Home

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 5 december 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/39.437 — TV- en Computerbeeldbuizen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8839) Voor de EER relevante tekst

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 5 december 2012 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak COMP/39.437 — TV- en Computerbeeldbuizen) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8839) Voor de EER relevante tekst

19.10.2013

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 303/13


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 5 december 2012

inzake een procedure op grond van artikel 101 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak COMP/39.437 — TV- en Computerbeeldbuizen)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8839)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

2013/C 303/07

Op 5 december 2012 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad(1)publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1. INLEIDING

(1)

Op 5 december 2012 heeft de Europese Commissie een besluit vastgesteld betreffende twee afzonderlijke inbreuken op artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-Overeenkomst in de kathodestraalbuizensector. Het betreft inbreuken waarbij de adressaten van het besluit afspraken hebben gemaakt over prijzen, marktaandelen, klanten en productie, alsook vertrouwelijke informatie hebben uitgewisseld en toegezien op de uitvoering van deze heimelijke regelingen.

(2)

Het besluit was gericht tot de volgende rechtspersonen: Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd., CPTF Optronics Co., Ltd. (hierna „Chunghwa” genoemd), Samsung SDI Co., Ltd., Samsung SDI (Malaysia) Berhad, Samsung SDI Germany GmbH (hierna „Samsung SDI” genoemd), Koninklijke Philips Electronics NV (hierna „Philips” genoemd), LG Electronics, Inc (hierna „LGE” genoemd), Panasonic Corporation (hierna „Panasonic” genoemd), Toshiba Corporation (hierna „Toshiba” genoemd), MT Picture Display Co., Ltd. (hierna „MTPD” genoemd), Technicolor SA (hierna „Technicolor” genoemd).

2. BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1. Betrokken product

(3)

Het betrokken product, een kathodestraalbuis, is een vacuüm glazen ballon met een elektronenkanon en een fluorescentiescherm. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee types kathodestraalbuizen; de twee afzonderlijke inbreuken hadden elk op één ervan betrekking: i) colour display tubes (CDT's) die gebruikt worden in computerschermen en ii) colour picture tubes (CPT's) voor kleurentelevisietoestellen.

(4)

Vanaf het begin van de jaren 2000 werd de technologie van de kathodestraalbuizen geleidelijk vervangen door alternatieve technieken zoals lcd- en plasmaschermen.

2.2. Procedure

(5)

Nadat Chunghwa op grond van de clementieregeling van 2006 een verzoek om immuniteit had ingediend, voerde de Commissie in november 2007 inspecties uit. Vervolgens ontving de Commissie clementieverzoeken van Samsung SDI, Panasonic (samen met MTPD), Philips en Technicolor. Daarnaast werden verschillende verzoeken om inlichtingen aan de partijen gezonden.

(6)

Op 23 november 2009 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar aangenomen. De mondelinge hoorzitting vond op 26 en 27 mei 2010 plaats. Op 2 december 2010 stuurde de Commissie een letter of facts aan Panasonic, MTPD en Toshiba over de beslissende invloed die de moedermaatschappijen op MTPD uitoefenen.

(7)

Op 1 juni 2012 heeft de Commissie aanvullende mededelingen van punten van bezwaar aan Philips en LGE gericht betreffende de aansprakelijkheid van deze ondernemingen. Op 6 september 2012 vond voor deze partijen een hoorzitting plaats. Op 5 juli 2012 heeft de Commissie aan alle adressaten van de mededeling van punten van bezwaar van 23 november 2009 een letter of facts gezonden inzake de deelnemers aan de kartelcontacten van de Philips-groep, de LGE-groep en de joint-venturegroep Philips/LGE.

(8)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities bracht op 19 november 2012 en 3 december 2012 een gunstig advies uit.

2.3. Samenvatting van de Inbreuken

(9)

Alles bij elkaar genomen duurde het CDT-kartel van oktober 1996 tot maart 2006 en het CPT-kartel van december 1997 tot november 2006.

