Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Naar sociale investering voor groei en cohesie, inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020 (COM(2013) 83 final)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Naar sociale investering voor groei en cohesie, inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020 (COM(2013) 83 final)

19.9.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/91


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Naar sociale investering voor groei en cohesie, inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020

(COM(2013) 83 final)

2013/C 271/17

Rapporteur: Oliver RÖPKE

De Commissie heeft op 18 maart 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020

COM(2013) 83 final.

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 23 april 2013.

Het EESC heeft tijdens zijn op 22 en 23 mei 2013 gehouden 490e zitting (vergadering van 22 mei) onderstaand advies uitgebracht, dat met 160 stemmen vóór en 3 stemmen tegen, bij 11 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1. Aanbevelingen en conclusies

1.1

Het EESC is ingenomen met het door de Commissie voorgestelde pakket sociale-investeringsmaatregelen en de daarmee verbonden paradigmawissel, waarbij de sterkere nadruk op sociale investeringen niet alleen als een kostenfactor wordt gezien, maar ook als een investering in de toekomst en in groei en werkgelegenheid, die in hoge mate bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie en een kernonderdeel vormt van het Europees sociaal model.

1.2

Gerichte sociale investeringen leiden niet alleen tot sociale en maatschappelijke vooruitgang en een groter concurrentievermogen. Met name in een tijd van ongekend hoge werkloosheid en toenemende armoede zijn investeringen in de welvaartsstaat ook van het grootste belang om de sociale samenhang te versterken, de maatschappelijke integratie te bevorderen en sociale uitsluiting en armoede te bestrijden.

1.3

De arbeidsmarkt vormt een cruciaal instrument om greep te krijgen op de demografische veranderingen en tot een duurzame consolidering van de overheidsbegrotingen te komen. Het EESC is van mening dat met omvangrijke, gerichte sociale investeringen de arbeidskansen duurzaam kunnen worden vergroot. Het pakket sociale-investeringsmaatregelen kan dan ook, mits consequent omgezet, in belangrijke mate bijdragen tot een politieke koerswijziging ten gunste van groei en werkgelegenheid.

1.4

Het EESC deelt het standpunt van de Commissie dat de verantwoordelijkheid voor de opzet van het sociaal beleid primair bij de lidstaten ligt en dat elk land zijn eigen evenwicht moet zien te vinden tussen duurzaamheid en adequaatheid van de sociale stelsels en organisatie van de sociale dienstverlening. Gezien de grote verschillen tussen de landen zou de Commissie een centrale rol moeten spelen bij de uitwisseling van beproefde innovatieve benaderingen tussen de lidstaten en de betrokken actoren.

1.5

Het EESC stelt met voldoening vast dat in de Mededeling uitdrukkelijk de belangrijke rol wordt erkend die de sociale economie, sociale ondernemingen, het maatschappelijk middenveld en de sociale partners spelen bij de omzetting van het pakket sociale-investeringsmaatregelen. Het ondersteunt uitdrukkelijk de door de Commissie gestelde voorwaarde om de sociale partners en actoren van het maatschappelijk middenveld zowel op nationaal niveau als in het coördinatieproces van het Europees semester ten volle bij de werkzaamheden te betrekken.

1.6

Het EESC dringt erop aan dat de Commissie een plan voorlegt voor de concrete omzetting van het pakket sociale-investeringsmaatregelen, de lidstaten ondersteunt bij de noodzakelijke maatregelen en de uitwisseling tussen landen, sociale partners, organisaties van de sociale economie, ngo's, maatschappelijk middenveld en aanbieders van sociale diensten bevordert. Al die actoren hebben immers de benodigde expertise in huis, als het gaat om sociale investeringen, sociale innovatie en bevordering van de werkgelegenheid.

1.7

Minder ingenomen is het EESC met het feit dat de vraag hoe het pakket sociale-investeringsmaatregelen zal worden gefinancierd, grotendeels onbeantwoord blijft. Als er geen verandering komt in het eenzijdige beleid van besnoeiingen op de uitgaven, lijkt het weinig aannemelijk dat de voorstellen succesvol kunnen worden uitgevoerd. Een beter gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen en doeltreffendere maatregelen die beter op de behoeften zijn afgestemd, zijn stappen in de goede richting, maar volstaan niet om de gewenste koerswijziging te bewerkstelligen.

