Speciaal verslag nr. 19/2012 "Verslag van 2011 over de follow-up van de speciale verslagen van de Europese Rekenkamer"
Speciaal verslag nr. 19/2012 "Verslag van 2011 over de follow-up van de speciale verslagen van de Europese Rekenkamer"
ACRONIEMEN EN AFKORTINGEN
ACS : Landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan
ALA : Landen in Azië en Latijns-Amerika
Cisoch : Helpdesk voor maatschappelijke organisaties (Civil Society Helpdesk)
EACI : Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (Executive Agency for Competitiveness and Innovation)
GLMC : Goede landbouw- en milieuconditie
IEE : Intelligente energie voor Europa
IPA : Instrument voor pretoetredingssteun (Instrument for Pre-Accession Assistance)
LIFE : Financieringsinstrument voor het milieu (l'Instrument financier pour l'environnement)
MIPD : Indicatief meerjarenplan (Multi-annual Indicative Planning Document)
Noa : Niet-overheidsactoren
PADOR : Onlineregistratie van gegevens van potentiële partners (Potential applicant data online registration)
PG : Probleemgebieden
RAD : Aanbevelingen, acties, kwijting (Recommendations, Actions, Discharge) (database)
RBE : Uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen
TS : Technische samenwerking
SAMENVATTING
I. In dit verslag wordt nagegaan in hoeverre de Commissie uitvoering heeft gegeven aan de aanbevelingen van zeven uit de periode 2003-2009 geselecteerde speciale verslagen van de Rekenkamer. De speciale verslagen waaraan follow-up is gegeven, hadden betrekking op drie begrotingsterreinen: landbouw, energie en externe acties.
II. De zeven verslagen bevatten 51 controleaanbevelingen, waarvan er nog 45 relevant zijn.
III. Hoewel de Commissie beschikt over een systeem om alle aanbevelingen van de Rekenkamer en de verzoeken van het Parlement en de Raad van follow-up te voorzien, is de Rekenkamer van oordeel dat de follow-up van aanbevelingen/verzoeken moet worden verbeterd, wil de Commissie tijdig, efficiënt en doeltreffend kunnen reageren op de ontdekte onderliggende gebreken en op de aanbevelingen/verzoeken van de Rekenkamer en de kwijtingverlenende autoriteit.
IV. Uit het onderzoek blijkt dat de Commissie maatregelen neemt om de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren en dat 13 (29 %) van de in het onderhavige verslag behandelde aanbevelingen volledig werden uitgevoerd. Aan een groot deel wordt nog uitvoering gegeven, hoewel nog eens 22 (49 %) van de aanbevelingen in de meeste opzichten zijn uitgevoerd door middel van de reeds door de Commissie genomen maatregelen.
INLEIDING
1. In dit verslag worden de resultaten gepresenteerd van de werkzaamheden die de Rekenkamer in 2011/2012 heeft verricht met betrekking tot de follow-up van de aanbevelingen uit de speciale verslagen van de Rekenkamer over doelmatigheidscontroles [1]. Bijlage I bevat een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de aanbevelingen die werden onderzocht. Bijlagen II-VIII beschrijven de follow-up in nader detail.
2. Voor deze follow-up werden zeven verslagen geselecteerd uit de periode 2003-2009. De eerste selectie werd gemaakt aan de hand van de vraag of de Commissie meer dan twee à drie jaar de tijd had gehad om de aanbevelingen op te volgen, en een nadere selectie vond plaats op basis van de vraag of de aanbevelingen nog relevant waren. Bijlage IX bevat een lijst met de speciale verslagen van de Rekenkamer uit de periode 2005-2009 met nadere gegevens over de follow-up die de Rekenkamer aan deze verslagen heeft gegeven.
3. De follow-up van controleverslagen wordt volgens internationale controlestandaarden gezien als het laatste stadium in de cyclus van planning, uitvoering en follow-up van doelmatigheidscontroles. Het doel van deze follow-up is het beoordelen van de maatregelen die door de Commissie zijn genomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rekenkamer.
REIKWIJDTE EN AANPAK
4. De Rekenkamer beoordeelde de corrigerende maatregelen die door de Commissie zijn genomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rekenkamer. Deze werkzaamheden hielden geen beoordeling in van de effecten van deze maatregelen, aangezien daarvoor afzonderlijke follow-upcontroles nodig zouden zijn.
De aanpak en gebruikte methodologie worden nader beschreven in bijlage X. De in de tabel genoemde speciale verslagen vormen het onderwerp van dit verslag:
TABEL
DE SPECIALE VERSLAGEN WAARAAN IN DIT VERSLAG FOLLOW-UP IS GEGEVEN
Speciaal verslag | Begrotingsterrein | Aantal controle-aanbevelingen |
4/2003 over plattelandsontwikkeling: de steun voor probleemgebieden [2] | Landbouw | 11 |
13/2003 over de productiesteun voor katoen [3] | Landbouw | 6 |
11/2009 De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur [4] | Landbouw | 9 |
7/2008 Het programma Intelligente energie 2003-2006 [4] | Energie | 4 |
6/2007 over de doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling [5] | Externe acties | 8 |
4/2009 Het beheer door de Commissie van de betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij EG-ontwikkelingssamenwerking [4] | Externe acties | 7 |
16/2009 Het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije [4] | Externe acties | 6 |
Totaal aantal aanbevelingen | | 51 |
HET SYSTEEM VAN DE COMMISSIE VOOR DE FOLLOW-UP VAN AANBEVELINGEN
5. In de RAD-database [6] zijn de aanbevelingen van de Rekenkamer en de verzoeken van de Raad en het Parlement geregistreerd, evenals de specifieke maatregelen die de Commissie heeft toegezegd om gevolg te geven aan deze aanbevelingen/verzoeken. Een dergelijk instrument vervult een belangrijke functie bij het waarborgen van een behoorlijk en tijdig beheer en een behoorlijke en tijdige follow-up van aanbevelingen/verzoeken van de Rekenkamer en andere belanghebbenden.
6. In 2009 verrichtte de Rekenkamer een eerste evaluatie van het RAD-systeem, waarbij zij met name de informatie in deze database bestudeerde over de aanbevelingen die door de Commissie zijn aanvaard en de uitgevoerde aanbevelingen.
7. In 2011 verrichtten tien interne-auditfuncties die twaalf directoraten-generaal van de Commissie bestreken, een interne controle van de bestaande systemen en procedures voor het beheer van de RAD. Het doel van de controle was, vast te stellen of er een toereikend antwoord/actieplan bestond en de zekerheid te verschaffen dat acties die volgens de RAD waren afgerond, tijdig, efficiënt en doeltreffend waren uitgevoerd.
8. De resultaten van de interne controle van de Commissie bevestigden goeddeels de conclusies van de eerste evaluatie van de Rekenkamer. Meer in het bijzonder werd bij de interne audit geconstateerd dat, hoewel de bestaande systemen en procedures redelijke zekerheid verschaffen wat betreft het beheer van de uitvoering van de aanbevelingen van de Rekenkamer en de verzoeken van de kwijtingverlenende autoriteit, gedocumenteerde procedures vaak ontbraken en het toezicht op en de monitoring van de uitvoering van aanbevelingen/verzoeken ontoereikend waren.
HET ANTWOORD VAN DE COMMISSIE OP DE AANBEVELINGEN VAN DE REKENKAMER
9. In de onderzochte speciale verslagen deed de Rekenkamer 51 aanbevelingen. Ongeveer twee derde hiervan had betrekking op kwesties inzake de doeltreffendheid (bijv. het bepalen van strategische doelstellingen, de voorbereiding van projectvoorstellen, het ontwerp van projecten, projectprestaties, en monitoring en evaluatie); de overige aanbevelingen betroffen kwesties inzake zuinigheid en efficiëntie (bijv. het bestaan van te hoge betalingen en de kwaliteit en tijdigheid van de projectselectiemethoden). Zes van de 51 aanbevelingen zijn niet verwerkt in de figuur. Van die zes aanbevelingen waren er twee niet van toepassing in het huidige kader en voor de vier andere gevallen was het vanwege de reikwijdte van het follow-uponderzoek niet mogelijk, bewijs te verkrijgen betreffende de genomen maatregelen.
10. Dit betekent dat de Rekenkamer de uitvoeringsstand van 45 aanbevelingen kon beoordelen. De Commissie voerde 29 % van deze 45 aanbevelingen volledig uit, terwijl aan 69 % nog uitvoering wordt gegeven. De figuur toont de stand van uitvoering van de aanbevelingen van de Rekenkamer.
FIGUUR
STAND VAN DE UITVOERING VAN DE AANBEVELINGEN
+++++ TIFF +++++
SAMENVATTING VAN HET FOLLOW-UPONDERZOEK VAN DE REKENKAMER
11. Uit het onderzoek bleek dat de Commissie 13 van de aanbevelingen van de Rekenkamer uit de geselecteerde verslagen volledig heeft uitgevoerd. Oudere aanbevelingen kennen meestal een hogere uitvoeringsgraad, terwijl aan de recentste nog uitvoering wordt gegeven. Naast de volledig uitgevoerde aanbevelingen is aan 22 aanbevelingen op de meeste punten gevolg gegeven, maar moet de Commissie nog verdere stappen zetten voor een volledige opvolging ervan. In bijlage I worden deze vermeld.
