MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het meten van de innovatieresultaten in Europa: naar een nieuwe indicator
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Het meten van de innovatieresultaten in Europa: naar een nieuwe indicator
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HETEUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HETCOMITÉ VAN DE REGIO'S
Het meten van de innovatieresultaten inEuropa: naar een nieuwe indicator
(Voor de EER relevante tekst)
1. Inleiding
In deze mededeling wordt een indicator voor het meten van deinnovatieresultaten voorgesteld. Voor empirisch onderbouwde beleidsvorming ishet van cruciaal belang dat de gevolgen van het innovatiebeleid nauwkeurigworden gemeten. Bovendien wordt hierdoor de legitimiteit van hetoverheidsoptreden vergroot en de aanwending van overheidsmiddelen ondersteund.
Europa is vandaag de dag een kenniscentrum van mondiaalbelang. Ondanks het feit dat Europa over een wetenschapsbasis van wereldklassebeschikt en in strategische sectoren op technologisch gebied toonaangevend is,zijn inspanningen nodig om de innovatieprestaties op EU- en nationaal niveau teversterken door middel van betere randvoorwaarden, met name voor snelgroeiende ondernemingen in innovatieve sectoren.
De voorgesteldeindicator zal de beleidsmakers ondersteunen bij hetformuleren van nieuwe of verscherpte maatregelen waarmee knelpunten uit de weg kunnen worden geruimd die innovatoren ervan afhouden ideeën om te zetten in producten endiensten die succesvol op de markt kunnen zijn. Betere prestaties zullen bijdragen tot slimmegroei, in overeenstemming met de Europa 2020-strategie en hetvlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie"[1].
De voorgesteldeindicator vormt een aanvulling op het scorebord voor de Innovatie-Unie(Innovation Union Scoreboard - IUS)[2]en de beknopte innovatie-index (Summary Innovation Index - SII) daarvan, aan dehand waarvan wordt beoordeeld hoe de diverse sterke en zwakke punten van delidstaten en de EU hun algemene prestaties bepalen, waarbij gebruik wordtgemaakt van een brede waaier van 24 innovatie-indicatoren, waaronderinputs, aantal verwerkte gegevens en resultaten. Daarnaast worden deinnovatieprestaties ook om de twee jaar in het Verslag over hetconcurrentievermogen van de Innovatie-Unie geanalyseerd.
De in dezemededeling beschreven indicator zoomt uitsluitend in op de innovatieresultatenen monitort een beperkt aantal dimensies, waaronder de bijdrage vansnelgroeiende ondernemingen aan het scheppen van werkgelegenheid. Gezien decomplementariteit van de indicator met het IUS zullen de resultaten van devoorgestelde indicator gelijktijdig met die van het IUS worden gepubliceerd.
De Europese Raad heeft de Commissie gemachtigdom in het kader van de Europa 2020-strategie een indicator te ontwikkelenals aanvulling op O&O-intensiteitsdoelstelling[3], rekening houdend met hetvoorstel van de Commissie in de context van de Innovatie-Unie om "eenbegin te maken met de werkzaamheden die voor de ontwikkeling van een nieuweindicator voor het meten van het aandeel van snelgroeiende,innovatieondernemingen in de economie nodig zijn". In maart 2013hebben de staatshoofden en regeringsleiders verzocht om in oktober 2013 eendebat over innovatie te houden en hebben zij de Commissie opgeroepen deindicator te presenteren[4].
Om de Commissiebij de ontwikkeling van de indicator te adviseren, is in 2010 een panel op hoogniveau van leidende innovatoren en economen in het leven geroepen[5]. Het panel heeft de Commissie gevraagd om Eurostat gegevens te latenverzamelen over snelgroeiende ondernemingen in innovatieve sectoren.Tegelijkertijd heeft de Commissie met de OESO samengewerkt bij de ontwikkelingvan sectorale innovatiecoëfficiënten. In oktober en december 2012 en in juli2013 zijn workshops georganiseerd waarin het toepassingsgebied en de definitievan de indicator met de lidstaten zijn besproken.
In deze mededelingwordt een beschrijving van de indicator (punt 2), de criteria en gegevensvoor de ontwikkeling ervan (punt 3) en de uitgevoerde robuustheidanalyse(punt 4) gegeven. De mededeling gaat vergezeld van een werkdocument van dediensten van de Commissie.
2. Het meten vaninnovatieresultaten
Innovatieresultaten kennen vele facetten enverschillen van sector tot sector. Het meten ervan houdt in dat wordtgekwantificeerd in welke mate ideeën voor nieuwe producten en diensten uitinnovatieve sectoren een economische meerwaarde opleveren en de markt kunnenbereiken.