1.8

Het EESC blijft daarom herhalen dat er absoluut nieuwe bronnen van inkomsten voor de overheidsbegrotingen dienen te worden gevonden. Gedacht moet o.a. worden aan een aanpassing en verbreding van de belastinggrondslagen, opheffing van belastingparadijzen, beëindiging van de nefaste belastingconcurrentie en bestrijding van belastingontduiking, maar ook aan heffingen op diverse vormen van vermogen.

1.9

Het EESC wil in dit verband nogmaals uitdrukkelijk zijn oproep herhalen om een Europees conjunctuur- en investeringsprogramma ten belope van 2 % van het bbp op te zetten. Daarmee zou een sociaal investeringspact kunnen worden gefinancierd dat het mogelijk maakt om, ondanks het streven naar consolidering van de overheidsbegrotingen, de beleidsprioriteiten ook echt te veranderen en sterker in te zetten op sociale investering en op een versterking en modernisering van het sociaal beleid in de lidstaten. Een succesvolle omzetting van het pakket sociale-investeringsmaatregelen is alleen mogelijk als er voldoende middelen voor worden vrijgemaakt. Anders blijft het bij mooie woorden.

1.10

Het EESC dringt er bij de Commissie op aan dat de sterkere nadruk op sociale investeringen ook tot uitdrukking komt in het coördinatieproces van het Europees semester. In de landspecifieke aanbevelingen en in de volgende jaarlijkse groeianalyse (2014) dient uitdrukkelijk rekening te worden gehouden met de nieuwe prioriteitenstelling. De Commissie dient daarvoor snel met concrete voorstellen te komen. Vast moet komen te staan dat omvangrijkere sociale investeringen te rijmen vallen met een „gedifferentieerd, groeivriendelijk beleid van begrotingsconsolidatie”.

2. Het pakket sociale-investeringsmaatregelen voor groei en samenhang

2.1

Een van de doelen van de Europa 2020-strategie is om vóór 2020 ten minste 20 miljoen burgers uit de armoede te halen. De ingrijpende gevolgen van de crisis en de noodzaak om opnieuw groei te bewerkstelligen, hebben tot een reeks initiatieven van de Commissie geleid, gericht op het behoud en het creëren van banen, een soepele overgang bij verandering van baan en activering in het algemeen(1).

2.2

De Commissie heeft op 20 februari 2013 haar langverwachte pakket sociale-investeringsmaatregelen voorgelegd. Naast een Mededeling, getiteld „Naar sociale investering voor groei en cohesie – inclusief de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds 2014-2020”, bestaat het uit een aanbeveling van de Commissie, getiteld „Investeren in kinderen: de vicieuze cirkel van achterstand doorbreken”, en zeven werkdocumenten van de diensten van de Commissie.

2.3

Het pakket stelt betere sociale investeringen voor in samenhang met het Europees semester en stroomlijnt het beleid en de verslaggevingsplichten van de EU en de lidstaten teneinde de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van het sociaal, werkgelegenheids- en onderwijsbeleid te verwezenlijken.

2.4

De Commissie stelt vast dat armoede, sociale uitsluiting en uitsluiting van de arbeidsmarkt sinds de crisis in Europa uitbarstte in 2008, in veel lidstaten zijn toegenomen en steeds meer EU-burgers betreffen, waarbij met name voor de meest kwetsbare groepen nieuwe recordhoogten worden bereikt. De Commissie dringt er in haar Mededeling dan ook op aan dat de lidstaten sterker de nadruk leggen op sociale investeringen en erop toezien dat de hulpbronnen efficiënter worden benut.

2.5

De Commissie is van mening dat dergelijke investeringen de burger ten goede komen: ze versterken de vaardigheden en kwalificaties en bevorderen de participatie van de burger aan samenleving en arbeidsmarkt. Dat leidt tot meer welstand, jaagt de economie aan en helpt de EU sterker, hechter en concurrender uit de crisis te komen.