12. Het follow-uponderzoek van de Rekenkamer geeft aan dat dankzij de controleverslagen van de Rekenkamer het financieel beheer op een aantal terreinen van de EU-begroting is verbeterd. Er blijven echter belangrijke mogelijkheden bestaan om de beheerspraktijken te verbeteren op rechtstreeks door de Commissie beheerde gebieden (externe acties) en op gebieden waar gedeeld beheer wordt toegepast (landbouw). Hieronder volgen enkele voorbeelden van dergelijke verbeteringen en mogelijkheden die bij de follow-upronde aan de orde kwamen.
13. Er werd een strategische verbetering van het zuinige gebruik van EU-middelen vastgesteld bij de hervorming van de steunregeling voor katoen door de Commissie. Dankzij de hervorming van de regeling is de EU-steun voor katoen niet langer gekoppeld aan productieniveaus, maar is deze in plaats daarvan afhankelijk van de vraag uit de markt (landbouw) [7].
14. Op operationeel niveau kunnen matige beheerspraktijken echter leiden tot verspilling van middelen. Te hoge betalingen van EU-steun leiden er bijvoorbeeld toe dat er weinig besparingen worden gerealiseerd bij het nastreven van doelstellingen. Het blijft nodig de beheerssystemen ter waarborging van de juistheid van betalingsberekeningen in de lidstaten te verbeteren (landbouw) [8].
15. Er werden verbeteringen van de procedures voor de selectie van projecten vastgesteld die leidden tot tijdiger projecten van betere kwaliteit. Door de Commissie/Turkse autoriteiten genomen maatregelen droegen bijvoorbeeld bij tot een verbetering van de kwaliteit van het projectontwerp en de aanvraagprocedures in 2010-2011 (externe acties) [9]. De Commissie stemde ermee in de selectieprocedure voor projecten van LIFE-Natuur te herzien, een hogere prioriteit te geven aan het criterium duurzaamheid bij het onderdeel natuur en biodiversiteit, en de selectieprocedure te verkorten (landbouw) [10].
16. De Commissie nam ook verscheidene initiatieven om de betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij de externe samenwerking van de EU te versterken door middel van contracten om de EU-ontwikkelingssteun uit te voeren. Een belangrijk initiatief was de ontwikkeling van de "gestructureerde dialoog" tussen de voornaamste betrokkenen bij het Europese ontwikkelingsbeleid, die bijdroeg tot voorstellen tot verbeteringen van de projectselectiemethoden en tot snellere en beter gerichte steun (externe acties) [11].
17. Om goede en doeltreffende resultaten te behalen met EU-middelen is het van belang dat in de eerste plaats de behoeften waarin een programma of maatregelen wil voorzien, worden vastgesteld. In de tweede plaats maken een goed projectontwerp en behoorlijke uitvoeringsprocedures het waarschijnlijker dat kosteneffectiviteit wordt gerealiseerd. De Commissie heeft tot dergelijke verbeteringen leidende initiatieven genomen met betrekking tot verplichte behoefteramingen en een betere planning van de contractsluiting (externe acties) [12]. Beter omschreven criteria voor de beoordeling van de duurzaamheid van de voorgestelde projecten moeten echter nog worden ingevoerd (landbouw) [13].
18. Goede beheersinformatie maakt een betere besluitvorming waarschijnlijker. Er bestaan nog steeds mogelijkheden voor de Commissie om de potentiële doeltreffendheid van financiering te verhogen door een betere prioritering van acties en door de projectkosten te koppelen aan de verwachte output en impact ervan (energie) [14]. De Commissie stelt voor om in de volgende LIFE-verordening een alomvattende reeks prestatie-indicatoren op te nemen om een betere planning en programmering te vergemakkelijken.
19. Toezicht op en evaluatie van de uitvoering van programma's en acties zijn belangrijk, niet alleen voor de wettigheid en regelmatigheid, maar ook voor de verwezenlijking van de geplande resultaten. Hoewel verbeteringen zijn opgetreden bij het toezicht op de resultaten van programma's, bijvoorbeeld door de Commissie genomen maatregelen ter verbetering van het systeem voor toezicht in Turkije (externe acties), en wat betreft administratieve kosten (energie), zijn verdere verbeteringen nodig, met name op het gebied van het toezicht op de uitvoering van controles inzake financiële en milieuvereisten (landbouw) [15] en op het gebied van de verslaglegging over afzonderlijke projectresultaten (externe acties) [16].
20. De bijlagen II-VIII van dit verslag bevatten een korte samenvatting van de controles, de aanbevelingen, de daarop door de Commissie getroffen maatregelen en de kwesties inzake prestaties die nog moeten worden aangepakt.
CONCLUSIE
21. De Commissie beschikt over een systeem om alle aanbevelingen van de Rekenkamer en de verzoeken van het Parlement en de Raad van follow-up te voorzien. De Rekenkamer is van oordeel dat de follow-up van aanbevelingen/verzoeken moet worden verbeterd, wil de Commissie tijdig, efficiënt en doeltreffend kunnen reageren op de aanbevelingen/verzoeken van de Rekenkamer en de kwijtingverlenende autoriteit.
22. Uit het onderzoek blijkt dat de Commissie maatregelen neemt om de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren en dat 13 (29 %) van de in het onderhavige verslag behandelde aanbevelingen volledig werden uitgevoerd. Aan een groot deel wordt nog uitvoering gegeven, hoewel nog eens 22 (49 %) van de aanbevelingen in de meeste opzichten zijn uitgevoerd door middel van de reeds door de Commissie genomen maatregelen.
Dit verslag werd door kamer CEAD onder voorzitterschap van de heer Igors LUDBORZS, lid van de Rekenkamer, te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 16 oktober 2012.
Voor de Rekenkamer
+++++ TIFF +++++
Vítor Manuel da Silva Caldeira
President
[1] De inhoud en de reikwijdte van deze werkzaamheden worden toegelicht in het deel over de reikwijdte en aanpak.
[2] PB C 151 van 27.6.2003.
[3] PB C 298 van 9.12.2003.
[4] http://eca.europa.eu
[5] PB C 312 van 21.12.2007.
[6] RAD (Recommendations, Actions, Discharge (Aanbevelingen, acties, kwijting)) is een toepassing van de Commissie (DG Begroting) voor de coördinatie van de kwijtingsprocedure tussen de diensten. De database bevat de aanbevelingen/verzoeken aan de Commissie van de Raad, het Parlement en de ERK, het antwoord van de Commissie en de stand van zaken met betrekking tot de follow-upmaatregel.
[7] Zie bijlage III inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 13/2003 over de productiesteun voor katoen.
[8] Zie bijlage II inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 4/2003 over plattelandsontwikkeling: steun voor probleemgebieden.
[9] Zie bijlage VIII inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 16/2009 - Het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije.
[10] Zie bijlage IV inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 11/2009 - De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur.
[11] Zie bijlage VII inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 4/2009 - Het beheer door de Commissie van de betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij EG-ontwikkelingssamenwerking.
[12] Zie bijlage VIII inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 16/2009 - Het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije.
[13] Zie bijlage IV inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 11/2009 - De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur.
[14] Zie bijlage V inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 7/2008 - Het programma Intelligente energie 2003-2006.
[15] Zie bijlage III inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 13/2003 over de productiesteun voor katoen.
[16] Zie bijlage VIII inzake de follow-up van Speciaal verslag nr. 16/2009 - Het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije.
