Home

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2012

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2012

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2012 /* COM/2013/0485 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Jaarlijks verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de activiteiten van de centrale eenheid van Eurodac in 2012

1. Inleiding

1.1. Toepassingsgebied

Krachtens Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van “Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin (hierna “de Eurodac-verordening” genoemd)[1] moet de Commissie jaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voorleggen over de activiteiten van de centrale eenheid[2]. Dit tiende jaarverslag bevat informatie over het beheer en de resultaten van het systeem in 2012. In het verslag worden de resultaten en de kosteneffectiviteit van Eurodac beoordeeld, alsook de kwaliteit van de dienstverlening van de centrale eenheid. Dit is het laatste jaarlijkse verslag dat zal worden voorgelegd door de Commissie. De volgende jaarlijkse verslagen zullen worden voorgelegd door eu‑LISA (IT‑agentschap).

1.2. Juridische en beleidsontwikkelingen

De Commissie heeft een nieuw voorstel voor toegang tot Eurodac ten behoeve van rechtshandhaving ingediend, dat op 30 mei 2012 is voorgesteld[3]. In 2008 keurde zij een eerste herschikking van de Eurodac‑verordening goed[4], waarin niet werd voorzien in rechtshandhaving. In 2009 werden gewijzigde voorstellen goedgekeurd[5] om rechtshandhaving mogelijk te maken (die kwamen te vervallen met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)). In 2010 werd nogmaals een gewijzigd voorstel goedgekeurd, dat niet voorzag in rechtshandhaving[6]. Het werd duidelijk dat toegang van rechtshandhavingsinstanties voor de Raad een essentieel element zou zijn van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Om die reden heeft de Commissie haar voorstel van 2012 aangenomen.

CENTRALE EENHEID VAN EURODAC[7]

1.3. Beheer van het systeem

Artikel 38 van de verordening tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen[8] bepaalt dat het nieuwe agentschap het beheer van Eurodac overneemt op 1 december 2012. Om echter de continuïteit van de diensten te waarborgen, zoals voorgeschreven in de verordening, is een overgangsperiode nodig voor de overdracht van het beheer van Eurodac van de huidige locaties in Brussel (België) en Luxemburg naar de nieuwe locaties in Straatsburg (Frankrijk) en Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk). Daardoor zal het beheer van Eurodac naar verwachting in de loop van 2013 worden overgedragen aan het agentschap.

De overdracht in 2013 gaat gepaard met de opleiding van het personeel van het agentschap. Er moet ook een verbinding tot stand worden gebracht om het agentschap in staat te stellen de bestaande IT‑infrastructuur van Eurodac, die in Luxemburg staat, vanuit Straatsburg te beheren, totdat een kloon van de centrale eenheid is geïnstalleerd in Straatsburg en de vervangende centrale eenheid is geïnstalleerd in Sankt Johann im Pognau. Vervolgens moet de IT‑infrastructuur van de oude centrale eenheid en de vervangende centrale eenheid in Luxemburg worden ontmanteld.

1.4. Kwaliteit van de dienstverlening en kosteneffectiviteit

De Commissie heeft er alles aan gedaan om een kwalitatief hoogwaardige dienst te verlenen aan de lidstaten, die de eindgebruikers zijn van de centrale eenheid van Eurodac. De centrale eenheid van Eurodac heeft in 2012 geen enkele keer stilgelegen. Zij was in 2012 gedurende 99,98% van de tijd beschikbaar.

In 2012 bedroegen de uitgaven voor het onderhoud en de werking van de centrale eenheid 421 021,75 EUR. Dit betekent een daling ten opzichte van de voorgaande jaren (1 040 703,82 EUR in 2011, 2 115 056,51 EUR in 2010 en 1 221 183,83 EUR in 2009), voornamelijk ten gevolge van de upgrade van het Eurodac-systeem (Eurodac Plus).

Er werden ook kosten bespaard door het efficiënte gebruik van bestaande door de Commissie beheerde middelen en infrastructuur, zoals het s-TESTA-netwerk[9]. Tevens heeft de Commissie (via het ISA-programma[10]) de communicatie- en beveiligingsdiensten verricht voor de uitwisseling van gegevens tussen de centrale eenheid en nationale eenheden. Deze kosten, die oorspronkelijk overeenkomstig artikel 21, leden 2 en 3, van de verordening door elke lidstaat zouden worden gedragen, werden uiteindelijk door de Commissie gedragen door gebruik te maken van gemeenschappelijke beschikbare infrastructuur.