2.6

Welzijnsstelsels vervullen volgens de Mededeling drie functies: sociale investering in een betere toekomst, sociale bescherming in tijden van tegenspoed en, niet in de laatste plaats, stabilisatie van de economie.

2.7

De Commissie roept ertoe op om maatregelen te nemen om te waarborgen dat de socialezekerheidsstelsels afgestemd zijn op de behoeften van mensen die het moeilijk hebben. Zij dringt aan op preventieve maatregelen in de vorm van investeringen in een zo vroeg mogelijk stadium in plaats van achteraf te zoeken naar oplossingen voor de problemen, wat veel duurder is. Investeringen in kinderen en jongeren zijn derhalve belangrijk.

2.8

In de aanbeveling van de Commissie aan de lidstaten wordt dit nader uitgewerkt in een aantal stelregels. Volgens de Commissie kunnen preventieve investeringen ter bestrijding van kinderarmoede en sociale uitsluiting, die het welzijn van kinderen bevorderen, door een breed palet van maatregelen worden gerealiseerd.

2.9

Onder het kopje „Ruimte voor efficiëntiewinst in sociaal beleid” van de Mededeling pleit de Commissie voor een doeltreffender gebruik van de financiële middelen ter waarborging van een adequaat en duurzaam sociaalzekerheidsheidstelsel en een beter, empirisch onderbouwd sociaal beleid. Om dit te bereiken, moeten de lidstaten de procedures voor uitkeringen en diensten vereenvoudigen en uitkeringen gerichter verstrekken en koppelen aan voorwaarden, zoals deelname aan cursussen voor verdere scholing.

2.10

De lidstaten worden er in de Mededeling herhaaldelijk toe aangespoord om alle belanghebbende partijen, in de eerste plaats de sociale partners en het maatschappelijk middenveld, nauwer te betrekken bij de inspanningen om het sociaal beleid doeltreffender vorm te geven.

3. Algemene opmerkingen m.b.t. het pakket sociale-investeringsmaatregelen

3.1

De financiële en economische crisis en de verstrekkende gevolgen ervan voor groei en werkgelegenheid en de economische en sociale samenhang beheersen nu al goed vijf jaar de politieke agenda van de EU. Terwijl de lidstaten aanvankelijk met een anticyclisch beleid hebben gereageerd ter stabilisatie van de economie, hebben met name de maatregelenpakketten om de banken te redden, de overheidsschuld enorm de hoogte in gejaagd. De pogingen van de regeringen om in deze tijden van recessie de overheidsbegroting uitsluitend via bezuinigingen te consolideren, gelden alom als mislukt. De Mededeling van de Commissie betreffende de sociale investeringen biedt daarom een nieuwe visie op de vraag hoe de crisis kan worden bestreden. Volgens deze visie gaan sociale investeringen op de korte termijn weliswaar gepaard met zekere kosten, maar leiden ze op de middellange en lange termijn tot een stijging van het welvaartspeil in de samenleving en tot hogere inkomsten voor de overheid, zodat de maatschappelijke kosten in de toekomst veel lager komen te liggen.

3.2

Het EESC steunt dan ook ten volle het door de Commissie voorgestelde pakket sociale-investeringsmaatregelen en de daarmee verbonden paradigmawissel voor een agenda die naar de toekomst kijkt. De lidstaten wordt thans uitdrukkelijk verzocht sterker in te zetten op sociale investeringen en op versterking en modernisering van hun sociaal beleid en er beter op toe te zien dat de voorhanden zijnde hulpbronnen efficiënter worden benut. Het sociaal beleid zal meer op basis van duurzaamheid moeten worden gevoerd. Daarmee lijkt de Commissie de fouten van de laatste jaren te willen corrigeren en sociale investeringen niet langer alleen als een kostenpost te zien. Het uitgangspunt is nu veeleer dat zulke investeringen de kwalificaties en vaardigheden van de burger op een hoger plan helpen tillen, diens kansen op de arbeidsmarkt en in de samenleving vergroten en aldus de welvaart bevorderen, groei stimuleren en ertoe bijdragen dat de EU sterker, hechter en concurrender uit de crisis komt. Onderhavig pakket zou dan ook wel eens een van de belangrijkste initiatieven van de laatste jaren op het gebied van sociaal beleid kunnen worden, mits het consequent en daadkrachtig ten uitvoer wordt gelegd. Daarvoor is langdurige steun van de Commissie nodig.

