Home

/* COM/2013/0369 final/2 - 2013/ () */

/* COM/2013/0369 final/2 - 2013/ () */

 

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2013van Nederland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma van Nederland voorde periode 2012-2017

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking vande Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van deRaad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituatiesen het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid[1], en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van hetEuropees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende depreventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden[2], en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de EuropeseCommissie[3],

Gezien de resoluties van het EuropeesParlement[4],

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor dewerkgelegenheid,

Na raadpleging van het Economisch enFinancieel Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Op 26 maart 2010 heeft deEuropese Raad zijn goedkeuring gehecht aan het voorstel van de Commissie vooreen nieuwe groei- en werkgelegenheidsstrategie; deze Europa 2020-strategie moetvoor een betere coördinatie van het economisch beleid zorgen en zal zichtoespitsen op de sleutelgebieden waarop Europa's potentieel voor duurzame groeien concurrentievermogen een krachtige impuls nodig heeft.

(2)       De Raad heeft op 13 juli2010, op voorstel van de Commissie, een aanbeveling inzake de globalerichtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie (2010-2014)en op 21 oktober 2010 een besluit betreffende de richtsnoeren voor hetwerkgelegenheidsbeleid van de lidstaten[5]vastgesteld, die samen de "geïntegreerde richtsnoeren" vormen. Delidstaten werd verzocht in hun nationaal economisch en werkgelegenheidsbeleidmet de geïntegreerde richtsnoeren rekening te houden.

(3)       Op 29 juni 2012 hebben destaatshoofden en regeringsleiders besloten tot een Pact voor groei en banen,dat een samenhangend kader biedt voor actie op het niveau van de lidstaten, deEU en de eurozone, waarbij alle mogelijke hefbomen, instrumenten enbeleidsvormen worden ingezet. Zij hebben bepaald welke maatregelen op hetniveau van de lidstaten moeten worden genomen, en met name verklaardvastbesloten te zijn om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie teverwezenlijken en de landenspecifieke aanbevelingen uit te voeren.

(4)       Op 6 juli 2012 heeft de Raadeen aanbeveling over het nationale hervormingsprogramma voor 2012 van Nederlandvastgesteld en een advies over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma vanNederland voor de periode 2011-2015 uitgebracht.

(5)       Op 28 november 2012 heeft deCommissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse[6] en daarmee de aanzet gegeventot het Europees semester voor coördinatie van het economisch beleid van 2013.Eveneens op 28 november 2012 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU)nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden,het Waarschuwingsmechanismeverslag[7]aangenomen. Daarin werd Nederland genoemd als een van de lidstaten die aan eendiepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(6)       Op 14 maart 2013 heeft deEuropese Raad de prioriteiten inzake financiële stabiliteit,begrotingsconsolidatie en groeibevorderende maatregelen goedgekeurd. Hijbenadrukte dat moet worden gestreefd naar gedifferentieerde, groeivriendelijkebegrotingsconsolidatie, normalisering van de kredietverschaffing aan deeconomie, bevordering van groei en concurrentievermogen, aanpakken van dewerkloosheid en van de sociale gevolgen van de crisis, en modernisering van deoverheidsdiensten.

(7)       Op 10 april 2013 heeft deCommissie de uitkomsten gepubliceerd van de diepgaande evaluatie[8] voor Nederland die zij op grondvan artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft uitgevoerd. Opbasis van haar analyse concludeert de Commissie dat Nederland wordt geconfronteerdmet macro-economische onevenwichtigheden die echter niet buitensporig zijn.

(8)       Op 29 april 2013 heeftNederland zijn stabiliteitsprogramma 2013 voor de periode 2012-2017 en zijnnationale hervormingsprogramma 2013 ingediend. Om met de onderlinge verbandenrekening te houden, zijn beide programma's terzelfder tijd geëvalueerd.