--------------------------------------------------
BIJLAGE I
OVERZICHT VAN DE DOOR DE REKENKAMER ONDERZOCHTE AANBEVELINGEN
| Per controle | Volledig uitgevoerd | In uitvoering | Niet uitgevoerd | N.v.t. in het huidige kader | Onvoldoende bewijs |
op de meeste punten | op een aantal punten |
SV 4/2003 Plattelandsontwikkeling: steun voor probleemgebieden (Bijlage II) | 1 | x | | | | | |
2 | | | x | | | |
3 | x | | | | | |
4 | | | x | | | |
5 | | | | | x | |
6 | | x | | | | |
7 | | | | | x | |
8 | | | | | | x |
9 | | | | | | x |
10 | | x | | | | |
11 | | | | | | x |
SV 13/2003 De productiesteun voor katoen (Bijlage III) | 1 | x | | | | | |
2 | x | | | | | |
3 | x | | | | | |
4 | | x | | | | |
5 | | x | | | | |
6 | | x | | | | |
SV 11/2009 De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur (Bijlage IV) | 1 | x | | | | | |
2 | | | x | | | |
3 | | x | | | | |
4 | x | | | | | |
5 | x | | | | | |
6 | x | | | | | |
7 | x | | | | | |
8 | | | | x | | |
9 | | | x | | | |
SV 7/2008 Het programma Intelligente energie 2003-2006 (Bijlage V) | 1 | | x | | | | |
2 | | x | | | | |
3 | | | x | | | |
4 | | x | | | | |
SV 6/2007 De doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling (Bijlage VI) | 1 | | | | | | x |
2 | x | | | | | |
3 | | | x | | | |
4 | | x | | | | |
5 | | x | | | | |
6 | x | | | | | |
7 | | x | | | | |
8 | | | x | | | |
SV 4/2009 De betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij EG-ontwikkelings-samenwerking (Bijlage VII) | 1 | x | | | | | |
2 | | x | | | | |
3 | | x | | | | |
4 | | x | | | | |
5 | | x | | | | |
6 | | x | | | | |
7 | | x | | | | |
SV 16/2009 Pretoetredingssteun aan Turkije (Bijlage VIII) | 1 | | | x | | | |
2 | | | x | | | |
3 | | x | | | | |
4 | | x | | | | |
5 | | x | | | | |
6 | | x | | | | |
TOTAAL | 51 | 13 | 22 | 9 | 1 | 2 | 4 |
--------------------------------------------------
BIJLAGE II
LANDBOUW: PROBLEEMGEBIEDEN
1. Speciaal verslag nr. 4/2003 had betrekking op plattelandsontwikkelingssteun voor probleemgebieden.
"De regeling ter ondersteuning van probleemgebieden biedt steun aan 55,8 % van alle landbouwbedrijven in de EU. Het is een steun per hectare die bestaande belemmeringen moet compenseren, bijvoorbeeld voor bedrijven in landbouwgebieden met geringe productiviteit en waar een versnelde vermindering van de activiteit de levensvatbaarheid van het gebied in gevaar zou brengen. De jaarlijkse kosten van deze steun belopen ongeveer 2000 miljoen euro, waarvan bijna de helft met communautaire middelen wordt gefinancierd."
(Bron: Persbericht ECA/03/11.)
2. De Rekenkamer onderzocht of de regeling op wettige en regelmatige wijze werd uitgevoerd, of er behoorlijk toezicht was, of er relevante informatie over het effect ervan beschikbaar was en of er tijdig maatregelen werden getroffen ter ondervanging van eventuele tekortkomingen.
3. De Rekenkamer deed de aanbeveling om:
1) een volledig en grondig onderzoek van de huidige indeling van alle probleemgebieden te verrichten (volledig uitgevoerd);
2) in nauwe samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten een geschiktere reeks indicatoren voor de indeling als probleemgebied samen te stellen (op een aantal punten uitgevoerd).
De Rekenkamer benadrukte dat:
3) deugdelijke informatie over het effect van de regeling moest worden verzameld (volledig uitgevoerd);
4) mogelijke gevallen van systematische overcompensatie moesten worden vastgesteld en corrigerende maatregelen moesten worden getroffen (op een aantal punten uitgevoerd);
5) een duidelijke en verifieerbare definitie moest worden gegeven aan het begrip "goede landbouwpraktijken" (niet relevant binnen het huidige kader).
De Rekenkamer beval de Commissie ook aan:
6) een inventaris op te stellen van de bestaande regionale/lokale praktijken in verband met specifieke landbouwomstandigheden (op de meeste punten uitgevoerd);
7) de lidstaten volledige richtlijnen te geven inzake de vereisten voor een doeltreffend controlesysteem (niet relevant in het huidige kader);
8) ervoor te zorgen dat de verrichte controles doeltreffend zijn (onvoldoende bewijs [1]);
9) ervoor te zorgen dat de lidstaten de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen naleven (onvoldoende bewijs [2]);
10) ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoen aan de verplichting om tijdig volledige gegevens te verstrekken (op de meeste punten uitgevoerd);
11) relevante indicatoren op te stellen om ervoor te zorgen dat er toezicht op kan worden gehouden (onvoldoende bewijs [2]).
4. De aanbevelingen van de Rekenkamer werden in twee gevallen (1 en 3) volledig opgevolgd, in twee gevallen (6 en 10) op de meeste punten uitgevoerd en in twee gevallen (2 en 4) op een aantal punten opgevolgd. Twee gevallen waren niet van toepassing in het huidige, herziene kader (5 en 7); in drie gevallen (8, 9, en 11) overlegde de Commissie onvoldoende bewijs, of was er geen definitief oordeel van de controleurs van de Rekenkamer vanwege de beperkte reikwijdte van de controle. Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
INDELING VAN PG'S
6. Het speciaal verslag van de Rekenkamer over PG's werd in 2003 gepubliceerd en maakte melding van het feit dat de lidstaten een breed scala van indicatoren hanteerden om te bepalen of een gebied al dan niet een probleemgebied is, hetgeen wellicht heeft geleid tot verschillen in de behandeling van de begunstigden.
7. Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling [3] voorzag in een striktere definitie voor de indeling als PG. Aangezien deze definitie echter niet van kracht werd, besloot de Raad het vorige PG-stelsel te handhaven en riep hij de Commissie op, het herzieningsproces van follow-up te voorzien met een plan om in 2010 een nieuw stelsel in te voeren. In 2010 werd echter geen nieuw stelsel ingevoerd en dus wordt de vaststelling van PG's nog steeds beïnvloed door de in 2003 door de Rekenkamer geconstateerde tekortkomingen.
OVERCOMPENSATIE/DEFINITIE VAN REGIO'S
8. De aanbeveling om te onderzoeken hoe mogelijke gevallen van overcompensatie kunnen worden vastgesteld en voorkomen, werd slechts op een aantal punten opgevolgd. Lidstaten zijn nog steeds niet verplicht ervoor te zorgen dat passende expertise wordt verleend door organen of diensten die functioneel onafhankelijk zijn van die welke de betalingen berekenen, om zodoende de juistheid van de betalingen te bevestigen, zoals wel is voorgeschreven voor andere maatregelen voor plattelandsontwikkeling.
9. In oktober 2011 presenteerde de Commissie haar wetgevingsvoorstel voor de nieuwe programmeringsperiode voor plattelandsontwikkeling 2014-2020 waarin een nieuwe definitie van PG is opgenomen op basis van biofysische criteria en de verplichting om te verzekeren dat geschikte deskundigheid wordt geleverd door instanties of diensten die functioneel onafhankelijk zijn van die welke verantwoordelijk zijn voor de berekening van de betalingen.
GOEDE LANDBOUWPRAKTIJKEN
10. Wat betreft de definitie van het begrip "goede landbouwpraktijken" [4] wordt dit vereiste in Verordening (EG) nr. 1698/2005 niet langer genoemd als verplichting voor landbouwers. In plaats daarvan moeten landbouwers sinds de GLB-hervorming van 2003 de randvoorwaarden, namelijk de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE's) en de eisen inzake goede landbouw- en milieuconditie (GLMC), naleven. Dit zijn de minimumeisen voor het ontvangen van PG-betalingen in het huidige kader.
11. Daarnaast stelde de Rekenkamer in het kader van haar jaarlijkse activiteiten voor de financiële controle in verband met de DAS, herhaaldelijk vast dat PG-betalingen (betalingen voor natuurlijke handicaps in het kader van de huidige maatregelen 211 en 212) foutgevoelig zijn. De controlesystemen van de lidstaten vormen ook het onderwerp van de DAS-activiteiten van de Rekenkamer, waarbij regelmatig PG-gerelateerde gebreken worden aangetroffen.
[1] Het huidige follow-uponderzoek omvatte geen bezoeken aan lidstaten.
[2] Zie voetnoot 1.
[3] PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
[4] De randvoorwaarden (GLMC plus RBE) zijn in het algemeen vergelijkbaar met de goede landbouwpraktijken.
--------------------------------------------------
BIJLAGE III
LANDBOUW: PRODUCTIESTEUN VOOR KATOEN
1. Speciaal verslag nr. 13/2003 had betrekking op productiesteun voor katoen.
"Binnen de EU wordt bijna uitsluitend in Griekenland en Spanje katoen geteeld. Na de oogst worden de vezels volgens een procedé met de naam "egreneren" ontdaan van pitten en afval. De EU produceert ongeveer 1,6 miljoen ton niet-geëgreneerde katoen, hetgeen een opbrengst van ongeveer 0,5 miljoen ton vezels (geëgreneerde katoen) oplevert. Met dit productieniveau wordt ongeveer 47 % van de interne behoeften gedekt. De rest wordt vrij van rechten en heffingen in de Gemeenschap ingevoerd."
(Bron: Persbericht ECA/03/020.)
2. In haar speciaal verslag beoordeelde de Rekenkamer het toezicht op de toepassing van de regeling in de lidstaten; de kwestie of de regeling op doelmatige en doeltreffende wijze steun verleent aan de katoenproducenten; het effect van de regeling op de productie, de kwaliteit van de geproduceerde katoen, de productie van alternatieve gewassen en het milieu; de betrouwbaarheid van het internecontrolesysteem in de lidstaten, en de wettigheid en regelmatigheid van de krachtens de regeling gedane betalingen.
