Home

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2013 over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een fabrieksgebouw in Bangladesh (2013/2638(RSP))

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2013 over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een fabrieksgebouw in Bangladesh (2013/2638(RSP))

12.2.2016

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 55/120


P7_TA(2013)0230

Arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen na de recente fabrieksbranden en de instorting van een gebouw in Bangladesh

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2013 over arbeidsomstandigheden en gezondheids- en veiligheidsnormen naar aanleiding van de recente fabrieksbranden en de instorting van een fabrieksgebouw in Bangladesh (2013/2638(RSP))

(2016/C 055/19)

Het Europees Parlement,

gezien zijn eerdere resoluties over Bangladesh, in het bijzonder die van 17 januari 2013 over de recente slachtoffers door branden in textielfabrieken, met name in Bangladesh(1), en die van 14 maart 2013 over de situatie in Bangladesh(2) en over duurzaamheid in de mondiale waardeketen voor katoen(3),

gezien de gezamenlijke verklaring van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, en de EU-commissaris belast met handel, Karel De Gucht, van 30 april 2013 na het recente instorten van een gebouw in Bangladesh,

gezien de overeenkomst inzake gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh,

gezien de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over fundamentele beginselen en rechten op het werk, het Global Compact van de Verenigde Naties en de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen,

gezien zijn resoluties van 25 november 2010 over mensenrechten, sociale normen en milieunormen in internationale handelsovereenkomsten(4) en over maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van internationale handelsovereenkomsten(5),

gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Volksrepubliek Bangladesh inzake partnerschap en ontwikkeling(6),

gezien het Stimuleringskader voor veiligheid en gezondheid op het werk (2006, C-187) en het Verdrag betreffende arbeidsveiligheid, gezondheid en het arbeidsmilieu (1981, C-155) van de IAO, die niet zijn geratificeerd door Bangladesh, en de respectieve aanbevelingen daarbij (R-197); gezien het Verdrag betreffende de arbeidsinspectie (1947, C-081), dat door Bangladesh werd ondertekend, en de aanbevelingen daarbij (R-164),

gezien de mededeling van de Commissie met als titel „Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 voor maatschappelijk verantwoord ondernemen” (COM(2011)0681),

gezien zijn resoluties van 6 februari 2013 over maatschappelijk verantwoord ondernemen: verantwoordelijk en transparant zakelijk gedrag en duurzame groei(7), alsook over maatschappelijk verantwoord ondernemen: het bevorderen van de belangen in de samenleving en de weg naar duurzaam en inclusief herstel(8),

gezien de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, waarin voor zowel regeringen als bedrijven een kader is vastgelegd om mensenrechten te beschermen en te eerbiedigen, en die in juni 2011 door de Mensenrechtenraad zijn onderschreven,

gezien de Campagne voor schone kleren,

gezien de conclusies van de IAO-missie op hoog niveau die van 1 tot en met 4 mei 2013 in Bangladesh heeft plaatsgevonden,

gezien artikel 110, leden 2 en 4, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat er bij de instorting van de kledingfabriek in het Rana Plaza-gebouw in Dhaka, de hoofdstad van Bangladesh, op 24 april 2013 meer dan 1 100 mensen om het leven zijn gekomen en ongeveer 2 500 anderen gewond raakten, waarmee dit de ergste tragedie is in de geschiedenis van de mondiale kledingproductie;

B.

overwegende dat er bij de brand in een fabriek van Tazreen Fashion in Ashulia, een buitenwijk van Dhaka, op 24 november 2012 minstens 112 mensen om het leven zijn gekomen; overwegende dat er op 8 mei 2013 ten minste acht mensen zijn omgekomen bij een fabrieksbrand in Dhaka; en overwegende dat er in Bangladesh vóór de tragedie van het Rana Plaza sinds 2005 naar schatting 600 textielwerkers in fabrieksbranden zijn gestorven;

C.

overwegende dat de eigenaar van het Rana Plaza en acht anderen zijn gearresteerd en strafrechtelijk worden vervolgd omdat het gebouw illegaal was neergezet en enorme structurele mankementen vertoonde, maar de werknemers ondanks hun vrees ten aanzien van de veiligheid gedwongen werden door te werken;

D.

overwegende dat de arbeidsomstandigheden in dergelijke textielfabrieken vaak slecht zijn, met weinig respect voor de rechten van werknemers zoals die in de belangrijkste verdragen van de IAO zijn vastgelegd, en vaak met weinig of geen aandacht voor de veiligheid; overwegende dat de eigenaren van dergelijke fabrieken in veel gevallen ongestraft zijn gebleven en daarom weinig gedaan hebben om de arbeidsomstandigheden te verbeteren;

E.