3.3

De verantwoordelijkheid voor de opzet van het sociaal beleid ligt evenwel primair bij de lidstaten. Aangezien de nationale voorwaarden en omstandigheden verschillen, moet elke lidstaat zijn eigen evenwicht zien te vinden tussen duurzaamheid en adequaatheid van zijn sociaal stelsel. Er is niet één uniform model. De Commissie zou een overzicht moeten opstellen van de meest succesvolle praktijken, met inbegrip van openbare aanbestedingen voor diensten van algemeen belang en keuzevrijheid in het geval van sociale diensten, en de lidstaten moeten aanmoedigen om hun sociaal stelsel innovatief en doeltreffend vorm te geven, met als centraal aandachtspunt werkgelegenheid en activering, teneinde de armoedebestrijdingsdoelstelling van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken.

3.4

De welvaartsstaat komt een cruciale rol toe als antwoord op de uitdagingen waarvoor we ons geplaatst zien door de ongekend hoge werkloosheidscijfers en de toenemende armoede in de EU. Door gerichte investeringen in de sociale zekerheid en de welvaartsstaat kunnen structurele problemen worden opgelost en arbeidsplaatsen worden gecreëerd. Het bestaande potentieel zou beter kunnen worden benut als er gewerkt zou worden vanuit een zo omvattend mogelijke, actieve inclusie- en participatiestrategie voor uiterst brede lagen van de bevolking en als de aanbevelingen uit 2008 voor een actieve integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, door alle lidstaten in praktijk worden gebracht.

3.5

Tot dusverre werden sociale uitgaven vooral met „kosten” verbonden en diende er op het sociale budget te worden bezuinigd. De Mededeling zou in zekere zin kunnen duiden op een politieke koerswijziging op het niveau van de EU en enkele lidstaten. Het EESC heeft altijd al het standpunt verdedigd dat er een enorme behoefte is aan - onder meer sociale - investeringen en erop gewezen dat dit de werkgelegenheid en bestrijding van armoede en sociale uitsluiting ten goede kan komen. Daarvoor is het dan wel zaak investeringsmiddelen van particulieren en van overheidswege vrij te maken en hervormingen door te voeren(2).

3.6

De op de levenscyclus en behoeften gebaseerde aanpak voor sociale investeringen die in de Commissiemededeling wordt gehanteerd, kan zowel bijdragen tot betere bestaansmogelijkheden voor het individu en een grotere sociale samenhang als tot een betere economische ontwikkeling. Een versterking van de sociale investeringen heeft met name op de middellange en lange termijn positieve effecten. Toch mogen ook de positieve effecten op de korte termijn niet worden onderschat. Aangetoond is dat investeringen in een beter, empirisch onderbouwd sociaal beleid in menige situatie al snel positieve resultaten opleveren(3).

3.7

Sociale investeringen zijn, naast het effect van een betere werking van het arbeidsmarktbeleid, van het grootste belang om de sociale samenhang te versterken, de maatschappelijke integratie te bevorderen en sociale uitsluiting en armoede te bestrijden. Door de zware economische crisis in Europa is de sociale situatie van veel mensen drastisch verslechterd. Om deze ontwikkeling in te dammen, moeten we dringend van koers veranderen en sterker inzetten op sociale investeringen.

3.8

De Commissie dient in deze samenhang haar eis om sociale uitkeringen aan voorwaarden („conditionaliteit”) te koppelen, nader toe te lichten en af te bakenen. Zo kan het in het kader van een actief arbeidsmarktbeleid zinvol zijn om steun te koppelen aan een bepaald doel (bijv. deelname aan een opleiding), maar mag dit geen algemeen beginsel worden voor alle sociale beleidsmaatregelen (bijv. kinderopvang). Sociale uitkeringen moeten worden beschouwd als rechten met daaraan verbonden voorzienbare criteria. De rechtszekerheid dient te worden gewaarborgd.