DE AANBEVELINGEN VAN DE REKENKAMER
3. De Rekenkamer beval de Commissie aan, de voorgestelde hervorming te baat te nemen om de tekortkomingen in de regeling aan te pakken, en met name:
1) rekening te houden met de relatieve aantrekkelijkheid van de steun voor katoen en met het effect van de steun op de geproduceerde hoeveelheid (volledig uitgevoerd);
2) een mechanisme in te voeren dat begrotingsneutraliteit verzekert (volledig uitgevoerd);
3) de financiële regeling voor de egreneringsbedrijven te herzien (volledig uitgevoerd);
4) de doeltreffendheid van de stimulans ter verbetering van de kwaliteit van de geproduceerde katoen te onderzoeken (op de meeste punten uitgevoerd);
5) gegevens te verzamelen over het negatieve effect van de productie van katoen op het milieu (op de meeste punten uitgevoerd);
6) ervoor te zorgen dat de controles doorzichtig en goed onderbouwd zijn en consistent worden uitgevoerd (op de meeste punten uitgevoerd).
4. Uit de follow-up van de Rekenkamer bleek dat de Commissie alle zes de aanbevelingen had uitgevoerd, de eerste drie volledig en de laatste drie op de meeste punten. Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
DE HERVORMING VAN DE REGELING
6. Sinds de publicatie van het speciaal verslag van de Rekenkamer over productiesteun in 2003 is de steun voor katoen van de EU grondig hervormd en zijn er belangrijke wijzigingen aangebracht in de steunregeling voor katoen, met name de gedeeltelijke opname ervan in de bedrijfstoeslagregeling (BTR) en de invoering van herstructureringssteun voor de egreneringsindustrie. Ten tijde van de vorige controle van de Rekenkamer werd de steun betaald aan egreneringsbedrijven, waarvan de katoentelers alleen indirect voordeel ondervonden. In 2006 werd de productiesteun afgeschaft en ontvingen katoentelers BTR-toeslagrechten ter hoogte van 65 % van de voormalige steun. Daarnaast werd een nieuwe gewasspecifieke betaling ingevoerd waarmee 35 % van de oorspronkelijke steun wordt betaald aan iedere landbouwer die katoen teelt. Sinds 2008 worden uit de EU-begroting nationale herstructureringsprogramma's gefinancierd om de herstructurering van de egreneringsindustrie te vergemakkelijken en de kwaliteit en afzet van de geproduceerde katoen te verbeteren.
7. Hoewel de Commissie de meeste zaken heeft aangepakt, dient zij nog:
toezicht te blijven houden op de herstructurering van de egreneringsindustrie in de belangrijkste producerende staten (Spanje, Griekenland) - zie aanbeveling 3 hierboven;
toezicht te houden op de doeltreffendheid van de kwaliteitsmaatregel die na de hervorming werd ingevoerd op basis van artikel 69 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 [1] (Spanje) - zie aanbeveling 4 hierboven;
de nakoming van milieu-eisen van follow-up te voorzien - zie aanbeveling 5 hierboven;
te zorgen voor toezicht op de correcte uitvoering van controles, mede inzake de katoenproductie in het kader van de hervormde steunregeling voor katoen (areaalsteun voor katoen en de BTR), in de lidstaten - zie aanbeveling 6 hierboven.
[1] Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).
--------------------------------------------------
BIJLAGE IV
LANDBOUW: DE DUURZAAMHEID EN HET BEHEER DOOR DE COMMISSIE VAN DE PROJECTEN VAN LIFE-NATUUR
1. Speciaal verslag nr. 11/2009 had betrekking op de duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur.
In dit speciaal verslag onderzoekt de Europese Rekenkamer de doeltreffendheid van het beheer door de Commissie van de subsidies voor LIFE-Natuurprojecten uit een oogpunt van duurzaamheid van de resultaten. LIFE-Natuur, een onderdeel van LIFE, cofinanciert - voornamelijk in verband met de Natura-2000-gebieden - projecten in de lidstaten ten behoeve van de instandhouding van soorten en habitats.
(Bron: Persbericht ECA/09/49.)
2. De Rekenkamer onderzocht of in het herziene selectieproces voorrang werd gegeven aan die projecten waarbij duurzaamheid het meest waarschijnlijk was; of de projecten behoorlijk werden uitgevoerd en gemonitord; of de Commissie voor een adequate verspreiding van de projectresultaten en de getrokken lessen zorgde; en of follow-up van de projecten werd verricht en de resultaten ervan op lange termijn werden geëvalueerd.
3. De Rekenkamer beval de Commissie aan:
1) haar selectiemodel te herzien (volledig uitgevoerd);
2) via het selectiemodel voorrang te geven aan projectvoorstellen voor LIFE-Natuur (op een aantal punten uitgevoerd);
3) zich te beraden op manieren om de selectieprocedure te verkorten (op de meeste punten uitgevoerd).
Zij deed ook de aanbevelingen dat de Commissie
4) het projecttoezicht moet verbeteren (volledig uitgevoerd);
5) passende indicatoren en criteria moet ontwikkelen (volledig uitgevoerd).
Wat betreft communicatie beval de Rekenkamer de Commissie aan:
6) haar communicatiestrategie, activiteiten en instrumenten opnieuw te bekijken (volledig uitgevoerd);
7) van de begunstigden te verlangen dat die meer technische details verstrekken over de gehanteerde methoden, de getrokken lessen en de beste praktijken (volledig uitgevoerd).
Zij deed ook de aanbevelingen dat:
8) de subsidieovereenkomsten de begunstigden moeten verplichten tot het verduurzamen van de projectresultaten voor een minimumperiode na de projectafsluiting (niet uitgevoerd);
9) de Commissie de invoering moet overwegen van een follow-upregeling voor "de financiering na LIFE" (op een aantal punten uitgevoerd).
4. Vijf van de negen aanbevelingen werden volledig uitgevoerd (1 en 4-7), waaronder die met betrekking tot de herziening van selectiemodellen, de uitvoering van projecten (toezicht, indicatoren, criteria) en verspreiding van de resultaten. Een werd op de meeste punten uitgevoerd (3), twee op een aantal punten (2 en 9) en één aanbeveling werd niet uitgevoerd (8). Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
SELECTIEPROCEDURE
6. De Commissie stemde ermee in de selectieprocedure te herzien om deze te verkorten en het duurzaamheidscriterium zichtbaarder te maken voor het onderdeel "Natuur en Biodiversiteit". De evaluatiegids werd geherformuleerd en er werden twee afzonderlijke procedures ingevoerd (Milieu-Natuur). Het criterium "duurzaamheid" is echter nog steeds een subcriterium onder "bijdrage aan doelstellingen van LIFE+" en kent geen eigen weging. De Commissie moet dus nog een afzonderlijk selectiecriterium voor duurzaamheid bepalen.
UITVOERING VAN PROJECTEN
7. De Commissie nam een onderdeel "Beoordeling van de projectresultaten" op in het projectevaluatieformulier om het projecttoezicht te verbeteren. Er werden ook strengere voorschriften inzake beheersplannen opgenomen in de gemeenschappelijke bepalingen en de richtsnoeren voor aanvragers. Wat betreft de indicatoren stelde de Commissie voor om in de volgende LIFE-verordening een alomvattende reeks indicatoren op te nemen.
VERSPREIDING VAN DE VERWORVEN KENNIS
8. De toekomstige verplichting voor begunstigden om te netwerken vormt een verbetering voor de verspreiding van projectresultaten. Bijgewerkte samenvattingen van projecten worden ook op internet gepubliceerd.
LANGETERMIJNBEHEER VAN DE PROJECTRESULTATEN
9. Er wordt een follow-upregeling voor "de financiering na LIFE" ingevoerd. De Commissie heeft een methode ontwikkeld om ieder jaar LIFE-toezicht achteraf te houden op ten minste 15 projecten van LIFE-Natuur. De aanbeveling om begunstigden te verplichten tot het verduurzamen van de projectresultaten (voor een minimumperiode van vijf jaar na de projectafsluiting) is echter niet opgevolgd na een negatief advies van de juridische dienst van de Commissie.
--------------------------------------------------
BIJLAGE V
ENERGIE: HET PROGRAMMA INTELLIGENTE ENERGIE 2003-2006
1. Speciaal verslag nr. 7/2008 had betrekking op het programma Intelligente energie 2003-2006.
"Het IEE-programma (Intelligente energie-Europa) voor 2003-2006 beschikte over een budget van 250 miljoen euro voor de bevordering van energie-efficiëntie, het gebruik van duurzame energiebronnen en energiediversificatie. Het werd gebruikt ter ondersteuning van bijna 450 projecten waaraan werd deelgenomen door meer dan 1700 organen. Het programma bevordert de uitwisseling van ervaring en kennis, en niet zozeer de ontwikkeling van nieuwe technologieën."
(Bron: Persbericht ECA/08/18.)