overwegende dat de eigenaar van de Tazreen-fabriek nog altijd op vrije voeten is, hoewel een onderzoekscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de permanente parlementaire commissie inzake arbeidsaangelegenheden tot de slotsom is gekomen dat hij strafrechtelijk moet worden vervolgd wegens onvergeeflijke nalatigheid;

F.

overwegende dat de Europese markt de belangrijkste uitvoerbestemming is voor kleding en textielproducten uit Bangladesh en dat bekende westerse ondernemingen hebben toegegeven dat zij contracten voor de levering van kleding hadden lopen met fabrieken in het Rana Plaza-complex;

G.

overwegende dat Bangladesh de op één na grootste exporteur van confectiekleding is en alleen China voor zich moet dulden; overwegende dat Bangladesh meer dan 5 000 textielfabrieken telt, die werkgelegenheid bieden voor ongeveer 4 miljoen mensen, en overwegende dat kleding tegenwoordig goed is voor 75 % van de uitvoer van Bangladesh;

H.

overwegende dat de textielindustrie als één van de meest vervuilende industriesectoren wordt beschouwd; overwegende dat het spinnen, weven en produceren van industriële vezels de luchtkwaliteit kunnen aantasten en grote hoeveelheden vluchtige agentia in de atmosfeer kunnen vrijgeven die uitermate schadelijk zijn voor werknemers, consumenten en milieu;

I.

overwegende dat de arbeiders in het Rana Plaza naar verluidt slechts 29 EUR per maand verdienden; overwegende dat de arbeidskosten in deze sector volgens de „Campagne voor schone kleren” slechts tussen 1 en 3 % van de eindprijs van een product uitmaken, en overwegende dat de prijsdruk almaar groter wordt;

J.

overwegende dat verscheidende grote westerse ondernemingen, sinds er op grote schaal kritiek is geuit op internationale ondernemingen die met kledingproducenten in Bangladesh werken, inmiddels hun handtekening hebben geplaatst onder een juridisch bindende overeenkomst die door de lokale werknemersorganisaties is opgesteld en ervoor moet zorgen dat er in de kledingfabrieken in Bangladesh basisnormen voor de veiligheid op het werk in acht worden genomen;

1.

betreurt de tragische dood van meer dan 1 100 mensen en de verwondingen die duizenden anderen hebben opgelopen als gevolg van de instorting van het Rana Plaza-gebouw, en die hadden kunnen worden voorkomen; betuigt zijn deelneming aan de familieleden van de slachtoffers en aan de gewonden en veroordeelt de verantwoordelijken voor het feit dat ze nog eens hebben gefaald het verlies van zoveel mensenlevens te verhinderen;

2.

benadrukt dat dergelijke ongevallen het gebrek aan veiligheidsnormen in fabrieken op tragische wijze aan het licht brengen en aantonen dat er dringend actie moet worden ondernomen met het oog op een betere toepassing van de fundamentele arbeidsnormen van de ILO en van de beginselen voor maatschappelijk verantwoord ondernemen door textielmultinationals;

3.

verdedigt het recht van werknemers in Bangladesh om zonder vrees voor intimidatie onafhankelijke vakbonden op te richten, te registreren of hiervan lid te worden; beschouwt het bestaan van democratische vakbondsstructuren als een onmisbaar instrument in de strijd voor betere gezondheids- en veiligheidsnormen en arbeidsomstandigheden, met inbegrip van hogere lonen; dringt er bij de regering van Bangladesh op aan deze grondrechten te waarborgen;

4.

verheugt zich over het feit dat vakbonden, ngo's en ongeveer 40 multinationale textieldetailhandelaars op 15 mei 2013 een overeenkomst hebben gesloten over de gebouwen- en brandveiligheid in Bangladesh, waarmee beoogd wordt de veiligheidsnormen in fabrieken te verbeteren (en die ook regelingen omvat voor de financiering van dergelijke maatregelen), met name middels de oprichting van een onafhankelijk inspectiesysteem, met inbegrip van openbare verslaglegging en verplichte herstellingen en renovaties, en middels actieve steun voor de oprichting in alle fabrieken van gezondheids- en veiligheidscommissies waarin ook de werknemers vertegenwoordigd zijn; roept alle andere relevante textielmerken, met inbegrip van de textieldetailhandelaars Walmart, Gap, Metro, NKD en Ernstings, die elke bindende overeenkomst blijven afwijzen, ertoe op deze inspanning te ondersteunen;

5.

is ingenomen met het op 4 mei 2013 door de regering, werkgevers, werknemers en de IAO overeengekomen actieplan waarin de partijen zich ertoe verbinden om met name de arbeidswetgeving te moderniseren, zodat het werknemers wordt toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van fabriekseigenaars vakbonden op te richten en collectief te onderhandelen, de veiligheid van alle voor de export producerende confectiekledingfabrieken in Bangladesh vóór eind 2013 te controleren, onveilige fabrieken te verplaatsen en honderden extra inspecteurs aan te werven;