De lidstaten kunnen aan de hand van het Eurodac-systeem zowel de gegevens die oorspronkelijk zijn doorgegeven door andere lidstaten als hun eigen verzonden gegevens vergelijken, om na te gaan of een persoon al eerder een asielverzoek heeft ingediend (in een andere of de eigen staat). Zij kunnen op deze manier grote besparingen realiseren, aangezien zij niet zelf hoeven te voorzien in een geautomatiseerd nationaal systeem voor de identificatie van vingerafdrukken (AFIS) om de vingerafdrukken van asielzoekers op hun grondgebied te kunnen vergelijken.

In 2012 waren er 411 236 geslaagde transacties naar de centrale eenheid en bedroegen de uitgaven voor het onderhoud en de werking ervan 421 021,75 EUR. De kosten per transactie bedroegen bijgevolg slechts 1,02 EUR.

1.5. Gegevensbescherming en gegevensbeveiliging

Artikel 18, lid 2, van de Eurodac-verordening voorziet in een categorie transacties waarvoor het mogelijk is om zogenaamde “speciale zoekopdrachten” (“categorie 9”) uit te voeren op verzoek van de persoon van wie de gegevens in de centrale gegevensbank zijn opgeslagen om de rechten van de betrokkene op toegang tot zijn gegevens te beschermen.

Zoals in eerdere jaarverslagen al is gemeld, gaven de grote aantallen “speciale zoekopdrachten” in de eerste jaren van Eurodac aanleiding tot bezorgdheid over eventueel misbruik van deze functie door de nationale diensten.

In 2012 werden in totaal 111 speciale zoekopdrachten uitgevoerd, hetgeen een daling van 50,9% inhoudt ten opzichte van 2011 (226), maar nog steeds veel meer is dan in 2010 en 2009, toen er respectievelijk 66 en 42 van deze zoekopdrachten werden uitgevoerd. Frankrijk was in 2012 verantwoordelijk voor 51 speciale zoekopdrachten (46%). In 2011 was nog 79% van alle speciale zoekopdrachten afkomstig van Spanje.

Om een betere controle te kunnen uitvoeren, heeft de Commissie in haar voorstel tot wijziging van de Eurodac-verordening de lidstaten de verplichting opgelegd aan de nationale toezichthoudende autoriteit een kopie van het verzoek om toegang van de betrokkene door te sturen.

2. Cijfers en bevindingen

De bijlage bij dit jaarverslag bevat tabellen met door de centrale eenheid verstrekte feitelijke gegevens met betrekking tot de periode 01.01.2012 tot en met 31.12.2012. De Eurodac-statistieken zijn gebaseerd op de registratie van (1) vingerafdrukken van alle personen van 14 jaar of ouder die in een lidstaat een asielverzoek hebben ingediend (“categorie 1”), (2) vingerafdrukken van personen die zijn aangehouden bij een illegale overschrijding van een buitengrens van een lidstaat (“categorie 2”), of (3) personen die zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat hebben opgehouden (ingeval de bevoegde autoriteiten het nodig vinden om na te gaan of vroeger eventueel al een asielverzoek werd ingediend) (“categorie 3”).

Eurodac-gegevens over asielverzoeken zijn niet vergelijkbaar met die van Eurostat, die zijn gebaseerd op maandelijkse statistische gegevens die door de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken worden verstrekt. Er zijn een aantal methodologische redenen voor de verschillen. Ten eerste omvatten de gegevens van Eurostat alle asielzoekers, ongeacht hun leeftijd. Ten tweede wordt bij het verzamelen van de gegevens een onderscheid gemaakt tussen personen die tijdens de referentiemaand een asielverzoek indienen (waaronder eventueel ook herhaalde verzoeken) en personen die voor het eerst een asielverzoek indienen.

2.1. Geslaagde transacties

Een “geslaagde transactie” is een transactie die door de centrale eenheid correct is verwerkt, d.w.z. zonder dat deze is geweigerd wegens problemen in verband met gegevensvalidering, fouten in vingerafdrukken of onvoldoende kwaliteit[11].