2. De Rekenkamer onderzocht hoe de Commissie de IEE-middelen toewees; hoe de Commissie zorgde voor toezicht op en evaluatie van het programma; wat de administratieve kosten van het programma waren; en welk verschil het uitvoerend agentschap maakte voor het beheer van het programma.
3. De Rekenkamer deed de volgende aanbevelingen:
1) programmavoorstellen dienen te stoelen op een expliciet beleidsmodel en het verwachte verband tussen uitgaven, output en impact te weerspiegelen (op de meeste punten uitgevoerd);
2) toezicht dient verder te gaan dan afzonderlijke projecten en te helpen om een beeld te krijgen van een programma als geheel (op de meeste punten uitgevoerd);
3) het nut van de evaluatie van de programma's moet worden gemaximaliseerd (op een aantal punten uitgevoerd);
4) meer systematisch geregistreerde en geanalyseerde informatie over de administratiekosten van de programma's dient beschikbaar te zijn (op de meeste punten uitgevoerd).
4. Uit het onderzoek bleek dat drie aanbevelingen (1, 2 en 4) op de meeste punten zijn uitgevoerd en één op een aantal punten (3). Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
DE VERBANDEN TUSSEN UITGAVEN, OUTPUT EN IMPACT VOOR HET PROGRAMMA
6. In haar antwoorden op het speciaal verslag erkende de gecontroleerde dat er behoefte bestond aan een expliciet beleidsmodel dat het verband tussen uitgaven, output en impact voor het IEE-programma weerspiegelde. Zij was echter van mening dat zo'n beleidsmodel bestond voor ieder actieterrein van de Commissie en dat er dus geen aanvullende maatregelen nodig waren.
7. Uit het onderzoek bleek echter dat de Commissie en het Uitvoerend Agentschap voor concurrentievermogen en innovatie (EACI) een verbeterd stelsel van indicatoren invoerden om de algehele impact van het programma te meten, dat gefinancierde acties beter gericht zijn en dat er ook een grondiger behoefteanalyse voor belangrijke actieterreinen is verricht. De prioritering van de gefinancierde acties vereist echter aandacht, en het blijft moeilijk om een verband te leggen tussen uitgaven, output en impact op het niveau van belangrijke actieterreinen van het IEE II-programma.
VERBETERDE TOEZICHT- EN EVALUATIEREGELINGEN
8. De Commissie verbond zich tot een gedeeltelijke uitvoering van deze aanbeveling inzake verbetering van het toezicht op en de evaluatie van het programma en de benutting van de evaluatieresultaten bij de planning van toekomstige activiteiten.
Toch maken het toezicht op en de evaluatie van het programma het niet makkelijker de impact van het programma te meten: de jaarlijkse uitvoeringsverslagen, die beschikbaar zijn voor de jaren 2008-2010, verschaften bijvoorbeeld geen informatie over de resultaten of impact van het programma (of de projecten ervan). Evaluaties van het programma zijn uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke voorschriften, maar er had vaker gebruikgemaakt kunnen worden van "longitudinale" evaluaties.
SYSTEMATISCH TOEZICHT OP DE ADMINISTRATIEKOSTEN VAN DE PROGRAMMA'S
9. Uit het follow-uponderzoek bleek dat de Commissie onderzoek had gedaan naar manieren om de administratieve lasten voor zowel het uitvoerende agentschap als de begunstigden te verminderen. De Commissie en het EACI voerden diverse vereenvoudigingsmaatregelen in die erop gericht waren de administratiekosten en vooral de administratieve lasten van de begunstigden te verminderen. De Rekenkamer concludeerde dat, hoewel het in de meeste gevallen niet mogelijk zou zijn te kwantificeren hoeveel geld of tijd er bespaard werd, de maatregelen waarschijnlijk rendement opleveren.
--------------------------------------------------
BIJLAGE VI
EXTERNE ACTIES: DE DOELTREFFENDHEID VAN DE TECHNISCHE BIJSTAND VOOR ONTWIKKELINGSLANDEN
1. Speciaal verslag nr. 6/2007 had betrekking op de doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling.
"Technische bijstand is een middel dat bij vele ontwikkelingsprojecten en -programma's van allerlei soort wordt gebruikt en kan worden omschreven als "het contracteren van deskundigen voor het overdragen van know-how en vaardigheden en voor het oprichten en versterken van instellingen". De laatste jaren maakt men er steeds meer gebruik van ter ondersteuning van de capaciteitsontwikkeling van centrale en lokale overheidsdiensten in begunstigde landen, in sectoren als het beheer van de overheidsfinanciën, gezondheidszorg en onderwijs. Deze verlegging van de aandacht naar het functioneren van de overheidsdiensten vloeit voort uit het groeiende besef van donoren, waaronder de Europese Unie, dat een gebrek aan institutionele capaciteit een ernstige hinderpaal vormt voor duurzame ontwikkeling."
(Bron: Persbericht ECA/07/32.)
2. De Rekenkamer onderzocht hoe de Commissie ervoor zorgde dat de technische bijstand bijdroeg tot de ontwikkeling van de institutionele capaciteit in de begunstigde landen. Hiertoe beoordeelde zij hoe de Commissie capaciteitsontwikkeling en het gebruik van technische bijstand benaderde en hoe zij het opzetten en uitvoeren van technische-bijstandsactiviteiten binnen projecten voor capaciteitsontwikkeling beheerde.
3. De Rekenkamer deed de aanbevelingen dat de Commissie:
1) in haar landenstrategiedocumenten een uitvoerige en gestructureerde analyse moet maken van de bestaande zwakke punten in de institutionele capaciteit en van de behoeften aan capaciteitsontwikkeling (onvoldoende bewijs); en
2) richtlijnen voor technische bijstand moet opstellen (volledig uitgevoerd).
De Rekenkamer benadrukte dat:
3) de opzet van de projecten voor capaciteitsontwikkeling moet worden verbeterd (op een aantal punten uitgevoerd);
4) de procedures voor het voorbereiden en starten van een project moeten worden herzien (op de meeste punten uitgevoerd);
5) evenals de evaluatiecriteria (op de meeste punten uitgevoerd);
6) bij het plaatsen van overheidsopdrachten meer opties in overweging moeten worden genomen (volledig uitgevoerd).
Tot slot beval de Rekenkamer overeenkomstig de verbintenissen krachtens de Verklaring van Parijs aan dat de Commissie:
7) bij de inzet van technische bijstand meer gebruik moet maken van gecoördineerde programma's (op de meeste punten uitgevoerd), die 8) systematisch moeten worden beoordeeld (op een aantal punten uitgevoerd).
4. De Commissie voerde twee aanbevelingen volledig uit (2 en 6), drie op de meeste punten (4, 5 en 7) en twee op een aantal punten (3 en 8). In één geval (aanbeveling 1, inzake de behoefte aan een uitvoerige en gestructureerde analyse) was er onvoldoende bewijsmateriaal voor een oordeel over de uitvoering ervan. Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
CAPACITEITSONTWIKKELING
6. Na de publicatie van SV 6/2007 heeft de Commissie grote inspanningen geleverd om haar benadering van technische samenwerking (TS [1]) te hervormen door het aannemen en uitvoeren van de basisstrategie ("Backbone Strategy"). Deze strategie maakt deel uit van het bredere EU-actiekader ter uitvoering van de Verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp en is erop gericht de doeltreffendheid van EU-steun op het gebied van capaciteitsontwikkeling te verbeteren. Het merendeel van de aanbevelingen van de Rekenkamer is opgevolgd en verwerkt in de strategie.
7. Op strategisch niveau heeft de Commissie de Rekenkamer meegedeeld dat momenteel nieuwe programmeringsrichtsnoeren voor externe acties van de EU voor de periode 2014-2020 in voorbereiding zijn, waarbij de nadruk zal liggen op capaciteitsontwikkeling. Dit onderwerp zal ook aan bod komen in de toekomstige richtsnoeren voor begrotingssteun.
8. Op interventieniveau is bij de hervorming een aantal leidende beginselen en gedetailleerde richtsnoeren en instrumenten ingevoerd met betrekking tot de totstandbrenging van technische samenwerking, waaronder kwaliteitscriteria die ook dienen te worden toegepast bij het toezicht op en de evaluatie van activiteiten.
9. Uit een analyse door de Commissie van beschikbare gegevens over het eerste anderhalf jaar van toepassing van deze richtsnoeren blijkt dat twee van de drie acties die zijn beoordeeld op TS-relevantie, geacht worden te voldoen aan de kwaliteitscriteria van de hervorming. Bij zo'n 20 % van de projecten is het TS-onderdeel echter niet beoordeeld, en het TS-kwaliteitsbeoordelingsschema wordt slechts gebruikt voor een op de twee projecten met TS-relevantie. Het niveau waarop de verscheidene instrumenten, richtsnoeren en kwaliteitscriteria, alsmede de verslaglegging daarover - met name op landelijk niveau - feitelijk worden toegepast, is dus nog voor verbetering vatbaar.