Daarom kunnen innovatieresultaten op meer daneen manier worden vastgelegd. Na een uitgebreide reeks opties te hebbenonderzocht, heeft de Commissie gekozen voor vier IUS-indicatoren, die zijngegroepeerd in drie componenten (octrooien, werkgelegenheid in kennisintensieveactiviteiten (KIA) en concurrentievermogen van kennisintensieve goederen endiensten), en een nieuwe manier van meten van de werkgelegenheid insnelgroeiende ondernemingen in innovatieve sectoren[6].
Bijde component octrooien wordt rekening gehouden met uitvindingen die de kennisbenutten die is voortgebracht door investeringen in O&O en innovatie, endie kunnen worden omgezet in succesvolle technologieën. Ook de indicatoren voorde werkgelegenheidsintensiteit bij geschoolde arbeidskrachten, inkennisintensieve activiteiten en in snelgroeiende bedrijven verschaffen eenaanwijzing van de mate waarin de economie gericht is op de productie vangoederen en diensten met een meerwaarde vanuit innovatieoogpunt. Ten slotte kanaan de hand van de handelsstromen in verband met die producten de capaciteitervan om de wereldmarkten te bereiken worden gemeten[7].
2.1. De componenten van deinnovatie-indicator
De eerste component is de technologische innovatie, die wordtgemeten aan de hand van octrooien als essentieel resultaatvan het O&O- en innovatieproces, die wijzen op hetvermogen van een economie om kennis in technologie om te zetten. Daarom komen beleidsmaatregelen die strekken tot verbetering van hetstelsel van intellectuele-eigendomsrechten (IER) en dat stelsel minder kostbaarmaken, ten goede aan de ondernemingen die groei op eigen innovaties baseren.Maatregelen zoals de professionalisering van de toegang tot IER-dossiers enbelastingverlagingen voor winsten uit octrooien kunnen een belangrijke rolspelen voor een innovatieve bedrijfsdynamiek[8].
De gekozen component, IUS-indicator 2.3.1, maakt gebruik van het aantaloctrooiaanvragen per miljard bbp. De teller is het aantal internationaalingediende aanvragen, waarbij het Europees Octrooibureau (EOB) wordt genoemdals aangewezen bureau overeenkomstig het Verdrag tot samenwerking inzakeoctrooien (PCT). De noemer is het bbp in op de euro gebaseerdekoopkrachtpariteiten. Een intrinsieke vertekening ten gunste van landen waarmeer internationale dan nationale octrooien worden aangevraagd, is mogelijk.Derhalve zijn alternatieve statistieken getest, zoals die met betrekking tot detriadische octrooien uit de octrooidatabank van de OESO.
De tweede component is vooral gericht op devraag hoe hooggekwalificeerde werknemers de economische structuur vaneen land versterken. Investeren in mensen is een uitdaging voor Europa,aangezien onderwijs en opleiding de werknemers de vaardigheden bijbrengen diezij nodig hebben om de basis voor innovaties te leggen. Deze component legt destructurele afstemming van een land op kennisintensieve activiteiten (KIA)vast, doordat wordt gemeten hoeveel mensen emplooi hebben in kennisintensieveactiviteiten in bedrijfstakken waar ten minste een derde van de werknemers inhet bezit is van een hogeronderwijsdiploma, in verhouding tot het totale aantalwerknemers in dat land. Dit is IUS-indicator 3.2.1.
De derde component is het concurrentievermogenvan kennisintensieve goederen en diensten. In een goed functionerendeeconomie weerspiegelt deze component het uit innovatie voortvloeiende vermogenvan de economie om innovatieve producten uit te voeren en deel te nemen aanmondiale waardeketens. Concurrentiebevorderende maatregelen eninnovatiestrategieën versterken elkaar, wat de groei van de werkgelegenheid,het aandeel in de uitvoer en de omzet op ondernemingsniveau ten goede komt. Decomponent is, met toekenning van gelijk gewicht daaraan, de optelsom van debijdrage van de handelsbalans van hightech- en mediumtech-producten aan detotale handelsbalans en van de bijdrage van kennisintensieve diensten aan detotale uitvoer van diensten, de IUS-indicatoren 3.2.2 en 3.2.3.
