Mededeling van de Commissie — betreffende de informatieverstrekking aan marktdeelnemers en overheidsdiensten van lidstaten in geval van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen Voor de EER relevante tekst
Mededeling van de Commissie — betreffende de informatieverstrekking aan marktdeelnemers en overheidsdiensten van lidstaten in geval van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen Voor de EER relevante tekst
30.10.2012 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 332/1 |
Mededeling van de Commissie — betreffende de informatieverstrekking aan marktdeelnemers en overheidsdiensten van lidstaten in geval van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen bij gebruik van preferentiële tariefregelingen
(Voor de EER relevante tekst)
2012/C 332/01
1. Inleiding
In haar mededeling over het beheer van de preferentiële douanetariefregelingen (COM(97) 402 van 23 juli 1997) heeft de Commissie een actieprogramma vastgesteld dat tot doel had de beheerwijze van deze regelingen te veranderen.
Tot de voorgestelde maatregelen (tweede alinea van punt 9.3.2) behoorden een systematischer gebruik van een systeem om importeurs tijdig in kennis te stellen wanneer er gegronde twijfel bestaat over de oorsprong van goederen die onder dergelijke regelingen vallen. Op grond hiervan heeft de Commissie besloten dat zij, wanneer zij op dergelijke gevallen was geattendeerd, marktdeelnemers systematischer in kennis zou stellen door middel van berichten aan importeurs in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks). De Commissie heeft eveneens mededeling COM(2000) 550 van 5 december 2000(1) gepubliceerd waarin zij de voorwaarden heeft vastgesteld om in deze informatie te voorzien.
De Commissie bevestigde deze oriëntaties in haar mededeling COM(2005) 100 van 16 maart 2005, waarin zij in herinnering brengt dat berichten aan importeurs tot de te gebruiken voorzorgsmaatregelen behoren wanneer de bevoegde autoriteiten van de exportlanden onvoldoende controle uitoefenen of geen medewerking verlenen. In deze mededeling is eveneens benadrukt dat controles op de preferentiële invoer moeten worden verbeterd en door het gebruik van risicoanalysetechnieken meer doelgericht moeten zijn om de legitieme handel niet te hinderen. In het licht van deze oriëntaties en de sinds 2000 opgedane ervaring acht de Commissie het wenselijk om een herziene versie te publiceren van haar mededeling van 5 december 2000. Dit is het doel van deze mededeling, die de eerdere vervangt.
De informatie zal nog steeds zodanig worden gepubliceerd dat de marktdeelnemers en de douanediensten van de lidstaten de nodige maatregelen kunnen treffen; eerstgenoemde om hun eigen economische belangen(2) veilig te stellen en laatstgenoemde om de financiële belangen van de Europese Unie te beschermen.
Bij het bekendmaken van de informatie zal de Commissie ervoor waken dat eventuele lopende onderzoeken naar het gebruik van preferentiële regelingen, op nationaal noch op of EU-niveau, worden belemmerd.
Enkel het gegeven dat er geen bericht van gegronde twijfel is gepubliceerd met betrekking tot een bepaald land of product, betekent niet noodzakelijkerwijs dat er geen probleem is. Dit doet met name geen afbreuk aan de mogelijkheid om specifieke maatregelen te nemen, zoals zekerheidstelling bij invoer, die in individuele gevallen van tijd tot tijd vereist kunnen zijn. De marktdeelnemers moeten daarom te allen tijde waakzaam blijven bij de toepassing van de regelingen, met name ten aanzien van de bewijzen van preferentiële oorsprong.