SYSTEMATISCHE BEOORDELING VAN DE TECHNISCHE BIJSTAND
10. Hoewel de Commissie van oordeel is dat een beoordeling van de prestaties van deskundigen en firma's voor technische bijstand nuttig kan zijn als informatie voor de beoordeling van offertes, hebben problemen in verband met de noodzaak persoonsgegevens te beschermen, de Commissie doen besluiten niet over te gaan tot systematische beoordeling van de individuele prestaties van consultants. De Rekenkamer concludeerde derhalve dat het moeilijk blijft, technische bijstand met kennis van zaken te beoordelen en te selecteren.
[1] Technische Samenwerking (TS) heeft betrekking op verscheidene acties die zijn gericht op de versterking van de individuele of organisatorische capaciteit; technische bijstand (TB) daarentegen betreft het personeel dat betrokken is bij de uitvoering en het beheer van TS-diensten.
--------------------------------------------------
BIJLAGE VII
EXTERNE ACTIES: DE BETROKKENHEID VAN NIET-OVERHEIDSACTOREN BIJ EG-ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
1. Speciaal verslag nr. 4/2009 had betrekking op de betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij EG-ontwikkelingssamenwerking.
"Niet-overheidsactoren worden steeds belangrijker bij ontwikkelingssamenwerking. De term "niet-overheidsactoren" (noa's) dekt alle geledingen van de maatschappij die geen deel uitmaken van de particuliere sector of de overheid. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vallen onder noa's niet-gouvernementele organisaties (ngo's) en tevens in de gemeenschap verankerde organisaties, boerenbonden, bedrijfs- of beroepsverenigingen, milieugroeperingen, universiteiten, vakverenigingen, kamers van koophandel, stichtingen en kerken of geloofsgroeperingen. De term "niet-overheidsactoren" wordt vaak gebruikt als synoniem voor maatschappelijke organisaties, en dit is ook het geval in dit verslag."
(Bron: Persbericht ECA/09/23.)
2. De Rekenkamer beoordeelde of de Commissie afdoende verzekerde dat noa's doeltreffend worden betrokken bij het proces van ontwikkelingssamenwerking; of zij beschikte over beheerssystemen die op doelmatige wijze verzekerden dat door noa's verrichte activiteiten relevant waren en waarschijnlijk tot de beoogde resultaten leidden; en of zij adequaat zorg droeg voor de capaciteitsopbouw van noa's.
3. De Rekenkamer beval de Commissie aan:
1) haar procedures om noa's te betrekken bij het proces van ontwikkelingssamenwerking te versterken en van meer richtsnoeren te voorzien (volledig uitgevoerd);
2) door te gaan met de reeds lopende maatregelen ter verbetering van de procedure van oproeping tot het indienen van voorstellen (op de meeste punten uitgevoerd);
3) de monitoring en ondersteuning door delegaties doelgerichter te maken (op de meeste punten uitgevoerd);
4) ervoor te zorgen dat personeel van de delegaties en de noa's voldoende richtsnoeren over prestatie-indicatoren ter beschikking hebben (op de meeste punten uitgevoerd);
5) de duurzaamheid te verbeteren (door te overwegen om een combinatie van instrumenten en niet uitsluitend projecten te hanteren) bij de samenwerking met noa's (op de meeste punten uitgevoerd);
6) een strategie voor de capaciteitsopbouw van noa's in landen in Azië en Latijns-Amerika (ALA) te ontwikkelen en zich opnieuw te buigen over het verschil in aanpak tussen landen in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) en ALA-landen (op de meeste punten uitgevoerd);
7) extra manieren te onderzoeken om de beleidsdoelstellingen voor capaciteitsopbouw te verwezenlijken, zoals partnerschapsovereenkomsten, financiering door meerdere donoren en het doorgeven van steun om organisaties aan de basis beter te bereiken (op de meeste punten uitgevoerd).
4. De Commissie heeft de eerste aanbeveling om verdere inspanningen te doen om de betrokkenheid van de relevante noa's te versterken, volledig uitgevoerd, en de overige zes aanbevelingen op de meeste punten. Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
RICHTSNOEREN OVER HET BETREKKEN VAN NOA'S IN HET SAMENWERKINGSPROCES
6. Sinds de publicatie van het speciaal verslag heeft de Commissie verscheidene initiatieven genomen om de betrokkenheid van noa's te versterken bij de externe samenwerking van de EU door middel van contracten om de EU-ontwikkelingssteun uit te voeren. Een belangrijk initiatief was het organiseren - van maart 2010 tot mei 2011 - van de "gestructureerde dialoog" waarin de voornaamste betrokkenen bij het Europees ontwikkelingsbeleid werden samengebracht.
7. Tegelijkertijd met de dialoog zette de Commissie de Helpdesk voor maatschappelijke organisaties (Civil Society Helpdesk (Cisoch)) op als centaal toegangspunt voor maatschappelijke organisaties op het gebied van ontwikkelingshulp. Via Cisoch is nu een e-leermiddel voor noa's en EU-personeel toegankelijk.
VERBETERDE PROCEDURE VAN OPROEPING TOT HET INDIENEN VAN VOORSTELLEN
8. Sinds 2009 heeft de Commissie de database voor onlineregistratie van gegevens van potentiële partners (PADOR) verder ontwikkeld, waarin eventuele gegadigden zijn opgenomen voor oproepen tot het indienen van voorstellen. Niet-overheidsactoren en overheidsinstellingen, waaronder lokale autoriteiten, registreren nu zichzelf en werken zelf hun gegevens bij. De "gestructureerde dialoog" leidde met name tot twaalf suggesties om het systeem voor oproepen tot het indienen van voorstellen doeltreffender te maken of, waar passend, alternatieve selectiemethoden in te voeren met als voornaamste doel snellere en beter gerichte steun. De nieuwe aanpak vergt echter extra inspanningen op het gebied van opleiding, communicatie, coördinatie, onderzoeken van noa's en richtsnoeren.
MONITORING EN ONDERSTEUNING DOOR EU-DELEGATIES
9. De Commissie heeft het gebruik van onderzoeken naar actoren uit het maatschappelijk middenveld door de EU-delegaties uitgebreid. Ten tijde van deze follow-up (december 2011) was de Commissie bezig met de ontwikkeling van richtsnoeren en methoden om steun te verlenen aan de delegaties via Cisoch. De EU-delegaties moeten hun onderzoeken naar actoren uit het maatschappelijk middenveld echter verder ontwikkelen in partnerlanden waar de politieke situatie dit toelaat. Er moeten ook meer inspanningen worden geleverd om te zorgen dat meer kleine organisaties en organisaties aan de basis die projecten uitvoeren, binnen het bereik van het toezichtsysteem vallen.
DE RICHTSNOEREN OVER PRESTATIE-INDICATOREN
10. De Commissie begon in 2011 op basis van indicatoren uit de door de EU-delegaties ingediende verslagen over het beheer van de externe steun (EAMR) gegevens te verzamelen over het aantal activiteiten van noa's, hetgeen hun deelname aan de planning en uitvoering van EU-steun weerspiegelt. De Commissie wil aldus voor regelmatige kwantitatieve en kwalitatieve follow-up van de betrokkenheid van de noa's in de partnerlanden gaan zorgen.
11. Daarnaast wordt nu, na de invoering van de op het hoofdkantoor van de Commissie beheerde gestructureerde dialoog, een vergelijkbaar proces bij de delegaties opgezet.
CAPACITEITSONTWIKKELING BIJ NOA'S
12. De Commissie heeft onlangs maatregelen genomen om het financieel en operationeel beheer van de aan noa's verleende EU-bijstand te verbeteren. De Commissie moet echter nog verder nadenken over strategieën om de noa's te betrekken bij algemene en sectorale begrotingsinstrumenten. Op basis van een systematische analyse van gegevens uit de verslagen over het beheer van de externe steun moeten nieuwe strategieën worden vastgesteld om de geografische programma's te verbeteren, die de belangrijkste bron van steun aan maatschappelijke organisaties in de partnerlanden moeten blijven.
13. De volledige betrokkenheid van noa's bij het EU-ontwikkelingsbeleid blijft echter een doelstelling voor de middellange tot lange termijn; de verwezenlijking hiervan hangt grotendeels af van de lokale context. Zelfs al zijn bepaalde mijlpalen reeds bereikt, toch zijn verbeteringen en nieuwe stappen nodig om de geboekte vooruitgang te consolideren.
14. Er zijn nu extra inspanningen en initiatieven nodig om deze strategieën doeltreffend uit te voeren, met name in de landen in Azië en Latijns-Amerika.
VERBETERING VAN DE DUURZAAMHEID DOOR GEBRUIKMAKING VAN EEN COMBINATIE VAN INSTRUMENTEN
15. Om een nieuwe combinatie van instrumenten te kunnen hanteren, moet de hervorming van het systeem voor de oproepen tot het indienen van voorstellen nog worden afgerond. De Commissie moet ook de beoordeling van afgesloten projecten in het resultaatgerichte toezichtsysteem verder uitbreiden.