Ten slotte wordtmet de laatste component de werkgelegenheid in snelgroeiende ondernemingenin innovatieve sectoren gemeten. Het stimuleren van de ontwikkeling vandeze ondernemingen is een integrerend onderdeel van modern onderzoeks- eninnovatiebeleid. Uit studies blijkt dat groei in zeer belangrijke mate afhangtvan snelgroeiende ondernemingen, die een onevenredig groot aantal banen creërenen in tijden van economische neergang tot meer investeringen in innovatiekunnen bijdragen[9].Daarom zijn sommige lidstaten er groot voorstander van datsnelgroeiende ondernemingen gemakkelijker toegang krijgen tot financiering,onder meer voor innovatieve projecten, en tot risicokapitaal in de idee-, start-en vroege groeifase.
Aan de hand van sectorspecifieke innovatiecoëfficiënten die de mate vansectorale innovativiteit weergeven, op basis van scores voor het percentagehogeropgeleiden (KIA-score) en voor de wijze waarop ondernemingen in dezesector zichzelf als innoverend beschouwen (CIS-score), kan onderscheid tusseninnoverende ondernemingen worden gemaakt. De werkgelegenheidsgegevens zijnafkomstig van door Eurostat in 2011 en 2012 op ad-hocbasis verzamelde gegevensvoor het ondernemingenregister. Snelgroeiende ondernemingen zijn ondernemingenmet tien of meer werknemers en een gemiddelde toename van het aantal werknemersvan meer dan 10 % per jaar over een periode van drie jaar. Er wordtvoorgesteld deze component op te nemen in rubriek 3.1.3 van het IUS,"Snelgroeiende innoverende ondernemingen", die is gereserveerd vooreen indicator die de bijdrage van snelgroeiende ondernemingen aan de dynamiekvan de markt weergeeft, zoals is voorzien door de Innovatie-Unie. Dit zou dusde 25ste scorebordindicator kunnen zijn.
2.2. De prestaties per land
Grafiek 1 geeft de scores van deinnovatie-indicatoren in 2010 en 2011 voor de lidstaten en een aantalinternationale partners weer. Bij het gemiddelde gaat het om het gemiddelde vande EU-27, aangezien het IUS 2013 vóór de toetreding van Kroatië isgepubliceerd. Verbeterde tijdreeksen, op basis van langere waarnemingsperiodenen beter op elkaar afgestemde referentiejaren, zijn van essentieel belang enzullen op middellange termijn beschikbaar zijn.
De resultaten en de gevolgen daarvan voor hetbeleid worden nader toegelicht in kader 1 van het werkdocument van dediensten van de Commissie, met bijzondere aandacht voor vier landen: Zweden(beste resultaten), Frankrijk (goede resultaten), Italië (gemiddelde resultaten)en Bulgarije (slechte resultaten)[10].Daarin zijn ook radardiagrammen met de resultaten voor alle componenten enlanden te vinden. Bij deze resultaten zullen uitvoerigelandenbeoordelingsprofielen worden gevoegd.
Grafiek 1. Samengestelde indicator voor het meten vaninnovatieresultaten
Landenscores voor2011 (rode staven) en voor 2010 (kruisjes), met EU-gemiddelde van 100 in 2010
Voor 2011 geven decomponenten de situatie in 2009 (PCT), 2010 (DYN) of 2011 (KIA, COMP) weer.
Voor 2010 zijn decomponenten gebaseerd op de gegevens voor 2008 (PCT), 2009 (DYN) of 2010 (KIA,COMP).
Bron: Europese Commissie
Intotaal worden voor 2011 aan de hand van de landenscores zes categorieën vanprestatieniveaus onderscheiden. Zweden, Duitsland, Ierland en Luxemburg zijn de"best presterende" landen, met scores van meer dan 120 en hoge scoresvoor alle vier componenten. Zij worden gevolgd door Denemarken, Finland en hetVK, die "zeer goed presteren" met scores tussen 110 en 120.Frankrijk, België en Nederland "presteren goed", met indicatorwaardentussen 100 en 110, op de voet gevolgd door een groep landen met"gemiddelde prestaties", te weten Oostenrijk, Hongarije, Slovenië,Italië en Cyprus, die tussen 90 en 100 scoren. Tot de groep landen met "slechterdan gemiddelde prestaties", met scores tussen 80 en 90, behoren Tsjechië,Spanje, Estland, Griekenland, Malta, Roemenië en Slowakije. Ten slotte wordende landen met scores van minder dan 80 geacht "slecht te presteren".Hiertoe behoren Polen, Kroatië, Portugal en Letland alsmede Litouwen enBulgarije; beide laatstgenoemde landen hebben bijzonder lage scores van om ennabij 65, bijna twee keer zo slecht als de hoogste score.
3. De selectiecriteria
Bijde ontwikkeling van de indicator zijn internationale kwaliteitsnormen vanEurostat, de OESO en het IMF als referentiepunt genomen.