6.

hoopt dat de overeenkomst en het actieplan snel en volledig zullen worden uitgevoerd; verheugt zich in dit verband over het feit dat de ministerraad van Bangladesh op 13 mei 2013 Arbeidswet-2013 (Wijziging) heeft goedgekeurd, die onder meer bepalingen omvat inzake groepsverzekeringen en gezondheidsdiensten op het werk; verzoekt het parlement van Bangladesh deze wijziging op zijn komende vergadering zonder uitstel goed te keuren; verheugt zich eveneens over het besluit van de regering van Bangladesh om het minimumloon de komende weken op te trekken, en vraagt de regering van Bangladesh met klem om bedrijven die hun werknemers minder dan het minimumloon betalen en daarmee de wet overtreden, te vervolgen;

7.

herinnert eraan dat Bangladesh uit hoofde van de EBA-regeling („Alles behalve wapens”) in het kader van het SAP (Stelsel van algemene preferenties) belasting- en quotumvrij toegang heeft tot de EU-markt, en dat deze preferenties conform artikel 15, lid 1, van de SAP-verordening kunnen worden ingetrokken indien de relevante toezichthoudende instanties tot de conclusie komen dat er sprake is van ernstige en systematische schendingen van de beginselen die zijn vastgelegd in de in deel A, bijlage III, vermelde verdragen;

8.

vraagt de Commissie om na te gaan of Bangladesh deze verdragen naleeft en rekent erop dat er conform artikel 18 van de SAP-verordening zal worden overwogen een onderzoek in te stellen indien zou blijken dat Bangladesh de in deze verdragen vastgelegde beginselen in ernstige mate en op systematische wijze schendt;

9.

vindt het bijzonder jammer dat de regering van Bangladesh er niet in geslaagd is nationale regelgeving voor gebouwen op te leggen; verzoekt de regering en de relevante gerechtelijke autoriteiten onderzoek te doen naar de aantijgingen dat deze regelgeving niet is uitgevoerd vanwege samenzweringen tussen corrupte ambtenaren en verhuurders die erop uit waren hun kosten te verlagen;

10.

verwacht dat degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan criminele nalatigheid of op een andere manier strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor de instorting van het Rana Plaza-gebouw, de brand in de Tazreen-fabriek en alle andere branden, voor de rechter worden gebracht; verwacht dat de plaatselijke autoriteiten en de fabrieksleiding samenwerken om ervoor te zorgen dat alle slachtoffers onbelemmerd toegang krijgen tot justitie en op die manier schadevergoeding kunnen eisen; verwacht dat de multinationale textieldetailhandelaars die in deze fabrieken hun goederen produceerden, meewerken aan de opstelling van een regeling voor financiële schadevergoeding; is verheugd over de stappen die de regering van Bangladesh al heeft genomen om de slachtoffers en hun families te steunen;

11.

verzoekt alle bedrijven en met name kledingmerken die al dan niet rechtstreeks een beroep doen op fabrieken in Bangladesh en in andere landen, om zich volledig te houden aan de internationaal erkende praktijken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen, in het bijzonder de onlangs geactualiseerde richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen, de tien beginselen van het Global Compact van de VN, de ISO 26000-richtsnoeren inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid, de tripartiete beginselverklaring betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid van de IAO en de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, en hun toeleveringsketens kritisch tegen het licht te houden om ervoor te zorgen dat hun goederen uitsluitend worden geproduceerd in fabrieken waar de veiligheidsnormen en de arbeidsrechten volledig worden geëerbiedigd;

12.

verlangt van de Commissie dat zij verantwoord ondernemen actief bevordert bij EU-bedrijven die in het buitenland actief zijn, met speciale aandacht voor de strikte naleving van al hun wettelijke verplichtingen en in het bijzonder de internationale normen en regels op het gebied van mensenrechten, arbeidsrecht en milieu;

13.

verzoekt detailhandelaren, ngo's en alle andere betrokkenen, waaronder indien toepasselijk ook de Commissie, samen te werken aan de ontwikkeling van een vrijwillige etiketteringsnorm die aangeeft dat een product vervaardigd is met inachtneming van de basisarbeidsvoorschriften van de IAO in de volledige toeleveringsketen ervan; vraagt dat ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen als marketinginstrument gebruiken, de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat al hun beweringen waar zijn;

14.

is ingenomen met de steun van de Commissie aan het Ministerie van Arbeid en Werkgelegenheid van Bangladesh en de Bengalese Vereniging van textielfabrikanten en -exporteurs (BGMEA); vraagt dat deze samenwerking wordt versterkt en eventueel wordt uitgebreid tot andere landen in de regio;

15.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Dienst voor extern optreden, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de VN-Mensenrechtenraad, de regering en het parlement van Bangladesh en de directeur-generaal van de IAO.