(10)

De adressaten van het besluit met betrekking tot het CDT-kartel stelden prijzen vast, wezen marktaandelen en klanten toe en beperkten de productie. De adressaten van het besluit met betrekking tot het CPT-kartel stelden prijzen vast, wezen marktaandelen toe en beperkten de productie. In beide kartels werd ook geregeld toegezien op de prijsafspraken, de verdeling van de markt en de productiebeperkingen en, in het geval van het CDT-kartel, werden de capaciteitsbeperkingen soms ook gecontroleerd door bezoeken aan de fabrieken. In beide kartels wisselden de adressaten eveneens commercieel gevoelige informatie uit. In het CPT-kartel probeerden de adressaten ook een prijsverschil in stand te houden tussen identieke producten die in Europa en Azië werden verkocht.

(11)

De twee kartels waren zeer goed georganiseerd. Er werden regelmatig multilaterale bijeenkomsten gehouden met de verschillende bedrijfsniveaus van de adressaten, tot het hoogste niveau. De multilaterale bijeenkomsten werden aangevuld met bilaterale vergaderingen en andere contacten. Oorspronkelijk werden CDT's en CPT's tijdens dezelfde kartelcontacten besproken, maar vrij snel werd een opsplitsing gemaakt tussen CDT- en CPT-besprekingen. Parallel met de ontwikkelingen in de sector wijzigde de focus van de kartelcontacten in de loop der jaren, bijvoorbeeld omdat er steeds meer vraag was naar grotere kathodestraalbuizen.

(12)

In het CDT-kartel vonden de kartelcontacten voornamelijk in Azië plaats, terwijl er in het kader van het CPT-kartel zowel in Azië als in Europa kartelcontacten waren. Vanaf 1999 werden de CPT-kartelcontacten steeds vaker ook in Europa georganiseerd als aanvulling op de kartelbijeenkomsten die in Azië werden gehouden. In het CPT-kartel werden de regelingen die in de Aziatische en Europese kartelcontacten werden getroffen op elkaar afgestemd. De Europese bijeenkomsten waren in het bijzonder op Europa toegespitst, terwijl de Aziatische kartelcontacten de hele wereld betroffen. Karteloverleg met betrekking tot Europa vond echter duidelijk zowel in Azië als in Europa plaats.

2.4. Adressaten

(13)

De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door, gedurende de aangegeven perioden, deel te nemen aan één enkel en voortdurend geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van de colour display tubes voor gebruik in computerschermen:

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd., CPTF Optronics Co., Ltd.: van 24 oktober 1996 tot en met 14 maart 2006;

b)

Samsung SDI Co., Ltd., Samsung SDI (Malaysia) Berhad: van 23 november 1996 tot en met 14 maart 2006;

c)

Koninklijke Philips Electronics NV: van 28 januari 1997 tot en met 30 januari 2006;

d)

LG Electronics, Inc.: van 24 oktober 1996 tot en met 30 januari 2006.

(14)

De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 101 van het Verdrag en artikel 53 van de EER-Overeenkomst door, gedurende de aangegeven perioden, deel te nemen aan één enkel en voortdurend geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector van de colour picture tubes voor gebruik in kleurentelevisietoestellen:

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd., CPTF Optronics Co., Ltd.: van 3 december 1997 tot en met 6 december 2005;

b)

Samsung SDI Co., Ltd., Samsung SDI (Malaysia) Berhad, Samsung SDI Germany GmbH: van 3 december 1997 tot en met 15 november 2006;

c)

Panasonic Corporation: van 15 juli 1999 tot en met 12 juni 2006;

d)

Toshiba Corporation: van 16 mei 2000 tot en met 12 juni 2006;

e)

MT Picture Display Co., Ltd.: van 1 april 2003 tot en met 12 juni 2006;

f)

Koninklijke Philips Electronics NV: van 21 september 1999 tot en met 30 januari 2006;

g)

LG Electronics, Inc.: van 3 december 1997 tot en met 30 januari 2006;

h)

Technicolor SA: van 25 maart 1999 tot en met 19 september 2005.

2.5. Sancties

(15)

In het besluit worden de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006(2) toegepast.

2.5.1. Basisbedrag van de geldboete

(16)

Het basisbedrag van de aan de betrokken ondernemingen op te leggen geldboete moet worden vastgesteld aan de hand van de relevante waarde van de op de desbetreffende geografische EER-markt door de ondernemingen verkochte goederen of diensten waarop de inbreuk betrekking had.