In 2012 hebben in de centrale eenheid in totaal 411 236 geslaagde transacties plaatsgevonden, wat neerkomt op een afname van 0,26% ten opzichte van 2011 (412 303). Dit lijkt op het eerste gezicht te duiden op een opmerkelijke stabiliteit in vergelijking met de verschillen die in voorgaande jaren werden vastgesteld. Voor sommige lidstaten verschilden de cijfers voor 2012 echter aanzienlijk ten opzichte van het vorige jaar. Italië sprong het meeste in het oog, met een daling van het aantal transacties van 96 685 in 2011 tot 30 616 in 2012 (‑68,33%). Dit cijfer ligt veel meer in de lijn van de voorgaande jaren en benadrukt nogmaals het effect van de Arabische Lente in 2011 op het aantal verzoeken om internationale bescherming en op het aantal illegale migranten dat is aangehouden bij grensoverschrijdingen. Ook in Letland, Finland en Malta was er een opvallende daling. In Duitsland, Zweden, Bulgarije, Polen en Griekenland werd daarentegen een geringe toename van het aantal transacties vastgesteld. Griekenland kende de grootste procentuele stijging, van 12 469 in 2011 tot 34 294 in 2012 (175%). De grote toename van het aantal succesvolle transacties in Griekenland vond plaats voor categorie 2. In het vorige jaar was er voor deze categorie nog een aanzienlijke daling.

Het aantal transacties van gegevens van asielzoekers (“categorie 1”) is in 2012 licht gestegen tot 285 959 (3,66%), tegenover 275 857 in 2011 en 215 463 in 2010.

Ondanks de stijging in Griekenland was er een algemene vermindering van het aantal personen dat werd aangehouden in verband met een illegale overschrijding van een buitengrens (“categorie 2”) van 57 693 in 2011 tot 39 300 in 2012 (‑31,88%). Zoals hierboven is aangegeven, werd in Griekenland een grote stijging vastgesteld, van 530 in 2011 tot 21 951 in 2012 (4042%). Ook in Bulgarije was er een grote toename, van 509 in 2011 tot 1 518 in 2012 (198%). Andere grote verschillen werden vastgesteld in Hongarije, waar een daling plaatsvond van 906 in 2011 tot 260 in 2012 (‑71,3%), en in Italië, dat een daling kende van 50 555 in 2011 tot 11 272 in 2012 (-77%).

In 2011 hebben vier staten (Tsjechië, IJsland, Letland en Zweden) geen categorie 2‑transacties ingevoerd en hebben negen staten minder dan tien transacties ingevoerd (België, Zwitserland, Denemarken, Estland, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Portugal en Roemenië). Zoals is uitgelegd in het verslag van 2009, is het verschil tussen het aantal naar Eurodac verzonden categorie 2-gegevens en andere statistische bronnen voor het aantal illegale grensoverschrijdingen in de lidstaten, zoals dat uit de Eurodac-statistieken blijkt, te wijten aan de definitie in artikel 8, lid 1, van de Eurodac-verordening[12]. Dit punt zal worden verduidelijkt bij de lopende herziening van de Eurodac-verordening.

Het totale aantal "categorie 3"-transacties (gegevens over personen die zijn aangehouden omdat zij zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophielden) steeg met 9,17% tot 85 976. In 2011 waren er 78 753 “categorie 3”–transacties en in 2010 waren dat er 72 840. Ierland was net zoals in de voorgaande jaren de enige lidstaat die geen “categorie 3”-transacties heeft verzonden.

Hoewel “categorie 3”-zoekopdrachten volgens de Eurodac-verordening niet verplicht zijn, spoort de Commissie de lidstaten aan gebruik te maken van deze mogelijkheid alvorens een terugkeerprocedure in te leiden overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven[13]. In de gevallen die in de Eurodac-verordening worden genoemd[14], kan mede met een dergelijke zoekopdracht worden vastgesteld of een onderdaan van een derde land een asielverzoek heeft ingediend in een andere lidstaat, waarheen hij op grond van de Dublin‑verordening zou moeten worden teruggestuurd. Het grootste aantal “categorie 3”‑transacties in 2012 werd ingevoerd door Duitsland (24 621 of 29%), Nederland (11 172 of 13%) en het Verenigd Koninkrijk (10 279 of 12%). Daarmee zetten de ontwikkelingen van 2010 en 2011 zich door.

2.2. "Treffers"

2.2.1. Meervoudige asielverzoeken (treffers voor “categorie 1 vergeleken met categorie 1”)

Van de in totaal 285 959 asielverzoeken die in 2012 in Eurodac zijn opgeslagen, ging het bij 27,48% om “meervoudige asielverzoeken” (d.w.z. twee of meer). Dit betekent dat in 78 591 gevallen de vingerafdrukken van dezelfde persoon reeds waren opgeslagen als “categorie 1”-transactie in dezelfde of een andere lidstaat. In 2011 waren er 61 819 (22,4%) dergelijke gevallen. De praktijk van sommige lidstaten om vingerafdrukken te nemen na terugname op grond van de Dublin-verordening leidt echter tot een vertekening van de statistieken over meervoudige verzoeken: het nemen en opnieuw verzenden van de vingerafdrukken van de verzoeker na aankomst na een overdracht op grond van de Dublin-verordening geeft de onjuiste indruk dat de verzoeker opnieuw om asiel heeft verzocht. De Commissie wil dit probleem oplossen en heeft dan ook in haar voorstel tot wijziging van de Eurodac-verordening de vereiste opgenomen dat overdrachten niet als nieuwe asielverzoeken worden geregistreerd.