(9)       Op basis van deovereenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad verrichte evaluatie vanhet stabiliteitsprogramma 2013 is de Raad van oordeel dat Nederland in deperiode 2011-2013 omvangrijke consolidatiemaatregelen ten uitvoer heeft gelegd,maar dat de begrotingsinspanning vermoedelijk niet toereikend is om hetbuitensporig tekort in 2013 te corrigeren, voornamelijk als gevolg van detegenvallende economische ontwikkelingen. Het macro-economische scenario dataan de begrotingsprognoses van het programma ten grondslag ligt, is over hetalgemeen aannemelijk. Voor 2013 en 2014 verwacht het stabiliteitsprogramma eenreële economische groei van respectievelijk -0,4% en 1,1%, en ligt daarmeeredelijk dichtbij de in de voorjaarsprognoses van de Commissie geraamde cijfersvan 0,8% en 0,9%. Het uitdrukkelijke doel van het programma is om het nominaleoverheidstekort vanaf 2014 op duurzame wijze tot onder de 3% van het bbp terugte dringen. Het programma bevat geen expliciete verwijzing naar demiddellangetermijndoelstelling (MTD), wat vermoedelijk een bevestiging inhoudtvan de MTD van -0,5% die in het stabiliteitsprogramma van afgelopen jaar werdmeegedeeld. De MTD is in overeenstemming met de vereisten van het stabiliteits-en groeipact. In het programma wordt voor 2015 een verlaging van hetstructurele saldo met 0,5% van het bbp voorzien, overeenkomstig het jaarlijkseminimumvereiste. In 2016 zal het structurele saldo naar verwachtingverslechteren met 0,4% van het bbp en in 2017 weer verbeteren met 0,1%,waardoor wordt afgeweken van het correcte aanpassingstraject. Uitgaande van devoorjaarsprognoses van de Commissie strookt de gemiddelde jaarlijksebegrotingsinspanning van circa 0,7% van het bbp in de periode 2010-2013 met destructurele inspanning van ¾% die door de Raad is aanbevolen. In 2011 en 2012betrof de begrotingsinspanning voornamelijk de uitgavenzijde, maar in 2013waren de maatregelen vooral op de ontvangsten gericht. Met het in hetstabiliteitsprogramma voorgenomen nominale tekort wordt het buitensporigetekort in 2014 gecorrigeerd, één jaar later dan de termijn die eind 2009 doorde Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure is vastgelegd. De Raad isvan oordeel dat de door de autoriteiten geplande begrotingsinspanning niet zalleiden tot een daadwerkelijke correctie van het buitensporig tekort tegen 2014.Mogelijke aanvullende consolidatiemaatregelen die in het stabiliteitsprogrammawaren opgenomen, zijn voorlopig ingetrokken en zouden hoe dan ook ontoereikendzijn. Nederland dient aanvullende maatregelen te nemen om het nominale tekortvan de overheid in 2014 op duurzame wijze onder de drempel van 3% van het bbpterug te dringen. Volgens het stabiliteitsprogramma voor 2013 zal deschuldquote in 2013 verder toenemen tot 74% van het bbp en vervolgens nog ietsstijgen tot 75% van het bbp in 2014. De schuldquote zal dan ook naarverwachting ruim boven de referentiewaarde van 60% blijven. Het programma verwachtvoor 2015 een daling van de schuldquote tot 71,4%, en een verdere lichte afnametot 70,8% in 2017. Deze afname van de schuldquote na 2014 wordt evenwelonvoldoende geschraagd door beleidsmaatregelen.

(10)     Om het toekomstigegroeipotentieel van Nederland te versterken is het van het grootste belang datbij de vereiste consolidatie om het buitensporig tekort duurzaam te corrigerenen de MTD op korte tot middellange termijn te halen, groeibevorderende uitgavenbuiten schot blijven. Met name inspanningen ter bevordering van innovatie enonderzoek, waaronder fundamenteel onderzoek, zijn cruciaal voor een evenwichtigaanpassingsproces. Dit zou niet alleen gunstig zijn voor het economischherstel, maar zou ook innovatie en menselijk kapitaal, het concurrentievermogenen de groeivooruitzichten op middellange en lange termijn ten goede kunnenkomen.

