Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2013 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EURATOM) nr. 1074/1999 van de Raad (17427/1/2012 — C7-0051/2013 — 2006/0084(COD))
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2013 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EURATOM) nr. 1074/1999 van de Raad (17427/1/2012 — C7-0051/2013 — 2006/0084(COD))
26.2.2016 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 75/279 |
P7_TA(2013)0308
Onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ***II
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2013 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EURATOM) nr. 1074/1999 van de Raad (17427/1/2012 — C7-0051/2013 — 2006/0084(COD))
(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)
(2016/C 075/41)
Het Europees Parlement,
— | gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (17427/1/2012 — C7-0051/2013), |
— | gezien het advies van de Rekenkamer van 12 juli 2011(1), |
— | gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt(2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0244), |
— | gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2011)0135), |
— | gezien artikel 294, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, |
— | gezien artikel 72 van zijn Reglement, |
— | gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie begrotingscontrole (A7-0225/2013), |
1. | hecht zijn goedkeuring aan het standpunt van de Raad in eerste lezing; |
2. | hecht zijn goedkeuring aan de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie is gevoegd; |
3. | neemt kennis van de verklaringen van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie zijn gevoegd; |
4. | constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het standpunt van de Raad; |
5. | verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 297, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te ondertekenen; |
6. | verzoekt zijn secretaris-generaal het besluit te ondertekenen nadat is nagegaan of alle procedures naar behoren zijn uitgevoerd, en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie; |
7. | verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen. |
BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE
Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie
„Wanneer het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nieuwe leden van het nieuwe Comité van toezicht benoemen, benoemen zij tevens de leden die bij de eerstkomende gedeeltelijke vervanging in dienst zullen treden.”
Verklaring van de Commissie
„De Commissie bevestigt dat het Bureau heeft verklaard dat het te allen tijde zal handelen in overeenstemming met Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie en het Statuut van de leden van het Europees Parlement, onder volledige eerbiediging van de vrijheid en onafhankelijkheid van de leden, als bepaald in artikel 2 van het Statuut.”
Verklaring van de Commissie
„De Commissie wenst de huidige bevoegdheden van de directeur-generaal van het Europees Bureau voor fraudebestrijding inzake de vaststelling van de voorwaarden en wijze van aanwerving bij het Bureau, met name die betreffende de duur van de overeenkomsten en de verlenging ervan, te handhaven.”