Tabel 3 van de bijlage toont voor elke lidstaat het aantal asielverzoeken dat overeenstemt met asielverzoeken die eerder in een andere (“buitenlandse treffers”) of in dezelfde lidstaat (“plaatselijke treffers”) zijn geregistreerd[15].

In 2012 bestond 34,4% van alle meervoudige verzoeken uit plaatselijke treffers (ten opzichte van 38,6% in 2011). In een aantal lidstaten (België, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Spanje, Griekenland, Ierland, Italië, Nederland, Polen en het Verenigd Koninkrijk) ging het zelfs om meer dan 50%. In het geval van België waren 10 037 van de 14 883 verzoeken (67,4%) plaatselijke treffers, en in Cyprus waren dat er 139 van de 148 (93,9%). Omdat plaatselijke treffers aangeven dat een persoon die reeds in een lidstaat asiel heeft aangevraagd, later in dezelfde lidstaat opnieuw een verzoek indient, gaat het hier in feite om volgende verzoeken in de zin van artikel 32 van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus[16].

Buitenlandse treffers zijn een aanwijzing voor de secundaire asielstromen in de EU. Net zoals in de voorgaande jaren bevestigen de statistieken dat de secundaire stromen niet noodzakelijk de “logische” routes tussen naburige lidstaten volgen. Zo bleef Frankrijk het grootste aantal buitenlandse treffers ontvangen van asielzoekers die eerder al een verzoek hadden ingediend in Polen (2 498). Duitsland en Zwitserland ontvingen een groot aantal asielzoekers die eerder al in Zweden een asielverzoek hadden ingediend (respectievelijk 2 567 en 1 050). De statistieken over buitenlandse treffers tonen net zoals in de voorgaande jaren dat er geen eenrichtingsverkeer is van de landen met een externe buitengrens of van de landen aan de Middellandse Zee naar de noordelijker gelegen lidstaten. De statistieken over secundaire stromen naar de landen met een externe landgrens of de landen aan de Middellandse Zee vinden wel voor een groot deel hun oorsprong in de praktijk van sommige lidstaten om vingerafdrukken te nemen na een terugname op grond van de Dublin-verordening.

2.2.2. Treffers voor “categorie 1 vergeleken met categorie 2”

Deze treffers zijn een aanwijzing voor de routes die worden gebruikt door personen die het grondgebied van de Europese Unie illegaal zijn binnengekomen alvorens een asielverzoek in te dienen. In 2012 hadden de meeste treffers betrekking op gegevens die zijn verzonden door Griekenland (8 097), Italië (7 171), Spanje (1 385), Hongarije (291) en Bulgarije (134) (zie tabel 5). Wat echter opvalt, is dat in Bulgarije de meeste treffers in feite plaatselijk waren (84,9%). In 2011 was 85,9% van de treffers in Italië plaatselijk, maar in 2012 daalde dit percentage tot 46%.

Een vergelijking van 2012 met 2011 toont dat het aantal personen dat in verband met een illegale overschrijding van een buitengrens is aangehouden en dat later besloten heeft een asielverzoek in te dienen, gestegen is van 21% tot 65,3%. In absolute termen betekent dit een stijging van 7 384 in 2011 tot 17 319 in 2012.

De meeste personen die de EU illegaal waren binnengekomen via Italië en daarna doorreisden, gingen naar Zwitserland (2 978), Duitsland (1 359) of Zweden (881). De personen die via Griekenland illegaal waren binnengekomen en daarna verder reisden, gingen voornamelijk naar Duitsland (2 168), Zweden (1 612) of Oostenrijk (1 216). De meeste personen die via Spanje waren binnengekomen, reisden verder naar Frankrijk (410), Duitsland (284), België (259) of Zwitserland (242), terwijl diegenen die verder reisden nadat hun vingerafdrukken waren genomen in Hongarije hoofdzakelijk vertrokken naar de naburige landen Duitsland (61) en Oostenrijk (59).

2.2.3. Treffers voor “categorie 3 vergeleken met categorie 1”

Deze treffers geven aanwijzingen over de plaats waar illegale migranten eerst om asiel verzoeken alvorens door te reizen naar een andere lidstaat. Er mag echter niet uit het oog worden verloren dat het invoeren van “categorie 3”-transacties niet verplicht is en dat niet alle lidstaten systematisch de mogelijkheid van deze controle gebruiken.