(11)     Een belangrijk probleem is dehuizenmarkt, waar in de afgelopen tientallen jaren steeds meer starheden enverstorende prikkels zijn ontstaan die hun stempel hebben gedrukt op dewoningfinancierings- en sectorale besparingspatronen. De neiging vanhuishoudens om steeds meer schulden aan te gaan voor een eigen woning hangtvoor een groot deel samen met langdurige fiscale prikkels, en met name devolledige fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente. Sinds april 2012 is eenreeks maatregelen deels ten uitvoer gelegd. Bij een aantal daarvan gaat het omde aanpassing van de fiscale behandeling van de woningfinanciering. Degeleidelijke beperking van de hypotheekrenteaftrek en versterking van deprikkel om af te lossen, is op zich nodig, maar deze maatregel wordt te traagingefaseerd om het aflosgedrag in de komende jaren significant te beïnvloeden.De huurmarkt wordt afgeremd door de regulering en de aanwezigheid van een zeergrote socialewoningsector die ook met lange wachtlijsten te kampen heeft. Derecente invoering van enige huurdifferentiatie in de socialewoningsector opbasis van het inkomen is een stap in de goede richting, maar het effect ervanis beperkt. Hoewel de maatregelen stappen in de goede richting zijn, verlopende hervormingen om de onderliggende problemen aan te pakken derhalve over hetgeheel genomen in een traag tempo en moet er bijgevolg meer vaart achter wordengezet, terwijl er tegelijk voor moet worden gezorgd dat sociale woningen, ookop gewilde locaties, beschikbaar blijven voor kansarme burgers die geenhuisvesting tegen marktvoorwaarden kunnen vinden.

(12)     De houdbaarheid van hetpensioenstelsel op lange termijn is verbeterd door de geleidelijke verhogingvan de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar in 2012 naar 67 jaar in 2023.Nederland heeft derhalve het deel van de aanbeveling van 2012 dat betrekkinghad op de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd en op de koppeling ervanaan de levensverwachting, volledig opgevolgd. Dit geldt voor zowel de eersteals de tweede pensioenpijler. Een passende intra- en intergenerationeleverdeling van de kosten en risico's is een van de knelpunten waarvoor nog eenoplossing moet worden gevonden. Daarnaast had het beheer van de pensioenfondsenvan de tweede pijler al moeten zijn hervormd om de gevolgen van de vergrijzingbeter te kunnen opvangen. Bij uitvoering van de hervormingsplannen voor delangdurige zorg kan de snelle stijging van de kosten van de vergrijzing wordenbeteugeld en worden de overheidsfinanciën daardoor beter houdbaar. In ditverband moet ervoor worden gezorgd dat de kwaliteit en toegankelijkheid vanlangdurige zorg op een adequaat peil blijft.

(13)     De door het kabinetvoorgestelde arbeidsmarkthervormingen zijn gericht op een verhoging van dearbeidsparticipatie en -mobiliteit. De hervorming in het kader van deParticipatiewet is ambitieus en van belang om de arbeidsparticipatie tebevorderen. De hervormingen zijn echter nog niet wettelijk vastgelegd en detijdspanne voor de uitvoering ervan lijkt tamelijk kort. Voorts zijn er verderemaatregelen nodig ter verbetering van de inzetbaarheid van mensen aan de randvan de arbeidsmarkt, zoals vrouwen, mensen met een migrantenachtergrond, mensenmet een handicap en ouderen. Nederland heeft hervormingen aangekondigd in hetstelsel van werkloosheidsuitkeringen en in zijn relatief strenge wetgeving terbescherming van werknemers. Deze hervormingen zijn in combinatie met eenmobiliteitsbonus die werkgevers krijgen voor het in dienst nemen vanuitkeringsgerechtigden van vijftig jaar of ouder en van mensen met eenarbeidshandicap, goed afgestemd op de onderkant van de arbeidsmarkt. Hoeweldeze maatregelen de goede kant op gaan, kunnen zij pas volledig wordenbeoordeeld wanneer zij zijn goedgekeurd. Tot slot kunnen de toekomstigetekorten aan arbeidskrachten nog versneld worden bestreden door het wegnemenvan de prikkels die tweede verdieners ontmoedigen om meer uren te gaan werken.

(14)     Er is substantiële vooruitganggeboekt bij de uitvoering van de aanbeveling van 2012 over innovatie en debanden tussen de wetenschap en het bedrijfsleven. Het bedrijfslevenbeleid"Naar de top" met zijn sectorale aanpak voor publiek-privatesamenwerking op het gebied van onderzoek, innovatie en onderwijs (zogehetentopsectoren), verkeert thans in de implementatiefase. Afgezien van sectoraalinnovatiebeleid is het van belang om horizontaal onderzoeks- en innovatiebeleidte voeren en de publieke financiering voor niet-geoormerkt fundamenteelonderzoek op een adequaat niveau te houden.

