Home

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

20.11.2012

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 356/5


Bekendmaking van een aanvraag overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

2012/C 356/05

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad(1) bezwaar aan te tekenen tegen de aanvraag. Bezwaarschriften moeten de Commissie bereiken binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van deze bekendmaking.

ENIG DOCUMENT

VERORDENING (EG) Nr. 510/2006 VAN DE RAAD

„CARN D’ANDORRA”

EG-nummer: AD-PGI-0005-0875-12.04.2011

BGA ( X ) BOB ( )

1. Naam:

„Carn d’Andorra”

2. Lidstaat:

Het Vorstendom Andorra

3. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel:

3.1. Productcategorie:

Categorie 1.1.

Vers vlees (en slachtafvallen)

3.2. Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is:

Rundvlees van dieren van het landras Bruna d'Andorra (van koeien die zijn ingeschreven in het „Padral del Govern” genoemde nationale register van landbouwhuisdieren) of van kruisingen van koeien van dat ras met stieren van de rassen charolais, gasconne of limousin. De dieren moeten worden gehouden en vetgemest in veehouderijen die in Andorra gelegen zijn en zich vanaf de geboorte van de dieren tot het vetmesten ervan uitsluitend bezighouden met de productie van vlees dat bestemd is om met de BGA in de handel te worden gebracht.

Bij het slachten mogen de dieren niet jonger zijn dan acht maanden. De geslachte dieren moeten vallen onder de bevleesdheidsklassen E, U of R van het indelingsschema EUROP en, afhankelijk van het type dier, voldoen aan de in tabel 1 opgenomen criteria voor slachtleeftijd, geslacht gewicht en rijpingsduur.

Tabel 1

Geslacht gewicht en rijpingsduur per type dier

Type dier

Slachtleeftijd

Geslacht gewicht

(minimum en maximum)

Rijpingsduur (in uren)

Vrouwelijke kalveren

8 tot 12 maanden

180-260 kg

72

Mannelijke kalveren

8 tot 12 maanden

240-340 kg

72

Vaarzen

(anolles) leeftijd tussen 12 en 24 maanden

12 tot 24 maanden

240-300 kg

72

Jonge stieren

(anolls) leeftijd tussen 12 en 24 maanden

12 tot 24 maanden

320-390 kg

72

De geslachte dieren behoren tot de vetheidsklasse 2, 3 of 4 van het indelingsschema van de EU.

Omdat het vlees doorregen is, is het zeer mals bij het snijden en sappig in de mond.

De pH-waarde van de geslachte dieren moet 24 uur na het slachten lager zijn dan 6. De rijpingsduur in koelkamers is vermeld in tabel 1. De geslachte dieren moeten altijd vers in de handel worden gebracht, in de vorm van volledige, halve of kwart karkassen, lappen of gehakt.

3.3. Grondstoffen (alleen voor verwerkte producten):

3.4. Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong):

De dieren worden gehouden in Andorra en met hun moeder plaatselijk beweid met inachtneming van de in tabel 2 opgenomen bezettingsdichtheid.

Tabel 2

Maximale bezettingsdichtheid per hectare (GVE/ha)

Type dier

Teelt- en voedergewasareaal(2)

Teeltareaal(3)

Maaiweide(4)

Beweiding(5)

Koe met mestkalveren

3,9

3,3

2,4

1,2

Koe zonder mestkalveren

5,0

4,3

3,0

1,5

De kalveren moeten ten minste vier maanden door de moeder worden gezoogd. Ze brengen de zomer met hun moeder op de bergweiden door en staan tijdens de winter, wanneer de bergen besneeuwd zijn, op stal.

Tijdens de zomermaanden trekt de kudde onder begeleiding van de veehoeder naar de zomerweiden, waar ze op zijn minst 90 dagen blijft.

Tijdens de vetmestingsperiode bestaat het basisvoeder uit ruwvoer (stro of hooi) en een mengsel van granen, leguminosen en supplementen.

De voorraad voedergewassen van de veehouderijen is hoofdzakelijk afkomstig uit het Vorstendom Andorra.

3.5. Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden:

Het vlees moet afkomstig zijn van dieren die geboren, gehouden en geslacht zijn in Andorra.

De kalveren komen op natuurlijke wijze ter wereld en worden door de moeder gezoogd.

De kalveren brengen de zomer met hun moeder op de bergweiden door en staan tijdens de winter, wanneer de bergen besneeuwd zijn, op stal.

Elk mestkalf moet over een ruimte van minimaal 3 m2 beschikken.

Een partij mestdieren mag uit niet meer dan 20 dieren bestaan.

Tijdens het vervoer moet de stress voor de dieren tot een minimum worden beperkt. De dieren worden rechtstreeks van de houderij naar het slachthuis vervoerd, over een afstand van maximaal 25 km. Op die manier wordt de dieren zoveel mogelijk stress bespaard en wordt gegarandeerd dat aan het eind van het proces een kwaliteitsproduct wordt afgeleverd.