PLANNING EN STRATEGIE
16. De Commissie heeft passende initiatieven genomen om haar financiële instrumentarium af te stemmen op de verscheidenheid en complexiteit van de omstandigheden in de ontvangende landen. De voorgestelde wijzigingen gaan in de goede richting, maar de Commissie moet nog zorgen voor een doeltreffende uitvoering.
--------------------------------------------------
BIJLAGE VIII
EXTERNE ACTIES: PRETOETREDINGSSTEUN AAN TURKIJE
1. Speciaal verslag nr. 16/2009 had betrekking op pretoetredingssteun aan Turkije.
De Europese Rekenkamer heeft beoordeeld hoe goed de Europese Commissie de financiële pretoetredingssteun voor Turkije beheerde. Met pretoetredingssteun wordt de tenuitvoerlegging gefinancierd van projecten die erop gericht zijn, Turkije te steunen bij zijn inspanningen om aan de voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie te voldoen.
(Bron: Persbericht ECA/10/02.)
2. De Rekenkamer onderzocht of de Europese Commissie waarborgde dat de EU-steun werd gericht op projecten die het meest bijdragen tot de verwezenlijking van de prioriteiten van het toetredingspartnerschap van de EU; dat het gedecentraliseerd uitvoeringssysteem leidde tot de tijdige en succesvolle verwezenlijking van projectresultaten en -doelstellingen; en dat er een doeltreffend systeem van prestatietoezicht en -evaluatie bestond.
3. De Rekenkamer deed de volgende aanbevelingen voor corrigerende maatregelen door de Commissie:
1) zij dient de programmering te verbeteren (op een aantal punten uitgevoerd);
2) zij dient de strategische doelstellingen te bepalen waarvoor de financiële steun van de EU de grootste meerwaarde zou opleveren (op een aantal punten uitgevoerd);
3) zij dient realistischer termijnen voor de doelstellingen te ontwikkelen (op de meeste punten uitgevoerd);
4) zij dient het ontwerp en de uitvoering van projecten te verbeteren (op de meeste punten uitgevoerd);
5) zij dient te verzekeren dat toezicht wordt gehouden op de uitkomsten van afzonderlijke projecten op basis van duidelijke doelstellingen en passende indicatoren, zodat hun bijdrage aan het realiseren van de strategische doelstellingen kan worden aangetoond (op de meeste punten uitgevoerd).
Daarnaast dient de Commissie:
6) een evaluatie van het gehele programma inzake pretoetredingssteun aan Turkije te starten (op de meeste punten uitgevoerd).
4. De Commissie heeft vier aanbevelingen (3, 4, 5 en 6) op de meeste punten uitgevoerd en twee aanbevelingen (1 en 2) op een aantal punten. Zie bijlage I voor de uitvoering.
5. De volgende paragrafen behandelen de belangrijkste punten van de follow-up van de Rekenkamer.
DE BEPALING VAN PRIORITAIRE STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN
6. Aangezien het toetredingspartnerschap de te volgen prioriteiten niet duidelijk genoeg aangeeft, is het indicatief meerjarenplan (MIPD) nu het belangrijkste strategisch document om financiële steun in het kader van het IPA (Instrument voor pretoetredingssteun) gericht in te zetten. Het MIPD voor 2011-2013 vormt een verbetering ten opzichte van de gecontroleerde versie uit 2007 in die zin dat het gericht is op een deelgroep prioriteiten die gefinancierd kan worden uit de beperkte IPA-middelen. Maar in potentie zou de EU-financiering met het MIPD nog gerichter kunnen worden ingezet. De mate van aggregatie beperkt nog steeds de wijze waarop financieringsprioriteiten zijn gedefinieerd. Met de interventielogica is nog steeds niet verzekerd dat de EU-steun wordt gericht op projecten die het meest bijdragen tot de verwezenlijking van de prioriteiten.
VERBETERING VAN HET ONTWERP EN DE UITVOERING VAN PROJECTEN
7. De Commissie heeft de initiatieven voortgezet ter verbetering van het ontwerp en de uitvoering van projecten door de Turkse instellingen van het gedecentraliseerd uitvoeringssysteem van de EU. De maatregelen omvatten het doorlopende toezicht van de Commissie op de kwaliteit van de programmeringsdocumenten en projectvoorstellen in verschillende fasen van het proces, alsmede de grotere betrokkenheid van het ministerie voor Europese Zaken bij de kwaliteitscontrole op projectvoorstellen. Behoefteramingen werden verplicht gesteld en de planning van de contractsluiting werd verbeterd. Maar ondanks de positieve trend in de kwaliteit van projectfiches blijven er tekortkomingen in het projectontwerp bestaan (namelijk het vaststellen van het doel, de resultaten, de activiteiten, de indicatoren en de voorwaarden van de projecten).
TOEZICHT OP DE UITKOMSTEN VAN AFZONDERLIJKE PROJECTEN
8. Onmiddellijk na de controle begon de Commissie met de uitvoering van de aanbevelingen van de Rekenkamer inzake de prestaties van de projecten. In 2008-2009 genomen maatregelen omvatten de systematische follow-up van de uitvoering en controles ter plaatse met een specifieke checklist. In 2011 startte de Commissie haar hervorming ter verbetering van het systeem voor toezicht in Turkije. Het toezichtsysteem is echter niet voldoende verbeterd nu basiselementen van de aanbevelingen - zoals een eindverslag aan het eind van een project - nog niet ten uitvoer zijn gelegd.
9. Resterende gebreken omvatten het feit dat er geen gebruik wordt gemaakt van de in het aanvraagformulier voor het project opgenomen indicatoren om de verwezenlijking van de projectdoelstellingen aan te tonen. Evenzo wordt nog steeds niet aan het eind van ieder project en vervolgens met passende tussenpozen systematisch gerapporteerd over de projectuitkomsten (resultaten en impact) om prestatiegegevens aan te leveren ten behoeve van verdere planning.
10. Er bestond geen systeem voor evaluatie achteraf van afzonderlijke projecten of van de doeltreffendheid van het programma als geheel wat betreft het voldoen aan de prioriteiten van het toetredingspartnerschap en de voortgang van Turkije op weg naar toetreding tot de EU. De Commissie heeft een tussentijdse evaluatie van de steun aan Turkije van 2005 tot 2008 verricht en in 2013, nadat alle betrokken projecten zijn afgerond en afgesloten in 2012, zal een evaluatie achteraf plaatsvinden ter beoordeling van de impact en duurzaamheid van de pre-IPA-steun van 2002-2006.
