Home

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

TOELICHTING

Achtergrond van het voorstel

110 || Motivering en doel van het voorstel Na het arrest van het Europees Hof van Justitie van 19 november 2013 in de zaak C-63/12 moet de Commissie een nieuw voorstel indienen op basis van artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut. Overeenkomstig dit artikel moet de Commissie passende voorstellen indienen bij het Europees Parlement en de Raad, die een besluit nemen overeenkomstig artikel 336 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op 31 augustus 2012 heeft de Commissie bij de Raad een verslag betreffende de uitzonderingsclausule (artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut) (COM(2012) 476) ingediend en op 5 december 2012 heeft zij een werkdocument van de diensten van de Commissie met betrekking tot de uitzonderingsclausuele bij de Raad ingediend (SWD (2012) 428). Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat wanneer de beoordelingen die de Commissie en de Raad hebben verricht tot tegengestelde conclusies hebben geleid, de Commissie verplicht is om aan het Europees Parlement en de Raad passende voorstellen op grond van dit artikel voor te leggen, om het Parlement in het besluitvormingsproces te betrekken en de wetgevers in staat te stellen een beslissing te nemen over passende maatregelen in het licht van de bestaande sociaaleconomische toestand binnen de Unie (overweging 76). Volgens het arrest beschikt de Commissie over een beoordelingsmarge ten aanzien van het passende karakter van de voorstellen, gelet op de sociaaleconomische gegevens en, in voorkomend geval, andere factoren die in aanmerking moeten worden genomen, zoals die welke betrekking hebben op het personeelsbeheer en meer bepaald de behoefte tot aanwerving van personeel (overweging 74). In de hierboven vermelde verslagen van de Commissie wordt systematisch verwezen naar een stagnerende economie en een voortdurende crisis alsook naar een aanzienlijk werkloosheidspercentage en hoge overheidsschulden en -tekorten in de Europese Unie, waarbij evenwel niet wordt geconcludeerd dat de voorwaarden bedoeld in artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut zijn vervuld. Aangezien het Hof van Justitie van oordeel was dat de Commissie geen beoordelingsmarge heeft om te besluiten al dan niet een beroep te doen op de uitzonderingsclausule met betrekking tot deze criteria, vormt de procedure bedoeld in artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut de enige mogelijkheid om bij de aanpassing van de bezoldigingen rekening te houden met een economische crisis en dientengevolge om de in artikel 3, lid 2, van die bijlage vastgelegde criteria buiten toepassing te laten. De Commissie houdt rekening met deze economische en sociale gegevens bij het voorstellen van passende maatregelen om af te wijken van de strikte toepassing van de methode. Tegelijkertijd hebben sinds 2011 een aantal belangrijke ontwikkelingen plaatsgevonden. Het Europees Parlement en de Raad hebben een hervorming van het Statuut goedgekeurd, die onder meer voorziet in een opschorting van de aanpassing van de bezoldigingen, toeslagen en pensioenen in 2013 en 2014, hetgeen resulteert in een bevriezing van de bezoldigingen, toeslagen en pensioenen gedurende twee jaar en verscheidene aanzienlijke wijzigingen in de arbeidsomstandigheden van de personeelsleden van de EU-instellingen zoals maatregelen met betrekking tot de wekelijkse arbeidstijd, de loopbaan, de pensioenen en de verlofdagen, waardoor belangrijke besparingen tot stand komen. Rekening houdend met het resultaat van de normale toepassing van de methode in 2012, de sociaaleconomische toestand, de hervorming van het Statuut alsook de situatie in de voorbije jaren met betrekking tot de aanwerving en beheer van personeel komt de Commissie tot de conclusie dat het onderhavige voorstel alsook het voorstel voor de aanpassing van 2011 passende maatregelen zouden zijn die door de wetgever op grond van artikel 10 van bijlage XI van het Statuut kunnen worden genomen. Overeenkomstig artikel 65 van het Statuut worden de bezoldigingen en pensioenen vóór het einde van elk jaar aangepast. In dit verband vormt de dringende tenuitvoerlegging van de op 19 november 2013 gedane uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak C-63/12 een gegronde reden voor snelle vaststelling van deze verordening. Onderdelen van de nieuwe methode die van belang zijn voor de inhoud van het voorstel Het verslag van Eurostat is op 5 december 2012 bij de Raad ingediend (SWD (2012) 427). Volgens dit verslag is de gemiddelde ontwikkeling van de koopkracht van de bezoldigingen van de nationale ambtenaren voor de referentieperiode, gemeten met de specifieke indicator, gelijk aan -1,1 %. De ontwikkeling van de kosten van levensonderhoud in Brussel voor de referentieperiode bedraagt 2,8 %. De waarde van de aanpassing is gelijk aan het product van de specifieke indicator en het door Eurostat berekende internationale indexcijfer van Brussel. De voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen in België en Luxemburg was derhalve 1,7 %. Het bedrag van de aanpassing moet worden gecorrigeerd om rekening te houden met de bovenvermelde elementen. Wat de strikte toepassing van de methode betreft, acht de Commissie het derhalve passend om de voorgestelde aanpassing van de bezoldigingen en pensioen in België en Luxemburg te verlagen tot 0,9% in plaats van 1,7%.