2. Gevallen waarin een bericht van de Commissie nodig kan zijn
De voornaamste gevallen waarin gegronde twijfel kan ontstaan over de oorsprong, zijn de volgende (de lijst is niet volledig)(3):
— | gebrek aan elementaire administratieve samenwerking, hetzij door een verzuim om de namen en adressen van de douane- of overheidsinstanties mee te delen die belast zijn met de afgifte en controle van bewijzen van oorsprong (certificaten van oorsprong, certificaten inzake goederenverkeer en door de exporteur opgemaakte documenten inzake de certificatie van oorsprong), hetzij door een verzuim om afdrukken van stempels toe te zenden waarmee de certificaten worden gewaarmerkt; |
— | geen of gebrekkige administratieve samenwerking bij de controle op bewijzen van oorsprong; |
— | algemene economische of wetenschappelijke informatie waardoor twijfel ontstaat of een bepaald product of land in staat is om aan de oorsprongsregels te voldoen (bv. het ontbreken van weverijen in een land dat veel kledingstukken uitvoert, of het ontbreken van een visserijvloot in een land dat veel visserijproducten uitvoert, tenzij cumulatie van de oorsprong mogelijk is of als een aquacultuur is ontwikkeld); |
— | ontoereikende administratieve structuren of praktijken voor het beheer van preferentiële regelingen in begunstigde of partnerlanden; |
— | goederen die systematisch worden ingevoerd in landen die onder preferentiële regelingen vallen, vanuit landen die niet in aanmerking komen voor een preferentiële behandeling, en wederuitgevoerd worden zonder klaarblijkelijke verdere be- en verwerking voor zover dit uit de handelsstatistieken valt op te maken; |
— | onverklaarbaar snel stijgende invoer van gevoelige goederen waaraan meerdere frauderisico's zijn verbonden, of gelijktijdige onregelmatigheden (bv. schoeisel uit een regio waarin sommige, maar niet alle, buurlanden onderhevig zijn aan antidumpingrechten, een geliberaliseerde handel kennen of voor tariefpreferenties in aanmerking komen); |
— | vaststellingen van fraude of onregelmatigheden, in het bijzonder als gevolg van onderzoeken in begunstigde of partnerlanden die voor tariefpreferenties in aanmerking komen; |
— | vaststellingen betreffende de aanname of mogelijke toepassing door een begunstigd of partnerland van wettelijke of administratieve bepalingen die in strijd zijn met de bepalingen die van toepassing zijn op grond van de preferentiële regeling in kwestie. |
3. Vorm en inhoud van de informatie
3.1. | In dergelijke gevallen zal de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) een bericht aan importeurs publiceren waarin zij meedeelt dat er gegronde twijfel bestaat over de oorsprongsstatus van de invoer van alle of sommige producten aangegeven als van oorsprong uit een bepaald land dat onder een preferentiële tariefregeling valt. Tegelijkertijd zal de Commissie, volgens de geldende procedures, alle relevante informatie doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de autoriteiten van het betrokken begunstigde of partnerland. |
3.2. | Aan deze mededeling is een lijst gehecht met berichten aan importeurs die in het verleden bij gevallen van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen zijn gepubliceerd en die geldig zijn vanaf de datum van publicatie van deze mededeling. Deze lijst, die slechts ter informatie is, zal op de thematische website van de Commissie over de douane-unie(4) worden geplaatst en vervolgens enkel op deze website worden geactualiseerd. Deze informatie heeft slechts een indicatieve waarde aangezien enkel de publicatie van een bericht aan importeurs in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks), waarin de marktdeelnemers en overheidsdiensten van de lidstaten worden geïnformeerd over gevallen van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen, het in artikel 220, lid 2, onder b), van het communautair douanewetboek genoemde gevolg heeft. |
4. Maatregelen na de publicatie
4.1. | Wanneer een bericht aan importeurs is gepubliceerd, dienen de douaneautoriteiten van de lidstaten een risicoanalyse van de handelsstroom waarop het bericht betrekking heeft, te verrichten. Op basis hiervan moeten zij vervolgens besluiten welke documenten ten bewijze van de oorsprong van de goederen in kwestie voor controle achteraf naar de bevoegde autoriteiten van het land dat voor de preferentie in aanmerking komt, zullen worden gezonden, samen met een opgave van de redenen voor dat verzoek. In afwachting van de resultaten van de controle nemen de douaneautoriteiten van de lidstaten alle door hen noodzakelijk geachte voorzorgsmaatregelen om ervoor te zorgen dat de eventueel verschuldigde rechten kunnen worden geïnd. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de procedures in de betrokken overeenkomst of autonome preferentiële regeling. |
4.2. | Het geëigende forum op EU-niveau (werkgroepen van de Raad, het Comité douanewetboek of een ander comité) zal de situatie op basis waarvan het bericht aan importeurs is gepubliceerd, onderzoeken aan de hand van de resultaten van de controle achteraf of andere relevante informatie. Afhankelijk van de conclusies zal de Commissie oordelen dat de situatie van gegronde twijfel:
|
BIJLAGE
Gepubliceerde berichten aan importeurs in gevallen van gegronde twijfel over de oorsprong van goederen die vanaf de datum van publicatie van deze mededeling geldig zijn
Toepassingsgebied van het bericht | Nr. van het bericht | Gepubliceerd in |
Invoer van suiker in de Gemeenschap uit landen in de Westelijke Balkan | 2002/C 152/05 | |
Invoer van knoflook in de Gemeenschap | 2005/C 197/05 | |
Invoer van producten met een hoog suikergehalte | 2007/C 265/07 | |
Invoer van textielproducten uit Bangladesh | 2008/C 41/06 | |
Invoer in de EU van tonijn uit Colombia en El Salvador | 2010/C 132/05 | |
Invoer vanuit Israël in de Unie | 2012/C 232/03 |