(17)

Voor het vaststellen van de waarde van de verkopen bestaat de betrokken EER-omzet in dit geval uit die verkopen waarbij de eerste „echte” verkoop van een CDT of CPT — als zodanig of verwerkt in een eindproduct, namelijk een computer of kleurentelevisietoestel — tijdens de periode van de inbreuk in de EER werd gesloten. Deze omvat zowel rechtstreekse EER-verkopen (d.w.z. CDT's of CPT's die rechtstreeks aan afnemers in de EER worden verkocht) als rechtstreekse EER-verkopen via verwerkte producten (d.w.z. CDT's of CPT's die binnen een groep in een computerscherm of kleurentelevisietoestel worden verwerkt en vervolgens aan afnemers in de EER worden verkocht) door een van de adressaten van het besluit of hun joint venture. De verkoop van CDT's en CPT's aan afnemers binnen een groep maakte in dit geval deel uit van de kartelbesprekingen en wordt daarom in de waarde van de verkopen begrepen. Voor de berekening van de respectieve waarde van de verkopen wordt de waarde van de CDT's en CPT's meegeteld voor zover de verwerkte producten door de deelnemer aan het kartel in de EER aan niet-verbonden afnemers worden verkocht.

(18)

Voor het vaststellen van de relevante waarde van de verkopen neemt de Commissie de verkoop van producten die in de EER zijn geleverd in aanmerking. Hierdoor wordt een nauwe band met de EER gecreëerd en wordt het economische belang van de inbreuk in de EER weerspiegeld.

(19)

In dit geval verdient het aanbeveling om voor de berekening van de „waarde van de verkopen” uit te gaan van de gemiddelde jaaromzet (gebaseerd op de werkelijke verkopen voor de gehele duur van de inbreuk), omdat de verkopen van alle ondernemingen tussen het begin en het einde van de inbreuk aanzienlijk zijn gedaald en de waarde van de verkopen per jaar sterk uiteenloopt.

(20)

Gezien de aard van de inbreuken, de geografische omvang en de uitvoering ervan, is het percentage voor het variabele bedrag van de geldboete en het bijkomende bedrag („toetredingsrecht”) voor alle ondernemingen waaraan het besluit is gericht, vastgesteld op 19 % van de waarde van de verkopen wat betreft het CDT-kartel en op 18 % van de waarde van de verkopen wat betreft het CPT-kartel.

(21)

Tot eind juni 2001 nam LGE rechtstreeks en via dochterondernemingen deel aan het CPT- en CDT-kartel en deed Philips dit via dochterondernemingen; daarna bleven beide via de joint venture Philips/LGE deelnemen. Tot eind maart 2003 nam Panasonic rechtstreeks en via dochterondernemingen deel aan het CPT-kartel en deed Toshiba dit rechtstreeks; daarna bleven beide via de joint venture MTPD deelnemen. Bijgevolg worden aparte extra bedragen alleen aan de moederondernemingen van de respectieve joint ventures opgelegd, namelijk Philips, LGE, Panasonic en Toshiba.

(22)

In dit geval neemt de Commissie de werkelijke duur van de deelname aan de inbreuken door de betrokken ondernemingen in aanmerking, in maanden, naar beneden afgerond en pro rata, om zo ten volle rekening te houden met de duur van de deelname van elke onderneming, wat in de volgende vermenigvuldigingsfactoren resulteert:

A. CDT-kartel

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd. en CPTF Optronics Co., Ltd.: gezamenlijk en hoofdelijk — 9,33;

b)

Samsung SDI Co., Ltd. en Samsung SDI (Malaysia) Berhad: gezamenlijk en hoofdelijk — 9,25;

c)

Koninklijke Philips Electronics NV: vóór de joint venture Philips/LGE — 4,41;

d)

LG Electronics, Inc.: vóór de joint venture Philips/LGE — 4,66;

e)

Koninklijke Philips Electronics NV en LG Electronics, Inc.: tijdens de joint venture Philips/LGE — 4,5;

B. CPT-kartel

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd. en CPTF Optronics Co., Ltd.: gezamenlijk en hoofdelijk — 8;

b)

Samsung SDI Co., Ltd, Samsung SDI Germany GmbH en Samsung SDI (Malaysia) Berhad: gezamenlijk en hoofdelijk — 8,91;

c)

Koninklijke Philips Electronics NV: vóór de joint venture Philips/LGE — 1,75;

d)

LG Electronics, Inc.: vóór de joint venture Philips/LGE — 3,5;

e)

Koninklijke Philips Electronics NV en LG Electronics, Inc.: tijdens de joint venture Philips/LGE — 4,5;

f)

Technicolor SA — 6,41;

g)

Panasonic Corporation: vóór de joint venture MTPD — 3,66;

h)

Toshiba Corporation: vóór de joint venture MTPD — 2,83;

i)

Panasonic Corporation, Toshiba Corporation en MT Picture Display Co., Ltd.: tijdens de joint venture MTPD — 3,16.