120 || De economische pariteiten voor de bezoldigingen zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de bezoldigingen tussen de referentiestad Brussel en de andere standplaatsen. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. De economische pariteiten voor de pensioenen zorgen voor gelijkwaardigheid in koopkracht van de pensioenen tussen het referentieland België en de andere landen van verblijf. Eurostat heeft deze pariteiten berekend in overleg met de nationale diensten voor de statistiek. Voor het parallelle voorstel voor 2011 zou dezelfde benadering resulteren in een aanpassing van 0,9% in plaats van 1,7%. Met de nieuwe voorstellen voor 2011 en 2012 zou het effect van de normale toepassing van de in 2011 en 2012 geldende methode dus eigenlijk met 47% worden verminderd.

130 || Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Artikel 65, artikel 10 van bijlage XI en artikel 19 van bijlage XIII van het gewijzigde Statuut

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

|| Raadpleging van belanghebbende partijen

211 || Wijze van raadpleging, voornaamste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Over de elementen van het voorstel is volgens de geldende procedures overleg gepleegd met de vertegenwoordigers van het personeel.

212 || Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden In het voorstel wordt rekening gehouden met de adviezen van de geraadpleegde partijen.

Gevolgen voor de begroting

401 || De gevolgen van de aanpassing van de bezoldigingen en pensioenen voor de administratieve uitgaven en voor de ontvangsten worden uiteengezet in bijgaand financieel memorandum.

2013/0439 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT ENDE RAAD

houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012van de bezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de anderepersoneelsleden van de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiëntendie van toepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VANDE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking vande Europese Unie,

Gezien het Statuut van de ambtenaren van deEuropese Unie en in het bijzonder artikel 10 van bijlage XI bij het Statuut ende Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Handelend volgens de gewonewetgevingsprocedure

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Om in overeenstemming te zijnmet het arrest van het Hof van Justitie in de zaak C-63/12 moet de Commissiewanneer de Raad in deze fase van de procedure vaststelt dat er sprake is vaneen ernstige en plotselinge verslechtering van de sociaaleconomische toestandbinnen de Unie, een voorstel indienen uit hoofde van artikel 336 om hetEuropees Parlement in het wetgevingsproces te betrekken. Evenzo nemen de Raaden het Europees Parlement een besluit op grond van het voorstel van deCommissie waarbij zij rekening houden met de criteria die zijn opgenomen inartikel 65 van het Statuut, waarbij de in de bijlage XI opgenomen bepalingen -met uitzondering van artikel 3, lid 2, van deze bijlage - in acht wordengenomen.

(2)       Wat de inhoud van de passendevoorstellen betreft, heeft het Hof van Justitie bevestigd dat de Commissie overeen beoordelingsmarge beschikt die op artikel 65 van het Statuut gebaseerd moetzijn. Bij het onderzoek naar het bezoldigingspeil kan in voorkomend gevalrekening worden gehouden met andere factoren, zoals het personeelsbeheer en inhet bijzonder de behoefte tot aanwerving van personeel. Binnen haar beoordelingsmargekan de Commissie haar besluit baseren op economische en sociale gegevens zoalsde stagnerende economie in 2012 en voortdurende crisis alsook het hogewerkloosheidspercentage en de hoge overheidsschulden en -tekorten in de EuropeseUnie. Voorts heeft de Commissie rekening gehouden met de ontwikkelingen diesinds 2011 hebben plaatsgevonden, zoals de hervorming van het Statuut en in hetbijzonder de bevriezing gedurende twee jaar van de bezoldigingen, toeslagen enpensioenen van de EU-ambtenaren en de uitbreiding van de wekelijkse arbeidstijdtot 40 uur.

