, van de Regelingwelke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoeldewerkloosheidsuitkering vastgesteld op 1 359,92 EUR en het maximumbedrag op 2 719,85EUR, en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1 236,30EUR.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de in artikel93 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsledenopgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door dehiernavolgende tabel:

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 94 van de Regeling welke van toepassing is opde andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

- 852,92 EUR voor personeelsleden die recht hebben opde kostwinnerstoelage;

- 505,67 EUR voor personeelsleden die geen rechthebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 96, lid 3, tweede alinea, van de Regeling welkevan toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde werkloosheidsuitkeringvastgesteld op 1 019,95 EUR en het maximumbedrag op 2 039,88 EUR, en wordt hetvaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 927,23 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 136 van de Regeling welke van toepassing is opde andere personeelsleden bedoelde werkloosheidsuitkering vastgesteld op 897,33EUR en het maximumbedrag op 2 111,36 EUR.

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2012 worden de inartikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76van de Raad[1]bedoelde toeslagen voor continu- of ploegendienst vastgesteld op 388,67 EUR,586,65 EUR, 641,41 EUR en 874,46 EUR.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2012 wordt op de inartikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad[2] genoemde bedragen eencoëfficiënt toegepast van 5,610551.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de tabel inartikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vervangen door de onderstaandetabel:

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2012 wordt, voor detoepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vastevergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij hetStatuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

- 134,08 EUR per maand voor ambtenaren in derangen C4 en C5;

- 205,58 EUR per maand voor ambtenaren in derangen C1, C2 en C3.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de in artikel133 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsledenopgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de onderstaandetabel:

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dagna die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in alhaar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voorde Raad

                                                                       Devoorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOORVOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van hetvoorstel/initiatief

Voorstelvoor een verordening houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van debezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsledenvan de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die vantoepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen.

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en)in de ABM/ABB-structuur[3]

Betreftpotentieel alle beleidsterreinen en activiteiten.

1.3.        Motivering van hetvoorstel/initiatief

1.3.1.     Behoefte(n) waarin op korte oflange termijn moet worden voorzien

Ervoorzorgen dat de koopkracht van de bezoldigingen en de pensioenen van deEU-ambtenaren gelijke tred houdt met de koopkracht van de ambtenaren van decentrale overheid in de lidstaten, overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut.

1.4.        Duur en financiële gevolgen

ý Voorstel/initiatief met een onbeperktegeldigheidsduur

- Uitvoering met een opstartperiode vanaf 1 juli2012,

- gevolgd door een volledige uitvoering.

1.5.        Beheersvorm(en)[4]

ý Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie: PMO.

2.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HETVOORSTEL/INITIATIEF

2.1.        Rubriek(en) van hetmeerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) vooruitgaven

· Het voorstel heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelenin verband met personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarigfinancieel kader en de begrotingsonderde(e)l(en)

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Aantal [Beschrijving ..] || GK/NGK ([5]) || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

|| XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Assistentie aan de leden || NGK || NEEN || NEEN || NEEN || NEEN

2.1.        Geraamde gevolgen voor deuitgaven

2.1.1.     Samenvatting van de geraamdegevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven" XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Assistentie aan de leden

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2012 || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Volgende jaren || TOTAAL

DG: <...> ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Overige administratieve uitgaven || || || || || || || ||

TOTAAL DG <..> || Kredieten || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 50,2 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || Niet beschikbaar

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2012 || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Volgende jaren || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 50,2 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || Niet beschikbaar

Betalingen || 50,2 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || 100,4 || Niet beschikbaar

2.1.1.     Geraamde gevolgen voor debeleidskredieten

- ý  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

2.1.2.     Geraamde gevolgen voor deadministratieve kredieten

2.1.2.1.  Samenvatting

- ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredietennodig

- ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,zoals hieronder nader wordt beschreven:

2.1.2.2.  Geraamde personeelsbehoeften

- ý  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

2.1.3.     Verenigbaarheid met het huidigemeerjarig financieel kader

- ý  Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarigfinancieel kader

2.1.4.     Bijdrage van derden aan definanciering

- Het voorstel/initiatief voorziet niet inmedefinanciering door derden

2.2.        Geraamde gevolgen voor deontvangsten

- ¨  Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor deontvangsten

- ý  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiëlegevolgen:

- ¨         voor de eigen middelen

- ý         voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief

Jaar 2012 || Jaar 2013 || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Volgende jaren

Artikel 410 Pensioenbijdrage || 477.0 || 4,1 || 8,1 || 8,1 || 8,1 || 8,1 || 8,1 || 8,1

Artikel 400 Belastingen || 633.1 || 5,4 || 10,8 || 10,8 || 10,8 || 10,8 || 10,8 || 10,8

Artikel 410 Speciale heffing || 65.5 || 0,6 || || || || || ||

Vermeld de wijze vanberekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

Heteffect op de ontvangsten is berekend op basis van de geraamde cijfersvoor 2012.

[1]                      Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van9 februari 1976 tot vaststelling van de categorieën van begunstigden, devoorwaarden voor toekenning en de hoogte van de toeslagen die kunnen wordentoegekend aan ambtenaren die hun werkzaamheden verrichten in het kader van eencontinu- of ploegendienst (PB L 38 van 13.2.1976, blz. 1). Verordening aangevuld bij Verordening(Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87 (PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).

[2]                      Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari1968 tot vaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van debelasting ten bate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz.8).

[3]               ABM:activiteitsgestuurd beheer - ABB: activiteitsgestuurde begroting.

[4]               Naderegegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglementzijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[5]               GK= gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.