--------------------------------------------------
BIJLAGE IX
FOLLOW-UP VAN DE SPECIALE VERSLAGEN VAN DE REKENKAMER UIT 2005-2009
INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN DE NATUURLIJKE HULPBRONNEN
NUMMER EN TITEL | FOLLOW-UPACTIE |
Speciaal verslag nr. 3/2005 over plattelandsontwikkeling: Verificatie van de agromilieu-uitgaven | Follow-up gekregen in SV 7/2011 |
Speciaal verslag nr. 7/2006 over investeringen voor plattelandsontwikkeling: verhelpen deze daadwerkelijk de problemen van plattelandsgebieden? | |
Speciaal verslag nr. 8/2006 Succesvolle oogst? De doeltreffendheid van de EU-steun voor operationele programma's van groente- en fruittelers | |
Speciaal verslag nr. 4/2007 over fysieke en substitutiecontroles van zendingen waarvoor uitvoerrestituties zijn aangevraagd | |
Speciaal verslag nr. 7/2007 over de controle-, inspectie- en sanctiesystemen betreffende de voorschriften in verband met de instandhouding van de communautaire visbestanden | Follow-up gekregen in SV 12/2011 |
Speciaal verslag nr. 4/2008 betreffende de uitvoering van de melkquota in de op 1 mei 2004 tot de Europese Unie toegetreden lidstaten | |
Speciaal verslag nr. 8/2008 Is "cross compliance" als beleid doeltreffend? | |
Speciaal verslag nr. 11/2008 Het beheer van de steun van de Europese Unie voor de openbare opslag van granen | |
Speciaal verslag nr. 6/2009 Voedselhulp van de Europese Unie voor de behoeftigen: een beoordeling van de doelstellingen, middelen en gebruikte methoden | |
Speciaal verslag nr. 10/2009 Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten | |
Speciaal verslag nr. 11/2009 De duurzaamheid en het beheer door de Commissie van de projecten van LIFE-Natuur | Follow-up gekregen in onderhavig verslag |
Speciaal verslag nr. 14/2009 Hebben de instrumenten voor het beheer van de markt voor melk en zuivelproducten hun voornaamste doelstellingen bereikt? | |
STRUCTUURBELEID, VERVOER EN ENERGIE
NUMMER EN TITEL | FOLLOW-UPACTIE |
Speciaal verslag nr. 1/2006 over de bijdrage van het Europees Sociaal Fonds tot het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 10/2006 over de evaluaties achteraf van de programma's voor de doelstellingen 1 en 3 1994-1999 (Structuurfondsen) | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 1/2007 over de uitvoering van de processen halverwege de looptijd van de structuurfondsen 2000-2006 | |
Speciaal verslag nr. 1/2008 over het proces van onderzoek en evaluatie van grote investeringsprojecten in de programmeringsperioden 1994-1999 en 2000-2006 | |
Speciaal verslag nr. 3/2008 Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie: hoe snel, efficiënt en flexibel is het? | |
Speciaal verslag nr. 7/2008 Het programma Intelligente energie 2003-2006 | Follow-up gekregen in onderhavig verslag |
Speciaal verslag nr. 12/2008 Pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (ISPA), 2000-2006 | |
Speciaal verslag nr. 3/2009 De doeltreffendheid van uitgaven uit hoofde van structurele maatregelen met betrekking tot afvalwaterbehandeling voor de programmeringsperioden 1994-1999 en 2000-2006 | |
Speciaal verslag nr. 7/2009 Het beheer van de ontwikkelings- en valideringsfase van het Galileo-programma | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 17/2009 Door het Europees Sociaal Fonds gecofinancierde beroepsopleidingsacties voor vrouwen | |
EXTERNE ACTIES
NUMMER EN TITEL | FOLLOW-UPACTIE |
Speciaal verslag nr. 2/2005 over de begrotingssteun uit het EOF aan de ACS-staten: het beheer door de Commissie van het onderdeel "hervorming van de overheidsfinanciën" | Follow-up gekregen in SV 11/2010 |
Speciaal verslag nr. 4/2005 over het beheer door de Commissie van de economische samenwerking in Azië | |
Speciaal verslag nr. 3/2006 over de humanitaire hulp van de Europese Commissie naar aanleiding van de tsunami | Follow-up gekregen in JV 2009 |
Speciaal verslag nr. 4/2006 over Phare-investeringsprojecten in Bulgarije en Roemenië | |
Speciaal verslag nr. 5/2006 over het MEDA-programma | Follow-up gekregen in JV 2008 |
Speciaal verslag nr. 6/2006 over de milieu-aspecten van de ontwikkelingssamenwerking van de Commissie | Follow-up gekregen in JV 2009 |
Speciaal verslag nr. 5/2007 over het beheer van het programma CARDS door de Commissie | Follow-up gekregen in SV 12/2009 |
Speciaal verslag nr. 6/2007 over de doeltreffendheid van de technische bijstand in het kader van de capaciteitsontwikkeling | Follow-up gekregen in onderhavig verslag |
Speciaal verslag nr. 6/2008 over de rehabilitatiehulp van de Europese Commissie na de tsunami en orkaan Mitch | |
Speciaal verslag nr. 9/2008 De doeltreffendheid van EU-steun op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 10/2008 Ontwikkelingshulp van de EG aan de gezondheidsdiensten in Afrika bezuiden de Sahara | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 4/2009 Het beheer door de Commissie van de betrokkenheid van niet-overheidsactoren bij EG-ontwikkelingssamenwerking | Follow-up gekregen in onderhavig verslag |
Speciaal verslag nr. 12/2009 De doeltreffendheid van de projecten van de Commissie op het gebied van justitie en binnenlandse zaken voor de westelijke Balkan | |
Speciaal verslag nr. 15/2009 EU-hulp die wordt verleend via organisaties van de Verenigde Naties: besluitvorming en toezicht | Follow-up gekregen in SV 03/2011 |
Speciaal verslag nr. 16/2009 Het beheer door de Europese Commissie van pretoetredingssteun aan Turkije | Follow-up gekregen in onderhavig verslag |
Speciaal verslag nr. 18/2009 De doeltreffendheid van de EOF-steun voor regionale economische integratie in Oost- en West-Afrika | |
ONTVANGSTEN, ONDERZOEK EN INTERN BELEID, EN ORGANEN VAN DE EUROPESE UNIE
NUMMER EN TITEL | FOLLOW-UPACTIE |
Speciaal verslag nr. 1/2005 over het beheer van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) | Follow-up gekregen in SV 2/2011 |
Speciaal verslag nr. 5/2005 Uitgaven van het Parlement, de Commissie en de Raad voor vertolking | |
Speciaal verslag nr. 9/2006 over de uitgaven van de Commissie, het Parlement en de Raad voor vertaling | |
Speciaal verslag nr. 11/2006 over het systeem van het communautair douanevervoer | |
Speciaal verslag nr. 2/2007 over de uitgaven van de instellingen voor gebouwen | |
Speciaal verslag nr. 3/2007 over het beheer van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004) | |
Speciaal verslag nr. 8/2007 over de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde | |
Speciaal verslag nr. 9/2007 over de evaluatie van de Europese kaderprogramma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO): kan de aanpak van de Commissie worden verbeterd? | |
Speciaal verslag nr. 2/2008 over bindende tariefinlichtingen (BTI's) | Follow-up gekregen in JV 2010 |
Speciaal verslag nr. 5/2008 Agentschappen van de Europese Unie: resultaten bereiken | |
Speciaal verslag nr. 1/2009 Bankmaatregelen in het Middellandse Zeegebied in het kader van het programma MEDA en de eerdere protocollen | |
Speciaal verslag nr. 5/2009 Het beheer van de kasmiddelen door de Commissie | |
Speciaal verslag nr. 8/2009 Topnetwerken en geïntegreerde projecten in het communautaire onderzoeksbeleid: zijn de doelstellingen bereikt? | |
Speciaal verslag nr. 9/2009 De doelmatigheid en doeltreffendheid van de door het Europees Bureau voor personeelsselectie verrichte activiteiten voor selectie van personeel | |
Speciaal verslag nr. 13/2009 Uitvoerende taken delegeren aan uitvoerende agentschappen: een geslaagde keuze? | |
| |
--------------------------------------------------
BIJLAGE X
METHODOLOGIE
1. De werkzaamheden van de Rekenkamer hebben hoofdzakelijk door middel van haar gepubliceerde verslagen impact op de verbetering van het financieel beheer. De werkzaamheden van de Rekenkamer dragen er ook toe bij door middel van het controleproces zelf. Alle controles leveren gedetailleerde bevindingen op, die de gecontroleerde worden toegezonden ter bevestiging van de juistheid van de opmerkingen van de Rekenkamer; hierna volgt een procedure van hoor en wederhoor over de definitieve tekst van het controleverslag. De verslagen gaan bij hun publicatie vergezeld van de antwoorden van de gecontroleerde - meestal de Commissie. In veel van deze antwoorden erkent de gecontroleerde de door de Rekenkamer in haar controlebevindingen geconstateerde problemen en vermeldt hij de maatregelen die hij denkt te nemen om deze te verhelpen.
2. In het algemeen worden in speciale verslagen bij de uitvoering van de EU-begroting (of die van de Europese Ontwikkelingsfondsen) betrokken systemen, programma's of organisaties onderzocht op een of meer van de drie aspecten van goed financieel beheer: zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid.
3. Het beoordelen en meten van de impact van de verslagen van doelmatigheidscontroles van de Rekenmaker vormt een noodzakelijk element van de verantwoordingscyclus. De in de speciale verslagen gedane aanbevelingen moeten van follow-up worden voorzien om de genomen maatregelen te kunnen vaststellen en beoordelen. Sterker nog, het enkele feit dat er een follow-upproces bestaat, kan de gecontroleerden ertoe aanzetten de aanbevelingen uit de verslagen doeltreffend uit te voeren.
4. De follow-up van aanbevelingen uit de verslagen dient de volgende vier hoofddoelen:
vergroting van de doeltreffendheid van controleverslagen - follow-up van controleverslagen is er in de eerste plaats op gericht de waarschijnlijkheid te vergroten dat de aanbevelingen worden uitgevoerd;
ondersteuning van de wetgevende en begrotingsautoriteiten (waaronder de kwijtingverlenende autoriteiten) - follow-up geven aan aanbevelingen kan nuttig zijn als leidraad voor hun handelen;
evaluatie van de prestaties van de Rekenkamer - follow-up biedt een grondslag voor de beoordeling en evaluatie van de prestaties van de Rekenkamer;
het leren en de ontwikkeling stimuleren - follow-upactiviteiten kunnen bijdragen tot meer kennis en verbeterde praktijken.
5. De verslagen waaraan follow-up moest worden gegeven, werden geselecteerd op basis van twee criteria: of meer dan twee à drie jaar waren verstreken sinds de publicatie van de verslagen, en of de aanbevelingen nog relevant waren.
6. Het onderzoek werd in drie fasen uitgevoerd:
de database van de Commissie voor het beheer van follow-upacties (RAD) is gebruikt als een eerste bron van gegevens met betrekking tot de controleverslagen die werden onderzocht;
er vond controle op stukken en analyse plaats van jaarverslagen, verslagen van de kwijtingverlenende autoriteit, actieplannen, beleidsdocumenten en specifieke verslagen;
er werden mondelinge verklaringen en schriftelijk bewijs verzameld bij de betrokken diensten van de Commissie.
--------------------------------------------------