De beschikbare gegevens tonen aan dat de stromen van personen die werden aangehouden terwijl zij illegaal in een andere lidstaat verbleven dan die waarin ze om asiel hadden verzocht, meestal eindigen in bepaalde lidstaten zoals met name Duitsland (10 798 ten opzichte van 7 749 in 2011), Nederland (3 742), Zwitserland (3 682), Noorwegen (2 382), Frankrijk (2 165) en Oostenrijk (2 111) (zie tabel 7).

2.3. Vertraging bij verzending

De Eurodac-verordening bevat momenteel slechts een zeer vage termijn voor de verzending van vingerafdrukken, hetgeen in de praktijk kan leiden tot grote vertragingen. Dat is een groot probleem, omdat vertraging bij de verzending kan leiden tot een resultaat dat in strijd is met de in de Dublin-verordening vastgestelde beginselen inzake de verantwoordelijkheid van een lidstaat. De kwestie van het buitensporig tijdsverloop tussen het nemen van vingerafdrukken en het verzenden ervan naar de centrale eenheid van Eurodac werd aan de orde gesteld in vorige jaarverslagen en als een uitvoeringsprobleem aangekaart in het evaluatieverslag.

Net als in 2011 was de verzendingstermijn, dat wil zeggen de tijd die verstrijkt tussen het nemen van vingerafdrukken en de verzending naar de centrale eenheid van Eurodac, relatief laag in 2012. Bij de meeste lidstaten en geassocieerde landen bedraagt de vertraging bij het verzenden van vingerafdrukken naar de centrale eenheid van Eurodac tussen 0 en 4 dagen. Er zijn afwijkingen van dit gemiddelde vastgesteld voor de volgende lidstaten en categorieën: Cyprus CAT‑2 (15,00), Finland CAT‑1 (10,16), Griekenland CAT‑1 (5,00) en CAT‑2 (10,43), Verenigd Koninkrijk CAT‑2 (6,01), Duitsland CAT‑1 (5,19) en Spanje CAT‑1 (4,41). De Commissie wijst er opnieuw op dat vertraging bij de verzending kan leiden tot de onjuiste aanwijzing van een lidstaat in twee verschillende scenario’s die in eerdere jaarverslagen zijn uiteengezet: "verkeerde treffers"[17] en "gemiste treffers"[18].

Het totale aantal gemiste treffers ten gevolge van een vertraging bij de toezending van de vingerafdrukken verdubbelde van 9 in 2011 tot 18 in 2012, maar dit cijfer is nog steeds een grote vooruitgang ten opzichte van de 362 gevallen in 2010. Van de 18 gemiste treffers in 2012 waren twaalf het gevolg van een vertraagde toezending door Griekenland, vier door vertraging in Spanje en twee door vertraging in Slowakije.

Het aantal verkeerde treffers daalde van 89 in 2011 naar 65 in 2012. Finland was verantwoordelijk voor dertien verkeerde treffers, en België voor tien. Het aantal verkeerde treffers ten gevolge van een trage verzending door Denemarken bedroeg 28 in 2011 en daalde in 2012 tot zeven. De Commissie blijft er bij de lidstaten op aandringen dat zij de nodige inspanningen moeten leveren om hun gegevens overeenkomstig de artikelen 4 en 8 van de Eurodac-verordening onverwijld te verzenden. Om de problemen in verband met de vertraging bij toezending op te lossen, zijn in het Eurodac‑herschikkingsvoorstel nieuwe termijnen voor de verzending opgenomen.

2.4. Kwaliteit van de transacties

Het gemiddelde aantal geweigerde transacties[19] van alle lidstaten en geassocieerde landen is licht gestegen van 5,87% in 2011 tot 6,63% in 2012. De volgende lidstaten hadden een weigeringspercentage van 10% of meer: Estland (22,4%), Frankrijk (10,51%), Ierland (18,28%), Liechtenstein (13,7%), Malta (30,47%), Portugal (19,37%) en het Verenigd Koninkrijk (11,28%). In totaal hadden negen lidstaten een weigeringspercentage dat hoger is dan het gemiddelde.