3.6. Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken, enz.:

3.7. Specifieke voorschriften betreffende de etikettering:

Het product moet worden verkocht met een etiket waarop naast de wettelijk verplichte gegevens de volgende elementen vermeld staan:

de naam van de beschermde geografische aanduiding „Carn d’Andorra”,

het logo van de BGA in verbinding met de grafische weergave van de benaming „Carn d’Andorra”,

Image

het EU-logo voor producten met een BGA.

4. Beknopte omschrijving van de afbakening van het geografische gebied:

Het volledige grondgebied van Andorra waar runderen van het ras Bruna d'Andorra worden geboren, gehouden en geslacht.

Andorra is bestuursrechtelijk ingedeeld in 7 gemeenten: Canillo, Encamp, Ordino, la Massana, Andorra la Vella, Sant Julià de Lòria en Escaldes-Engordany.

5. Verband met het geografische gebied:

5.1. Specificiteit van het geografische gebied:

5.1.1. Kenmerken op het gebied van geografie, klimaat en vegetatie

Het productiegebied van de Bruna d'Andorra in het midden van de Pyreneeën leent zich voor extensieve veehouderij.

Andorra is een bergachtig land dat een oppervlakte van 468 km2 bestrijkt en gelegen is op een gemiddelde hoogte van 2 000 meter.

De voor beweiding bestemde oppervlakte neemt ca. 20 % van de totale oppervlakte van Andorra in.

Van oudsher hebben mensen de vlakste gebieden beneden in de valleien gekozen om zich te vestigen en aan landbouw en veeteelt te doen.

5.1.2. Specifieke kenmerken van de weiden in Andorra

Dankzij het — in vergelijking met de teeltoppervlakte — uitgestrekte weiden- en graslandareaal wordt in Andorra een grote hoeveelheid natuurlijk diervoeder geproduceerd. De benutting van deze grassen is bepalend voor de beweidingscyclus.

De beweidingscyclus volgt het verloop van de seizoenen: rond de maand juni trekken de dieren naar de weiden boven de boomgrens en met de eerste sneeuwval, in november, komen ze weer naar het dal.

De overvloedige aanwezigheid van water en de diversiteit van de bodem stimuleren de ontwikkeling van verschillende types grasland.

In afnemende volgorde van belang komen op het grasland in Andorra de volgende grassen voor: zwenkgras (Festuca eskia) op een oppervlakte van 10 % van het land, borstelgras (Nardus stricta) op 6 %, Festuca airoidis op 5 % en Festuca paniculata.

5.1.3. Beweiding in de loop der tijden

Een traditioneel bedrijf maakt voor het houden van zijn dieren gebruik van de gemeenschappelijke graasweiden en het areaal voor granen, voedergewassen en andere tuinbouwgewassen. Tijdens de zomermaanden trekt de kudde onder begeleiding van de veehoeder naar de zomerweiden (op een hoogte van 2 000 tot 2 500 meter), waar ze op zijn minst 90 dagen blijft. Voor elke weide-eenheid gaat men van start op het laagstgelegen hoogteniveau (< 2 000m). Naarmate de hitte van augustus dichterbij komt, zoekt men grotere hoogten op. In de tweede helft van de beweidingscyclus keert de kudde op haar stappen terug.

5.1.4. Beheer van het vee gedurende het jaar

De jaarcyclus van de beweiding speelt zich af in drie gebieden: het laaggelegen gebied, het tussengebied en het hooggelegen gebied.

Het laaggelegen gebied, bestaande uit weiden in privébezit die beneden in de valleien, rond de dorpen gelegen zijn. Doorgaans worden per jaar één of twee weiden en één of twee maaiweiden gebruikt. Traditioneel worden er voedergewassen ingezaaid, zoals raaigras, luzerne (Medicago sativa) en zwenkgras (Festuca sp. omn.).

Het tussengebied, bestaande uit overgangsweiden, op de route naar en van de bosweiden. Deze weiden worden „rebaixants” genoemd.

Het hooggelegen gebied, bestaande uit boven de boomgrens gelegen weiden die de dieren nagenoeg de hele zomer van voeder voorzien. Het zijn voor het merendeel gemeenschappelijke weiden die in het bezit zijn van de plaatselijke overheid.

5.2. Specificiteit van het product:

De specificiteit van het product wordt bepaald door de kwaliteit ervan. Deze kwaliteit hangt op haar beurt nauw samen met de traditionele wijze waarop het product wordt vervaardigd en door de reputatie van het product bij de consument.