(3)       Uit de gegevens die Eurostatin overleg met de nationale diensten voor de statistiek heeft verstrekt, blijktdat de koopkracht van de nationale ambtenaren met 1,1 % is gedaald.Hetzelfde koopkrachtverlies zou ook van toepassing zijn op de EU-ambtenaren enandere personeelsleden voor de periode 1 juli 2012 - 30 juni 2013 indien deCommissie de normale toepassing van de methode had gevolgd. Rekening houdendemet de economische crisis en de inspanningen waarmee de EU-ambtenaren reedshebben ingestemd, achtte de Commissie het evenwel passend om de voorgesteldeaanpassing van de bezoldigingen en pensioen in België en Luxemburg te verlagentot 0,9%, in plaats van 1,7%.

(4)       Dezelfde benadering zou in 2011resulteren in een aanpassing van 0,9% in plaats van 1,7%. Derhalve zou detotale aanpassing van beide jaren dus 47% lager zijn dan hetgeen het geval zouzijn bij de normale toepassing van de in 2011 en 2012 geldende methode.

(5)       De Commissie heeft bovengenoemdemaatregelen voorgesteld om het Europees Parlement te betrekken bij dewetgevende procedure en de medewetgevers in staat te stellen een beslissing tenemen over passende maatregelen overeenkomstig artikel 336 VWEU.

(6)       Overeenkomstig artikel 65 vanhet Statuut worden de bezoldigingen en pensioenen voor het einde van elk jaaraangepast. In dit verband vormt de dringende tenuitvoerlegging van de op 19november 2013 gedane uitspraak van het Hof van Justitie in de zaak C-63/12 eengegronde reden voor snelle vaststelling van deze verordening.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENINGVASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 juli 2012 wordt in artikel 63,tweede alinea, van het Statuut " 1 juli 2011" vervangen door " 1juli 2012".

Artikel 2

Met ingang van 1 juli 2012 wordt in artikel 66van het Statuut de tabel van de maandelijkse basissalarissen die van toepassingis voor de berekening van de bezoldigingen en de pensioenen, vervangen door devolgende tabel:

Artikel 3

Met ingang van 1 juli 2012 worden deaanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 64 van het Statuut vantoepassing zijn op de bezoldiging van de ambtenaren en de anderepersoneelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 2 van deonderstaande tabel.

Met ingang van 1 januari 2013 wordende aanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 17, lid 3, vanbijlage VII bij het Statuut van toepassing zijn op de overmakingen van deambtenaren en de andere personeelsleden vastgesteld zoals aangegeven in kolom 3van de onderstaande tabel.

Met ingang van 1 juli 2012 worden deaanpassingscoëfficiënten die op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIIIbij het Statuut van toepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoalsaangegeven in kolom 4 van de onderstaande tabel.

Met ingang van 16 mei 2012 worden de aanpassingscoëfficiëntendie op grond van artikel 20, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut vantoepassing zijn op de pensioenen vastgesteld zoals aangegeven in kolom 5 van deonderstaande tabel. De datum waarop de jaarlijkse aanpassing voor die lidstatenvan kracht wordt, is 16 mei 2012.

Artikel 4

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de toelagevoor het in artikel 42 bis, tweede en derde alinea, van het Statuut bedoeldeouderschapsverlof 928,22 EUR, en die voor alleenstaande ouders 1237,61EUR.

Artikel 5

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt hetbasisbedrag van de kostwinnerstoelage als bedoeld in artikel 1, lid 1, vanbijlage VII bij het Statuut 173,60 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt dekindertoelage als bedoeld in artikel 2, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 379,34 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt deschooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut 257,39 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt deschooltoelage als bedoeld in artikel 3, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut 92,67 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt hetminimumbedrag van de ontheemdingstoelage als bedoeld in artikel 69 van hetStatuut en in artikel 4, lid 1, tweede alinea, van bijlage VIIbij het Statuut 514,53 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 134 van de Regeling welke van toepassing is op de anderepersoneelsleden bedoelde ontheemdingstoelage 369,88 EUR.