Het weigeringspercentage was niet afhankelijk van de technologie of gebreken in het systeem. De belangrijkste oorzaken waren een lage kwaliteit van de door de lidstaten ingediende afbeeldingen van de vingerafdrukken, menselijke fouten en foutieve configuratie van de apparatuur van de verzendende lidstaat. Daarnaast waren in deze cijfers ook gevallen opgenomen waarin verscheidene pogingen werden gedaan om dezelfde vingerafdrukken te verzenden nadat deze door het systeem waren geweigerd wegens onvoldoende kwaliteit. Hoewel de Commissie erkent dat een deel van de vertraging kan worden veroorzaakt doordat het tijdelijk onmogelijk is vingerafdrukken te nemen (beschadigde vingertoppen of andere gezondheidsproblemen waardoor vingerafdrukken niet onverwijld kunnen worden genomen), wijst zij nogmaals op het probleem van de in het algemeen hoge weigeringspercentages, dat reeds werd vermeld in de vorige jaarverslagen. De Commissie verzoekt de lidstaten de nationale Eurodac-operatoren een speciale opleiding te geven en hun apparatuur correct te configureren om het weigeringspercentage te verlagen.

3. Conclusies

De centrale eenheid van Eurodac leverde gedurende 2012 goede resultaten af wat snelheid, output, beveiliging en kosteneffectiviteit betreft.

Het totale aantal transacties daalde in 2012 met 0,26% tot 411 236. Het aantal categorie 1‑transacties nam toe met 3,66% tot 285 959, voor categorie 2‑transacties was er een daling van 31,88% tot 39 300 (ondanks de sterke toename in Griekenland met 4042% tot 21 951) en het aantal categorie 3‑transacties steeg met 9,17% tot 85 976.

Het gemiddelde aantal geweigerde transacties van alle lidstaten steeg van 5,87% in 2011 tot 6,63% in 2012.

Er was over het algemeen minder vertraging bij de verzending van gegevens naar de centrale eenheid van Eurodac, maar er kan op dit gebied nog vooruitgang worden geboekt.

BIJLAGE

Tabel 1: Centrale eenheid van Eurodac, inhoud van de gegevensbank op 31/12/2012

|| CAT 1 || CAT 2 || Afgeschermd CAT 1 || ||

AT || 125 192 || 235 || 8 475 || ||

BE || 155 203 || 8 || 3 584 || ||

BG || 4 720 || 1 796 || 12 || ||

CH || 66 087 || 2 || 4 207 || ||

CY || 29 445 || 18 || 0 || ||

CZ || 14 455 || 0 || 371 || ||

DE || 297 966 || 61 || 19 533 || ||

DK || 17 629 || 0 || 0 || ||

EE || 204 || 1 || 31 || ||

ES || 34 672 || 7 363 || 545 || ||

FI || 24 455 || 29 || 758 || ||

FR || 358 241 || 738 || 0 || ||

GR || 114 615 || 21 329 || 0 || ||

HU || 16 998 || 954 || 302 || ||

IE || 26 880 || 5 || 1 671 || ||

IS || 381 || 2 || 0 || ||

IT || 177 342 || 61 776 || 2 502 || ||

LI || 50 || 0 || 0 || ||

LT || 1 864 || 5 || 47 || ||

LU || 8 134 || 2 || 17 || ||

LV || 620 || 0 || 0 || ||

MT || 5 924 || 6 || 1 || ||

NL || 87 154 || 25 || 5 012 || ||

NO || 80 713 || 17 || 8 || ||

PL || 44 056 || 23 || 441 || ||

PT || 1 373 || 1 || 37 || ||

RO || 7 317 || 46 || 410 || ||

SE || 201 864 || 0 || 5 821 || ||

SI || 3 599 || 57 || 31 || ||

SK || 15 878 || 43 || 1 || ||

UK || 277 619 || 478 || 32 747 || ||

|| || || || || Totaal

|| 2 200 650 || 95 020 || 86 564 || || 2 295 670

Tabel 2: Geslaagde transacties in de centrale eenheid Eurodac (2012)

Tabel 3: Opsplitsing treffers – Categorie 1 vergeleken met categorie 1 (2012)

Tabel 4: Opsplitsing treffers – Categorie 1 vergeleken met categorie 2 (2012)

Tabel 5: Categorie 1 treffers vergeleken met categorie 2 gegevenssets

|| Totaal || Plaatselijke treffers || Buitenlandse treffers (totaal – plaatselijke) || % plaatselijke treffers