(15)     In de context van het Europeessemester heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid vanNederland verricht. Zij heeft zowel het stabiliteitsprogramma als het nationalehervormingsprogramma doorgelicht en een diepgaande evaluatie gepresenteerd.Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor eenhoudbaar budgettair en sociaaleconomisch beleid in Nederland, maar is zij ooknagegaan of de EU-regels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien denoodzaak de algemene economische governance van de Europese Unie te versterkendoor middel van een EU-inbreng in toekomstige nationale besluiten. Haaraanbevelingen in het kader van het Europees semester worden in de onderstaandeaanbevelingen 1 tot en met 4 weergegeven.

(16)     In het licht van dezebeoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma van Nederland onderzocht.Zijn advies[9]daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(17)     In het licht van de diepgaandeevaluatie van de Commissie en deze beoordeling heeft de Raad het nationalehervormingsprogramma en het stabiliteitsprogramma van Nederland onderzocht.Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtighedenzijn in de onderstaande aanbeveling 2 weergegeven.

(18)     In de context van het Europeessemester heeft de Commissie tevens een analyse van het economische beleid vande eurozone als geheel verricht. Op basis hiervan heeft de Raad specifiekeaanbevelingen gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben. OokNederland dient erop toe te zien dat aan deze aanbevelingen volledig en tijdiguitvoering wordt gegeven,

BEVEELT AAN dat Nederland in de periode2013-2014 actie onderneemt om:

1.           De begrotingsstrategie teversterken en uit te voeren, en deze te onderbouwen met voldoendegespecificeerde maatregelen voor 2014 en de daaropvolgende jaren, zodat hetbuitensporig tekort tegen 2014 tijdig en op duurzame wijze wordt gecorrigeerden de structurele aanpassingsinspanning die is uiteengezet in de aanbevelingenvan de Raad in het kader van de buitensporigtekortprocedure, wordtverwezenlijkt. De uitgaven op gebieden die rechtstreeks van belang voor degroei zijn, zoals onderwijs, innovatie en onderzoek, te ontzien. Na decorrectie van het buitensporige tekort, de structurele aanpassingsinspanningvoort te zetten om de middellangetermijndoelstelling in 2015 te bereiken.

2.           De inspanningen met het oogop de geleidelijke hervorming van de woningmarkt op te voeren door de geplandebeperking van de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente te bespoedigen,een meer marktgericht prijsstelsel op de huurwoningenmarkt in te voeren en dehuur beter te koppelen aan de inkomens van huishoudens in desocialewoningsector. Ervoor te zorgen dat woningcorporaties zich weer gaanrichten op huishoudens die het meest behoefte aan sociale woningen hebben.

3.           De tweede pensioenpijler, inoverleg met de sociale partners, aan te passen en daarbij een passende intra-en intergenerationele verdeling van kosten en risico's te waarborgen. Degeleidelijke verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd te ondersteunen metmaatregelen om de inzetbaarheid van oudere werknemers op de arbeidsmarkt tebevorderen. De geplande hervorming van de langdurige zorg uit te voeren om dekosteneffectiviteit ervan te waarborgen, en deze hervorming, met het oog op dehoudbaarheid van het stelsel, aan te vullen met verdere maatregelen ter beteugelingvan de kostenstijging.

4.           Verdere maatregelen te nemenom de arbeidsparticipatie te verhogen, met name van mensen in de marge van dearbeidsmarkt. De beperking van negatieve fiscale arbeidsprikkels voort tezetten, onder meer door een snellere afschaffing van overdraagbareheffingskortingen voor verdieners van een tweede inkomen. Dearbeidsmarktmobiliteit te bevorderen en rigiditeiten op de arbeidsmarkt aan tepakken, onder meer door een snellere hervorming van de wetgeving terbescherming van werknemers en van het stelsel van werkloosheidsuitkeringen.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voorde Raad

                                                                       Devoorzitter

[1]               PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

[2]               PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

[3]               COM(2013) 369 final.

[4]               P7_TA(2013)0052 en P7_TA(2013)0053.

[5]               Besluit 2013/208/EU van de Raad van 22 april 2013.

[6]               COM(2012) 750 final.

[7]               COM(2012) 751 final.

[8]               SWD(2013) 121 final.

[9]               Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening nr.1466/97 van de Raad.