3.1. Vier beginselen
Op basis van het conceptuele kader vanEurostat zijn vier beginselen toegepast.
1) Relevantie voor beleid.Centraal stond een eenvoudige en intuïtieve interpretatie, die omvangrijke enrechtstreekse verbanden met de gemeten feiten legt. De indicator maakt hetmogelijk dimensies als IER-voorwaarden, verbetering van de door de markt inkennisintensieve en innovatieve sectoren verlangde vaardigheden, het scheppenvan mogelijkheden voor de handel in kennisintensieve goederen enrandvoorwaarden voor snelgroeiende ondernemingen te monitoren.
2) Kwaliteit van gegevens. Detijdige beschikbaarheid van representatieve en gevalideerde tijdreeksen en hetgebruik van alle beschikbare bronnen werden essentieel geacht.
3) Internationale beschikbaarheid envergelijkbaarheid tussen landen onderling. Het doel was de basis te leggenvoor een indicator die geschikt is voor zinvolle vergelijkingen tussen delanden onderling en benchmarking.
4) Robuustheid. Wereldwijd maakt een groot aantal actoren, waaronder internationaleorganisaties, gebruik van samengestelde indicatoren. Voor de ontwikkelingdaarvan zijn de allernieuwste methoden voor validering enrobuustheidanalyse nodig[11], zodat een beeld ontstaat dat benchmarking mogelijk maakt en aan debeleidsbehoeften tegemoet komt.
Doordat er slechts beperkte gegevensbeschikbaar waren, kon in dit stadium alleen maar ten dele aan decriteria 2 en 3 worden voldaan, en blijft op deze gebieden verder onderzoeknodig. De indicator berust op imputaties voor ontbrekende waarden eninternationale vergelijkbaarheid, die bij de vierde component van de indicatorvoor vier lidstaten en internationale partners zijn uitgevoerd en oprobuustheid zijn getest.
3.2. Gebieden voor toekomstigeanalyses
Er zijn vier gebieden vastgesteld voor verfijning van de indicator,zodat het volledige potentieel ervan kan worden benut.
In de eerste plaats verbetering van de gegevens over snelgroeiendeondernemingen in innovatieve sectoren, wat dekking en regelmatige productiebetreft, met een verplicht verzoek om gegevensverzameling als onderdeel van degewijzigde verordening van de Commissie tot uitvoering van de verordening vanhet Europees Parlement en de Raad betreffende structurele bedrijfsstatistieken,die de financiële sector zal bestrijken. Financiële diensten zijn in ditstadium uitgesloten, maar zijn relevant, gezien de algemene verspreiding ervanen de impact op de economie. De productie van deze gegevens zal tevens een betereonderlinge afstemming van de referentiejaren van de indicator mogelijk maken.
In de tweede plaats analyse van de wijze waarop de gegevens aan de handwaarvan de innovatiecoëfficiënten worden gedefinieerd, kunnen worden verbeterdom uitgebreidere reeksen waarnemingen in de verschillende sectoren en in detijd mogelijk te maken, en van de wijze waarop variaties in intensiteit tussende verschillende landen het best kunnen worden vastgelegd. Hiertoe behoort ookeen gevoeligheidsanalyse van de coëfficiënten, waarvoor gebruik wordt gemaaktvan nieuwe gegevens van de tweejaarlijkse communautaire enquête inzakeinnovatie (CIS) en de jaarlijkse arbeidskrachtenenquête (LFS).
In de derde plaats onderzoek van de vraag of en hoe de gegevens overhet concurrentievermogen van kennisintensieve goederen en diensten zoudenkunnen worden verbeterd, of en hoe de vaardighedencomponent zou kunnen wordenverfijnd om de bijdrage van het onderwijs optimaal vast te leggen, waarbij hetverband ervan met de prestatie-indicator wordt onderzocht, en of en hoe anderestatistieken inzake het succes op de markt van innovaties in aanmerking kunnenworden genomen.
Ten slotte versterking van de internationale dimensie van de indicator,door middel van een ruimere verzameling van gegevens over snelgroeiendeondernemingen en samenwerking met de OESO inzake het internationale bereik vande innovatiecoëfficiënten, met gebruikmaking van vergelijkbare enquêtes inderde landen.