Artikel 6

Met ingang van 1 januari 2013 wordt de inartikel 8, lid 2, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde kilometervergoedingals volgt aangepast:

0 EUR per km voor het gedeelte van deafstand tussen 0 en 200 km

0,3858 EUR per km voor het gedeelte vande afstand tussen 201 en 1 000 km

0,6430 EUR per km voor het gedeelte vande afstand tussen 1 001 en 2 000 km

0,3858 EUR per km voor het gedeelte vande afstand tussen 2 001 en 3 000 km

0,1284 EUR per km voor het gedeelte vande afstand tussen 3 001 en 4 000 km

0,0620 EUR per km voor het gedeelte vande afstand tussen 4 001 en 10 000 km

0 EUR per km voor het gedeelte van deafstand dat hoger ligt dan 10 000 km

Aan deze kilometervergoeding wordt eenforfaitair supplement toegevoegd van:

- 192,91 EUR als de afstand per spoor tussen destandplaats en de plaats van herkomst tussen 725 km en 1 450 km bedraagt;

- 385,78 EUR als de afstand per spoor tussen destandplaats en de plaats van herkomst meer dan 1 450 km bedraagt.

Artikel 7

Met ingang van 1 juli 2012 bedraagt de inartikel 10, lid 1, van bijlage VII bij het Statuut bedoelde dagvergoeding:

- 39,88 EUR voor ambtenaren die recht hebben opde kostwinnerstoelage;

- 32,15 EUR voor ambtenaren die geen rechthebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 8

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag voor de inrichtingsvergoeding als bedoeld in artikel 24,lid 3, van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsledenvastgesteld op:

- 1135,15 EUR voor personeelsleden die recht hebbenop de kostwinnerstoelage;

- 674,96 EUR voor personeelsleden die geen rechthebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 9

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 28 bis, lid3, tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de anderepersoneelsleden vastgesteld op 1361,36 EUR en het maximumbedrag op 2722,75 EUR,en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 1237,61 EUR.

Artikel 10

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de in artikel93 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden opgenomentabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door de volgende tabel:

Artikel 11

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag van de in artikel 94 van de Regeling welke van toepassing is opde andere personeelsleden bedoelde inrichtingsvergoeding vastgesteld op:

- 853,83 EUR voor personeelsleden die rechthebben op de kostwinnerstoelage;

- 506,21 EUR voor personeelsleden die geen rechthebben op de kostwinnerstoelage.

Artikel 12

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 96, lid 3,tweede alinea, van de Regeling die van toepassing is op de anderepersoneelsleden vastgesteld op 1021,04 EUR en het maximumbedrag op 2042,04 EUR,en wordt het vaste bedrag dat moet worden afgetrokken, vastgesteld op 928,22 EUR.

Met ingang van 1 juli 2012 wordt hetminimumbedrag voor de werkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 136 van deRegeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vastgesteld op 898,28 EURen het maximumbedrag op 2113,60 EUR.

Artikel 13

Met ingang van 1 juli 2012 worden de inartikel 1, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76[1]van de Raad bedoeldetoeslagen voor continu- of ploegendienst vastgesteld op 389,08 EUR, 587,27 EUR,642,10 EUR en 875,39 EUR.

Artikel 14

Met ingang van 1 juli 2012 wordt op de inartikel 4 van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68[2] van de Raad genoemdebedragen een coëfficiënt toegepast van 5,616515.

Artikel 15

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de tabel inartikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut vervangendoor de volgende tabel:

Artikel 16

Met ingang van 1 juli 2012 wordt, voor detoepassing van artikel 18, lid 1, van bijlage XIII bij het Statuut, de vastevergoeding genoemd in het vroegere artikel 4 bis van bijlage VII bij hetStatuut dat vóór 1 mei 2004 van kracht was, vastgesteld op:

- 134,23 EUR per maand voor ambtenaren inde rangen C4 en C5;

- 205,80 EUR per maand voor ambtenaren inde rangen C1, C2 en C3.

Artikel 17

Met ingang van 1 juli 2012 wordt de in artikel133 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsledenopgenomen tabel van de maandelijkse basissalarissen vervangen door deonderstaande tabel:

Artikel 18

Deze verordening treedt in werking op de dagna die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in alhaar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement                         Voorde Raad:

De Voorzitter                                                 DeVoorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM VOORVOORSTELLEN

1.           KADER VAN HETVOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van hetvoorstel/initiatief

Voorstelvoor een verordening houdende aanpassing met ingang van 1 juli 2012 van debezoldigingen en de pensioenen van de ambtenaren en de andere personeelsledenvan de Europese Unie, alsmede van de aanpassingscoëfficiënten die vantoepassing zijn op deze bezoldigingen en pensioenen.

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en)in de ABM/ABB-structuur[3]

Betreftpotentieel alle beleidsterreinen en activiteiten.