2.5.2. Aanpassingen van het basisbedrag

(23)

In deze zaak is er geen sprake van verzwarende of verzachtende omstandigheden.

2.5.3. Specifieke verhoging met het oog op afschrikking

(24)

In dit geval is een afschrikkingsfactor voor de op te leggen geldboeten van 1,1 van toepassing op Toshiba, en van 1,2 op Panasonic en MTPD.

2.5.4. Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(25)

Het definitieve bedrag van de individuele geldboeten bedraagt minder dan 10 % van de wereldwijde omzet van de ondernemingen waaraan het besluit is gericht.

2.5.5. Toepassing van de clementieregeling van 2006

(26)

Chunghwa heeft als eerste inlichtingen en bewijsmateriaal verstrekt die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. De op te leggen boete werd voor zowel het CDT- als het CPT-kartel met 100 % verminderd.

(27)

Voor Samsung SDI werden de geldboeten die haar anders voor zowel het CDT- als het CPT-kartel zouden zijn opgelegd, met 40 % verminderd.

(28)

Voor Philips werden de geldboeten die haar anders voor zowel het CDT- als het CPT-kartel zouden zijn opgelegd, met 30 % verminderd.

(29)

Voor Technicolor werden de geldboeten die haar anders voor het CPT-kartel zouden zijn opgelegd, met 10 % verminderd.

(30)

De Commissie concludeerde dat Panasonic en MTPD niet in aanmerking kwamen voor een vermindering van de geldboeten.

2.5.6. Onvermogen om te betalen

(31)

Eén onderneming heeft zich beroepen op haar onvermogen om te betalen krachtens punt 35 van de richtsnoeren inzake geldboeten van 2006. De Commissie heeft deze bewering onderzocht en een zorgvuldige analyse gemaakt van de financiële situatie van deze onderneming en van de specifieke sociaal-economische context. Na dit onderzoek heeft de Commissie een vermindering van de geldboete toegekend.

3. IN HET BESLUIT OPGELEGDE GELDBOETEN

(32)

Voor de enkele, voortgezette inbreuk met betrekking tot de sector van de colour display tubes voor gebruik in computerschermen worden de volgende geldboeten opgelegd:

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd., CPTF Optronics Co., Ltd., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

Samsung SDI Co., Ltd. en Samsung SDI (Malaysia) Berhad, gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 69 418 000 EUR;

c)

Koninklijke Philips Electronics NV: 73 185 000 EUR;

d)

LG Electronics, Inc.: 116 536 000 EUR;

e)

Koninklijke Philips Electronics NV en LG Electronics Inc., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 69 048 000 EUR;

(33)

Voor de enkele, voortgezette inbreuk met betrekking tot de sector van de colour picture tubes voor gebruik in kleurentelevisietoestellen worden de volgende geldboeten opgelegd:

a)

Chunghwa Picture Tubes Co., Ltd., Chunghwa Picture Tubes (Malaysia) Sdn. Bhd., CPTF Optronics Co., Ltd., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 0 EUR;

b)

Samsung SDI Co., Ltd., Samsung SDI (Malaysia) Berhad, Samsung SDI Germany GmbH, gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 81 424 000 EUR;

c)

Koninklijke Philips Electronics NV: 240 171 000 EUR;

d)

LG Electronics, Inc.: 179 061 000 EUR;

e)

Koninklijke Philips Electronics NV en LG Electronics Inc., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 322 892 000 EUR;

f)

Panasonic Corporation: 157 478 000 EUR;

g)

Toshiba Corporation: 28 048 000 EUR;

h)

Panasonic Corporation, Toshiba Corporation en MT Picture Display Co., Ltd., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 86 738 000 EUR;

i)

Panasonic Corporation en MT Picture Display Co., Ltd., gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk: 7 885 000 EUR;

j)

Technicolor SA: 38 631 000 EUR.