AT || 74 || 46 || 28 || 62,16

BE || 3 || 2 || 1 || 66,67

BG || 888 || 754 || 134 || 84,91

CH || 2 || 1 || 1 || 50,00

CY || 1 || 1 || 0 || 100,00

CZ || 0 || 0 || 0 ||

DE || 39 || 38 || 1 || 97,44

DK || 0 || 0 || 0 ||

EE || 1 || 1 || 0 || 100,00

ES || 1797 || 412 || 1385 || 22,93

FI || 30 || 28 || 2 || 93,33

FR || 335 || 212 || 123 || 63,28

GR || 9479 || 1382 || 8097 || 14,58

HU || 380 || 89 || 291 || 23,42

IE || 1 || 1 || 0 || 100,00

IS || 0 || 0 || 0 ||

IT || 13282 || 6111 || 7171 || 46,01

LI || 0 || 0 || 0 ||

LT || 7 || 2 || 5 || 28,57

LU || 2 || 2 || 0 || 100,00

LV || 0 || 0 || 0 ||

MT || 1 || 0 || 1 || 0,00

NL || 20 || 11 || 9 || 55,00

NO || 3 || 3 || 0 || 100,00

PL || 5 || 2 || 3 || 40,00

PT || 0 || 0 || 0 ||

RO || 18 || 3 || 15 || 16,67

SE || 1 || 0 || 1 || 0,00

SI || 29 || 6 || 23 || 20,69

SK || 53 || 36 || 17 || 67,92

UK || 50 || 39 || 11 || 78,00

Tabel 6: Opsplitsing treffers – Categorie 3 vergeleken met categorie 1 (2012)

Tabel 7: Categorie 3 vergeleken met categorie 1 (stromen van personen die werden aangehouden terwijl zij illegaal in een andere lidstaat verbleven dan die waarin ze om asiel hadden verzocht)

|| Plaatselijke treffers || Totaal || Totaal – plaatselijke treffers

AT || 1544 || 3655 || 2111

BE || 2367 || 4343 || 1976

BG || 96 || 202 || 106

CH || 3685 || 7367 || 3682

CY || 30 || 30 || 0

CZ || 131 || 416 || 285

DE || 1709 || 12507 || 10798

DK || 163 || 1112 || 949

EE || 0 || 64 || 64

ES || 24 || 115 || 91

FI || 24 || 118 || 94

FR || 293 || 2458 || 2165

GR || 18 || 19 || 1

HU || 309 || 906 || 597

IE || 0 || 0 || 0

IS || 2 || 37 || 35

IT || 166 || 297 || 131

LI || 0 || 0 || 0

LT || 6 || 82 || 76

LU || 36 || 213 || 177

LV || 3 || 26 || 23

MT || 0 || 10 || 10

NL || 2891 || 6633 || 3742

NO || 1410 || 3792 || 2382

PL || 532 || 1838 || 1306

PT || 2 || 44 || 42

RO || 152 || 197 || 45

SE || 73 || 192 || 119

SI || 36 || 195 || 159

SK || 47 || 183 || 136

UK || 770 || 1514 || 744

|| || ||

Totaal || 16519 || 48565 || 32046

Tabel 8: Geweigerde transacties (% in 2012)

Tabel 9: Gemiddelde tijd tussen het nemen van de vingerafdrukken en het verzenden naar de centrale eenheid Eurodac (2012)

Tabel 10: Verkeerde treffers voor categorie 1 vergeleken met categorie 1 (2012)

Tabel 11: Opsplitsing gemiste treffers cat. 1/cat. 2 door te late verzending van cat. 2 (2012)

Tabel 12: Opsplitsing treffers bij vergelijking met afgeschermde gevallen (art. 12 Verordening (EG) nr. 2725/2000) (2012)

Tabel 13: Aantal categorie 9 “speciale zoekopdrachten” per lidstaat (2012)

[1] PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

[2] Artikel 24, lid 1, van de Eurodac-verordening.

[3] COM(2012) 254 final.

[4] COM(2008) 825 definitief.

[5] COM(2009) 342 definitief en COM(2009) 344 definitief.

[6] COM(2010) 555 definitief.

[7] De Eurodac-verordening voorziet in de totstandkoming van een door de Europese Commissie beheerde centrale eenheid waarin een geautomatiseerd identificatiesysteem voor vingerafdrukken (AFIS) is opgenomen dat gegevens ontvangt en “treffers – geen treffers”-antwoorden naar de nationale eenheden (nationale toegangspunten) in elke lidstaat doorstuurt. De Eurodac-verordening en de uitvoeringsbepalingen ervan stellen de verantwoordelijkheden vast voor de verzameling, toezending en vergelijking van vingerafdrukgegevens, de middelen die voor de toezending kunnen worden gebruikt, de statistieke taken van de centrale eenheid en de normen die voor de gegevensoverdracht worden gebruikt.

[8] Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1.

[9] S-TESTA (het netwerk voor beveiligde trans-Europese diensten voor telematica tussen overheidsdiensten) heeft een generieke infrastructuur om aan de zakelijke behoeften en de vereisten voor informatie-uitwisseling tussen Europese en nationale overheden te voldoen.