3.9

In de samen met de Mededeling gepubliceerde aanbeveling en werkdocumenten worden de belangrijkste terreinen belicht waarop de nieuwe logica van de sociale investeringen toegepast dient te worden. Het is nu aan de Commissie om met de betrokken actoren in dialoog te gaan over de vraag hoe deze logica in de praktijk moet worden toegepast voor de prioritaire aandachtsgebieden en om een plan ter omzetting van de Mededeling voor te leggen, die voor de lidstaten als leidraad kan dienen.

3.10

Het EESC stelt met voldoening vast dat de Commissie uitdrukkelijk de belangrijke rol erkent die de sociale economie en het maatschappelijk middenveld spelen bij de toepassing van het pakket sociale-investeringsmaatregelen(4). Behalve dat ze ervaring en bijkomende middelen ter beschikking stellen, hebben ze dikwijls rechtstreeks aandeel in de concrete uitvoering van beleidsdoelstellingen, bijv. in de vorm van de verstrekking van sociale diensten. Ter ondersteuning van deze taken dient de toegang tot publieke en particuliere middelen te worden verbeterd en vereenvoudigd. De voorstellen om aan sociale investeringen thematische doelstellingen te verbinden en er in het kader van het EU-cohesiebeleid 2014-2020 middelen voor vrij te maken, vallen toe te juichen. In de onderhandelingen die de nationale overheden – onder deelname van het maatschappelijk middenveld – en de Commissie over de programma's zullen voeren, dient met deze voorstellen rekening te worden gehouden.

3.11

Innovatie levert volgens de Commissie een belangrijke bijdrage aan het sociale-investeringsbeleid, omdat sociaal beleid erom vraagt dat voortdurend wordt ingespeeld op nieuwe uitdagingen. Particuliere ondernemingen die kunnen rekenen op overheidsopdrachten, spelen daarom een belangrijke rol als alternatief voor de publieke sector en als aanvulling hierop.

3.12

De lidstaten dienen meer gebruik te maken van innovatieve benaderingen van financiering, waaronder participatie door de particuliere sector en obligaties voor sociale investering, waarmee moet worden gestreefd naar besparingen op de begrotingen, aldus de Commissie(5). De meningen over het nut van zulke obligaties voor sociale investeringen lopen evenwel sterk uiteen; de effecten ervan moeten nog nader worden onderzocht. Ook de terreinen die voor „innovatieve financiering” in aanmerking komen, zouden nader moeten worden omschreven. Deze instrumenten mogen in geen geval tot een commercialisering van het sociaal beleid leiden, zo wil het EESC benadrukken. De overheid mag zich niet onttrekken aan haar sociale verantwoordelijkheid.

4. Specifieke opmerkingen

4.1

Helaas moet ervan worden uitgegaan dat de sociaaleconomische neerwaartse spiraal die is ingezet, en dus ook de vertraging van de economie, de komende jaren nog zal aanhouden, niet in de laatste plaats vanwege de consolidatiepakketten in iedere lidstaat. Daarom zou voor blijvende economische groei moeten worden gezorgd door aanzwengeling van de (interne) vraag, bijvoorbeeld doordat vrouwen beter worden geïntegreerd op de arbeidsmarkt. Ook een sleutelfactor in dit verband is de groei van de maatschappelijke dienstverlening en de sociale economie, die juist in deze tijd van crisis hun draagkracht hebben laten zien.

4.2

Hieraan kan tot op grote hoogte worden bijgedragen door het pakket sociale-investeringsmaatregelen. Zo is het werkgelegenheidseffect van de ontwikkeling van maatschappelijke diensten veel groter dan van welk ander gebruik van overheidsmiddelen ook. Daar komt nog bij dat investeringen in sociale diensten nodig zijn om tegemoet te komen aan de toenemende vraag en de steeds groter wordende maatschappelijke nood. De verwezenlijking van de werkgelegenheidsdoelstellingen van de Europa 2020-strategie vraagt niet alleen om de bestrijding van de werkloosheid onder jongeren en verbetering van de arbeidsintegratie van ouderen, maar ook om verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen.