In het begin van de 20e eeuw is het toenmalige plaatselijke landras dat in Andorra werd gehouden voor zowel melk- als vleesproductie, verbeterd dankzij de komst van mannelijke Alpenrunderen, die bestand waren tegen de omstandigheden in het hooggebergte. Meer bepaald ging het om stieren van het ras Zwitsers bruinvee, zoals blijkt uit diverse documenten uit die tijd (Andorra Agrícola, maandelijks geïllustreerd tijdschrift uit 1933). Op die manier ontstond een verbeterd ras dat vandaag bekend staat onder de naam Bruna d'Andorra.

Dit landras is geschikt voor beweiding en dus ook voor de extensieve houderijmethode die in Andorra wordt gebruikt.

De combinatie van enerzijds de tot vandaag overgeleverde traditionele veehouderijmethoden en anderzijds de kenmerken van het landras Bruna d'Andorra (inheems ras, bruine vacht, zorgzame moeders en goed aangepast aan de onherbergzame plaatselijke bergen) levert een uniek vleesproduct op, afkomstig van kalveren geboren uit koeien van het ras Bruna d'Andorra en stieren van het ras Bruna d'Andorra, charolais, limousin of gasconne — kortom: de samensmelting van een aangepast ras met vergelijkbare rassen die bekend staan om hun kwaliteiten als vleesrunderen.

De houderijomstandigheden hangen samen met het klimaat, dat het jaar in twee perioden verdeelt:

de zomer (april-november), wanneer de dieren in de bergen vrij worden beweid en zich tegoed doen aan het natuurlijke grasland,

de winter (november-maart), wanneer de dieren op stal staan en de voorraad voedergewassen wordt aangevuld met krachtvoer.

De traditionele veehouderij berust op kleine bedrijven die aangepast zijn aan het klimaat in de Pyreneeën en een zeer klein aantal dieren vetmesten voor eigen verbruik of voor verkoop in de buurt. Dergelijke bedrijven, waar gemiddeld 35 dieren worden vetgemest, bestaan nog steeds. Het voornaamste verschil tegenover vroeger is dat zij zich verenigd hebben in een groepering „Ramaders d'Andorra” die onder meer zorgt voor de afzet van het vlees en erin geslaagd is de opbrengst van deze kleine veehouders te verhogen.

De verschillende elementen die deze traditionele houderij- en vetmestmethode maken tot wat zij is (namelijk de vereiste dat alle dieren in Andorra moeten zijn geboren en gehouden, het ras Bruna d'Andorra, de periode van het vetmesten met krachtvoer bestaande uit een mengeling van granen en leguminosen, het feit dat in de winter voedergewassen beschikbaar zijn om het voeder aan te vullen, en de beschikbaarheid van uitstekend grasland in de zomer) zorgen ervoor dat het vlees mooi doorregen en dus mals en sappig is. Dit traditionele houderijsysteem is zonder enige twijfel de beste troefkaart in het samenspel van factoren die dit in Andorra bekende en gesmaakte vlees opleveren.

5.3. Causaal verband tussen het geografische gebied en de kwaliteit of de kenmerken van het product (voor een BOB) dan wel een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het product (voor een BGA):

De BGA „Carn D'Andorra” berust op de traditionele veehouderij in het in de Pyreneeën gelegen Vorstendom Andorra.

In november 2006 is een stamboek voor het ras Bruna d'Andorra ingesteld. Met het oog op de toepassing van een genetisch selectieprogramma voor het ras Bruna d'Andorra wordt bovendien samengewerkt met de Unité de sélection et de promotion de la race bovine gasconne (eenheid voor selectie en promotie van het runderras gasconne — het vroegere UPRA Gascon, nu Groupe Gascon, adres: Villeneuve du Paréage, 09100, France).

De combinatie van enerzijds het klimaat in Andorra (dat rijk en uitstekend grasland oplevert) en anderzijds het traditionele houderijsysteem met een beweidingscyclus waarin alle gebieden zijn betrokken (laaggelegen gebied, tussengebied en hooggelegen gebied) zorgt voor een knowhow die specifiek is voor dit gebied en die gebruik maakt van alle aanwezige elementen (met centraal een aan de omgeving aangepast ras) om uiteindelijk een product af te leveren dat door de Andorrese consument wordt herkend en geapprecieerd.

Al het vlees dat conform deze kenmerken worden geproduceerd, wordt in het Vorstendom afgezet.

Uit een studie die „Ramaders d’Andorra SA” vanuit het nationale slachthuis van Andorra op 60 % van de nationale verkooppunten waar vlees wordt verkocht, heeft uitgevoerd, blijkt dat 100 % van de ondervraagde verkooppunten het vlees dat door „Ramaders d’Andorra” met het nationale controle- en garantielabel „Carn de Qualitat Controlada d’Andorra” wordt afgezet, identificeren als „Carn d’Andorra”. Het genoemde label garandeert dat het vlees is geproduceerd conform de in het vorige punt beschreven methode.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier:

(artikel 5, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1857/2006)

De volledige tekst van het productdossier kan worden geraadpleegd in de gegevensbank DOOR

http://ec.europa.eu/agriculture/quality/door/list.html