[10] ISA (interoperabiliteitsoplossing voor Europese overheidsdiensten) is het nieuwe programma ter verbetering van elektronische samenwerking tussen overheidsdiensten in EU-lidstaten. Het is de opvolger van het vorige programma IDA II (gegevensuitwisseling tussen overheidsdiensten) en IDABC (interoperabele levering van pan-Europese e-overheidsdiensten aan overheidsdiensten, ondernemingen en burgers).

[11] Tabel 2 van de bijlage bevat nadere gegevens over geslaagde transacties per lidstaat, met een uitsplitsing in categorieën, van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012.

[12] “Elke lidstaat neemt, met inachtneming van de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, onverwijld de vingerafdrukken van alle vingers van elke vreemdeling van veertien jaar of ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat is aangehouden in verband met het illegaal over land, over zee of door de lucht overschrijden van de grens van die lidstaat, en die niet is teruggezonden.”

[13] PB L 348 van 24.12.2008.

[14] Artikel 11: “(…) In de regel is er reden om na te gaan of de vreemdeling reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend, indien: a) de vreemdeling verklaart dat hij een asielverzoek heeft ingediend, zonder echter te vermelden in welke lidstaat dit heeft plaatsgevonden; b) de vreemdeling niet om asiel verzoekt, maar tegen terugzending naar zijn land van herkomst bezwaar maakt, omdat hij beweert daar gevaar te lopen of c) de vreemdeling anderszins zijn verwijdering tracht te verhinderen door te weigeren om aan de vaststelling van zijn identiteit mee te werken, in het bijzonder door geen of valse identiteitspapieren te tonen.”

[15] De statistieken betreffende plaatselijke treffers in de tabellen stemmen niet noodzakelijk overeen met de door de centrale eenheid verzonden en door de lidstaten opgeslagen treffers. De reden daarvoor is dat lidstaten niet altijd gebruik maken van de door artikel 4, lid 4, geboden mogelijkheid om de centrale eenheid te verzoeken de zoekopdracht te vergelijken met hun reeds in de centrale gegevensbank opgeslagen eigen gegevens. De centrale eenheid moet echter, ook wanneer de lidstaten niet van deze mogelijkheid gebruik maken, om technische redenen altijd een vergelijking maken met alle gegevens (nationale en buitenlandse) die in de centrale eenheid zijn opgeslagen. In deze concrete gevallen zal de centrale eenheid, zelfs wanneer er een overeenstemming is met nationale gegevens, als antwoord geven “geen treffer”, omdat de lidstaat niet om de vergelijking van de toegezonden gegevens met zijn eigen gegevens heeft gevraagd.

[16] PB L 326 van 13.12.2005.

[17] Bij een zogeheten “verkeerde treffer” dient een onderdaan van een derde land een asielverzoek in lidstaat (A) in, waar de autoriteiten zijn vingerafdrukken nemen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 1-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat (B) melden en opnieuw om asiel verzoeken. Als lidstaat (B) de vingerafdrukken eerst verzendt, zouden de door lidstaat (A) verzonden vingerafdrukken later in de centrale eenheid worden opgeslagen dan de door lidstaat (B) verzonden vingerafdrukken. Dit zou derhalve tot een treffer leiden voor door lidstaat (B) verzonden gegevens bij vergelijking met de door lidstaat (A) verzonden gegevens. Lidstaat (B) en niet lidstaat (A) zou in dat geval worden aangewezen als verantwoordelijke lidstaat, hoewel het eerste asielverzoek in lidstaat (A) is ingediend.

[18] In het geval van de zogeheten “gemiste treffer”, wordt een onderdaan van een derde land aangehouden in verband met een illegale grensoverschrijding en worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van de lidstaat (A) waar hij is binnengekomen. Terwijl die vingerafdrukken nog niet naar de centrale eenheid zijn verzonden (categorie 2-transactie), kan dezelfde persoon zich al in lidstaat (B) melden en om asiel verzoeken. Bij die gelegenheid worden zijn vingerafdrukken genomen door de autoriteiten van lidstaat (B). Als lidstaat (B) de vingerafdrukken (categorie 1-transactie) eerst toezendt, zou de centrale eenheid eerst een categorie 1-transactie registreren, en zou lidstaat (B) het verzoek behandelen in plaats van lidstaat (A). Wanneer later een categorie 2-transactie aankomt, zal immers een treffer worden gemist omdat de categorie 2-gegevens niet doorzoekbaar zijn.

[19] Een transactie kan worden geweigerd wegens problemen in verband met gegevensvalidering, fouten in vingerafdrukken of onvoldoende kwaliteit (zie ook paragraaf 2.1. ibid).