4.3

Van belang is te onderkennen dat steun voor het pakket sociale-investeringsmaatregelen op de nationale beleidsterreinen van de sociale integratie, gezondheidszorg en sociale dienstverlening impliciet met zich mee moet brengen dat kansarmen in de samenleving (bv. mensen met een handicap of het groeiende aantal burgers dat in extreme armoede leeft) gemakkelijk toegankelijke, betaalbare en kwalitatief hoogwaardige sociale diensten worden geboden. Die sociale diensten verhogen de kansen van die groepen om een menswaardig bestaan te leiden en werk te vinden en te behouden.

4.4

Uit het voorbeeld van de kinderopvang blijkt dat doelgerichte investeringen tot sociale en maatschappelijke vooruitgang en tegelijkertijd ook tot meer concurrentievermogen kunnen leiden. Meer investeren in kinderopvang en andere sociale voorzieningen (opvang van ouderen, opleiding, verpleging, voorzieningen voor mensen met een handicap, begeleid wonen enz.) verhoogt het welzijn in een bepaald gebied, maar dat niet alleen: daarmee wordt tegelijkertijd in hoge mate bijgedragen tot meer arbeidsparticipatie van vrouwen en de meest kansarmen op de arbeidsmarkt (bv. mensen met een handicap) en wordt op de middellange en de lange termijn het budget van overheidsinstanties ontlast. Zoals de Commissie al heeft aangegeven, moet erop worden toegezien dat deze investeringen doelgericht op de specifieke behoeften van een betrokkene zijn afgestemd en niet op die van een groep, omdat alleen dan persoonsgebonden hulp kan worden geboden en optimale resultaten kunnen worden bereikt(6). Bovendien is het volgens het EESC zaak om tal van uiteenlopende sociale problemen te voorkómen, ongeacht de leeftijd van betrokkenen. Preventieve maatregelen mogen dan ook niet ontbreken in sociaal beleid, dat verder strekt dan alleen maar de zorg voor kinderen, maar alle geledingen van de maatschappij betreft.

4.5

Het streven om de demografische veranderingen in de hand te houden en de overheidsbegroting blijvend te consolideren, staat of valt met de arbeidsmarkt. Daarom moet worden toegejuicht dat de Commissie aandringt op verbetering van de arbeidsparticipatie, ook als dit betekent dat een actief arbeidsmarktbeleid moet worden gevoerd en dat sociale integratie meer aandacht moet krijgen. Door het beschikbare arbeidspotentieel beter te benutten, kan – ondanks het massaal groeiende aantal ouderen - worden gezorgd voor een vergaand stabiele verhouding tussen werknemers die een bijdrage afdragen en degenen die de uitkeringen ontvangen(7). Toch moeten sociale investeringen ook opgaan voor maatschappelijke groepen die sociale voorzieningen genieten zonder dat dit uitmondt in een actieve rol op de arbeidsmarkt.

4.6

Sociale investeringen en een beter sociaal beleid mogen niet alleen tot doel hebben om de werkgelegenheidssituatie te verbeteren, hoe belangrijk dat ook is. Consequent beleid om sociale integratie en armoedebestrijding in de lidstaten te bevorderen, levert de hele samenleving beslissende voordelen op en vergroot de sociale vrede en de samenhang in een land.

4.7

De in onderhavige Mededeling geschetste koerswijziging is ook bedoeld als aanzienlijke bijdrage aan de blijvende consolidatie van de overheidsbegroting. De bevordering van inclusieve groei, gekoppeld aan een duidelijke verhoging van de participatiegraad van nu tot 2020 kan de begrotingen van de 27 EU-lidstaten extra speelruimte opleveren tot een bedrag van 1 000 miljard euro(8).