1.3.        Motivering van hetvoorstel/initiatief

1.3.1.     Behoefte(n) waarin op korte oflange termijn moet worden voorzien

Ervoorzorgen dat de koopkracht van de bezoldigingen en de pensioenen van deEU-ambtenaren gelijke tred houdt met de koopkracht van de ambtenaren van decentrale overheid in de lidstaten.

1.4.        Duur en financiële gevolgen

ý Voorstel/initiatief met een onbeperktegeldigheidsduur

- Uitvoering met een opstartperiode vanaf 1 januari 2014,

- gevolgd door een volledige uitvoering.

1.5.        Beheersvorm(en)[4]

ýDirect gecentraliseerd beheer door deCommissie PMO

2.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGENVAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

2.1.        Rubriek(en) van het meerjarigfinancieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Het voorstel heeft financiële gevolgen voor alle begrotingsonderdelen inverband met personeelsuitgaven in alle instellingen en agentschappen, dat wilzeggen het betreft de uitgaven voor de salarissen van het personeel bij decentrale diensten en in de delegaties, de arbeidscontractanten, het personeelin de administratieve kantoren, de leden, de parlementaire assistenten, hetonderzoekspersoneel, het personeel dat onder BA-onderdelen wordt gefinancierden het personeel dat wordt betaald op grond van de bepalingen inzake vervroegdedienstbeëindiging, en voor de pensioenen.

In volgorde van derubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage

Aantal [Beschrijving ..] || GK/NGK ([5]) || van EVA[6]landen || van kandidaat-lidstaten[7] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

|| XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Uitgaven voor de parlementaire assistenten || NGK || NEE || NEE || NEE || NEE

2.2.        Geraamde gevolgen voor deuitgaven

2.2.1.     Samenvatting van de geraamdegevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader || Aantal || XX.01.01.01 en hoofdstuk 11, hoofdstuk 42 Uitgaven voor de parlementaire assistenten

Rubriek van het meerjarig financieel kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Verdere jaren || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (Totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 132,9 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || Niet beschikbaar

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Verdere jaren || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 132,9 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || Niet beschikbaar

Betalingen || 132,9 || 53,2 || 53,2 || 53.2 || 53,2 || 53,2 || 53,2 || Niet beschikbaar

2.2.2.       Geraamde gevolgen voor debeleidskredieten

- ý Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

2.2.3.     Geraamde gevolgen voor deadministratieve kredieten

2.2.3.1.  Samenvatting

- ýVoor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

2.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

- ýVoor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

2.2.4.     Verenigbaarheid met het huidigmeerjarig financieel kader

- ý Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarigfinancieel kader

2.2.5.     Bijdrage van derden aan definanciering

- Het voorstel/initiatief voorziet niet inmedefinanciering door derden

2.3.        Geraamde gevolgen voor deontvangsten

- ¨ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor deontvangsten

- ý Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiëlegevolgen:

- ¨ voor de eigen middelen

- ý voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief

Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Verdere jaren

Artikel 410 Pensioenbijdrage || 437,7 || 10,7 || 4,3 || 4,3 || 4,3 || 4,3 || 4.3 || 4,3

Artikel 400 Belastingen || 591,7 || 14,3 || 5,7 || 5,7 || 5,7 || 5,7 || 5,7 || 5,7

Artikel 410 Speciale heffing || 60,1 || 1,0 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6 || 0,6

Vermeld de wijze vanberekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

Degevolgen voor de ontvangsten zijn berekend op basis van de betaling vanbezoldigingen en pensioenen voor de maand juli en met toepassing van het effectvan de aanpassing.

[1]               Verordening(EGKS, EEG, Euratom) nr. 300/76 van de Raad van 9 februari 1976 tot vaststellingvan de categorieën van begunstigden, de voorwaarden voor toekenning en dehoogte van de toeslagen die kunnen worden toegekend aan ambtenaren die hunwerkzaamheden verrichten in het kader van een continu- of ploegendienst (PB L 38van 13.2.1976, blz. 1). Verordeningaangevuld bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 1307/87(PB L 124 van 13.5.1987, blz. 6).

[2]               Verordening(EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 van de Raad van 29 februari 1968 totvaststelling van de voorwaarden en de wijze van heffing van de belasting tenbate van de Europese Gemeenschappen (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8).

[3]               ABM:Activiteitsgestuurd beheer - ABB: Activiteitsgestuurde begroting.

[4]               Naderegegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglementzijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html.

[5]               GK=gesplitste kredieten / NGK= niet-gesplitste kredieten.

[6]               EVA:Europese Vrijhandelsassociatie.

[7]               Kandidaat-lidstatenen, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de WestelijkeBalkan.