4. Robuustheidanalyse
De monitoring van innovatie brengt uitdagingenmee op het gebied van de kwaliteit van de gegevens en de combinatie ervan inéén enkele maatstaf. De conceptuele en statistische coherentie van de indicatoren de gevolgen van de modelleringsaannames ervan werden derhalve beoordeeld ineen iteratief proces:
1) mogelijke indicatoren werdengeselecteerd met het oog op de relevantie ervan voor het innovatiebeleid, opbasis van literatuuronderzoek, deskundig advies, geografische dekking enactualiteit;
2) er werd gebruikgemaakt van de meestrecente gegevens, met een beschikbaarheid van ten minste 93 % in de tweejaren voor alle componenten;
3) de indicator vertoont eenevenwichtige structuur, aangezien de vier componenten ervan even relevantwerden geacht, waarbij de nominale gewichten ervan als wegingscoëfficiëntenzijn gekozen, volgens een aanpak die vergelijkbaar is met die vantoonaangevende internationale indices zoals de globale innovatie-index (GlobalInnovation Index) en de milieuprestatie-index (Environmental PerformanceIndex);
4) ten slotte zijn de scores en derangschikking van de landen getoetst aan de samenhang ervan met het bestaandegegevensmateriaal, het huidige onderzoek of de heersende theorie.
De modelleringsaannames zijn getest watbetreft imputatie voor ontbrekende gegevens, aggregatieformules, alternatievevarianten voor alle componenten en weging. Er zijn betrouwbaarheidsintervallenvoor de ranglijsten berekend, evenals de afstand tot de efficiëntiegrens.
5. Conclusies
Op verzoek van de Europese Raad wordt in deze mededeling een indicatorvoor innovatieresultaten gepresenteerd, die voortbouwt op de inspanningen vande Commissie om de kwaliteit van het feitenmateriaal ter ondersteuning van debeleidsvorming te verbeteren en de impact van de innovatie te beoordelen.
Door in te zoomenop de innovatieresultaten vormt de indicator een aanvulling op het scorebordvoor de Innovatie-Unie en de beknopte innovatie-index.
In overeenstemming met de Europa 2020-strategie en hetvlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie" zal de indicator de beleidsmakers ondersteunen bij het scheppen van een innovatievriendelijk klimaat.
De indicator is ontwikkeld met gebruikmakingvan internationale kwaliteitsnormen en de allernieuwste statistische analyses.Niettemin heeft de Commissie vastgesteld dat op vier gebieden actie nodig is omhet volledige potentieel van de indicator te kunnen benutten: het betreft hieronder meer verbetering van de internationale vergelijkbaarheid ervan,verbetering van de gegevens over snelgroeiende ondernemingen en analyse van dewijze waarop de gegevensreeksen van de innovatiecoëfficiënten kunnen wordenverbeterd.
De indicator is een samengestelde index, die vier dimensies van deinnovatieresultaten kwantificeert: octrooien, vaardigheden, handel inkennisintensieve goederen en diensten, en werkgelegenheid in snelgroeiendeondernemingen. De resultaten en de beleidsimplicaties ervan worden in hetwerkdocument van de diensten van de Commissie nader toegelicht.
[1] Europa 2020-kerninitiatief Innovatie-Unie,COM(2010) 546 definitief van 6 oktober 2010.
[2] http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/files/ius-2013_en-pdf.
[3] Conclusies van de Raad van 4 februari 2011 (doc. EUCO2/1/11 REV1) en 1 en 2 maart 2012 (doc. EUCO 4/2/12 REV2).
[4] De Europese Raad heeft "een debat volgend jaar overde Europa 2020-strategie" aangekondigd en heeft gevraagd "devoorbereidende werkzaamheden prioritair [...] te richten [op]: (b) [...]innovatie (oktober 2013)", ten aanzien waarvan de Europese Raad "methet oog op zijn besprekingen uit[ziet] naar de tijdige presentatie door deCommissie van [...] haar mededeling "Stand van zaken rond deInnovatie-Unie 2012", met inbegrip van de innovatie-indicator", doc.EUCO 23/13 van de Raad.
[5] Verslag van het panel op hoog niveau over het meten vande innovatie, A. Mas-Colell (voorzitter), september 2010.
[6] De formule voor de indicator is opgenomen invergelijking 1 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.
[7] Er is onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om gebruikte maken van een van de vier aanvullende resultaatindicatoren van het IUS.
[8] "Stand van zaken rond de Innovatie-Unie 2012 -Verandering versnellen", COM(2013)149 final van 21 maart 2013.
[9] OESO (2010), "High-growth Enterprises: WhatGovernments Can Do to Make a Difference". Archibugi, D et al.(2013) "Economic crisis and innovation: is destruction prevailing overaccumulation?" Research Policy 42, 2.
[10] Er worden ook indicaties van de prestaties van internationalepartners, bv. de VS, in verhouding tot die van de EU verstrekt.
[11] Zie: http://composite-indicators.jrc.ec.europa.eu/