4.8

Er zijn nog steeds hangende vragen over de in het Europese semester door te voeren verandering van prioriteiten waarop in onderhavige Mededeling wordt gezinspeeld. Op zich is het EESC voorstander van verbeterd toezicht, maar het beseft dat voor de opstelling van de groeianalyse 2013 nog is uitgegaan van de prioriteiten van het afgelopen jaar. Daarom moet de grotere aandacht voor sociale investeringen pas tot uitdrukking komen in de landenspecifieke aanbevelingen voor het tweede halfjaar. Daarna pas, in de groeianalyse 2014, moet uitdrukkelijk worden verwezen naar sociale investeringen en moet aan sociale problemen een plaats worden gegeven in het eerstvolgende Europees semester. Verder moet in de loop van het Europees semester onomstotelijk komen vast te staan dat meer sociale investeringen te rijmen vallen met een „gedifferentieerde en groeivriendelijke” begrotingsconsolidatie.

4.9

Wat in onderhavige Mededeling over de financiering van het pakket sociale-investeringsmaatregelen en de aanpassing van de belastingstructuur wordt gezegd, is teleurstellend, omdat daarmee een stap terug wordt gezet in vergelijking met eerdere uitspraken van de Commissie over het werkgelegenheidspakket: toen adviseerde de Commissie nog om, bovenop de verlichting van de factor arbeid, ook nog eens meer vermogensbelasting te gaan heffen. De met het pakket sociale-investeringsmaatregelen aangekondigde koerswijziging kan echter alleen tot een goed einde worden gebracht als de financiering rond is.

4.10

Toch is de vraag hoe het pakket sociale-investeringsmaatregelen moet worden gefinancierd, nog grotendeels onbeantwoord gebleven. De Europese structuur- en investeringsfondsen, waaronder met name het ESF, kunnen, mits beter benut, financieringsinstrumenten van belang worden, maar volstaan geenszins om de voorgestane koerswijziging te bewerkstelligen. Daarom blijft het EESC hameren op de onherroepelijke noodzaak om het streven naar een doelmatigere en doeltreffendere besteding van overheidsmiddelen, gepaard te laten gaan met de ontsluiting van nieuwe bronnen van inkomsten voor overheidsbegrotingen. Daarbij moet ook worden bekeken welke bijdragen mogelijk zijn uit diverse soorten inkomsten en vermogens(9). Middelen die al ter beschikking staan, moeten evenzogoed beter worden benut.

4.11

Aan de onderliggende logica van sociale investeringen wordt recht gedaan telkens als wordt overgegaan tot de bijsturing of verbetering van beleid waarvan is gebleken dat het niet werkt. In zo'n geval zijn dus niet altijd nieuwe investeringen nodig. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om informatie te geven over nieuw sociaal beleid en te verduidelijken of dat beleid beter is voor de eindverbruiker en of het kostenplaatje ervan ongeveer gelijk blijft of gunstiger uitvalt.

4.12

Het EESC spreekt zich nu al lang uit voor verbetering aan de kant van de openbare inkomsten, en dus niet alleen aan de kant van de uitgaven. Die inkomsten zouden bijvoorbeeld kunnen worden verbeterd door wijziging of verbreding van de belastinggrondslag, invoering van een belasting op financiële transacties, opheffing van belastingparadijzen, beëindiging van belastingconcurrentie en bestrijding van belastingontduiking(10). Juist nu, in het licht van het pakket sociale-investeringsmaatregelen en de daaraan verbonden uitdagingen, wijst het EESC nogmaals uitdrukkelijk op die wensen en op de noodzaak van een Europees conjunctuur- en investeringsprogramma ten belope van 2 % van het bbp(11). In onderhavig pakket worden weliswaar de juiste opties gegeven, maar er worden geen voorstellen gedaan voor een soort convenant voor sociale investeringen. Door zo'n convenant blijft het niet bij mooie woorden, maar wordt de politieke koerswijziging effectief in praktijk gebracht.

4.13

De Commissie dringt erop aan dat de lidstaten de sociale partners en het maatschappelijk middenveld meer inspraak geven. Het EESC stemt daar volmondig mee in, maar zou willen dat de Commissie op korte termijn met concrete voorstellen komt om bij de coördinatie van het Europees semester vorm te geven aan die voortdurende, grotere betrokkenheid. Daarbij komt het zeker ook aan op een verdergaande toespitsing op sociale investeringen en actieve integratie. Het moet gaan om een betrokkenheid aan de basis die de weg bereidt voor daadwerkelijke invloed op de beleidsvorming.

Brussel, 22 mei 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE